NEDERLAND IN VIJF-EN-TWINTIG JAAR
Wat al veranderingen ook in Nederland sedert
25 jaar. Denken wij een oogenblik alleen maar eens
aan onze bevolking. Toen H. M. de Koningin de teu
gels van het bewind zelf in handen nam in 1898 was
ons bevolkingscijfer ruim 5.000.000. In 1910 was dat
cijfer reeds aangegroeid tot 5.900.000, in 1920 tot
6.800.000 en thans zijn we de zeven millioen reeds
voorbij. Nog 25 jaar en wij zullen een volk van negen
millioen zielen zijn. Die bevolkingsaanwas hoe ver
heugend ook op zich zelf, brengt natuurlijk zijn pro
blemen mee en doet met name ook de aandacht val
len op liet g'roote nut van goed onderwijs op alle ge
bied, opdat de energieken onder ons volk in het
buitenland en onze koloniën een plaats kunnen vin
den. Ons Insulinde telt, vermelden wij dit nog, een
vijftig millioen inwoners, zoodat onze vorstin de
scepter zwaait over eene bevolking van bijna 60
millioen zielen.
Laat ons thans een oogenblik stilstaan bij de ge
beurtenissen in die 25 jaar. Eerst dan maar op bin-
nenlandsch politiek gebied. Toen H. M. de regeering
aanvaardde was het iinksche ministerie Pierson aan
het bewind, dat ons de Leerplichtwet, de Ongevallen
wet 1901, de Kinderwetten, Woningwet en de Militie-
en Landweerwet 1901 gaf. In 1901 brachten de ver
kiezingen echter een flinke rechtsche meerderheid en
Pierson maakte plaats voor Dr. Kuyper, van wiens
kabinet we de Drankwet kregen, de Hooger Onder
wijswet, de Stakingswetten 1903, een nieuwe sub
sidieregeling van het bijz. L. O., ook de Loterijwet en
een wet inzake de onderwijzerspensioenen.
In 1905 deden de verkiezingen die rechtsche meer
derheid echter weer in een minderheid vergaan, werd
het 48 rechts, 52 links en kwam het linnsche kabinet
De Meester, dat als belangrijk werk de wet op het
Arbeidscontract tot stand bracht.
In 1908 echter viel dit ministerie over de oorlogs-
begrooting (Staal) en kregen we het rechtscne mi
nisterie Heemskerk, 'n minderheidsregeering dus, die
echter bij de het volgend jaar komende Kamerverkie
zing die eener groote meerderheid werd. Dit minis
terie bracht ons de sociale wetgeving van Talma
(de Verzekeringswetten, Arbeidswet), voorts heel wat
militaire wetten (kustverdediging, landstorm, land
weer, militie), een Zedelijkheidswet, Octrooiwet, Ar
menwet, enz.
1913 gaf opnieuw een omkeer, de verkiezingen
Z.K.H. PRINS HENDRIK 1923
brachten 46 leden der rechterzijde in de Kamer, 38
aanhangers der vrijz. concentratie en 16 socialis
ten, ze brachten ons, nadat dr. Bos tevergeefs ge
tracht had een linksch kabinet te vormen, het extra
parlementair kabinet Gort v. d. Linden dat ons tot
1918 zou regeeren. De verdiensten van dit ministerie
tijdens den wereldoorlog zijn te voldoende bekend om
er lang bij stil te staan.
Onder dit ministerie kwam in 1917 de Grondwets
herziening tot stand die het algemeen mannenkies-
recht invoerde en de gelegenheid tot verkiesbaarheid
der vrouw opende, terwijl het tevens de gelegen
heid open liet bij de wet het vrouwenkiesrecht in te
voeren; we kregen nog de stemplicht, de gelijkstel
ling van het openbaar onderwijs en het bijzonder
onderwijs ook op financieel gebied. Bij de verkiezin
gen van 1918 kreeg rechts noch links een bepaalde
C^5> <i^o> <^v> 3