N% 73,
Zaterdag 21 Juni 1984
111 jaargang.
Het gaat voorbij
'"jr:1;,;": (lA^rHH
Bij Huiöjeuk en ook bij Muggenbeten geeft het inwrijven
met PUROL dadelijk verlichting. Bij Apoth. en Drogisten.
BUITEN L\NDT~
Staten-Generaal
Bij dit nummer behoort
een Bijvoegsel.
eu FEUILLETON.
De Ondergang der
Bokruiters.
abonnement
Afzonderlijke nummers 5 cent. W I Jl 11 il M Hl
VerschuiltMaandag- Woensdag
en Vrijdagavond. Uitgave Na»ml. Vennootschap fioeaehe Coorai
ADVERTENTIËN
van Iregels f 1,20 elke regel
meer 24 cent.
Driemaal plaatsing wordt tweemaal
berekend,
familieberichten 110 regels f 2,40
Bewijsnummers cent.
en Hleenwcns Boss' Drukkers en Uitgeversbedrijf Advertentiën worden aangenomen
tot 13 nnr voormiddag.
COURANT
de kist in het graf zonk, hebben durven
troosten met de voorspelling, dat hij
eenmaal zijn smart vergeten zon zijn
Dit zou hem te opstandiger hebben
gemaakt. Er is droefheid, die men niet
wil verliezen, en waarvan het voorbij,
gaan op zichzelf nieuw leed beteekent.
Ligt er niet iets wreeds in het ver
kleuren van den rouw De weduwe,
van haar man afgescheurd, vecht tegen
het leven, dat van lieverlede den dood
overwoekert. Zij wil blijven treuren en
het is voor haar een schrijnende er
varing, dat haar droefheid geen stand
houdt.
Liefde, gehechtheid, trouw, het zijn
zulke sterke, elementaire levenswaarden,
dat hun vergankelijkheid ons verbijstert.
Is er dan niets duurzaams ia 'l levenf
Niets dat volstrekte beteekenis heeft?
De minnaar, voor wien de geliefde heel
de wereld vertegenwoordigtdie buiten
haar in niets belang stelt en in haar
alle waarheid, goedheid en schoonheid
belichaamt, wordt afgewezen en staat
plotseling in de diepste duisternis van
het Niet. Wijze menschen glimlachen
zij kennen het leven en weten, dat
over een jaar, over een maand misschien
reeds, een andere liefde de heden ver.
brjjzelde zal vervangen eu dat op een
nieuw wezen al de hooge gevoelens van
lhans zullen zijn overgedragen.
Het gaat voorbij, ook liefdessmart.
Maar dit voorbijgaan geeft voor het
oogenblik meer leed dan troost.
Ouders in Indië. Hun kinderen be
reiken den leeftijd, waarop ze naar
Holland moeten, terwille van de school
en de opvoeding. Beroofd van hun
kroost blijven vader en moeder achter.
Maar over zes jaar zullen ze hun
kinderen wederzien. Deze zes jaar znllen
voorbijvliegen, hiermee moeten de een
zaam gelaten ouders zich troosten.
Doch er zijn leemten, die naderhand
niet meer te pleisteren zijn achterstal
ligheden, die men later niet meer kan
goedmaken. Omstreeks twaalf jaar zijn
de kinderen, als ze vader en moeder
vaarwel zeggenomstreeks achttien
zullen ze zijn, als de ouders hen weder-
vinden. Een kind van achttieu is zto
iels heel anders dan een kind van
twaalf. De lijn in de ontwikkeling is
afgebroken gansch een tijdperk hebben
de ouders overgeslagen en de kindereu,
die zij weer zien, zullen vreemde
kinderen zijn geworden, De tijdelijke
kinderloosheid heeft den ouders een
onherstelbaar verlies gebrachtnooit
zullen ze de gelegenheid kunnen her
scheppen het voor hun kroost zoo
belangwekkende groeiproces van kind
tot mensch op den voet te volgen.
Eigenlijk is het in verlerlei opzicht
een schrale troosthet gaat voorbij
In den volksmond heet het wel „Over
honderd jaar zijn we toch allemaal
dood Dit is niet tegen te spreken.
Maar het belang van het leven ligt
niet in ons negatief bestaan over hon
derd jaar maar in de positieve daad
van het heden. Liever dan van dit
heden te zeggen: „Het gaat voorbijl"
willen wij het aanvaarden, met zijn
vreugde eu smart; willen wij het
oogenblik dapper in de oogen zien
willen wij ook het ergste flink door
staan. Want de beteekenis van bet
ergste is niet, dat het voorbijgaat,
maar dat bet ons thans, t p dit oogen
blik, voor een taak stelt en een geheim
onthult.
De Fransche regerings
verklaring.
De regeeringsverklaring van Herriot,
leert dezen in vele opzichten kennen
als een tegenvoeter van Poincaré.
Op de volgende belangrijke puuten
is zijn programma tegengesteld aan dat
van Poincaré, de houding jegens Sowjet-
Rusiand (hervatting van de normale
betrekkingen) en jegens het Vatikaau
(afschaffing van het gezantschap), de
linaucieele politiek (herroeping van de
finaucieele machtigingswet), het kies
recht (herstel van het arrondissements-
kiesreout), behandeling van Fransche
spoorwegbeambten die in verband met
de staking ontslagen waren en van
Duitsche delinquenten in hst Roer
gebied (in beide gevallen kwijtschelding
van verdere straf). Afwijkend is het
program van Herriot voorts ten opzichte
van de algemeeDe Roer-politiek, in
zoover de ontruiming veel spoediger te
verwachten is dan onder Poincaré,
namelijk zoodra Dnitschland de door
de financieele deskundigen voorziene
waarborgen in werking beeft gesteld en
niet naar gelang van de gepraesteerde
betalingen.
Duitscb-freundlich is overigens zijn
verklaring nietde Duitsche pers meent
dat dit ook niet kon worden verwacht,
daar Herriot slechts op een kleine
meerderheid steunt en ook rekeniug
met rechts moet houdenmen schrijft
daaraan ook de benoeming van generaal
Noliet tot minister van ooriog toe.
Men oordeele over de volgende pas
sage der verklaring, waarin Herriot ds
lijnen van de ten opzichte van Dnitsch
land te volgen politiek afbakent
„Hoewel wij vijandig staan tegen
over een politiek van bezettingen eu
het nemen van padden op vreemd ge
bied, achten wij het, gezien den hui-
digen stand van zaken in Duitschlaud
en de noodzakelijkheid om niet alleen
Frankrijk, maar alle landen te behoeden
voor een terugkeer van den aanval van
het nationalistisch pangermanisme, on
mogelijk het Roerbekken te ontruimen
alvorens de waarborgen, voorzien door
de deskundigen, tot stand zullen zijn
gebracht, onder verzekering van een
billijke en doeltreffende uitvoering. Wij
zullen er ook aan denken, dat in het
belang van den vrede toezicht op de
ontwapening van Dnitschland moet
worden uitgeoefend door een gemeen
schappelijke inspanning dtr geallieerden
en zoo spoedig mogelijk door een han
deling van den Volkenbond. Wij zullen
bij alle volken den democratischen
geest aanwakkeren en steunen, al het
mogelijke doen om den Volkenbond te
versterken. Wij zullen een politiek
volgen van billijke handelsverdragen.
Frankrijk zal'geeuarlei zwakheid toonen
jegens hen in Duitschlaud, die niet
ophouden de verdragen te schenden eu
een geest van weerwraak en gedach
ten aan het herstel van de monarchieën
te onderhouden'.
Dit laatste slaat blijkbaar op de
demonstraties in ons vorig overzicht
vermeld.
Sa Poincaré lijkt ons Herriot wel
een vooruitgang wat betreft de be
vordering der rust in Europa.
Revue.
De door de Fransche jurisdictie
in het bezette gebied veroordeelde
Duitschers, die in Frankrijk worden
gevangen gehouden, zijn naar gevan
genissen in Rijnlandsch gebied over
gebracht. Zijnerzijds heeft Duitsch.
land de in vrijheidstelling gelast van
de in Duitschland gevangen gehouden
Franschen.
In arbeiderskringen heerscht
algemeene opwinding over de verdwij
ning van den Italiaanschen arbeidersaf
gevaardigde Matteoti, waarvan men aan
neemt, uat hij door de fascisten is ver
moord. De Engelsche arbeidersklasse
stelt de leiders van het fascisme zede
lijk verantwoordelijk voor zijn dood.
TWEEDE KAMER.
De Dageraad.
Woensdag had de interpellatie Boon
(v.b.) plaats over de weigering van de
Kon. goedkeuring der statuten van De
Dageraad.
De heer Boon betoogde dat het recht
van vereeniging en vergadering in 1848
in de Grondwet is vastgelegd. Krachtens
de wet van 1855 zijn o.a. verboden
vereenigingen die ten doel hebben aan
randing en bederf van de goede zeden,
Van den godsdienst, en nog minder
van een bepaalden godsdienst, is daarin
geen sprake. Spr. wijst erop dat in de
oude statuten van De Dageraad werd
gesproken van bevordering van da ver
standelijke en zedelijke ontwikkeling
van den mensch, doch dat daarin thans
staaluitgaande van de rede plaatst
zij zich op atheïstisch standpunt. Het
is thans een gewone populair-weten-
schappelijke vereeniging geworden. Dat
de wetenschap zich stelt op atheïstisch
standpunt beteekent feitelijk niets
voor de wetenschap toch kan alleen
ervaring en denken kenbron zijn. Maar
men heeft uit die bepaling in de sta
tuten een propagandistisch slaatje ge-
Spr. vraagt zich af, of na de wrij
ving in de coalitie nu iets principieels
moest worden gedaan. Stellen de Dage
raadsmannen de goede zeden ter zijde
Alleen in beginsel, zegt de minister,
Maar men kan ook in beginsel zeer
schoone zaken belijden doch geheel iets
anders deen in de werkelijkheid. En
aan de werkelijkheid houden zich de
Dageraadsmeuschen, die op grond van
de criminaliteitsstatistiek betoogen dat
zij veel zedelijker ziju dan de geloo-
vigen.
De regeering zegt, dat de goede
zeden haar oorsprong hebben in God
en De Dageraad zegt dat zij voor dé
zedelijkheid die hypothese niet noodig
heeft. Spr. herinnert verder aan het
verbod van Nathan der Weise, aan de
vloekverboden, welke de regeering, in
strijd o.a. met het advies van Gede
puteerde Staten van Friesland, heeft
gehandhaafd. Spr. acht ook dit een
gevaarlijke beslissing. Veel gevaarlijker
is echter 's ministers Oeslissing inzake
De Dageiaad. De vrijzinnigen vorderen
dat ieder vrij wordt gelaten in zijn
godsdienstige overtuiging. Kerkelijke
dogmatici kunnen dat niet toelaten.
Spr. vraagt zich afWaar gaan we
heen
Straks zal een gereformeerd-hervormd
minister van justitie de rechtspersoon
lijkheid kunnen weigeren aan katho
lieke vereenigingen. Moet. het daarheen
in ons land I Moet het uit zijn met de
Thorbeckiaansche leus, dat geloofsver
schil geen onderscheid mag maken voor
de gelijkheid der burgers Spr. wijst
op art. 169 der Grondwet, krachtens
hetwelk atheïsten hun meening mogen
belijden op denzelfden voet van gelijk
heid als godsdienstigen. Zou De Dage
raad een bijzondere school willen op
zetten, dan zou zij rechtspersoonlijkheid
moeten bezitten. Daarop heeft zij recht.
Maar zal de minister nu geen straf
vervolging gaan instellen tegen de deel
nemers aan deze vereeniging, die immers
volgens hem een verboden vereeni
ging is Spr. stelt tenslotte de vraag
of deze weigering der Kon. goedkeuring
niet in strjjd is met de Grondwet en
met de wet van 22 April 1855
(St. no. 22)
De minister van justitie beantwoordt
interpellant en zegt dat ds goedkeuring
niet is onthouden wegens het atheïstisch
standpunt van de vereeniging. Spr.
heeft de goedkeuring geweigerd, omdat
bij de wijziging van de statuten de in
God haar oorsprong vindende levens
normen zijn terzijde gesteld door toe
passing van het atheïsme bij de ont
wikkeling van de persoonlijkheid dat
is zijns inziens zuiver anarchie.
(Dit is o.i. niet juist. Niet de levens-
normen zelf zijn terzijde gesteld, maar
alleen de oorsprongdier normen welke de
minister daarentegen wél erkent. Red.)
We geven hier nog een stukje uit
het vaak felle debatwaarbij de heeren
Kleerekoper en Gerhard (s.d.) zich bij
dhr. Boon aansloten.
Dhr. Kleerekooper (s.d.l heeft van
een vriend een circulaire ontvangeu
over den Missie-Girodienst In die cir
culaire wordt gezegd dat St. Petrus
aanteekening houdt van de giften, dat
het een solide belegging is en dat men
in het hiernamaals 1000 pet. rente
krijgt. Men moet dus voorzichtig zijn
met elkaar te beschuldigen van heilig
schennis. Spr. vraagt zich af wat Donker
Curtius van dit alles zou hebben ge
zegd, Ue maker van de wet.
2\j, die zich met ingang van
1 Juli as. op ons blad abon-
neeren, ontvangen de tot dien
datum verschijnende num
mers GRATIS.
NADRUK VERBODEN.
Debekeude wonderdokter Emile Coué,
die kort geleden ons land heeft bezocht,
heeft twee wonderspreuken ook tea
onzent in omloop gebracht. Door onze
gedachten in gunstige richting te
dwingen, kunnen wjj, naar hij ons
herinuert, een weldadigen invloed op
ons leven uitoefenen. Het uitspreken
van de woorden „In elk opzicht ge
voel ik mij eiken dag hoe langer hoe
beter* zal ons opgewekter en gezonder
maken en ons zelfvertrouwen versterken.
En als we pijn of verdriet of tegen
slag hebben, dient de herhaaldelijk
uitgesproken en aldus scherp in het
geheugen geprente overtniging„liet
gaat voorbij ons tegen overschatting
van het geleden kwaad te wapenen.
Het is niet om iets op de waarheid
van het door Coué uiteengezette begin
sel af te dingen, dat ik wil wijzen op
iets onbevredigends in laatstgenoemde
uitspraak.
„Het gaat voorbij Coué is niet
de eerste geweest, die met dezen levens-
troost kwam. Hebben onze verwanten
eu vrienden van onze jeugd af ons niet
met dit woord willen bemoedigen l
„Na regen komt zonneschijn was
huu leus. En zeker, na regen komt
zonneschijn. Maar wat hebben wij, die
heden uit rijden of uit kampeeren wil-
leu gaan, aan dien zonneschijn van
uiorgrn? Br zijn goede dingen, die te
laat komen en hierdoor hun waarde
verliezen» Morgen zal de zon schijnen,
inaar morgen zullen wij op ons kantoor
zitten, met een wrevelig humeur over
dan regendag, die gister onze Zondag-
sche plannen bedorven heeft.
Een man wordt tot gevangenisstraf
veroordeeld. Een welmeenend vriend
rekent hem voor, dat hij na twee jaar
eu drie maandeu weer vrij zal ziju.
Die twee jaar en drie maanden zjjn
door te komen als de gevangene maar
al aan dit vooruitzicht denkt, zal zijn
straftijd hem lichter vallen. Maar de
welmeeneude vriend ziet over het hoofd,
dat een mensch, die de gevangenis
verlaat, een ander is dan de mensch,
die de gevangenis binnentreedt. De
gevangenistijd gaat voorbij, zeker, maar
het inerkteeken, dat de gevangenis op het
leven van den veroordeelde heeft ge
grift, is onuitwischbaar.
Ik herinner mij de radeloosheid van
een vader, wiens zoon bij het schaat
senrijden verdronk. De man was waan
zinnig van smart. Maar de tijd heeft
de wonde geheeld. Het gaat voorbjj,
ook dit. Doch wie zou dezen radelooze
in dat verschrikkelijk oogenblik, toen
EEN ZONDERLINGE HISTORIE
DOOR
A. MÜTZELBÜRG.
Natuurlijk ging er gedurende den
maaltijd grootere ongedwongenheid
heerschen. Verschillende boeren, die
nog niet lang bij den bond waren aan
gesloten, vroegen, wie of de meester
was. Dit mocht niet gezegd worden,
antwoordde men trouwens de meesten
wisten het werkelijk niet en sommigen
deden maar, alsof zij het wel wisten.
Heel slim bedachtDeze „meester"
kon dus de hoop koesteren, ingeval de
bende eenmaal ontdekt zou worden, de
laatste te zijn, die in hechtenis zou
worden genomen of intusschen middelen
tot vluchten of tot uitvluchten knnnen
verzinnen. Het kwam er hier dus op
aan, hem op heeterdaad te betrappen,
en dat wilde Festenrath.
H(j bemerkte, dat de „meester" ver
scheidene personen bij zich liet komen
en met hen in 't geheim sprak. Waar
schijnlijk deelde hij hun opdrachten
uit voor verscheidene nieuwe diefstallen.
Festenrath verwachtte met zekerheid,
dat de meester ook tot hem nog wel
eens het woord zou richten en inder
daad zoodra de maaltijd ten einde
was, kwam Carsten, om den vermeen
den Vliet te zoeken en hem mede te
deelen, dat de meester in ieder geval
met hem nog een hartig woordje te
bespreken had, want er moest nu einde
lijk eens voor goed met dien vreemde
ling afgerekend worden.
Intusschen waren meer dan twee
uren voorbijgegaan, meer dan de tjjd,
dien Peter Joshem voor noodig had
verklaard, om de dragonders tol aan
den rand van den Wilgenkamp te bren
gen. Zij moesten dus thans reeds ter
bestemder plaatse gearriveerd zijn. Maar
alvorens Festenrath tot een beslissenden
stap overging, wilde hjj zich eerst
overtuigen, of dit ook inderdaad het
geval was en hij liep daarom met wan
kelende schreden in de richting van
den rand van de open ruimte. „Wij
zullen ons daar verdekt opstellen, waar
de wilgen het dichtst zijnhad Peter
gezegd. Deze plek zocht Festenrath op.
Om de vergaderden te misleiden, deed
hij alsof hy het te kwaad gekregen had
en waggelde door de duisternis onder
de dichte wilgenboomen. Het duurde
niet lang, of hij hoorde zachtjes de
vraag fluisteren: „Vliet? Ben jij het?"
„Ja, wat is er antwoordde Fes-
tearath schijnbaar uit zijn humeur. „Ik
ben Vliet I"
„Welnu wij liggen hier achter,
twintig passen van deze plek verwijderd.
Het is tijd I" luidde het zachte ant
woord.
Het hart klopte den kapitein bijna
in de keel bij de gedachte, dat hij
reeds zoo kort voor de beslissing van
zjjn onderneming stond en toen hij
weer naar de bende terugkeerde, was
zijn gang onwillekeurig elastischer en
geruster. Toen hij echter Carsten op
zich aan zag komen, liet hij zijn schou
ders onmiddellijk weer zakken.
„Hallo, wat had jij daar in je eentje
in het donker te maken, Vliet
vroeg de slotenmaker.
„Ik voel me verre van lekker 1"
antwoordde Festenrath. „Als de „mees
ter' nog met me praten wil, dan is het
de hoogste tjjd. Want ik ga hier in 't
gras liggen slapen ot ik rijd direct naar
huis terug.'
„Maar we moeten immers eerst nog
over dien vreemdeling praten, ezel
„Mij goed, roep den meester dan
maarl" antwoordde Festenrath en leunde
zwaar tegen een wilgenstam.
Hij zou graag met den meester al
leen zijn geweest, de tegenwoordigheid
van Carsten verontrustte hem, want
tegen twee mannen, van wie de eene
behendig en listig, de ander reusachtig
sterk was, kon hij onmogelijk op. Plot
seling schoot Peter hem m de gedachte.
Hij riep den naam van den knecht
tamelijk luid, omdat iemand van de
bende hem toch niet zoo gemakkelijk
kon hooren.
„Hier ben ik, wat is er aan de hand
klonk een stem uit bet donker.
„Zeg aan je mannen, dat ik ze over
enkele minuten noodig heb, kom daarna
terug en blijf hier in de buurt. Neem
jij den grootsten voor je rekening, dat
is Carsten. Ik zal den kleinen vast
pakken.'
Een minuut verliep.
„Ik ben weer terug klonk Peters
stem zachtjes uit het duister.
„Heb je wapens?'
„Ik zal het wel klaarspelen, maak
n maar niet angstig 1"
Thans kwam Carsten met den mees
ter terng. Festenrath leunde nog steeds
tegen den wilgenboom en steunde en
zuchtte zachtjes.
„Jij bent weer zwaar beschonken,
met jou is niets te beginnen begon
de „meester" ten zeerste ontstemd. „Jij
bederft ons den heelen boel Spreek
op, heb je nog genoeg verstand
hoe komen wij van dien vreemdeling
af? Hij mag morgen vroeg niet meer
leven 1"
„Meen je dat riep Festenrath uit,
met een enkelen geweldigen greep den
meester den baard afrukkend en tegelij
kertijd de spitse muts achterover duwend,
zoo-dat bet hoofd van den kleinen man
geheel zichtbaar werd. „Hola, Peter
Voorwaarts, dragonders i Hoera, vooruit I
Ik ben het, Vliet I"
Peter moest nog een ander signaal
met de dragonders hebben afgesproken,
dat hij thans liet weerklinken. Toen
wierp hij zich op Carsten, die onwille
keurig achteruit geweken was.
Festenrath had den meester, onmid
dellijk nadat hij hem den baard had
afgerukt, stevig bij den nek gepakt en
draaide zijn hoofd in de richting der
kampvuren.
„Zie zoo," zeide hjj met diepe, zware
stem," ik vergiste mij niet. Gij zijt het,
Kirchhoff I Smaad en schande over n 1
De gerechtigheid zal eindelijk zege
vieren
(Wordt vervolgd.)