De Chemicaliën-oorlog.
Dinsdag 27 Mei 1924
lil jaargang,
FEUILLETON.
De Ondergang der
Bokruiters.
ïn de war.
BUITENLAND.
N#. 68,
abonnement
Prijs per kwartaal, ia Goea"5f 2,
buiten; Goes f 2,
Afzonderlijke nummers 5 cent.
VerschijntMaandag- Woensdag
en Vrijdagavond.
GOESCHE
Uitgave Naaral. Vennootschap Goeaehe Courant
COURANT
ADVEKTENTiÉN
van 15 regels f 1,20 elke regel
meer 2d cent.
Driemaal plaatsing wordt tweemaal
berekend.
Familieberichten 110 regels f 2,4#
Bewijsnummers 5 cent.
en K leen wens Boss' Drukkers-en Uitgeversbedrijf Advertentiën worden aangenomen
tot 12 nnr voormiddag.
In de Eerste Kamer heeft prof. van
Embden (vrijz. dein.) een belangrijke
rede gehouden over den chemischen
oorlog, den oorlog der toekomst.
Na opgemerkt te 'nebben, dat Duitsch-
laud in 1914 onze neutraliteit niet
heeft ontzien wegens onze weermacht,
doch om twee geheel aodere redenen,
die Von Moltke noemt, n.l.dat anders
Duitschland zijn flankdekking zou ver
liezen en Engeland een voortreffelijke
invalspoort erlangen zou en ten tweede,
dat Duitschland Nederland niet missen
kon als orgaan voor economische adem
haling, kwam spr. tot de chemische
krijgvoering.
„In het boek van Fries en West,
Chemical Warfare 1921, een werk, dat
Dr. Wester, chemisch leeraar aan de
Hoogere Krijgsschool ten onzent, noemt
een der uitvoerigste en best gedocu
menteerde werken over dit onderwerp,
Bchrijft Fries, hoofd van het departe»
ment van chemische krijgvoering der
Vereenigde Staten
„Geen uitvinding sinds die van het
krnit heeft een zoo diepgaande ver
andering in de oorlogvoering ge
bracht als de gassen bezig zijn te
doen en zullen doen in de toekomst.
Tegen gas is geen ontsnapping
mogelijk. Geen loopgraaf is diep
genoeg, geen onderaardsch verblijf,
tenzij hermetisch afgesloten, is er
veilig tegen. Het is het eenige wapen,
dat even doeltreffend is tijdens mist
of de diepe duisternis van een maan-
loozen nacht als in den meest schit
terenden zonneschijn."
„De onbevooroordeelde lezer,"
fchrijft Dr. Wester zelf in „De
Cbemicaliënoorlog, 1923" - „zal zich
niet kunnen ontworstelen aan den
indruk, dat chemicaliën in een even
tueel komenden oorlog waarschijnlijk
een der belangrijkste strijdmiddelen
zullen vormen. De feiten bewijzen,
dat het geen fantasiebeeld van den
beangstigde is, dat „Dutzende von
Millionen zur Ausbildung im
Gaskrieg in allen Militarstaaten aus-
gegeben werden.» Ofschoon Amerika
circa 1400 ton oorlogschemicaliën
opgelegd heeft, welke 10 jaar bruik
baar blijven, werkt men in de Ame-
rikaansche Edgewoodfabrieken nog
dag in dag uit aan alle problemen,
welke met deze stoffen verband
houden. En uitsluitend voor dit
onderzoek is een jaarkrèdiet van
600.000 dollar toegestaan.»
Spr. deelde hierop nog mede dat die
laboratoria te Edgewood 40 millioen
dollar hebben gekost en werken met
2400 man personeel,
Vervolgens geeft spr. een beeld van
de uitwerking van eenige dier schade
lijke gassen.
„Het mosterdgas stelt buiten gevecht,
doordat het veroorzaakt blaartrekking,
heftige jeuk en ontstekingen, die kunnen
overgaan in wonden, welke uiterst
langzaam genezen. Bereikt 't een slijm-
vliesbedekking, dan wordt deze ver-
51
EEN ZONDERLINGE HISTORIE
DOOR
A. MÜTZELBURG.
Verschillende gedachten kruisten door
Featenrath's brein. Deze man kon hem
van onberekenbaar veel nut zijn, wan
neer hij bereid was op zjjn voorstel in
te gaan. 't Was waar hij was ook
door Vliet bedrogen geworden. Maar
hier was het toch een ander geval. Hij
stond niet tegenover een spitsboef,
doch oogenschijnlijk tegenover een
eerlijk, openhartig man, die bovendien
niet de gelegenheid tot een gesprek
met een bepaalde bedoeling had ge
zocht, doch slechts door een toeval
met hem in aanraking was gekomen.
En boveidien had hjj toch niet veel
meer te verliezen, indien hjj den knecht
soortgelijke mededeelingen deed, als
den waard. Vliet, Carsten, Til en waar
schijnlijk nog anderen wisten immers,
wie hij was en trachtten hem te gronde
te richten. Indien de knecht eveneens tot
de bende behoorde, dan kon hij slechts
met de bedoeling gesproken hebben
nield, schilfert af en word; het onbe
schermde orgaan ten zeerste blootgesteld
aan infectie. Dringt het gas in de keel,
dan kan het daar opzwelling teweeg
brengen, die elke voedselopname belet
en den hongerdood le:i gevolge heeft.
Deze en volgende bijzonderheden
ontleen ik natuurlijk aan deskundigen,
eu wel aan eerste-rangs deskundigen.
De practische beteekenis er van voor
onze landsverdediging is dezedit
mosterdgas, bij voldoende, maar ge
makkelijk bereikbare concentratie toe
gediend, dringt ook door de kleeding
heen, tenzij deze geheel geprepareerd
is en aansluit ais een duikerpak. „Maar",
zegt dr. Wester op blz. 507 van zijn
brochure-afdruk terecht, „het is natuur
lijk vtij bezwaarlijk een millioenen-
leger op deze wijze van beschermmid-
deien te voorzien.»
En zelfs „vrij bezwaarlijk», voeg ik
er oij, een leger van honderdduizenden
er mee te voorzien. Daarnevens komt
dan nog de burgerbevolkingWant
door mnldel vau bomwerping uit vlieg
tuigen komen aanstonds ook voor deze
vergassing in aanmerking de terreinen
der electrische eentrales, artillerie-
fabrieken, alle voorname fabrieken des-
gewenscht. Haar personeel wordt neer
geslagen, verdreven, haar terreinen
worden onbewerkbaar, zelfs weken-,
maandenlang. Onze geheele productie
wordt lamgeslagen."
„Andermaal gevaarlijker zjjn de
eigenlijke gif- en stikgassen. De eerste
dezer beide soorten is niet altijd wreed
van werking. Het uiterst giftige fosgeen
brengt vaak zelfs vrij onverhoeds, zonder
veel lijden, eenvoudig hartverlamming
teweeg. Eenvoudig hartverlamming.
Maar de eigenlijke stikgassen zijn
gruwelijk van werking. In het verleden
hebben zij soldaten tot iiun prooi ge
maakt, in de toekomst zullen zij èn
combattanten èn burgers den folteruood
doen sterven. Wat zij in het mensche-
ljjk lichaam teweegbrengen, is long
oedeem. 'Lij stuwen de luchtwegen der
longen sneller of langzamer vol met
vocht. In de zachtere gevallen sterft
het slachtoffer dan „slechts" den ver
drinkingsdood. In de andere gevallen
ondergaat hij reddeloos een langzame
verworging, die dagenlang, dagenlang
duurtin radelooze benauwdheid, bij
vol bewustzijn, worstelend om lucht,
die niet kan toetreuen, sterven de ge
troffenen een afgrijselijken marteldood.»
Spr. zeide vervolgens dat tegen
sommige gassen geen gasmakers kunnen
helpen.
Dr. D. H. Hiensch, dirigeerend offi
cier van gezondheid, schreef in de Mili
taire spectator van 1923 dat er stoften
zijn, die de manschappen dwingen hun
gasmakkers af te rukken. „Alle pogin
gen om bescherming te vinden tegen
deze stoffen, zoowel de chemische fixatie
als de filtratie, als de absorptie zijn
mislukt.» Men kan vooraf feitelijk geen
gasmaskers vervaardigen ornaat er groote
kans is, dat ze verouderd zullen zijn
binnen korten tijd.
Tenslotte heeft Edison verklaard dat
met het nieuwe Lewesite-gas, „toege-
om te weten te komen, of de vreemde
ling soms den vorigen avond het gesprek
tusschen Til en Vlief had afgeluisterd.
En dat wilde Festenrath in geen geval
verraden. Overigens herinnerde hij zich
gezien te hebben, dat de knecht zich
steeas stil en rustig, zooals het een
Hinken arbeider betaamt, van zijn plicht
kweet en dat Vliet hem met een zekere
schuwheid behandelde, zooals de schurk
achtige patroon voor een liinken, eer
lijken ondergeschikte steeds aan den
dag pleegt te leggen. Was het niet
mogelijk, dat het toeval hem bijna op
het allerlaatste oogenblik een gawich-
tigen bondgenoot nad bezorgd f
„Ik ben wel niet de man", zei hjj,
„dien de dragonders bij de kapel heb
ben aangetroffen. Maar ik heb ook
van die geschiedenis gehoord dus moet
je neef geen mondje toe gehouden
hebben».
„Mijn neef heeft niets gezegd, daar
voor sta ik borg", antwoordde de knecht.
„Die heeft er alleen maar met mij over
gesproken en wel toen hjj hier in den
stal uw paard zag. Neen, degeen die
het verraden heeft, is een ander van
het escadron eu die heett ook maar in
dronkenschap gesproken en toen zijn
de schurken, uaar het schijnt, op u
opmerkzaam geworden. Want ze hebben
het een of ander met u voor. Niet voor
niets hebben ze gisterenavond de hoofden
diend» uit niet meer dan 2050 vlieg
tuigen de geheele bevolking van Londen
in enkele uren kan zijn uitgeroeid.
Spr. weetjhet: te Washington hebben
in 1922 de vijf groote. Mogendheden
een conventie geteekend, dat ze zicb
van het gebruik vanstikgassen enz.
zullen onthouden. De betreffende be-
ptlmg valt op door haar onnoizele
vaagheid. En als men nu ook weet,
dat zij werd voorbereid door een rapport
van deskundigen een afschrift daar
van dankt spr. aan de welwillendheid
van onzen Minister van Buitenlandsche
Aaken waarin op 'even klemmende
gronden wordt uiteengezet, dat zulk
eeu afspraak nimmer betrouwbaar en
uitvoerbaar kan zijn, dan komt het
gebaar van dat tractaat wel in een
zeer bijzonder daglicht.
Spr. meent dat het voor ons land
onmogelijk zal zijn zich tegen deze
gruwelen te Verdedigen. Het zou worden
één groote verschrikkelijke slachting
zoowel van soldaten als van burgers.
Voorts is spr. van oordeel dat wij aan
dezen misdadigen wedloop niet moeten
meedoen. Wij zijn aangeland aan een
keerpunt in de geschiedenis en moeten
zeggen uit moet het zijn, alles is beter
dan dat.
Zonder met de conclusie van dhr.
v. Embden in alle opzichten accoord
te gaan hebben we toch gemeend onze
lezers eens met de verschrikkingen van
den modernen oorlog op de hoogte te
moeten stellen. Moge hierdoor de bloei
der algemeene vredesgedachte zijn ge
diend.
De „Nieuwe Zeeuw" heeft het noodig
gevonden in haar Donderdagnommer
in een artikel nog eens terug te komen
op de verwerping door den Raad van
het voorstel tot publicatie inde„Goesche
Courant». Zij richt zich daarin voor
namelijk tegen de in dit blad verschenen
Nabetrachting, en tracht daarbij afbreuk
te doen aan onze beweiing, dat de
„Goesche Courant" door minstens drie
vierde der bevclking wordt gelezen.
In deze bewering, die wij blijven vol
houden op goede gronden, ligt voor
de andere bladen niets klemeerends en
behoeft de N. Zeeuw zich daarover met
zoo dik te maken.
In het feit, dat de Goesche Courant
ook door velen van rechterzijde wordt
gelezen, ligt niet de gevolgtrekking,
dat deze lezers met tevens de bladen
hunner kleur zouden ontvangen. De
Redactie der N. Zeeuw verdeelt de
bevolking in twee gelijke groepen,
waarvan de eene beslist de Goesche
Courant eu de andere even beslist een
der rechtsche bladen leest en conclu
deert dan dat de Goesche dus geeu
3/i kan bereiken.
Zij verliest bij deze redeneering uit
het oog, dat bij beide groepen velen
worden gevonden, die zoowel de eene
als de andere courant lezen. Er zijn
link8chen, die de „Zeeuw" of „Nieuwe
Zeeuw» naast de Goesche ontvangen
by elkaar gesloken. Een van hen zag
ik nog na één uur op den weg uaar
de stad, toen ik naar mijn meisje ging,
dat vandaag haar dienst verlaat en naar
huis terugkeert."
„Aha, je vertelt me daar zonderlinge
dingen," zeide Festenrath glimlachend.
„Je zou iemand bang kunnen maken.
Lk zal dit huis verlaten. Misscbien is
het om die paar gulden te doen, die
ik bij jnjj heb."
„Dat u die nog hebt, is bijna een
wonder 1" zeide de knecht lachend.
„Want zoolang ik hier beu, is et nog
geen vreemdeling geweest, die zijn
geldkist of zijn beurs niet kwijt is
geraakt. Maar neen, het moet wat an
ders wezen. Zij vroegen mij, wat u met
mij besproken had, wanneer u thuis
zou komen en ze deden erg bezorgd,
toen u om middernacht nog niet terug
was. Maar ik ken die bezorgdheid, die
deze 8truikroovers kwelt 1 Alleen ver
wonderde het mij, dat er iemand bjj
was, van wien ik niet verwacht had,
dat hjj tot zulke dingen iu staat zou
zijn."
„Carsten?» vroeg Festenrath.
„Ah zuo, dus hebt u het toch ge
merkt 1» nep de knecht. „Ja, dien
bedoel ik. Ondertusschen, wie eenmaal
in de klauwen van den duivel is ge
vallen, is tot alles in staat. En iets
ruws, iets opvliegends heeft Carsten
en rechtschen, die Je Goesche naast het
blad hunner partij lezen. De bedoeling
van onze mededeeling, dat drievierde
van de bevolking de „Goesche Courant»
leest, is dus uiet om onaangenaam te
zijn aan de andere bladen en wij be
treuren het, dat de N. Zeeuw, dat
daaruit heeft gedistilleerd
Wij hebben alleen „voor onze eiien
parochie gebeden» om de uitlatingen
te bestrijden van het „raadslid Vienings»
ais zonde publicatie in de Goes te
Courant niet geven, wat men in zu k
een geval hier of elders onder „alge
meene publiciteit» verstaat.
De opvatting, die de redacteur der
N. Zeeuw daarvan heeft, raakt kant
noch wal en de meening van de N.
Zeeuw, dat het plakkebord voldoende
publiciteit zou geven is door de onder
vinding gelogenstraft en zal, ondanks
meerdere opwekking om daarvan een
nuttig en aangenaam gebruik te
maken, tot onvruchtbaarheid gedoemd
blijven.
Wij betreuren het, dat de redactie
der N. Zeeuw zoozeer de kluts kwijt
is, dat zij meende dat ook twee jaren
geleden de publicatie in de G. Crt. is
gestaakt, omdat „een gemeentelijke
publicatie in die courant geen effect
meer sorteerde.» Hier vermengen zich
op gevaatlijke wijze „Wahrheit und
Dichtung.» Weet de redactie niet meer,
dat z.g.n. bezuiniging hier het motief
is geweest en moeten wij voor haar die
oude koe nog eens weer uit de sloot
talen. Liever zenden we haar een paar
nummers onzer courant uit die dagen
ten einde haar geheugen op te frisschen.
Ten slotte moeten we haar ook nog
de illusie ontnemen, dat een stemming
van 5 rechtschen en 2 rooden tegen 3
iinkschen en 1 rechtsche (de wethouder
Stieger die de slechte ondervinding met
het plakkebord niet wilde ontkennen)
geen partijstemming zou kunnen ziju.
Of meent zij in de twee roode leden,
vrienden van de Goesche Courant te
hebben ontdekt
Dan gaan wij ernstig twijfelen aan
de geestelijke gezichtsacherpte van de
N. Zeeuw en zouden wij haar aanraden
de gekleurde bril, die zij onB op den
neus heett gedacht op haar eigen neus-
doekversiindende dito te zoeken.
De verklaring van de dwaasheden,
die zij heeft gelanceerd, zal dan met
een zijn gevonden.
Wat ons echter, ondanks deze ver
klaring van alle wanbegrip bij de „N.
Zeeuw» wèl heeft getroffen is dat dit
blad in haar artikel een directe aanval
van de minBte soort op de Goesche
Courant doet, terwijl zij door de nabe
trachting van de „Goesche Crt.» niet
in het conflict was betrokken.
Is hier het raadslid Vienings aan het
woord, dan kan men deze nonsens
vergeven, sommige raadsleden moet men
niet altijd au sérieux nemen, maar van
een collega-redacteur kunnen we zoo
iets moeiljj'
wel over zich."
„Luister eens, beste vriend," zeide
Festenrath, „ik ben je zeer dankbaar.
Je nebt Gloor je woorden argwaan bij
mij opgewekt en ik zal dit huis ver
laten. Vliet heeft rnjj gezegd, dat hij
vanavond te paard naar een vroolijk
gezelschap ging en dat hij mij wilde
meenemen, ik zou me daar kosteljjk
amuseeren
„Zoo zei de knecht met een laag
gezicht en keek den kapitein verbaasd
aan. Aha dus daarom is het huis
sinds gisteren zoo vol Er is weer wat
in voorbereiding. En u wilt met Vliet
mederijden. Dan heb ik mij per slot
van rekening toch vergist; soort zoekt
soort."
„Dat nu bepaald niet I" hernam
Festenrath ernstig. „Maar men zou mij
toch vannacht op het eenzame, vrjje
veld kunnen lokken om mij daar te
berooven."
„Hm dat zou mogelijk kunnen
ziju I" meende de knecht nadenkend,
„Maar ik had vast gedacht, dat de
terels een oogje op u hadden vanwege
de eenzame kapel en bang waren dat
u toch den een of ander herkend kon
hebben u ging immers ook veel op
bezoek bij den heer Bokelmann..
„Maar beste man, je schijnt me
tamelijk veel van die menschen te
wetenviel Festenrath hem in de
THÊ HÜLKA WATERPROOF CO. VALKEN WEG 4 AMSTERDAM
De strijd in hef Roergebied.
L'e strijd tusschen werkgevers en
werknemers in het Roergebied duurt
nog steeds voort. De striju beweegt
zich in hoofdzaak om het principieele
recht van den zeven-urigen arbeids
dag de arbeiders zijn met ongeneigd
langer te werken, doch dan dienen de
overige uren ook als extra-arbeid te
worden beschouwd. De tegenstellingen
tusschen mijnwerkers en mijneigenaren
hebben zich verscherpt door de eigen
aardige verhoudingen, waaronder men
op het oogenblik in het' Roergebied
leeft. De mijnen zijn gedwongen, een
bepaalde hoeveelheid steenkool aan de
„Micum" (de Fransche industrieelen)
te leveren en worden bovendien be
dreigd door financieele gevaren van
allerlei aard, waarvao de voornaamste,
in sommige gevallen, de schaarschte
op de geldmarkt en de zeer zware
voorwaarden tot het verkrijgen van
crediet zijn. De directies pogen hieraan
tegemoet te komen, o.a. door de pro
ductiekosten te verminderen. Hier
tegenover schuiven de arbeiders de
stelling naar voren, dat de mijneige
naars trachten den ganschen druk der
tficum-verdrageu op hen af te schui
ven. Dit ééne voorbeeld meent de fin.
corr. der N. R. Crt., zou alleen reeds
voldoende zijn om aan te toonen, welk
een verwarrenden en, tot op zekere
hoogte, demoraliseerden, invloed de
meergemelde verdragen oefenen en hoe
zij er toe medewerken den terugkeer
tot meer normale verhoudingen te ver
tragen.
Door dit conflict is de DuitBche
industrie gedwongen groote hoeveel
heden Engelsche kolen op te doen.
Maandag(heden) zullen te Berlijn weer
nieuwe onderhandelingen plaats vinden.
Natuurlijk gaat de strijd met rel
letjes gepaard. Zoo hebben een aantal
mijnwerkers de mijn „Konstantijn" te
Bochum belegerd en de politie met
steenen ontvangen, die daarop in de
lucht schoot. Bloedige botsingen schij
nen bij langer voortduren van het
conflict niet uitgesloten.
Amerika en het infernafionaai
gerechtshof.
De commissie van buitenlandsche
zaken uit den Senaat heeft een motie
rede. „Je zou het beste doeu, als je
naar den rechter ging en hem de ver
dachten aanwees."
„Ik zal mij wei wachten, antwoordde
de knecht met volkomen koelbloedig
heid van een echten boer. „Ik weet niets
met zekerheid en als werkelijk menschen
zooals Carsten tot de bende behooren,
dan zou het mij al heel slecht bekomen,
als ik voor aanklager speelde, zonder
dat ik daarvoor bewijzen had. Met die
dingen bemoei ik mij niet I lk wil een
eerlijk man waarschuwen en vooral
wanneer ik hem, zooals u, voor een
ouden krijgsmakker houd I maar
verder bekommer ik mij er niet om.
Of het zou moeten zijn, dat iemand
zeihier zijn de schurken Pak aan
en hou ze vast I Dat zou heel wat
anders wezen."
Met deze woorden draaide hij zich
om. Er scheen klaarblijkelijk een zeker
wantrouwen by hem gerezen te zijn.
„Halt vriend 1 riep Festenrath. „Voor
wien hou je me eigenlijk P"
„Wel, voor een zekeren kapitein
Festenrath zeide de knecht, zich
weder tot hem wendend.
„En, als ik dat nu eens werkelijk
waB?» vroeg de officier. „Wat zou je
dan wel zeggen
{Wordt vervolgd