G0E8CHE
MELANGE
VERVANGT NATUURBOTER
142.
Hartenvrouw,
Zaterdag 1 December 1923.
HO jaargang.
Bij dit nummer behoort
een Bijvoegsel.
Vreugdlooze Tijd.
BUITEN LAM D.
FEUILLETON.
ABONNEMENT
Prijs per kwartaal, in Goes f 2,
bail en Goes f 2,
Afzonderljike nummers 5 cent.
Verschijnt: Maandag-, Woensdag
en Vrijdagavond.
Uitgave Naaml. Vennootschap Goesche Courant
ADVERTENTIËN
van 15 regels f 1,20 elke regel
meer 24 cent.
Driemaal plaatsing wordt tweemaal
berekend,
familieberichten 110 regels f 2,40
Bewijsnummers 5 cent.
en Kleeuwens Boss' Drukkers- en Uitgeversbedrijf. Advertentiën worden aangenomen
tot 13 uur voormiddag.
mirnï
NADRUK VERBODEN.
Bij het doorbladeren van een kunst
werk, dat de reproducties bevatte van
oude liederen, naar de gewoonte der
tijden versierd met veelkleurige ver
luchting trof mij een zesregelig versje
uit de twaalfde eeuw. Zevenhonderd-
vijftig jaar is het geleden, dat Walther
vau de Vogelweide, de zwervende dich
ter, die in strijd en ontbering zijn leven
aan de Oostenrijksche hoven door
bracht, het neerschreef. Zevenbonderd-
vijftig jaar, en toch kon het vmi-
- klaag zijn gedicht.
hVreugd'ooze tijd" heet het; ik
vertaalde het als volgt
Wat geeft lieflijk spieken, wat geeft
[zingen
Wat geeft vrouwenschoonheid, geld of
[goed
Sinds men 't kwade zonder aarz'livg
[doet,
Sinds men meent, dat trouw en recht
[en eere
Zooveel telt, dat mea ze kan ontberen:
Derft voor vreugde menigeen den moed.
De Prediker heeft toch gelijk, dat er
niets nieuws is onder de zon. Het is het
zelfde geteisterde Oostenrijk, dat ook
toen reeds een tijd be'eefde, die te droef
was voor vreugde. Eu het is niet Oos
tenrijk alleen. Het is Duitschland, het
is Rusland, maar Frankrijk en Enge-
1-ir.d evengoed. Willen we ze opnoemen,
de naties die lijden Dan zullen we ons
i ij£eu vaderland niet mogen overslaan.
Want ook voor ons is het een benarde
rijd.
Nog kwelt ons wel geen hongers
nood, maar het schijnen ook niet al
lereerst de stoffelijke nooden te zijn
geweest, die Walther van de Vogelweide
omber stemden. Het was de zedelijke
nood, die bem triest maakte. Sinds men
t kwade zonder aarz'ling doet; sinds
ii eu trouw en recht en eer voor niets
telt, heeft h\j 't zingen verleerd, heeft
hij geen oog meer voor het schoone en
mist hij den moed om vioolijk te zijn.
Is het, na zevenhonderdvijftig jaar,
ook nog niet de oorzaak van onze neer-
s acbtigheid Dat er kwaad wordt ge-
(Jaa«-, allerwege eu zonder dat men er
zich voor schaamt of ervoor terug hui
vert. Kwaad in het openbaar, door de
kleinea maar ook door de gr joten. Voor
al door de grooten, die 't voorbeeld
moesten geven. Beloften, verbreekt men,
traktaten verscheurt men, men neemt
wraak en weerwraak. Men verhardt zijn
gevoel en zet zijn verteedering opzij
hard en meedoogeuloos neemt men zijn
recht en zoekt men zijn genotslechts
eigen voordeel weegt, al kost het den
ondergang van de wereld. Men gaat
prat op zijn hardvochtigheid en snoeft
op zijn onverzettelijkheid. En de volke
ren hongeren uit en gaan in radeloos
heid te gronde. Trouw en recht en eer
Vodjes papier zijn het, meer niet. Voor
goed heeft men gebroken met de be
lachelijke overgevoeligheid van geweten.
Wat geeft in zoo'n kwade wereld het
geen lieflijk is en welluidt Is dit een
klaukb'.dem voor hoofschen omgang en
bevallige gesprekken, voor zang en mu
ziek, voor schoonheid en vreugde? Wat
voor zin heeft bet, lieflijk te spreken
en te zingen
Het klinkt als de hulpelooze verzach
ting van een heel teer vogeltje, door
ruwe hand gesloten binnen ijzeren kooi.
De die li ter, hij kan niet leven zonder
aanminnigheid, zonder liefde en geloof.
Hij moet de zon om zich heen hebben
en den geur van bloemen. En bet is
ijzer en bloed om hem heen kilte en
grimmigheid. Vreugdlooze tijd
Zitten de meesten onzer ook niet ah
zoo'n heel teer vogeltje terneer gesla
gen, dervende den moed om vroolijk te
zijn Dit is door den dichter zoo mooi
gedachthet verband tusschen moed
eu vreugde. Iuderdaad, er behoort
moed toe orn verheugd te wezen. Niet
alleen onder «le benarde omstandighe
den van thans, maar altijd. Altijd
hoort er moed toe. Het zijn steeds lou
ter de dapperen geweest, die een vroo
lijk aangezicht toonden onder den
druk der omstandigheden. De vreugde
is het wapeDteeken van den ridder zon
der vrees of blaam. De vreugde is het
kenmerk van den helci. Zoolang een
tijd helden heeft, bezit hij ook vreug
de. Vreugdlooze tijd is een tijd zonder
heldhaftigheid.
Mark worstelt en strijdt en geeft het
niet opals hij ver van huis in een
zaamheid verkommert, en door zware
koortseu is aangegrepen, klinkt het
van zijn saamgeknepen lippen „Toch
vroo'ijk
Het is, of Dickens op zijn eenvou
dige manier het apostel woord illus
treert: „Verblijd u ten allen tijde en
wederom zeg ik u, verblijd u lu Ook
in vreugdloozen tijd.
Vreugde en moed, ze werken aan
stekelijk. En daarom, al derft ook onder
ons menigeen den moed om vroolijk te
zijn, laten we onze hoop stellen op de
weinigen, die zelfs tbafts door een ver
heugd gelaat hun dapperheid toonen.
Twee goede vrienden I
Tusschen EngeJaud 'ea Frankrijk
dreigt het weer eens mie te gaan. Tas-
8cheu deze beide goede vrienden ligt
het terrein vol voetangels en klemmen.
In de commissie van herstel worden
Vrijdag (heden) een paar netelige kwes
ties behandeld n.l. de dekking der
kosten van de Frausoh-Belgische be
zetting aan den Roer, in verband waar
mede ter tafel komt de overeenkomst
tusschen de Duitsche industrieelen
en de Fransche commissie gesloten
den, kunnen zij blijkbaar hun kosten
niet verhalen zonder beslag te leggen
op baten, die bun niet toekomen, maar
de geallieerden gezamenlijk.
Men voelt dat d7t eenigszins onlogisch
is, omdat Engeland zich van de Roer
bezetting afzijdig hield eu dus ook
moeilijk profijt kan trekken van de
door Frankrijk verkregen resultaten.
Natuurlijk merken de Franschen dan
ook terstond het volgende op
Als de Eïigelschen de wettigheid
betwisten van de Roerbezetting kunnen
zij ook geen aanspraak maken op de
baten dezer onwettige daad, terwijl, als
zij hun deel der baten vragen, zij
daarmede de wettigheid erkennen
De corr. d^r Tim^s ziet evenwel
nog een andere oplossing, n.l. dat
Engeland eieeht dat, wat ook in deze
twijfelachtige omstandigheden door
Duitschland wordt betaald, moet wor
den gestort bij de commissie van her
stel en onder dier beheer blijft tot
hel oogeublik, dat door een of andere
autorite-t een uitspraak inzake de wet
tigheid is gedaan.
Uit het bovenstaande kan men af
leiden dat het in de vergadering van
den gezantenraad weer aardig zal
spannen.
De Separatiafen-
Wij lezen in de N. R. Cl. de be-
37
DOOR
UBLLMÜTH MIELKE.
Uil bet Duitscb vertaald.
(Nadruk verboden.)
Juffrouw Ottilie," zei bij bijna ver
legen, „ik verheng mij van barte, dat
u mij nog niet vergeten hebt."
U vergeten f Maar mijnheer Alsen,
boe zou ik kunnen" zij onderbrak
zich zelf plotseling en liet den zin
onuitgesproken „neen, papa heeft
mij toch zooveel van uw Brusselsche
avonturen verteld. Ik had altijd ge
hoopt u terug te zien, om uzelf alles
uitvoerig te hooren vertellen En nu
moet ik mijn ridder van de „Hasen-
heide" voor den tweeden keer mijn
dank betuigen. Verder moet u de
hartelijke groeten hebben van mijn
nichtje Tine Zij vraagt in iederen
brief naar u, het goede kind. De
dagen in Berlijn doorgebracht, zijn voor
haar onvergetelijk gebleven. Zij vraagt
zelfs, of ik uw groeten niet terug moet
v'V. V-% s. V
t - i
63
Walther van de Vogelweide was een
oude bard, die zevenhonderdvijftig jaren
geleden zijn heldhaftig zwerversbestaan
leidde. Hij wist het reeds, dat er ver
band is tusschen vreugde en moed.
Maar ook onze tijd weet het nog wel.
De helden, we behoeven ze ons niet
altijd voor te stellen als zwaargewa
pende krijgslieden op een vurig ros.
Er kloppen ook heldenharten onder
een eenvoudig boezeroen. Dickens heeft
er ons zoo een geteekend, toeu hij
Mark Tapley schiep, den dapperen jon
gen uit Martin Chuzzlewit, die zich een
eed had gezworei, altijd vroolijk te
blijven. Hij vindt er geen eer in, goed
geluimd te wezen, zoolang men door
het lot wordt begunstigd. Dit kan im
mers iedereen wel het is een goedkoop
soort vreugde. Maar een opgeruimd
gezicht te blijven zetten als men te
midden van barre ellende verkeert, dat
is niet ieders werk. Hiervoor moet ge
worsteld en gestreden. De dappere
doen."
Zij was aan zijn zijde, op deze wijze
voortbabbelende, verder gerede». Te
midden van al dal gewirwar eu al dat
lawsai om hen heen, spraken zij tot
elkander, voor niets anders oog heb
bend en slechts daarop bedacht, van
elkaar alles te vernemen als twee, wier
mededeelzaamheid door het verlangen
van lange scheiding onuitputtelijk is
geworden.
Alsen wist niet hoe snel de tijd
vloog. Hij schrikte op nit zijn droom,
toen zij opeens haar kleine gouden
horloge te voorschijn haalde.
„Mijn hemel, al zeven uur. Ik moet
naar huis. Wij moeten vanavond ook
weer op bezoek." Het klonk als een
verdrietige zucht.
Alsen vroeg, of hij haar mocht ver
gezellen ditmaal zei ze geen neen,
zooals toen op de //Hasenheide". Ge
zellig keuvelend stapten zij samen tus
schen de met rijp bedekte boomen vau
den dierentuin door en toen zij afscheid
van elkander namen, wist Alsen, dat
zij den volgenden dag weer op de
prachtige ijsbaan terug zou keeren.
Zij kwam werkelijk en zij reden
samen over de gladde ijsvlakte, die in
velerlei bochten zink door bet park
overeenkomst. De commissie van herstel
is echter niet van deze overeenkomst
op de hoogte gesteld noch van Fransche
noch van Duitsche zijde. Blijkbaar wil
Parijs deze zaak als een particuliere
transactie beschouwd zien.
Nu is Engeland juloersck op de
bovengenoemde overeenkomst, het resul
taat van de door Esgeland steeds ge
wraakte Roerbezetting, dat voor Poin-
caré gunstig is te noemen. En Enge
land zou willen mee profiteeren van
deze overeenkomst.
De Parijsche correspondent van de
Times zegt naar aanleiding hiervan,
dat de kosten der bezetting door de
bondgenooten waren vastgesteld op een
maximum van 246 millioen goudmark,
die besteed konden worden in het Rijn
land. Een overeenkomst aangaande
uitbreiding of vergrooting van het be
zet gebied is nooit gemaakt en als de
Franschen het Roer-gebied hebben
bezet zonder toestemming der geallieer-
sÜDgerde. Soms werd Ottilie door
kennissen gegroet en aangesproken, zij
schaamde zich nooit, zoodra zulks te
pas kwam, om haar metgezel voor te
stellen. Alsen had het overgelukkige
gevoel, dat het edele meisje hem ook
tegenover vreemden niet als den onde-
geschikte van haar vader, als den
maatschappelijk onder haar staanden
vkleinen ambtenaar", zooals de uit
drukking in den volksmond luidt, maar
als een vriend behandelde, die in goede
betrekking tot haar familie staat.
Zoo ging het ook den daaropvolgenden
dag. Hij kon nauwelijks het tijdstip
afwachten, dat zij op het ijs ver
scheen. Haat voorname eenvoud, haar
zonnig gelaat vervulden hem van
tijd tot tijd met de stoutmoedigste
droomen. En toch waagde hij het niet
haar van liefde te spreken, zelfs een
toespeling op de geruchten omtrent
haar verloving onderdrukte hij steeds.
Zij waren stellig van allen grond ont
bloot, deze loopende geruchten, anders
zou de heer von Ëlügge zich toch
stellig wel eens aan Oltilie's zijde op
het ijs vertoond hebben.
Toch deed deze onzekerheid hem
pijnlijk aan op de bureaux der „Sirius"
sprak men van deze verlooving als van
schrijving van een, voor de journalisten
geënscéneerde rechtszitting van den
bekenden separatistischen leider Mat-
thes, die zulk een operette-achtlgen
indruk maakt, dat wij ze oozeu lezers
niet willen onthouden. Ze werpt bo
vendien een eigenaardig licht op de
De beklaagde was een 60-jarig Prui
sisch beambte. Matlhes zeide tot hem
„Gij wilt een man, die bij u in
woont, op straat zetten. Waarom is
dat Hoeveel kamers hebt ge
„Vier", antwoordde bevend de oude
man. „Wij lijden door de schuld
van jullie, Pruisen, aan een ontzet-
tenden woningnood", zeide Matthes,
„en als gij vier kamers hebt, kunt gij
daarvan best een missen". «Ik moet
al met mijn volwassen dochter op één
kamer slapen", klaagde de ander, doch
Matthes maakte een eind aan het ge
sprek door de opmerking: „Wat zou
dat P ziehier mijn 23-jarige nicht en
een vaststaand feitde verloving zoni
zooals schoonpapa Kieker toch ook
reeds had medegedeeld, tegelijk met
het ambtsjubileum van den directeur
gevierd worden.
Hij besloot haar daaromtrent eens
te ondervragen zoo kon hij het niet
langer urthouden. Toen hij in den
loop van den middag Ottilie ontmoette,
viel hem haar ongewoon ernstig gelaat
opzij was stiller, ja zelfs terughou
dender dan anders. Zij reden ook niet
lang met elkander, want zij verklaarde,
dat zij naar huis moest.
Door de lanen van den dierentuin
vergezelde hij haar. Het was zachter
in de natuur geworden, er dreigde
dooiweder en de adem van de nade
rende lente scheen door de kale takken
en twijgen der boomea te ruischen,
verlossend en liefkoozend, zonder de
brute kracht vau Maartsche windvlagen.
Zij spraken over onverschillige din
gen, maar daarbij was zij opvallend
zwijgzaam, totdat hij daarover zijn
verwondering te kennen gaf.
„Ik vind, dat u vandaag heelemaal
niet vriendelijk bent", zei hij Diet
zonder eenige bitterheid. „Waaraan
heb ik dat verdiend, juffrouw Ottilie
Zij haalde wat dieper adem, scheen
secretaresse, met wie ik g -dwongen
ben, op één kamer te slapen." Bij deze
woorden verdween Matthes' secreta
resse, die tot nu toe op tafel appelen
had zitten te eten, uit de kamer, wel
licht omdat ik wist, dat Matthes te
Koblentz in het hotel Monopol ver
toefde
De oude man werd in vrijheid ge
steld, en Matthes gelastte .de wacht,
dat den beklaagde een kop koffie zou
worden gegeven.
Nu was de laatste beklaagde aan de
beurt. Het was een 16-jarige jongen,
die ook al aan de relletjes had deel
genomen.
„Zie mij in de oogen", zeide Mat
thes, „ik kijk tot op den bodem van
je hart De jongen sperde kinderlijk
de oogen wijd open. „Waar ben je
vandaan vroeg hij. „Van Ehren
breitstein", antwoordde de knaap.
„Een mooie streek zeide, ais in
gepeins verzonken, de groote come-
diant, die zich plotseling in de rol
van kinderrechter verplaatst zag. „Het
is toch niet goed, dat je vecht, mijn
jongen Neen, mijn moeder
heeft ook al gezegd, dat ik het niet
moest doeu", pruilde de knaap, in
wiens kinderlijk gemoed het valsche
pathos van zijn pseudo-rechter teedere
sDaren beroerde. „Siehste?!" zei
Matthes, zichtbaar ingenomen met dit
eucces, en met een verstolen blik in
onze riebting.
Alsof de malligheid nog niet ten top
was gevoerd werd op dit oogenblik
een brief binnengebrachl van een Rus-
sischen geneesheer, die zich kwam aan
bieden als minister van Openbare Ge
zondheid. Bescheiden Roemde sollicitant
zich in den brief, dien Matthes aan
ons voorlas, „de grootste geleerde van
dezen tijd".
„Zeg den dokter, dat wij idioten
genoeg hebbeu*. beval Matthes den
bode.
De 16-jarige knaap herkreeg zijn
vrijheid, en toen Matthes theatraal
sprak: „Hij heeft de waarheid gespro
ken, geeft hem, alvorens hem in vrij
heid te stellen, een maal uit onze
keuken 1" brak de jongen geroerd in
Bnikken uit.
„Ziezoo" besloot Matthes, zijn dos
sier sluitend, „voor vandaag is de
rechtspraak weer afgeloopen. Goddank."
De kabinefscrisla in
Duitschland.
Aan Stegerwald is de vorming van
een nieuw ministerie opgedragen
Stegerwald zal beproeven een ministe
rie te vormen uit alle burgerlijke par
tijen.
Stegerwald is hierin niet geslaagd,
als zijn opvolger wordt von Kahr, deu
bekenden Beierachen dictator genoemd.
Over de grens-
In de maand Jnli j.l. werden een
aantal onderofficieren en soldaten van
het fort te Wijneghem (Antwerpen)
door den krijgsraad der provincie Ant
werpen veroordeeld tot straffen van ten
hoogste 5 jaar opsluiting, met toepas
sing van de amnestiewet, wegens het
verlaten van het fort, na de overgave
van de vesting Antwerpen. Deze mili-
tiflren trokken indertijd over de grens
en werden in Nederland geïnterneerd.
Dinsdag kwam dezelfde zaak, in be
roep, voor het militair hof te Brussel,
dat al de beklaagden vrijsprak.
echter haar schreden te verhaasten, alsof
zij eerder op de bepaalde plaats wilde
zijn, waar zij gewoonlijk afscheid van
elkander namen.
„Het is niets," antwoordde zij. En
plotseling op een ander onderwerp
overgaande „Morgen hebben we dooi-
weer. Voor dit jaar is het vandaag de
laatste ijspartij geweest."
„Ik geloof, dat morgeD het weer
zich nog wel goed zal houden."
„Neen, het is Zuidenwind," merkte
zij eenigszins snel op. „Morgen is alles
voorbij."
„Alles voorbij herhaalde hij. „Dus
zal ik u morgen niet weerzien
„Neen Zij zei het zachtjes, doch
op vasten toon.
I „Misschien in 't geheel niet meer
terugzien ging hij hartstochtelijk
voort.
„Meent u dat ook, juffrouw Ottilie,
met dat alles voorbij
„Het kan zijn, dat het zoo is." Hij
zag, dat haar lippsn daarbij trilden,
dat er iets in haar vocht en streed.
[Wordt vervolgd.)