WAT HEB IK JE GEDAAN
N 49.
Woensdag 11 Februari 1925.
112° Jaargang.
FEUILLETON
What is in a
name
ABONNEMENT
Prijs per kwartaal, in Goes f 2,
buiten Goe3 f2.
Afzonderlijke nummers 5 cent.
Verschijnt: Maandag-, Woensdag
en Vrijdagavond.
GOESCHE
GRgave Ndaml. Venn. „Goesche Courant"
OOIRAM
-i
en Kleenwens Ross' Drukkers- en Uitgeversbedrijf
ADVERTENTIE N.
van 15 regels f 1,20, elke regel
meer 24 cent.
Driemaal plaatsing wordt tweemaal
berekend.
Familieberichten 110 regels f2,40.
Bewijsnummers 5 cent.
Advertentiën worden aangenomen
tot 12 uur voormiddag.
DE POSITIE VAN DEN
ONDERNEMER.
Bij zuigelingen en kinderen geneest men de ontstoken
roode en besmettende deelen spoedig door middel van PUROL.
In een vorig nr. hebben we het een en
ander gemeld over de beteekenis van de
functie van den ondernemer in het maat
schappelijk leven.
Van deze positie vormen vele menJ
schen zich geen juist denkbeeld.
Vaak wordt de ondernemer beschouwd
als iemand die slapende rijk wordt van
het werk van anderen. Niets is echter
minder waar. De kopzorg, de slapelooze
nachten zijn voor den ondernemer en met
het rijk worden loopt het zoo n vaart niet.
Integendeel! Men zie de faillissements-
lijsten maar eens na.
Tot het vestigen van deze verkeerde
meening hebben vooral bijgedragen de de
magogische spotprenten in soc. dem. bla
den, waarinde kapitalist werd voorgesteld
als de man in den bontjas, zittend op de
brandkast, met een breed-geringde havanna
in den mond. j
Met deze figuur heeft het minder ont
wikkelde volk langzamerhand zoo onge-
veer iederen ondernemer-eigenaar vereen
zelvigd.
Ook bij de regeering is in de laatste
jaren een neiging ontstaan om den onder-
nemer niet het minimum (het voorkomen
van wantoestanden) doch het summum van
lasten op te leggen.
Zet maar eens een nieuw bedrijf op!
Inste^le van iemand die het algemeen be
lang dient, door werk te verschaffen),
wordt gc beschouwd met het wantrou
wen dat men tegenover misdadigers aan
den dag pleegt te leggen. Voorschriften
en controle zijn schering en inslag.
Men is klaarblijkelijk de meening toe
gedaan dat de ondernemer wel tegen een
stootje kan en men krijgt den indruk, dat
de positie van den ondernemer een zeer
bevoorrechte is.
Gaan we nu eens na wat prof. dr.
H. W. C. Bordewijk, (niet prof. Bruijn9
zooals we in een vorig nr. abusievelijk
schreven) over de positie van den onder
nemer opmerkte op de Midden stands ver
gadering. Spr. zeide liet volgende:
Van dien ondernemer dienen wij ons
een- duidelijke voorstelling te maken. Hij
is het die zaken doet voor eigen rekening
en daarvan zijn beroep maakt. Hij kan
een natuurlijk of een rechtspersoon zijn.
Naar het recht gesproken, is hij eigenaar
van zijn zaak; de vorderingen en schulden
der onderneming zijn de zijne. Een en
ander heeft belangrijke economische ge
volgen. Men denke aan het risico van den
eigenaar, het kapitaalsrisico van den on
dernemer. Tegenover den eigendom, het
hoogste recht, staat de grootste verant
woordelijkheid. Zelf moet hij de gevolgen
dragen van de uitoefening van zijn be
voegdheid. Die twee dingen zijln onaf
scheidelijk verbonden. En nu weten wij',
dat verantwoordelijkheid den mensch ver
sterkt, gemis daarvan de energie verslapt.
Daarom kan men aan het volk dan ook
geen grooter ondienst bewijzen, dan door
het voor te houden, dat de Staat wel als 1
een vader voor zijn kinderen zal zorgen, j
Van dien Staat, waarvan men alle heil
verwacht, heeft zoo menigeen een ver
keerde voorstelling, omdat hij niet be
grijpt, dat de Staat niets meer is dan een
schotje, waarachter precies dezelfde men
schen staan als ervoor De Staat zijn wijzelf
Wij moeten leeren, dwars door den
Staat heen te zien, en ons niet verbazen,
als wij clan onszelf zien. Zoo heeft de
Staat belang bij lage belastingen, omdait
wij allen daarbij belang hebben, doordat
dan kapitaalvorming, die zoo noodig is,
mogelijk wordt, aan het bedrijfsleven de
middelen tot ontwikkeling niet worden
onttrokken, en de werkgelegenheid niet
wordt aangetast. De zware belastingen,
die ons, en vooral den middenstand druk
ken, brengen voor het oogenblik wat meer
geld in het laadje, maar verstoppen de
welvaartsbronnen des volks en op den
duur wordt de fiscus daarvan zelf de
dupe. De ondernemer brengt voor eigen
rekening de productie-factoren samenna
tuur, kapitaal en arbeid. Voor hun dien
sten betaalt hij een vast bedrag, in de
hoop, dat er dan voor hemzelf nog winst
zal overblijven. Zijn verantwoordelijkheid
is er een in de tweede madht, want hij
neemt ook het risico op zich van zijn
medewerkers, die hij moet betalen, on
verschillig of er winst wordt gemaakt dan
wel verlies geleden. Het is een kenmerk
der z.g.n. kapitalistische maatschappij, dat
ieder zooveel mogelijk staat voor zichzelf.
Dat geldt ook voor de arbeiders. Zij zijn
verantwoordelijk voor hun beroepskeus en
hun in dienst treden bij een bepaalden on
dernemer, en daaraan zijn soms minder
aangename gevolgen verbonden. Ook voor
hen bestaat de noodzakelijkheid om in
vette jaren te sparen voor de magere. En
daarom acht spr. het een heillooize fout
van de werkloosheidszorg in de crisisr
jaren, dat deze het fundamentcele verschil
verwaarloosde tusschen crisis- en seizoen
werkloosheid, waarvan de eerste alleen
voor steun in aanmerking mag komen. Ook
de kapitalist-geldschieter draagt verant
woordelijkheid, zooals de bezitters van
Russen en metalLieken maar al te zeer
aan den lijve hebben gevoeld. Zij moeten
weten, in welke staatspapieren en onderne
mingen zij hun geld beleggen, of anders
de banken. De klappen, die zij kregen,
hebben dit goede gevolg, dat nu op den
duur de betere beleggingsgelegenheden het
gaan winnen van de minder betrouwbare.
Tot zoover prof. Bordewijk.
Uit dit alles blijkt wel dat positie vans
den ondernemer niet zoo rooskleurig is als
menigeen denkt.
Feitelijk is hij een der minst door de
overheid beschermde personen.
Hij is de mkn die alles „zelf" moet
doen, zelf moet bekostigen.
Doet hij dit niet, dan is hij, wanneet
het hem niet voor den wind gaat, of
wanneer het eens misloopt, er veel erger
aan toe dan zijn vroegere werknemers.
BUITENLAND.
14-
van
H. CourthsMahler
met autorisatie vertaald door
Mevr. J. P. Wesselink- van Rossum.
„Heb je geen lust, daarin te studec-
ren?"
„Heel veel zelfs. Maar mama heeft mij'
overgehaald om in de rechten te studeeren,
waarin ik intusschen hoegenaamd geen ple
zier heb".
Romana legde haar hand op zijn schou
der. Ik vind dat een man zoo geheel ver
vuld moet zijn van zijn beroep, dat h!ij
er ook lust en liefde voor moet meebren
gen. Je zult spoedig een besluit moeten
nemen, mijn beste Hans. Na afgelegd
eind-examen begint de studie. Misschien
besluit je toch nog tot de chemie. Als je
dan je studie zult hebben voltooid, zou je
bij mij in de fabriek kunnen komen en
chef van de chemische afdeeling worden.
Zijn oogen straalden. „Dat zou prach
tig zijn." e
„Denk er rijpelijk over na. Hans. Ik
wil je niet overhalen, ik wil je alleen
zeggen dat een man met lust en liefde aan
zijn werk moet gaan, wil hij iets tot
stand brengen."
Hij drukte haar hand.
„Ik zal er over nadenken, Romana, wij
spreken er nog wlefleens over. Ik moet
je nog eens danken.
Zij namen met een stevigen handdruk
afscheid.
De netelige kwestie der
schadevergoeding.
Over bovengenoemde kwestie heeft tus
schen de Fransche en Engelsche regee
ring weer eens een briefwisseling plaats
gehad.
De Engelsche regeering handhaaft hier
in haar oude standpunt dat zij van haar
schuldvorderingen op de geallieerden zoo
veel wenscht te ontvangen dat zij daar
mede plus met wat Engeland van Duitsch
land zal krijgen, haar eigen schuld aan
Amerika zal kunnen afbetalen.
Zou er voor Engeland een batig saldo
zijn, dan heeft het er geen bezwaar tegen
dat dit wordt aangewend tot vermindering
van de lasten der geallieerden.
Nu zal het verarmde Frankrijk de vor
dering van Engeland wel betalen met wat
het van Duitschland zal ontvangen, temeer j
waar de franc op f 13,39 staat, de goud
mark op f57.15 de honderd.
Tenslotte zal dus de Duitsche schar
de vergoeding via Frankrijk, Engeland en
anderen in Amerika belanden.
Ongunstige toestanden
in Oostenrijk.
Over de moeilijkheden, waarin Oos
tenrijk ook thans nog verkeert, schrijft
onze landgenoot mr. Zimmerman, com
missaris van den Volkenbond in zijn 25e
rapport.
Hij noemt den economischen toestand
ongunstig.
Het aantal werkloozen, dat midden Ja
nuari ondersteuning genoot, beliep 173.000
tegen 50.000 een half jaar geleden. Dat
is een gevolg van de financieele en econo
mische crisis van 1924. en van den we
deropbouw van Midden-Europa. Degroo-
te moeilijkheid voor de Oostenrijksche
industrie is op hetoogenblik afzet voor
hare producten te vinden; zij verloor door
het verval van de oude Habsburgsche mo
narchie haar oude markt, en wel door
de hooge invoerrechten, die de nieuwe
staten thans heffen, en onder deze on
gunstige omstandigheden is zij genood
zaakt in die landen met de nijverheid van
de geheele wereld te wedijveren. Dit is
uitgesloten, zoolang de Oostenrijksche fa
brikant de tegenwoordig geldende hooge
rente voor het onmisbaar crediet en daar
bij hooge belastingen moet betalen.
Door de onderhandelingen te Genève
is in dien toestand wel eenige verbete
ring gekomen, maar mr. Zimmerman
meent dat op dit gebied nog veel anoet
worden gedaan.
Een nttam van eeD arti
kel kan niets, Joch ook
alles zeggen.
Zelden zal men echter
rubberartikeien vinden,
waarbij den naam zoo ten
volle beantwoordt aan 't
doel en de strekking als
Gij de rubberhakken,
-zolen eo Ups, voorzieo
van 't merk ECONOMIE.
ECONOMIE in naam
ECONOMISCH In daadlll
Romana reed met een blij gevoel naar
de fabriek.
Maar Hans ging naar zijn kamer en liet
het zooeven beleefde in zich nawerken.
Hij beoordeelde zichzelf streng. Zoo ge-
gemakkelijk als Romana vergeven had,
wat 'hij haar in zijn vlegelachtighcid had
aangedaan, vergaf hij zichzelf niet, en
hij beloofde zichzelf vast een ander
mensch te zullen worden.
HOOFDSTUK VI.
Gerald von Rhoden zat in zijn elegante
kamer in het hotel te Berlijn aan de
schrijftafel en schreef een brief. Hij
rookte daarbij een sigaret. De rook ervan
kronkelde om de electrische lamp die op
schrijftafel stond. Bij de deur van zijn
kamers stond een forsch gebouwde In
diër, zijn knecht Calutta Bay. Deze was
hem trouw genegen en had zijn geboorte'
land verlaten om zijn heer te volgen waar
deze ook heen ging. Gerald von Rhoden
had Calutta Bay met gevaar van eigen leven
uit de klauwen van een tijger gered.
Dat had zich aldus toegedragen: Ge
rald von Rhoden was met een bevrienden
jongen Duitscher, die voor zaken in In-
dië vertoefde, op de tijgerjacht gegaan.
Calutta Bay had hen als gids vergezeld.
Deze jacht zou echter zeer ongelukkig
afloopen. Een reusachtige tijger had zich
op den jongen Duitscher geworpen. Ge
rald en Calutta Bay kwamen hein ter
hulp en verjoegen het roofdier.
Terwijl Gerald den zwaar gewonden
Duitscher ophief, om hem in veiligheid
te brengen, stortte de verjaagde tijger zich
op Calutta Bay. Deze had den sprong
willen ontwijken, maar het roofdier zette
zijn klauwen vast in zijn bovenarm gn
Revue.
Naar uit Buenos-Ayres gemeld
wordt, heerscht daar een ondragelijke hit
te. Twee menschen zijn er aan gestorven,
andere zijn er slecht aan toe. De politie
van Buenos Ayres schrijft vijf gevallen
van zelfmoord toe aan de geweldige hitte.
Uit Vancouver (Britsoh-Columbië)
komt bericht dat een barkas met achttien
man van het Japansche opleidingssmaldeel
die van den wal naar den kruiser „Idzoe-
mo" terugkeerde, gekapseisd is na een
aanvaring. Elf man verdronken, zeven wer
den gered.
Bij een brand in een oude kazerne
te Beziers (België), is een muur ingestort,
waarbij een dertigtal personen onder het
puin begraven werden. Er zijn tot nog toe
13 lijken te voorschijn gehaald, waaronder
9 van soldaten; 15 personen zijn gewond.
Door den mist zijn op de viaduct-
spoor te New-York twee treinen, die vol
arbeiders zaten, op elkaar gebotst. Twee
personen zijn gedood en velen gewond.
Het Nederiandsche schip „Oost-
capelle" heeft 22 overlevenden van het
Engelsche schip „Kilindine", dat aan de
kust van Malabar is omgeslagen, binnen
gebracht. 16 man zijn er verdronken.
wilde hem verscheuren. Toen moest Ge
rald den stervenden jongen Duitscher neer
leggen om Calutta Bay te redden. Van
zeer dicht bij legde hij zijn geweer aan
en schoot den tijger midden door de her
senen. Brullend had hij Calutta Bay los
gelaten en was dood neergevallen. Nu had
perald zijn aandacht weer aan den jongen
Duitscher geschonken. Maar hij was niet
meer te helpen. Hij stierf na enkele mi
nuten, nadat hij nog een kort oogenblik
tot bewustzijn was gekomen. Toen had
Gerald zich weer met Calutta bezag ge
houden, die door bloedverlies zeer was
verzwakt. Het was geen lichte taak ge
weest, den grooten, forschen man tot aan
het nabij gelegen dorp te brengen. Van
daar zond Gerald menschen naar de plek
van het onheil om het lijk van den jongen
Duitscher te halen en te begraven. Calutta
Bay werd door Gerald trouw verpleegd
totdat de diepe vleeschwond van den bo
venarm genezen was. Van dien tijd af
had Calutta Bay in Gerald von Rhoden
zijn heer gezien dien hij trouw en toege
negen diende.
Calutta Bay stond onbewegelijk met
over elkaar geslagen armen aan de deur.
Hij droeg een vreemd mengelmoes van de
kleederdracht van zijn land met Euro-
peesche kleeren. Een losse kiel van don
kerblauwe kleur viel over een wijde broek.
Een bont gekleurde zijden doek in den
vorm van een gordel was om zijn naar
evenredigheid smalle heupen geslagen. Op
zijn hoofd droeg hij( een op een tulband
gelijkende muts van roode zijde.
Toen Gerald von Rhoden den brief
klaar en geadresseerd had, wenkte hij
den Indiër.
„Naar de post Calutta! Dat is een
BINNENLAND.
Be las i ingon twerpen
Naar de „Stand." verneemt zal het
wetsontwerp tot heffing van een weelde
belasting dezer dagen bijr de Kamer in
komen.
Dit ontwerp zal vergezeld gaan van een
voorstel tot wijziging van de wet op de
inkomstenbelasting, die beoogt verhooging
van den aftrek voor noodzakelijk levens
onderhoud voor gehuwden en een belang
rijke verhooging van den kinderaftrek.
Zijn wij wel ingelicht, aldus het blad,
dan wordt de aftrek voor gehuwden ver
hoogd van f800 tot f 1000 en de kinder
aftrek tot f 300 per kind.
Tevens wordt ingediend een ontwerp
tot verlaging van de successiebelasting en
een om de verdedigingsbelasting II te hal-
veeree. In verband miet dit laatste komt
er tegelijk een wijziging^ van de wet op
het Leeningfonds.
Afschaffing Zomertijd.
Ingediend is het wetsontwerp tot af
schaffing van den Zomertijd.
In de Memorie van Toelichting wordt
o.m. gezegd:
Het uitgebreide onderzoek, dat het ver
slag der Tijdcommissie weergeeft, schenkt
leven aan de gewichtige bedenkingen wel
ke schier overal in het land- en tuinbouw
bedrijf en veelal overigens ten platteJande
legen den zomertijd bestaan. Hieraan heeft
men tot dusver minder het oor geleend uit
hoofde van de geldelijke voordeelen welke
invoering van dien tijd geacht wordt mee
te brengen. Nu echter ook de voorstanders
van den Zomertijd meenen, dat onverkorte
handhaving van de tot dusver gevolgde
practijk niet langer verantwoord is; nu
dientengevolge de baten veel geringer zou
den worden en het bovendien twijfelach
tig mag heeten of wel gemakkelijk de ver-
eischte internationale overeenstemming valt
ite verwerven, acht de regeering afschaf
fing geboden.
Regeling der ziekenverzorging
In de memorie van antwoord op het
voorloopig verslag van de Tweede Kamer
nopens het wetsontwerp tot regeling der
ziekenverzorging deelt de minister van ar
beid, handel en nijverheid mee, dat het
wetsontwerp niet in zijn oorspronkelijken
opzet is kunnen wórden gehandhaafd en
dat alle voorschriften welke op den staal
'ten behoeve van de ziekenverzorging gel
delijke lasten legden, uit het wetsontwerp
moesten worden gelicht, wtat tot een in
grijpende wijziging van het wetsontwerp
m zijn geheel heeft geleid. Het is thans
omgewerkt tot een regeling van de eischen
waaraan naar de meening van den minister
een goed ingericht ziekenfonds, bestemd
te voorzien in de geneeskundige verzorging
van arbeiders en met dezen maatschappe
lijk gelijkstaanden, behoort te voldoen.
Het ligt in de bedoeling de gezondheids
commissiën dienstbaar te maken aan het
toezicht, zoowel op de toegelaten zieken
fondsen als o£ de aan de fondsen verbon
den geneeskundigen enz.
Alweer een ?iieuwe partij
De N. R, C. meldt dat de oprichting
van weer een nieuwe partij in voorberei
ding is. Onder de voorbereiders zijn zoo
wel personen van liberalen, als van recht-
schen huize. Bij de tweede groep is een
Kamerlid. Overigens zijn het geen actieve
politici; wel zijn er eenige publicisten op
staatkundig gebied onder.
brief aan de jonge Duitsche meesteres."
Calutta nam den brief. Zijn donkere
oogen keken levendiger, met grootere be
langstelling.
„Aan Missis Sahib Susanna?"
„Ja. Ik bericht haar mijn thuiskomst
en dat ik haar wil zien en sprekeni. Jij
zult mij naar haar vergezellen, mijn goede
Calutta. Wij hebben het vrouwtje veel te
vertellen."
Calutta boog, met de hem eigen ko
ninklijke waardigheid.
„Calutta gaat met Sahib waarheen hij
beveelt."
Gerald klopte hem op den schouder.
„Eerst naar mijn bloedverwanten; daar
verwacht ik bericht van Mevrouw Su
sanna. Ga den brief dus maar op de
post brengen."
Calutta verwijderde zich.
Gerald liep langzaam de kamer op en
neer en ademde dein geur der sigaret in.
Daarna liep hij naar het raam!, en keek
neer op de Linden.
„Dat is Berlijn", zei hij bij zichzelf,
alsof hij de Duitsche hoofdstad begroette.
Daarna legde hij zich neer op den divan
en verdiepte zich in zijn gedachten. Bonte
tafreelen trokken zijn geest voorbij.
Zes jaar geleden was hij voor het laatst
in Berlijn in Duitschland geweest. Se
dert had hij alle landen der wereld door
kruist.
Zijn vermogen was verdubbeld, of
schoon hij in zijn rusttijden zich elke luxe
en elk genot had gegund, en hij op zijr\
reizen niet weinig geld gebruikte. Hüj
h.ad na dien ongelukkigen tijgerjackt ver
langen naar rust, naar een gezellig tehuis
gekregen.
In zijn onderbewustzijn dacht hij er
ook aan dat bij dit tehuis ook een vrouw
zou behooren. Tot nu toe hadden de vrou
wen in zijn leven slechts een zeer onder
geschikte rol gespeeld. Slechts op zijn
schoonzuster Bylla was hij in zijn jeugd
verliefd geweest, en deze bewondering
was hem nog langen tijd bijgebleven.
Niettegenstaande hij wist, dat zij zijn
broeder had geruïneerd, gaf lxij niet haar,
maar zijn broeder zelf de schuld. Volgens
hem moest de man de leiding hebben in
het huwelb'k. en was hij er voor verant
woordelijk hoe men het leven inrichtte.
Het was zijn broeder geweest, die de ver
kwisting van Bylla had moeten tegengaan,
zoo dacht hij er over.
Dat hij Bylla zoo zacht beoordeelde
had zijn oorzaak zeker wel in de omstan
digheid, dat hij haar had liefgehad on
danks het verschil in leeftijd. Het was
geen liefde geweest die onvoorwaardelijk
naar vervulling streefde. Als jongeling
aanbad hij haar en stelde zichzelf voor
welke heldendaden hij zou kunnen vol
brengen om in haar oogen in waarde te
stijgen. Gaandeweg was zijn gevoel voor
haar veranderd. Daar zij voor hem om-
bereikbaar was, schonk hij hier en daar
in een vluchtige opwelling zijn hart vo(or
korten tijd aan een ander vrouwelijk wezen
Bylla bleef voor hem aanbiddingswaar-
dig. Meer omdat zij eens zoon schoon
gevoel in hem had gewekt, dan omdat
hij haar werkelijk zoo zeer had vereerd.
Zij was voor hem de herinnering aan
het eerste opvlammen van zijn hart, en
het eerste vurige gevoel voor een ander
geslacht. j
(Wordt vervolgd).