hoest Abdijsiroop NIEUWJAARSWENS» 3\°. 148. Zaterdag 15 December 1921. Ill6 Jaargang. Bij dit nummer behoort een Bijvoegsel. FEUILLETON Als ik koning was! Eene week van macht. ABONNEMENT Prijs per kwartaal, in Goes f2, buiten Goes f2, Afzonderlijke nummers 5 cent. Verschijnt: Maandag-, Woensdag en Vrijdagavond. Uitgave Naaml. Venn. „Goesche Courant" en Kleenwens Ross' Drukkers- en Uitgeversbedrijf ADVERTENTIEN. van 15 regels f 1,20, elke regel meer 24 cent. Driemaal plaatsing wordt tweemaal berekend. Familieberichten 110 regels f2,40. Bewijsnummers 5 cent. Advertentiën worden aangenomen tot 12 uur voormiddag. in het Nieuwjaarsnummer worden, zooals gebruikelijk is, bij voor uitbetaling geplaatst tegen 75 cent, voor hoogstens 6 regels. Opgaven worden zoo spoedig mogelijk ingewacht, doch uiterlijk MAANDAG 29 DECEMBER, vóór des middags 12 uur. DE ADMINISTRATIE. ZIJ, die zich met ingang van 1 Januari 1925 op ons blad abonneeren, ontvangen de tot dien datum verschijnende nummers GRATIS. i BUITEN DEN STROOM. (Nadruk verboden.) Een eigenaardige gewaarwording maakt zich van ons meester, wanneer wij, op geringen afstand van het straatverkeer ons voor een winkelruit of op een bank bij een boschje posteerend, den menschen- stroom aan ons laten voorbijgaan. Hier is de vergelijking met den bloeds omloop werkelijkheid geworden; bet kri oelend heir van lichamen dringt zich door de aderen der stad en gutst rhythmisch verder. Er is geen begin cn geen eind; rusteloos stuwt de stroom langs den een zamen toeschouwer voorbijonverpoosd, als één opgehoopt, samengeklonterd kleef- sel van lichamen, dat traag maar volhar dend zich voortbeweegt. Alle persoon lijkheid vervaagt; dit veelhoofdig wezen draagt een gemeenschappelijk stempel dat van de kosmisch vloeiende rivier, die zonder besef de haar voorgeschreven baan volgt, en zich door geen beletselen laat weerhouden. Deze duwende, stuwende, dringende stroom is meedoogenloos, vast beraden, voorbestemd tot zijn doel. Wat is het doel van dezen tienduizend- voudigen menschenstroom? Heeft hij een doel? De tienduizenden oogen laten geen twijfel over; stellig en zeker zijn ze ge richt op iets in de verte vooruit, iets, dat de toeschouwer kan zien noch vermoeden, maar dat er is, zeker en stellig, ergens ginds in de verte. Kil en hard staren de oogen naar het concrete, werkelijke doel, dat te bereiken moet zijn, als men daar Besteedt steeds Uw geld op de juiste manier. Onze Portwijnen zjjn bijzonder fiju van smaak en zeer concurreerend van prijs. Waarom heeft U ze nog niet geproefd Fa. i.A. L. G. Witte, Goes. volhoudt. Nooit is 'het in de straat zelf, waar wij ze waarnemen, de zwijgende, norsche ge zichten, die zich voortspoeden naar hun dool. Altijd zal het in een volgende straat zijn. En als wij hun in de volgende straat gadeslaan, is ook daar niet hun doel, maar weer een straat verder. Al tijd is het verder, eindeloos is de lange, jachtige tocht naar het doel. En steeds komen nieuwe gezichten voorbij, steeds wast het getal dergenen, die met de overigen mede, vastberaden welbesloten voortstevenen. Nimmer zal één hunner de laatste zijn. Want onafge broken gutst de menschenstroom voort. Alle gezichten lijken op elkaar en alle voortspoedende beenen; wanhopig trooste loos is de eentonigheid in het uiterlijk van deze tienduizendtallen. Heeft elk dezer menschen een geschiedenis, die louter hemzelf betreft? Kan één hunner een enkele gedachte eigen zielsbezit noemen? Beleeft iemand van allen iets persoon lijks, is hij hoofdpersoon in zijn eigen roman? Wie kan hier iets zelfstandigs vermoeden of iets afzonderlijksBui tengewoon alleen is het gewone, dat deze menschen gemeenschappelijk kenmerkt. Ik tracht mij te verplaatsen in den eerste de beste die mij voorbijvaart. Ik verzin zijn levenverhaal. Het verhaal is fleurig of droevig. Maar hoe ik mij tot belangstelling opschroef, het geeft niet. Hier in den menschenstroom wordt alles onbelangrijk. De man, die voorbijgaat, betreurt een doode. Maar wat voor be teekenis heeft een doode hier op dit drukke punt? Kan de stroom bij een doode stilstaan? Er zijn honderden dooden elk oogenblik van den dag. De vrouw, die voorbij gaat, begeeft zich naar een rendez-vouz. Een geur van ro mantiek omzweeft haar. Een kleurig stipje in dezen grauwen stroom. Maar de stroom draagt duizenden kleurige stipjes. Wat ais verrassing bekoorde in de eerste verschij ning, laat onaangedaan in de tweede en verveelt in de derde. Van tallooze aange zichten lonkt de liefde. Wat voor betee- kenis heeft liefde, zoo in het groot Beurszaken, winkelinkoopen, straat- slenterij. Bezigheden zonder eind, over wegingen zonder eind, beuzelarij zonder eind. Eén gemeenschappelijke bezigheid, én gezamenlijke overweging, één groote beuzelarij. De ziel der menigte spreekt uit duizenden ziellooze gezichten. De ziel der menigte! En plotseling be denk- ik, eenzame hier voor mijn winkel ruit, eenzame hier op mijn bank, wat ik voor de ziel der menigte beteeken. Voor haar beteeken ik niets. Als mij hier iets overkwam, zou de menigte gapen, grijn zen. Verschrikkelijk moet het zijn, ten overstaan van de menigte te sterven. De ziel van de menigte is meedoogen loos, zielloos. Voor haar bestaan geen persoonlijke belangen. Voor haar geen teerheid, geen fijne schakeering van stem ming, geen innige dingen. Voor haar slechts het koude, zakelijke doel in de verte, waarnaar zij hardnekkig streeft. Haar eenig besef is, dat zij in haar stre ven niet gestoord of belemmerd wil wor den. Moge verhoed worden, dat ik, een zame, het verkeer ooit strem! Maar gaat dit dan heelemaal buiten mij om Is er niets wat mij bindt aan haar en haar aan mij? Troostelooze gedachte, buiten den droom van het leven te staan. Want slechts in de gemeenschap is leven. Daar: rug zijnde tusschen die rug gen en hoofd tusschen die hoofden zal ik een kracht voelen, die ik, eenzame, hier ontbeer; zal een genot in mij tintelen, dat mij hier heeft begeven. Opgaande in de menigte zal ik mijzelf verliezen om mij zelf te hervinden. Ook als atoom in het machtig heelal, als bloedlichaampje in den gutsenden polsslag, ken ik mijn waarde. Ingevoegd in het monumentale gebouw, ingelijfd in het breede gelid, opgelost in den grooten golfstroom wordt ik mij den anderen kant van mijn wezen bewust. Toch is het mij goed geweest, een oog wenk den stroom' te verlaten, om dien langs mij te laten voorbijgaan. Het zijn allen eenzamen als ik, die hem vormen, en als elk hunner zich naast mij in een zaamheid afzondert, zal hij in mij den genoot ontdekken. Dan' verrast ons we derzijds menschelijkheid en een nieuwe wereld is, voor ons beiden ontstaan, een inniger, warmer, werkelijker wereld'. op, dat de wensch in een voorstel moest worden omgezet, en las het verder voor met de memorie van toelichting. Daarin werd geconstateerd dat de raad blijkens de gewoonte steeds behoefte gevoeld had aan het gebed bij den aanvang, 't was een verzuim bij de sluiting niet te danken. In het dagelijksch leven bedankt men ook voor een vervulden wensch. Het lid Abra hamse wijst er op, dat er in dezen veel van afhangt, hoe de raadsleden staan tegen over het aanvangsgebd. De voorlezing van het sinds 1868 (minstens) steeds gebruikte formulier heeft tot heden geen verbet ont moet, maar daar uit volgt niet dat het aan een algemeen gevoelde behoefte vol doet, Een dankgebed te vergelijken met een bedankje in 't dagelijksch. leven is wel wat platvoets, verder betwijfelt hij dat de raadsleden na afloop der vergadering 37 OF. NAAR HET ENGELSCH door Justin Huntly Mc. Carthy. „Houdt u verborgen!" beval hij, waar op vier der pelgrims stil in de schadülw verdwenen. Slechts Thibaut en René ble ven. staan en hielden de torendeur scherp in het oog. Zij ging open cn Noël le Jolys verscheen, op den voet gevolgd door de smalle, gebogen in zwart fluweel gekleide gedaante, naar welke de samenzweerders zoo verlangend uitzagen. Noël trad vooruit en vroeg: „Is de sterrenwichelaar daar In een vloed van woorden, zooals een spellebaas, die op de kermis de wonderen aanprijst, welke bij hem te zien zijn, ant woordde René van Montigny: „O ja„ hij is een waar wonder. Hij leest u geluk en ongeluk uit de sterren vlugger dan een kroegbaas de met krijt op de deur ge schreven vertering. Hij verstaat de witte en zwarte kunst, en de wijsheid der Bo hemers, Egyptenaren en Arabieren heeft geen geheim meer voor hem Nauwelijks had René uitgesproken, of de gebogen gedaante gaf Noël een teeken om heen te gaan, waarop deze eerbiedig boog en in den toren verdween. Nu wenkte de koning den reusachtigen man in het pelgrimsgewaad, en Thibaut naderde hem met afgemeten, langzame schreden. Toen hij echter zijne prooi in zijn bereik voor zich had, stak hij zijne hand uit en pakte zijn vijand bij de keel, welke hij hem met de linkerhand zwijgend samendrukte, ter wijl hij met de rechter een dolk zwaaide. De zwarte gedaante kromp onder Thi- bauits greep ineen, zij beefde en snakte naar lucht, maar Thibauts vuist was te sterk, en hij kon niet spreken of om hulp roepen. Thibaut beet hem toe: „Majesteit, ik kan u uw lot voorspellen. Geef geen geluid of gij zijt een kind des doods." Daarbij zette hij den gevangene de punt van den dolk op de keel en glim lachte, toen hij hem zag sidderen. „Ik ben Thibaut van Aussigny, maje steit, dien gij voor dood hield, maar dile leeft en u gevangen neemt." Ondertusschen waren zijne gezellen uit de duisternis te voorschijn gekomen en schaarden zich dreigend om den koning. „Gij zijt in ons net gegaan. Zwijgt gij, dan blijft gij ten minste nog in leven, beproeft gij echter slechts een woord te spreken, dan zijt gij een lijk, een aas voor de raven. Gij moet voor den Bourgondiër in het st«f knielen, gij moet den hertog die nen als eene bank voor zijne voeten." De in elkaar gekrompen gedaante draai de en wond zich. alsof ieder woord van Thibaut een zweepslag was, welke Lode- wijk in het vleesch sneed. Zijne bevende handen omklemden krampachtig Thibauts arm zijne gansche houding was zoo, dat ze zijn tegenstander met de diepsto verachting vervulde. Thibaut stiet den ko ning weg, en deze zonk als eene hulp- looze zwarte massa, als een hoopje PROVINCIE-NIEUWS. Wissenkerke. Raadsvergadering alhier op 8 dezer. Afwezig het lid de Regt Daar de exploitatie van de rouwkoets een aanzienlijk tekort opleverde, stellen B. en W. voor, thans een herziening van dat tarief aan de orde de voornaamste bepaling was. dat voor overledenen, die een inkomen hadden minder dan f 1000 de kosten f7,50 zouden bedragen. Dit be drag klom in verband met het inkomen tot f 35, bij een inkomen meer dan f 2500. Na eenige toelichting z.h.s. aangenomen. Een herziening der begrafenisrechten werd eveneens met algemeene stemmen aangeno men. De verordening o.i de hondenbelas ting werd als volgt vastgesteld,: plezier- honden f4,beroepshonden f2,Nu kwam in behandeling den wensch van het lid Kramer (a.r.), de vergadering te slui- )ten met dankgebed. De voorz. wees er Rheumatiek Ischiaa Verkoudheid Griep Slapeloosheid Jicht Influenza Spit Hoofd- en Zenuwpijn I Genezing en onschadelijkheid gegarandeerd. I Verbtt[l-aa> btj alle Jpothelo, en Drogisten f0.80 er 1 vrees en ellende, op den grond neer. „Is het dan mogelijk, dat een koning zulk een hondsvot kan zijn? Wees onbezorgd! De Bourgondiër zal je geen haartje krommen, wanneer je doet wat hij van je verlangt. En ook ik doe je geen kwaad, jij dwaas, wanneer je mijn wil gehoorzaamt." Het hoopje ellende, snikte zoo klage lijk, dat Thibaut walgde bij den aanblik van zulk een erbarmelijken angst. „Laat dat gejammer toch!" zeide hij toornig. René van Montigny had scherp op elke beweging van den gevangene gelet viel nu Thibaut in de rede: „Maar hij lacht immers!" Met een uitroep van verwondering boog Thibaut zich naar den op den grond liggenden man, die hem zoo hartelijk in 't gezicht uitlachte, dat de reus, als door een zwaren slag getroffen, terugtuimelde. Op dit oogenblik werd de deur van den toren opengetrokken en Tristan verscheen op den drempel. „De koning!" riep hij met eene sten torstem. In een oogenblik was als door een tooverslag het tooneel door de boogschut ters der Schotsche lijfwacht omringd, sterke handen maakten zich meester van de verblufte samenzweerders, en om hunne verwondering de kroon op te zetten, ver scheen Lodewijk zelf in de open deur en zij zagen m de maneschijn, hoe zijn boosaardig gezicht voldaan grijnsde. ELFDE HOOFDSTUK. De dood eener straatmeid. Nog altijd uit volle borst lachend, voordat Uw verkoudheid ontaardt in een ernstige en moeilijk te genezen borstaandoening. Neem de kleine oorzaken weg en voorkom al dus de groote gevolgen met de ver zachtende en genezende Akker's tl.50 f2.75 f430 De groote flac. zijn voordecliger! altijd in de vereis elite stemming zullen zijn voor een gebed. Hij meent dat het bidden een zaak is tusschen God en den mensch, waar een derde de handen af moet houden. Het lid Schippers is van oordeel, dat een formulier voor bidden en danken onnoodig is. Het lid van Hee sluit zich bij den vorigen spreker aan. Het lid Kramer beantwoordt het lid Abra hamse en verklaart, dat hij niet op alle opmerkingen zal' ingaan. Hij wenscht dat er gedankt zal worden, hoe dan ook. Wanneer het dan voor den vorm geschied de, zou hij dat reeds als iets goeds be schouwen. Het lid van Hee vraagt den voorsteller verklaring van het feit, dat er in onze kamers, waar ook een rechitsche meerderheid is, nog geen stemmen zijn op gegaan, voor 't openen en sluiten met ge bed. Het lid Kramer beantwoordt die vraag niet en daarom wijst het lid van Hee er op, dat Kamer en Raad colleges zijn, waarin de leden dermate in gods dienstige meening verschillen, dat een ge- gebed, waarin allen zich vcreenigen on denkbaar, en daarom ongewenscht is. Na nog eenige discussies tusschen den voor steller en de leden Abrahamse en van Hee zegt ook de voorz. zijn meening. Hij acht het zulk een teere zaak, dat ze z.i. moei lijk te bespreken is, zonder haar tc be schadigen. Men mag aannemen, dat het gebed bij den aanvang der vergadering een erkenning is van Gods hoogheid en al macht en bestuur in zaken van wetgeving en regeeringsoverleg en niet het uitspre ken van een bepaald verzoek, omdat het verzoek van den een bij 't groote ver schil in inzichten noodwendig iets anders moet zijn, dan dat van den anderen. Een verhooring in tweeërlei geest zou dus uit gesloten zijn. Maar daar uiit volgt dan te vens, dat er geen grond is om voor ver hooring van 't gebed te danken, dat niets meer was dan een erkenning. Het voorstel wordt aangenomen met 6 tegen 4 stem men. In verband met een verzoek tot aan koop van gemeentegrond te Geersdijk aan Adr. van Halst, wordt een vroeger besluit z.h.s. ingetrokken. Afwijzend wordt be schikt op een voorstel der gemeente Co- lijnsplaat tot vereeniging der veekeuirings- diensten op Noord-Beveland. In 't be lang van 't inroepen van geneeskundige hulp op uren dat de telefoondienst geslo ten is, was officieel medewerking ge vraagd en op zekere voorwaarden ver kregen. B. en W. geven in overweging de kosten te verhalen op de gebruikers. Het lid van Nieuwenhuize achtte het beter met het oog op de minder gegoede ingezetenen, de kosten voor gemeentereke ning te nemen.. M. a. s. alzoo besloten. Daarna wordt besloten het aangaan van een geldleening groot f36.000 a 5 pet. af te lossen 31 December 1925. De voor zitter beveelt de leden aan in deze leening deel te nemen. Het lid Abrahamse ver zoekt meer bekendmaking te geven, aan de aanvraag voor werkkrachten voor bui tenland. De voorzitter wijzende op de te leurstellende ondervindingen in Canada en elders opgedaan, acht omzichtigheid in de zen geboden. De leden Van Nieuwenhuize en Schippers spreken in gelijken geest. Het lid Den Boer krijgt een bevredigend ant woord op zijn vraag naar verbetering van het voetpad naar de Hooge Heul. Ook heeft hij de onbewoonbaar verklaring van een vrij gekomen woning in overweging, dit wordt niet raadzaam geac ht met het oog op onvoorziene gevallen. Op zijn vraag naar de voortgang van de verbreeding van het trottoir te Kamperland deelt de voor zitter aan hetzelfde lid mede, dat dit van t initiatief der aangelegen bewoners af hangt, die reeds weten, dat die verbreeding voor gemeenterekening geschieden kan. Sluiting. sprong de gewaande koning op en wierp de zwarte muts met het koord met de heiligen en den met vossebont omzoom den, zwarten mantel af en voor Thibaut stond zegevierend en vroolijk Francois Villon, die nu voor de tweede maal zijn pad had gekruist. „Nu mijn vriend, wat heeft de ster renkundige u verkondigd?" vroeg de ko ning met zachte stem. „Wonder boven wonder, majesteit", antwoordde hij. „Zoo hartelijk heb ik nog nooit gelachen, sedert ik mijne tegenwoor dige grootheid heb bereikt." Maar terwijl hij sprak, was Thibaut weer tot zich zelf gekomen. Mocht hij ook al overwonnen zijn ongewroken wilde hij niet blijven. „Dat lachen zal ik je wel afleeren!" brulde hij. Toen schudde hij de mannen af, die hem vasthielden en vloog met den dolk in de hand op zijn tegenstander los. Achter het standbeeld van Pan klonk een waarschuwende kreet, en eene slanke gedaante sprong bliksemsnel te voorschijn, wierp zich tusschen Thibaut en Villon en sloeg hare armen om des dichters hals, en Thibauts dolk doorboorde Hu- guette's teeder lichaam. Met een schreeuw draaide Thibaut zich om, stiet de boogschutters terug en ver dween in de duisternis van den nacht. %let getrokken zwaard, door vele soldaten vergezeld, zette Noël le Jolys hem ter stond na. Villon hield het met bloed be dekte lichaam van het jonge meisje in den arm en beproefde het bloeden te stillen, zoo goed hij kon, maar Huguette verhin derde hem daarin en schoof de higjpende Als U I hoest :Anaa Doos60'90ch Bij Apofhen Drogisten. hand weg. „Laat mij! hijgde zij. „Het is met mij gedaan!" Ook Olivier was terstond bij haar. Hij bekeek de wonde met de belangstelling van een man van het vak en zag van de wonde naar het bleeke gelaat der jonge vrouw. Vragend zag Villon hem aan, doch hij haalde slechts de schouders op. Villon wist, dat de wonde doodelijk was en zijn eigen bloed scheen te verstijven. Behoedzaam droeg hij de teere gedaante over het grasperk naar de marmeren bank, waar hij haar neerlegde. De groote roode vlek op het dunne buis werd steeds grooter. „Moed gehouden! Moed, mijn meisje, moed!" fluisterde hij haar toe, terwijl hij zijne eigen ontzetting, zijn eigen angst zocht te bedwingen. In zijn binnenste echter steunde hij „Ach God, dat er om mijnentwil iemand moet sterven!" De armen van het meisje klemden zich vaster om hem heen en hare lippen be wogen zich zacht. Hij boog zich tot haar over, om hare woorden te kunnen verstaan. „Dat is een merkwaardig einde, Fran cois! Ik had altijd gedacht in mijn bed te zullen sterven. Dit hier is toch een soort slagveld. Geef mij te drinken!" „Breng water!" riep Villon Olivier toe, die in de nabijheid stond en het paar met de blikken van een chirurg beschouw de, die weet, dat hier zijne kunst te ver geefs is. Huguette schudde het hoofd. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1924 | | pagina 1