Wandelingen door Zuid- en Noord-Beveland,
N°. 112.
Zaterdag 29 November 1921.
Ill6 Jaargang.
Uitgave Miami. Venn. „Goesche Courant"
Dit nummer best-at uit
twee Bladen.
Bij Asthma
ils veel slijm vastzit, be-
vijst Akker's Abdijsiroop
onschatbare diensten door
haar voortreffelijke slijm-
plossende werking.
in Öen ouden tijd,
ABONNEMENT
Prijs per kwartaal, in Goes f2,
buiten Goes f2,
Afzonderlijke nummers 5 cent.
Verschijnt: Maandag-, Woensdag
en Vrijdagavond.
GOESCHE
COURANT
eu Kleenwens Ross' Drukkers- en Uitgeversbedrijf
ADVERTENTIEN.
van 15 regels f 1,20, elke regel
meer 24 cent.
Driemaal plaatsing wordt tweemaal
berekend.
Familieberichten 110 regels f2,40.
Bewijsnummers 5 cent.
Advertentiën worden aangenomen
tot 12 uur voormiddag.
ROYAAL LEVEN.
(Nadruk verboden.)
In dezen tijd van versobering wil ik
een pleit voeren voor royaal leven. Wij
zouden bijna vergeten, dat wij als mensch
van koninklijken bloede zijn en dat een
vorstelijk gebaar ons past.
Royaliteit is de onbekrompenheid van
den koning, de overdaad van den vorst.
Maar kan men met een kleine beurs de
royaliteit betrachten? Terwijl men bezui
nigen moet op alles, tot het allernood-
zakelijste toe?
Ik durf de paradox voor mijn rekening
nemen, dat men nog sterker moet gaan
bezuinigen om tot een royaal leven te ko
men. Bezuiniging heeft geen zin, zoo men
niet zorgvuldig overlegt, waarop men be
zuinigen moet. Men kan met een inkomen
van twaalfduizend gulden gedoemd zijn,
krenterig te leven.
Gesteld dat onze koningin met dit be
drag rondkomen moest. Zij zou de hof-
rij tuigen afschaffen en de lakeien ont
slaan; zij zou haar woning bekrimpen en
van een paleis zou geen sprake meer zijn.
Maar de fabrieksarbeider of de kantoor
klerk zou met een salaris van twaalf
duizend gulden geweldig het heer wezen.
In weelde zou Hij zich baden.
Zoo stelt iedere stand zijn eischen; er
bestaat als voorwaarde voor royaal leven
geen eenheids-inkomen. Zoodra de kan
toorklerk of de fabrieksarbeider van zijn
salaris als de koningin wil leven, zal hij
zich ergeren over zijn krenterigheid. Do
levenskunst is, zijn staat in te richten
naar zijn vermogen en dit aldus te doen,
dat men zijn budget in verband met de
omstandigheden zoo ruim en zoo kwistig
mogelijk stelt. Liever dan een trapje te
hoog een schriel en zuinig bestaan te voe
ren, houde men een trapje te laag waar
dig en gemakkelijk zijn stand op.
Men versta mij wel: deze bespiegeling
is geen economisch betoog. Ik laat mij
niet uit over de vraag, in hoever de in
komens van het oogenblik aan de eischen
voldoen, noch over de wenschelijkheid
deze te verhoogen of te verlagen. Dit
alles gaat om buiten het punt, dat hier
op dit oogenblik aan de orde is.
Ieder onzer heeft op een bepaald tijd
stip zijn bestaan in te richten naar een
zeker vermogen; zijn inkomsten dienen
uitgangspunt te zijn voor zijn levensstaat.
Hij moet, hoe hij verder over de billijk-
Besteedt steeds Uw geld op de
juiste manier.
Onze Portwijnen zjjn bijzonder fiju
van smaak en zeer concurreerend
van prijs.
Waarom heeft U ze nog niet geproefd
Fa. J. A. L. G. Witte, Goes.
beid van de hem toegemeten portie denkt,
de tering naar de nering te zetten. Daar
aan is nu eenmaal niets te veranderen.
Zou dit nu niet de dagelijksche kwel
ling van velen onzer zijndat v^ij een staat
willen ophouden, die de onze niet is?
Nederland is m dit opzicht bekrompener
dan bijv. Amerika, waar ieder zich ge
makkelijker voegt naar de omstandigheden
van het oogenblik. Daar maakt men zich
niet door een averechtsch fatsoensbegrip
of door valsche schaamte tot slaaf der
conventie. Een Amerikaan leeft liever als
vatenspoeler royaal, dan krenterig als
mijnheer.
Door dit evenwicht tusschen tering en
nering is zijn bestaan rustiger en oprech
ter; bewaart hij beter zijn zelfbewustzijn
en bespaart hij zijn kracht voor nobeler
en prettiger dingen dan de afmattende
wedijver om stand en aanzien. Rust en
oprechtheid, zelfbewustheid en kracht
zijn de kenmerken van het royale levens
gedrag. De Amerikaan leeft onbekrompe-
ner en minder krenterig dan de Hollander.
De tegenstelling betreft niet alleen het
geldelijk vermogen en den uitwendigen
levensstaat. Vooral ook is zij van belang
ten opzichte van de verhouding tusschen
het geestelijk vermogen en het innerlijk
leven. Vooral geestelijk leven velen onzer
tijdgenooten boven hun stand. Hierdoor is
hun bestaan kleingeestig, schriel en on
waardig. Zij sloven en zwoegen zich af;
zitten voortdurend in angst en vergeten
in hun jachtigen strijd de fundamenteele
waarden van het leven, die rust en waar
achtigheid heeten.
Men moet ook op geestelijk gebied niet
meer willen zijn dan men is. Metj een
heldor verstand en een weinig school
kennis kan men in eenvoudigheid genie
ten van hetgeen binnen zijn bevattings
vermogen ligt. Maar zoodra men den waan
voedt, als zou men iets bizonders betee-
kenen en men bemerkt ondanks zijn stre
ven toch nergens voor vol te worden aan
gezien, vergalt men zijn leven. Niet ieder
heeft goddank de verplichting „algemeen
ontwikkeld" te zijn.
Er zit in het najoopen van cursussen,
het verslinden van boeken, liet opgaan in
vereeniging en vergadering voor menigeen
een gevaar. Men is geen meester meer
van zijn tijd, van zijn liefhebberijen, van
zijn dagelijksch program; men wordt slaaf,
slachtoffer van zijn ongedurig en onbe
vredigend bestaan.
Het royale levensgebaar is het gebaar
van den gelukkige, die meester is van zijn
leven. Meester van zijn omstandigheden,
meester ook, van zijn wil. Wie zijn leven
beheerscht, kan vrijgevig en onbekrom
pen zijn. Alles wat hij doet, doet hij ruim
en breed; hij neemt er den tijd voor en
overspant zich niet. Een dergelijke le
venshouding is alleen mogelijk, wanneer
men niet te veel hooi op zijn vork neemt.
Royaal leefde de ouderwetsche boer,
die op zijn duizend gemakken zijn werk
deed; de koopman, die van een genoege-
lijk praatje hield'; de huisvrouw, die over
haar onderdeur eens naar de lucht keek.
Royaal de arbeider, die een stuk spek
in zijn schoorsteen had en een duffel in
de kast voor den winter. Royaal de school
meester of de notaris, die rustig eo met
aandacht den avond besteedde aan zijn
krant inplaats van zenuwachtig en vluch
tig een dozijn brochures door te vliegen
over hetgeen ieder van dit en van dat
hoort te weten.
Onze tijd is zoo ingewikkeld en veelom
vattend, dat onze vermogens te kort schie
ten. Hoe wij ons haasten en inspannen,
nooit zijn wij „bij". Nooit derhalve zijn
wij ook vrij. Wij hebben onze onafhanke
lijkheid opgegeven en sparen krenterig
elke cent, elke seconde, elk kruimeltje
energie om het als cijns af te dragen aan
den schuldeischer, die meer van ons vergt
dan ons vermogen bedraagt.
Laat ons den kring van onze belangen
en belangstelling inkrimpen totdat er
evenwicht komt tusschen willen en kun
nen. Deze versobering zal ons in staat
stellen, royaal ons leven te leven.
HET JUBILEUM VAN
ST. NICOLAAS.
Met nieuwen moed werd den derden
avond de tocht begonnen. Voorop ging
wederom de poppenmuziek, want dat was
den vorigen avond uitstekend bevallen.
Allereerst trad het gezelschap nu bin
nen bij W. Kauffmann in de Korto
Vorstsfcraat, waar niet alleen de theeser
viezen, maar ook de bloempotten gezellig
met elkaar aan het babbelen waren. Toen
zij de muziek hoorden aankomen, trad
een stilte in en toen de heilige in 't zicht
kwam riepen allen luid: „Hoezee!" Dat
klonk uit de porceleinen en steenen keel
tjes luid en helder.
Vervolgens begaf men z.ich naar w.
Traas in de Papegaaistraat, waar de si
garen stuivertje-wisselen speelden achter
kistjes. Geruimen tijd bleef de heilige en
zijn gezelschap hiernaar staan kijken en
tenslotte voerden de sigaren nog een ron
dedans om Sinterklaas uit. Het was een
eenig gezicht al die sigaren op hun punt
jes te zien rondhuppelen.
Bij J. F. van Anrooij in de St. Adri-
aanstraat juichten de scheermessen met
vlijmscherpe tongen den kindervriend toe.
En ofschoon de langgebaarde heilige zelf
een scheermes niet van noode heeft, weet
hij toch best dat talrijke heeren bijzonder
op een scheermes gesteld zijn. En dus
liet hij er een heele partij van inpakken.
Bij W. van Aken waren vele rose
baby-poppetjes naar hartelust aan het
zweven in een grooten zweefmolen. En na
dat de heilige hier een poosje glimlachend
naar had staan kijken, ging hij verder en
defileerden de poppen en de speelgoed
dieren voorbij hem. Waarbij de poppen
met hun fijne stemmetjes zongen:
„Sinterklaasje, beste heer,
„Kom het volgende jaar weer,
„Steeds zijt gij hier wellekom,
„Kom in vijf-cn-twintig dus weerom.
Ofschoon de olifant, die den tocht mee
maakte bijna niet bij zijn kennissen weg
te krijgen was, trok de stoet nul toch
verder.
Men trok naar P. Slabbekoorn in de
Wijngaardstraat, waar Sinterklaas de mo
quette ameublementen, de verschillende
kasten en buffetten bewonderde. Piet keek
in alle laden en trok alle deuren open en
werd over deze ondeugendheid natuurlijk
door zijn meester onderhouden. Maar hij
lachte maar en liet tusschen z,n roode
lippen zijn w't'e tinden blinken.
Bij L. Snoodijk, waren de fietsen aan
het figuurrijden bij het heldere licht der
lantaarns. Ze reden achten en cirkels en
een fiets reed een heele mooie hoofd
letter S. ter eere van den jubilaris. Do
poppen'klap!en alle n hun handjes zoo
mooi vonden ze het. Zwarte Piet is toen
ook nog op een f.ets gaan rijdeni en hij
vertoonde prachtige kunsten.
Daarop ging men naar P. Steulel in
de Klok straat, waar de heeren-costumes
keurig op een rij stonden te wachten.
Zij wilden gaarne den heilige de hand
drukken. En Sinterklaas schreed langs
hen heen en schudde hartelijk de leege
mouwen. Hier kocht de heilige o.a. een
nieuw plakje voor Piet. Het moet gezegd
dat het hem uitstekend stond.
Bij I. Melse deed Sinterklaas een be
stelling, welke den heilige vervulde met
blijde vreugd. Hier kocht hij namelijk
verlovingsringen, voor die paartjes, die
zich op zijn naamdag verloven zouden.
En dat waren er nog heel wat. Want
de legende wil, dat, wanneer men zich
den 5den December verlooft, dat Sinter
klaas dan geenszins onverschillig is voor
het lot der beide jonge menschen.
In Magazijn Poleij in de Ganzepoort-
straat waren de kousen een hoepeispel
aan het uitvoeren met de ceintuurs. De
fijne kanten kragen deden natuurlijk niet
mee, uit vrees dat ze er wat verfonfaaid
uit zouden gaan zien. Maar ze keken
aandachtig toe, evenals de fraai gekleurde
stoffen en de mooie garneeringen. De
kousen liepen heel vlug, maar sommige
lakceintuurs rolden nog harder. Een bot
ste bijna tegen Sinterklaas aan. Maar de
heilige lachte er om en had schik in het
spelletje. En toen lachten de poppen van
het gevolg ook en alle artikelen eveneens.
Bij C. J. Adriaanse in de Witte Paard-
straat, herkenden Sinterklaas en Piet, de
Zuid-vruchten, die in mandjes smaakvol
waren opgestapeld. Ze roken heerlijk en
zagen er uit om zóó in te bijten. Maar
ditmaal wist Piet zich in te houden. Bij
het zien van de blikjes geconserveerde
visch, liep hem echter het water in den
mond.
In het Depót Hillen, op de Vlasmarkt
steeg de geur der sigaren uit de talrijke
kisten den heilige heerlijk in den neus.
Ook hier vormden de sigaren op de toon
bank letters, die woorden werden en woor-
dan, die zich tot zinnen aaneenreiden. Er
stond te lezen:
„Dit wenschen U Hillen's sigaren
„Gezondheid! nog vele jaren!"
Bij F. J. Boone maakten de canapé
kussens en theewarmers een rondedans.
Het was een komisch gezicht, die gezellig
dikke kussens te zien dansen. Zelfs de
vachten, die anders maar stilletjes blijven
liggen, moesten er om lachen. En de thee
tafels en de boekenkasten, schudden van
de pret.
Doordat er een paar bureaux in den
zak gingen nam deze weer reusachtige
afmetingen aan. Op de auto Icon ze nu
niet meer liggen en daarom moest een
vrachtauto worden gerequireerd.
Bij H. D. Meulenberg in de St. Ja-
cobstraat verdwenen ook tal van meu
belstukken in Piet's zak. En nu kwam de
zak niet alleen tot boven de huizen uit,
maar zelfs tot boven de kerk.
Het was een zeldzaam interessant ge
zicht. Jammer dat al de menschen slie
pen en er niets van gezien hebben. Alleen
de poppen, die kunnen er van meepraten.
Bij van Melle op de Opril, kwam de
zoete geur van de ontbijtkoek reeds van
verre, de reukorganen van het gezelschap
streelen. Piet is van oudsher een geduchte
liefhebber van koek. En onder de voor
raad koeken, die de heilige hier insloeg,
waren er ook een paar voor Piet. Ja, ja,
Sinterklaas vergeet zijn knecht natuurlijk
niet.
Bij L. Snoep in de Lange Vorsitstraat
blonken de nikkelen theepotten, de vaas
jes en al de galanterie-artikelen het gezel
schap tegemoet. Alles glansde zoo helder
dat het scheen of de voorwerpen lachten
van plezier ter gelegenheid van het hooge
bezoek.
Daarna trok de stoet naar A. J. M.
Jacobs in de Lange Kerkstraat, waar
Sinterklaas eenige oogenblikken rust ge
noot, uitgestrekt op een breeden divan,
die door een fraai kleed was bedekt.
Hier werd van een keurig theetafeltje,
gedekt door een fijn kleedje, thee aange
boden, die warm gehouden werd onder
een fraai gekleurde theemuts. Sinterklaas
waardeerde deze attentie zeer.
(Zie voor slot
het andere blad.)
VERKOUDHEID?
CARUSOL, 30 cent per doosje.
DE TOOVERPaSTILLE.
Bij Uw drogist.
DOOR J. AB UTRECHT DRESSELHUIS.
(Nadruk verboden.)
Op den 28 Januarij 1574 bragt deze berigt, dat de vijand aan-
stalte maakte om aftezakken, gelijk hij ook werkelijk den 29
kwam opdagen. Boisot, besloten hier het uiterste te wagen,
ligtte terstond het anker, en stevende aan het hoofd der rijnen
den Spanjaard te gemoet. Voor den IJersekedam geraakten
de schepen aan elkander, terwijl Don Requesens, eene zekere
overwinning verwachtende, zich ter aanmoediging der zijnen,
met zijn hofgezin daarover op den Schakelooschen dijk had ge
plaatst, en alzoo zelf een ooggetuige van hunne nederlaag werd.
Het schutgevaarte duurde kort, en maakte spoedig plaats voor
een woedend gevegt, lijf tegen lijf. Boisot, aan de spits der
zjjnen, werd weldra door deGlimes met zijn zwaarder vaartuig
aangetast, en leed een belangrijk nadeel. Alle zijne officieren
werden bijna terstond, en wel zeer zwaar, gekwetst. Eén ver
loor beide beenen, twee anderen ieder een arm, hij zelf één
oog. Der manschap ging het niet beter. In dien hag/chelijken toe
stand, nam Kapitein Adriaan Corneliszoon van Vlissinge bet
besluit, om den Spaanschen Admiraal met zijn ligter vaartuig
aan boord te klampen, ten einde zijeen Admiraal te redden.
Anderen volgden dit voorbeeld, en weldra lagen zoo vele sche
pen, als de engte van het vaarwater gedoogde, boord aan boord,
en streden met de uiterste verbittering. Te midden van dit
moorddadig gewoel, bestond een Jongeling van Zoutelande in
Walcheren, Jasper Leinsen genaamd, een uitstekend heldenfeit,
daar hij des Admiraals vlag van den top der groote mast wegr
haalde, en zoo den vijanden verschrikte. De Glimes zelf sneu
velde vervolgens, en zijn schip werd een prooi der vlammen
Iotusschen had de Romero terstond de Admiraals vlag aan zijn
boord geheschen, en zocht het verlies des zijnen, op den
Zeeuwschen te verhalen. Hij legt zich dezen op zijde, een
zestigtal der zijnen springen over, maar vliegen, op het oogen
blik dat hij zelf hun voorbeeld wil volgen, door Boisot's be
leid, gezamenlijk in de lucht. Romero houdt verschrikt af,
strandt, bereikt ter naauwemood al zwemmende, den Thool-
schen oever, terwijl het verlaten vaartuig door de Zeeuwen
genomen wordt. Dit verlies der aanvoerders deed der Span
jaarden moed wankelen. Na een gevegt van twee uren sloegen
zij op de vlugt, met verlies van verscheidene schepen en meer
den duizend dooden. De Zeeuwen, die bijna alle gewond waren,
dachten om geen buit, en gaven geen kwartier. De gevange
nen werden in de hitte van den strijd over boord geworpen,
en de schepen in den grond geboord. Slechts negen werden er
tc Vere en te Vlissinge opgebragt. De overwinning was nog-
tans groot in de gevolgen. D'Avila, die reeds met de schepen
des Prinsen schutgevaarte had gehouden, week van voor Vlis
singe terug. Middelburg was nu voor Spanje verloren, en gaf
zich den 20 Februarij daaraanvolgende aan Oranje over; en
weldra zou nu ook het geheele gewest aan de mag!
der overweldigers ontrukt wezen. Zóó streden onze
vaderen, wanneer het om hunne dierbaarste voorregten,
burgerlijke en godsdienstige vrijheid, te doen was. Wanneer
deze belaagd worden, moeten ook wij toonen, niet van hun
bloed ontaard te zijn. Drukt daarom diep in uwe harten, het
geen dc edele Onno Zwier van Haren weleer zijnen geliefden
zoon toevoegde:
Vergeet nooit, Jong'lingdat uw leven
Uw hart, uw ligchaam, eu uw bloed
U zijn voor 't Vaderland gegeven
Eu niet meer uw of oudren goed.
Uw vrije ziel stel zich voor oogen,
Wat 't voorgeslacht had ingezogen,
Wat les Oranje's mond eens gaf
„Zoo ge een van beiden moet verkiezen,
„De vrijheid of het bloed verliezen,
„O Jong'ling! kies het eerlijk graf/'
IJersekedam en IJerseke.
Ziet daar ons aan het gehucht, hetwelk zijnen naam ver
kreeg van den dam, door welken de IJerseke werd afgeslo
ten, mi de beide belangrijkste gedeelten van Zuid-Beveland aan
elkander gehecht. Deszelfs ligging maakte het sedert eeuwen
bekend. Reeds sedert 1195 werd aldaar de belangrijkste Gra-
felijke-tol de „tol van IJersekeroort" geheven van alle
buitenlandsche, naar Braband varende of van daar terugkee-
rende schepen. Toen, ten gevolge van het veranderen der
stroomen, deze tol ontdoken en naar elders verplaatst werd,
bleef het bij voortduring een der voornaamste overzetveren,
gelijk het nog is, en waarom zelfs in de laatste jaren deze
nieuwe straatweg is aangelegd. Deze zelfde ligging was ech
ter oorzaak, dat het in September 1640 door eene bende Spaan-
sche zeeschuimers overrompeld, geplunderd en in de asch
gelegd werd, waardoor het merkelijk minder is geworden dan
het voorheen was, toen er een Grafelijke huis gevonden werd,
hetgeen den Tolpachter, doorgaans een der edelen van Rei-
merswaaJ, aan welk geslacht reeds de heerlijkheden en leenen
van IJerseke, IJersekedam enz. waren overgedragen, ten ge-
brui ke werd afgestaan.
Het was aan deze ligging, dat ook het dorp IJerseke zijnen
vroegen bloei, en onderscheidene voorregten verschuldigd was,
zoodat het, in het begin der 14e eeuw, zelfs met Reimerswaal
en Goes wedijverde, zoo wel als deze uitgestrekte tolvrijheid,
benevens eene zeer gehandhaafde Woensdagsche weekmarkt
bezat, en ook naderhand met jaar- en paarde-markten begiftigd
werd. Het betrekkelijk gewigt der plaats kan men men onder
andere ook daar uit afleiden, dat hier het onderdekenschap
over het westelijk deel van Zuid-Bevcland gevestigd was, tot
dat het steeds rijzende Goes in 1413 wist te bewerken, dal h(et
derwaarts verlegd werd. De kerk dagteekent haar bestaan
reeds van de 12e eeuw. Zij was oorspronkelijk eene groote
kruiskerk, doch in de, voor dit land zoo rampspoedige, 16e
eeuw werd hare westelijke helft, gelijk vele woningen op het
dorp, eene prooi der vlammen. De zware toren, die hier door
van de kerk afgeraakt was, is eerst ten jare 1821 afgebroken.
Hier zijn wij nu aan het einde der Watering van he westen
IJerseke; begeven we ons thans naar den Zeedijk, om van daar
de plaats te bezigtigen, waar die van beoosten IJerseke weleer
werd aangetroffen.
(Wordt vervqlgd).