De Burgemeester en Wethouders van Goes doen te weten, dat door den Raad dier gemeente in zijne vergadering van 8 Juni 1921 is vastgesteld de volgende verordening VERORDENING op de Invordering der Rioolbelasting in de Gemeente Goes.. Art. 1. 1. De jaarlijksche belasting bedoeld bij art. 3 der veror dening op de heffing, wordt in één termijn ten kantore en op kwitantie van den Gemeente-Ontvanger betaald vóór den eersten April van elk jaar. 2. De belastingschuldigen worden hiertoe vermeld in een door Burgemeester en Wethouders aan te leggen en bij te houden register. Art. 2. De in art. 1 genoemde gelden, die om welke reden ook, niet op tijd betaald zijn, worden door den Gemeente-Ont vanger overeenkomstig de voorschriften van de artikelen 258 tot 262 der Gemeentewet, ingevorderd van hen, die krach tens de verordening op de heffing tot betaling verplicht zijn. Art. 3. Burgemeester en Wethouders hebben de bevoegdheid, de uitloozing van de perceelen waarvoor de belasting niet of niet op tijd wordt voldaan, te verhinderen of af te sluiten. Art. 4. Het niet of niet behoorlijk invullen van het formulier, bedoeld bij artikel 8 der Verordening op de helling, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes dagen of geld boete van ten hoogste vijf en twintig gulden. Art. 5. Deze verordening wordt geacht in werking te zijn getre den te gelijk met die op de Heffing. Art. 6. Overgangsbepaling. Het tijdstip, genoemd in de eerste alinea van art. 1 wordt voor het belastingjaar 1921 bepaald op den eersten dag der derde maand, volgende op die. waarin de verordening op de heffing zal zijn goedgekeurd. En is hiervan afkondiging geschied, waar het behoort, den 27 September 1921. De Burgemeester en Wethouders voornoemd, HAJENIUS. De Secretaris, VAN BALLEGOIJEN DE JONG. Bijvoegsel behoorende bi] de Goesche Courant van Dinsdag 27 September 1921. No. 114. No. 78. De Burgemeester en Wethouders van Goes doen te weten, dat door den Raad dier gemeente in zijne vergadering van 8 Juni 1921 is vastgesteld de volgende verordening VERORDENING op de heffing eener rioolbelasting in de Gemeente Goes. Art. 1. 1. Ten behoeve der gemeente wordt onder den naam van „Rioolbelasting", een belasting geheven voor het genot van afvoer van water, faecaliën of andere stoffen welke vanuit privaten of urinoirs door middel van beerputten wor den afgevoerd naar de gemeenteriolen of de openbare wateren, welke door de Gemeente onderhouden en gereinigd worden. 2. Onder beerputten worden uitsluitend verstaan die, welke zijn bedoeld bij artikel 13, 3e lid der Bouwverordening ingevolge artikel 1 der Woningwet voor de Gemeente Goes. Art. 2. 1. De belasting wordt jaarlijks geheven van elk perceel afzonderlijk hetwelk op de bij art. 1 omschreven wijze, mid dellijk of onmiddellijk is aangesloten aan een gemeenteriool of wel middellijk of onmiddellijk naar een openbaar water als daarbij bedoeld afvoert. Art. 3. De belasting bedraagt per perceel pér aangesloten beerput a. wanneer op dien put één privaat uitloost f 2, b. wanneer daarop twee privaten uitloozen f 3,50, c. wanneer daarop drie of meer privaten uitloozen f 1, meer per privaat boven de twee, d. wanneer daarop tevens of uitsluitend urinoirs uitloozen, per urinoir f 1, Art. 4. 1, De belasting wordt geheven van den eigenaar der perceelen voor welke de aansluiting of afvoer bedoeld in art. I direct of indirect genoten wordt. 2. De belasting wordt niet geheven wat betreft percee len. welke eigendom zijn der gemeente, voor zooveel ze niet behooren tot takken van gemeentedienst, welke een afzon derlijke financieele administratie voeren. Art. 5. 1. Het dienstjaar loopt van 1 Januari tot 31 December. 2. De belasting is verschuldigd door dengene, die op 1

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1921 | | pagina bijlage 1