N°. 83
Zalerdag 16 Juli 1921
108 jan*
Ir
Bij dit nummer behoort
een Bijvoegsel.
FEUILLETON.
Orie maanden Schooier,
Buitenland.
Gemeenteraad ran Goes.
V.
ABONNEMENT
Prijs per kwartaal, in Goes f 2,
buiten Goes f 2,
Afzonderlijke nummers 5 cent.
Verschijnt: Maandag-, Woensdag
en Vrijdagavond.
mmm
Uitgave Nar ml. Vennoot chap Goesclle Courant
ADVEETENT1ËN
van 15 regels fl,20 elke regu
meer 2d cent.
Driemaal plaatsing wordt tweemaal
berekend.
Familieberichten 11Ü regels 2,40
Bewijsnummers 5 cént.
p en Kieeuir ns R m' Dfitiikers en Uitgeversb Jdr^f. Adverteutiën worden aaugenoiueo
tot 12 nnr voormiddag.
De waarde van een menschen*
leven.
De geschiedenis der menschheid
gaat door alle eeuwen, maar de mensch
zelf heeft slechts een korte spanne
tijds voor leven en werken.
Steeds dringen de zoekende gene
raties dieper in de geheimen van de
ons omringeode natuurwetten door,
s'teeds volmaakter wordt het resultaat
van ons denken en handelen.
En wanneer een onzer gestorven is,
denken wij onwillekeurig aan wat hij
tot stancl bracht. Wij trekken zijn
slechte handelingen van zijn goede
daden af en bemerken dan, dat wij
menigmaal niets overhouden of zelfs
tekort komen.
Menigeen gaat uit het leven zonder
in onze oogen van eenig nut te zijn
geweest. Mij leefde voor zichzelf en
op anderer kosten, hij produceerde
minder dan hij verbruikte, hij had
geen enkele gedachte die in het dage-
lijksch leven van algemeen nut bleek,
hij werkte in geen enkel opzicht mede
om het peil der menschelijke bescha
ving en ontwikkeling te verhoogen.
Heeft hij dan tevergeefs geleefd
Wie weet tenslotte waarom zijn
leven noodzakelijk was, wie kan na
gaan of niet juist het feit, dat hij
niet was zooals wij hem wenschten,
van grooter algemeen belang was clan
wanneer hij een der vele onopgemerkte
werkers was geweest.
Want nu werd hij wel opgemerkt
en hadden wij in hem het voorbeeld
hoe wij niet moeten doen en niet
moeten leven en zoo was zijn bestaan
voor ons Duttig als tegenstelling van
het leven van hen, die wij wenschten
na te volgen.
Er sterven er velen die een nutte
loos leven hebben geleid en voor hen
zelf moet dat, wanneer zij weten, dat
hun uur geslagen heeft, zeer ontmoe
digend zijn.
Men mag zich troosten met de ge
dachte, dat zijn kinderen het beter
zullen doen, dat zij tot stand zullen
brengen wat vader of moeder verwaar
loosd hebben, maar tenslotte krijgt
men toch den indruk, dat men een
nutteloos wezen was wiens eenige ver
dienste wellicht in zijn aandeel in de
instandhouding van zijn geslacht bestaan
heeft.
Er sterven anderen en vóór zij heen
gaan zien zij terug op een leven van
onvermoeid arbeiden.
Hoevele knappe mannen en vrouwen
zijn er op elk gebied en in eiken
tak van wetenschap niet gestorven
door wier onderzoekingen wij op steeds
hooger beschavingspeil kwamen.
En hoevelen hebben daarnaast niet
een leven van trouwe plichtsbetrachting
achter zich en daarbij een leven van
naastenliefde en zelfverloochening.
Hoe wij onzen kostbaren tijd ook
verwaarloosd mogen hebben, wanneer
wij in ons leven ook maar één goede
daad deden, dan hebben wij ten slotte
niet tevergeefs geleefd, dan hebben wij
niet medegewerkt aan de vervolmaking
30
dook
C. DE B L IJ.
Wat keken we een paar dagen later
vreemd op toen we in „de Tijd" lazen
„Dezer dagen zal deze en gene die
dit leest door zijn stad, dorp of vlek,
een paar vagebond-muzikanten zien
dwalen. De eene, een lange, met lange
ravenzwarte artistenhaien, die hem van
onder de sjappiespet woest over het
hoofd bengelen, is de incarnatie van
een zigeuner-vagebond een onvervalsch-
te nomade van de Hongaarscbe steppen
zou men meenen. Om zijn dunne beenen
llappert een blauwe, uitgerafelde franje
broek om het schrale lijf hangt aan
een riem zwierig een viool.
Naast hem slungelt zijn collega
ter grootte ongeveer de helft van den
lange. Een schunnig sportpakje spant
hem over de kleine gestalte. Een paar
loerende zwarte oogen kijken uit het
sober petje rond. Over den rug bengelt
aan een riem, een guitaarook naar
men zou deuken een zoon van het.
van het menschelijk Kunnen, maar
dan hebben wij toch een steentje bij
gedragen tol de ontwikkeling van
het goede en edele, dat in elke men—
sehenziel te sluimeren ligt.
Wij gevoelen lier, dat dit ten slotte
hoofdzaak moet zijn.
De groote, langzaam stijgende lijnen
waar langs de achtereen volgen de ge
slachten zicli bewegen, moeten niet
alleen die van technische bekwaamheid
en wetenschappelijke ontwikkeling, maar
vóór alles die van versterking onzer
edele gevoelens en onderdrukking van
onze lagere hartstochten zijn.
Het ontwikkelingsproces onzer inner
lijke veredeling gaat zoo langzaam, dat
wij ons telkens met verwondering af
vragen of wij werkelijk wel beter zijn
dan zij die vóór ons leefden.
„Twintig eeuwen Christendom zijn
nutteloos voorbijgegaan" hebben wij in
de achter ons liggende jaren meermalen
uitgeroepen en wij bedoelden er mede
dat ondanks de dagelijksche prediking
van de liefdeleer, de mensch nog even
egoïstisch, nog even haatdragend is .als
twintig eeuwen geleden.
Wil dit zeggen, dat wij in die twintig
eeuwen abso'uut niet vooruitgegaan
zijn
Wij geiooveu eerder le mogen con
stateeren, dat die twintig eeuwen tekort
waren om het edele en goede in ons
7.00 te versterken, dat het verschil dui
delijk waarneembaar is.
Want wat beteekeneu ten slotte twee
duizend jaren in 's werelds geschiedenis.
Eeuwen en eeuwen zal de mensch van
geslacht op geslacht voortleven en
langzaam, oncontroleerbaar, zal hij tot
hoogere innerlijke beschaving," tot
grooter gelijkenis met den prediker van
de leer der zuivere naastenliefde moeten
komen.
Wanneer dit zoo is dan houdt dit
in, dat niemand tevergeefs geleefd heeft.
Want wij allen vormen dan tenslotte
de schakeltjes van den eindeloozeu
keten der gestadige innerlijke ontwik
keling. Wanneer men ons leven afzon
derlijk beschouwt moge het leeg en
nutteloos schijnen, tenslotte wijst
het feit van ons bestaan toch op ons
aandeel in het proces der volmaking.
Ons past de eerbied voor hen die
op een arbeidzaam en welbesteed leven
kunnen terugzien.
Er is een tijd van komen en er is
een tijd van gaan.
Achter ons staan jongeren, die
niet voorwaarts kunnen als de ouderen
niet plaats maken.
Gelukkig is hij, die niet alleen waar
deering voor zijn werk bespeurt maar
ook rouw over zijn -heengaan.
Wij hebben eerbied voor den man
en de vrouw met grijze baren, die niet
meer werken kunnen omdat wij be
seffen, dat zij hebben voleindigd wat
wij nog moeten volbrengen.
Wie rust, terwijl hij nog werken
kan beeft zijn levenstaak niet begrepen,
wie rust na volbrachten arbeid, wie
daarbij door zijn voorbeeld zijn
omgeving - tot naastenliefde en zelf
verloochening opgewekt heeft, verdient
den dank voor zijn aandeel in liet
ontwikkelingsproces dat den mensch
aoor alle eeuwen heen tot het tijdperk
der vervolmaking moet voeren. T.
oude zwerversvolk.
Die dit echter meenen zou, ver
gist zich in beide. Het zijn de luitenant
ter zee lsle klasse, Otto L. Fehrenbach,
de vliegenier en parachutist en de
lieer de Blij, journalist
Dit berictit werd in tal van groote
bladen opgenomen. De heerlijke incog
nito van ons straatbestaan was nu
opgeheven.
Overal waar we liepen of gingen,
hoorden we,,Daar heb je die twee
uit de Courant 1"
De aardigheid voor ons was er toen
af. Doch niet iedereen bad dit gelezen.
Toen we op een avond een cafe in een
Provinciestadje binnenslenterden, zat
daar Louis Bouwmeester, te midden
van een huldigings-comité.
Hij had in de Schouwburg „Vriend
Fritz" gegeven.
We zetten ons in een hoekje. Naast
ons op een stoel, lag de bontjas van
den ouden Louis. Ik boorde hem
duisteren „ik zal mijn jas maar weg
nemen, want ik heb er liever geen
visite in".
Jawel, hij kwam naar ons toe, pakte
zijn jas weg, en deponeerde deze ergens
anders.
Was dit nu een compliment voor
KNELLENDE BANDEN.
In de B. B. Ztg. komt voor een uit
lating van Thomas VV. Lament, lid
van het bankiershuis J. P. Morgan fcCo.,
'ke als zaakgelastigde voor financieele
eu economische aangelegenheden lid
was van de Amenkaansche vredes-
delegatie te Parijs, waarin deze betoogt,
dat Amerika noch aan Duitschland
noch aan andere landen al te zeer
knel ende banden movt arnleggen uit
vrees zijn eigenbelang te .-chadent
„Het ligt /oor de hand»', zoo zegt
Lamout //dat Dui scliLnd, wanneer het
zijn verplichtingen tegenover de entente,
wat de betaling der schadevergoeding
betreft, wil nakomen, zijn productie
moet, opvoeren en zijn productie
kosten laag moet honden. Nu is het
duidelijk, dat in alle artikelen, waarin
Duitschland sptcialist is en wij Ameri
kanen niet, zulk een verhoogd pro
ductievermogen van Duitschland wel
van groot nut ka- zijn, en niet alleen
voor het land zelf, doch ook vo r ons,
a-ngezieu v.ij daardoor de gelegenheid
krijgen ons die speciale ar ikelen, die
wij van Duitschland invoeren, tegen
lagen prijs aan te schaffen. In andere
artikelen zal de Duitsohe cuiicurreniie
zeer scherp blijken te zijn op sommig
gebied zullen nij dan ook viel ver
slagen worden, zooals «:>p ander gebied
Amerika al zijn concurrenten verslagen
heeft. Welke leden bestaat er o n daar
over ontevreden te zijn vraagt de
heer Lamonl. W\j kunnen toch den
ireheeien wereldhandel niet voor *>qs
houden Wij moeten leven en laten
leven. In dï Vereenigde Staten was
men veel te veel de uieening toegedaan,
dat het ons streven moet zijn, alles te
verkoopen en niets te koopen. liet is
bijna belachelijk, het steeds te moeten
herhalen, doch wanneer wij een wereld
markt willen zijn, dan moeteu wij er
ons van overtuigd houocn, dat wij, en
wel op groote schaal, zoowel koopers
als verkoopers moeten zijn.
In verband hiermede is het goed er
aan te herinneren, dat het kortzichtig
is om van eiken Europeerchen slaat
enz., die bij ons leeningen opneemt, te
verlangen, dat hij de geheele opbrengst
van zijn leening hier ook uitgeeft om
daarvoor goederen te koopen, die hij
ergens anders billijker kan krijgen. Het
is in tegendeel het beste, dat wij den
desbetreffenden staat op die wereld
markten zijn inkoopen laten doen,
waar hij het bi'l^kste terecht kan.
DegeueD, waarbij gekocht wordt, zul en
de voor hun goederen verkregen be
dragen, weder in Amerika aanwenden
voor den aankoop van goederen, die
Amerika weder in staat is billijker te
leveren dan a< dere landen''.
Dit pleidooi voor vrijhandel en
tegen een soort van gedwongen win
kelnering, uitgesproken door zulk
een vooraanstaaud Amerikaansch eco
nomist, zal niet Dalaten indruk te
maken, niet alleen in de Ver. Staten
maar ook iu andere geallieerde landen,
waar men de lessen, die door Lamont
worden geboden wel ter dege mag ter
harte nemen. Het leven en laten
leven is een zinspreuk w;arvan de
onze schunnige vermomming of niet
Ik ging naar hem toe, en vroeg hem
//Moge we voor de heere een stukkie
speule
//Och ja," zeide Bouwmeester, //als
het maar mooi is."
We speelden de Serenade vanTosselli,
en de gioote tooneelkunstenaar was
geïnteresseerd.
Aandachtig luisterde hij, en mijn
schooiershart klopte van trots, toen hij
zei
//Dat was mooi, kunne jullie nog
meer Even gestemd, en onder een
doodsche stilte speelde ik het //Souve
nir" van Drdla.
//Deksels" riep Bouwmeester uit, //jij
kent het", en hij gooide een gulden in
mijn hoed.
We gingen weer aan ons tafeltje
zitten, en ik nam één onzer foto's die
wij in Breda hadden laten maken.
Ik schreef daar achterop De kleine va
gebonden waren zeer vereerd voor den
grooten Louis Bouwmeester te mogen
spelen. Beiden onderteekenden wij dit.
Bouwmeester las het glimlachend,
kwam naar ons toe, en sprak
„Zoo, jullie zijn dus imitatieschooiers,
ik dacht het al aan je spel te hooren."
De oude tooneelrot was echter de
toepassing tegenwoordig veel, zoo
niet alles te wenschen overlaat.
l it Duitschland (Essen) komt het
bericht, dat een nieuwe algemeene
loo s!rijd in de Du tsche industrie
tegen 1 September wordt voorbereid,
De spoorwegraannen en het hulpper-
soneel bij de posterijen hebben tegen
hel najaar leeds nieuwe eischen aan
gekondigd en thans bjginnen de
Berlijnsche vakverenigingen zich te
weren door verschillende arbeiders
organisaties wordt een loonsverhooging
van 30 tot 50 pCt. genoemd.
Bescheiden heit ist eine zier en het
is nog de vnag of men zonder dit
sie raad verder komt Er bestaat nog
.steeds een zekere samenh mg tusschen
het onderste uit de kan en het
dekt cl dat men op den neus krijgt,
het bolsjewistische deksel.
In Engeland zal eerlang uitzicht
best-au op verlaging der spoorweg-
vrachten. Er wordt, n.l niet minder
dau 16 millioen p >nd bespaard als
gevo'g van tie lojnsvermindering, die
<io r daling van de kos'en in hei le
vensonderhoud op de basis van de
glijdende loorschaal, mogelijk gewor
den is.
De bekende BritscKe vlieger Harry
Hawker, die indertijd een mislukte
poging deed om over. den Atlantischen
Oceaan te vliegen, is dezer dagen om
gekomen, doordat zijn machine in brand
raakte en hij naar beneden stortte als
den medernen Icarus. Het vliegen blijft
nog immer een riskante bezigheid en
een woord van hulde aan de helden
der lucht, die onvermoeid en onver
schrokken gogen dit element voor den
mensch te veroveren, is zeker niet
misplaatst
De door president Harding voorge
stelde ontwapeningsconferentie zal
op 11 November, den verjaardag van
den wapenstilstand, te Washington
bijeenkomen. Alle mogendheden heb
ben thans Hardinps uitnoodiging aan
vaard behalve Japan.
De uieuwe Poolsche opstand iii Op-
per-Süozië zal, naar de Eögelsche
generaal Henniker heeft verklaard, met
geweld worden onderdrukt eu de Pool
sche grens zal door troepen der ge
allieerden worden afgesloten. Dit bericht
komt evenwel uit Duitsche bron zoodat
eenig voorbehoud voorzichtig is.
Donderdagmiddag vergaderde de ge
meenteraad onder voorzitterschap van
den burgemeester, die de vergadering
op de gebruikelijke wijze opende. Af
wezig waren de heeren Oosterbaan eu
Van der Leeuw. De eeiste met kennis
geving van uilstedigheid. Een vacature.
Overlijden J. Plazier.
Alvoreus met de werkzaamheden aan
te vangen wenschte de voorzitter
eenige woorden te spreken naar aan
leiding van het overlijden van den
heer J Plazier. Spreker herdacht den
heer Plazier als een eenvoudig man
van weinig wooiden, naar wiens mee
ning de Read gaarne geluisterd heeft.
Aan liet graf had spreker reeds ge
legenheid om namens deu Raad uiting
dupe geweest van ons optreden-grime
en kleeding. Hij kwam bij ons zitten.
De huldigingscommissie was niet erg
in haar sas.
„Ja" sprak Bouwmeester, „een der
gelijke hulde als u me daar juist ge
bracht heeft, is mij vrij wat aange
namer dan ai die bloemen en toespra
ken op het tooneel."
Juist dacht ik „nu krijg ik onge
vraagd een interview.
„Begint u al dat gehuldig niet
vreeselijk (e vervelen, mijuheer Bouw
meester
„Nou, of het" zeide hij, „ik zal u
daar iets leuks van vertellen.
Op een klein plaatsje had ik den
Shylock gegeven.
Na afloop was ik zeer vermoeid.
Ook al doordat ik den geheelen mid
dag in een boemeltrein gezeten had,
Bij het einde der voorstelling kwam
een heer, deftig in gekleede jas, met
een geweldige lauwerkrans in zijn han
den, op het tooneel.
Hij begint te sprekenOch arme,
dacht ik, stakkert, wat hen je nerveus.
Hij had biilmenfieber. En jawel, bij
elke vijf woorden, trok hij zenuwachtig
lachend een blaadje uit den krans.
„Jouge jonge" dacht ik „als die rede-
te geven aan zijn buitengewoon groot
leedwezen.
Spreker stelde voor het schrijven van
de weduwe Plazier met een brief van
rouwbeklag te beantwoorden en gaf
de verzekering dat de nagedachte
nis van den heer Plazier" in erkentelijke
herinnering bij den Raad zal. blijven
voortleven.
Bij deze rede van den voorzitter
verhieven allen zich van hun zetel.
Ingekomen stukken.
De iugekomen stukken, waarbij nog
het verslag van den toestand van het
Middelbaar Onderwijs in deze gemeente
en een verzcek van de afd. Goes van
den Bond van Werklieden -in over
heidsdienst om de werklieden,verbond n
aan de gemeentereiniging in hel genot
van den vrijen Zaterdagmiddag 'e
willen stellen, werden voor kennis
geving aangenomen of in handen
gesteld ter fine van praeadvies.
Afschrijving belasting enz.
Afschrijving van Hondenbelasting
werd verleend aan J J. P. C. Bartel-e,
van H. O. aan P. J. van der Bent m
van schoolgeld aan II. B. Wigersma,
overeenkomstig de adviezen der fin
commissie
De Voorz. deelde hierna mede, dat
de heer Springer de vorige week alhier
een bezoek heeft gebracht en den aan
plant op den Oostsiugel in oogenschouw
heeft genomen. De heer Springer
meende dat men, de droogte in aan
merking genomen, tevreden kan zijn
wanneer er maar meer regen komt. Zul
een en ander wel weer gaan leven.
Op de rekening die is ingekomen komt
ook een post voor, voor hetgeen zal
worden nageleverd. Dit zal geschieden
zoodra het weer meer geschikt is.
De besproeiing in de stad moet met
het oog op de droogte en de plantsoen-
besproeiing verdeeld worden, er is maar
een standpijp met een meter en deze
moet gebruikt worden om de waterafi
name te kunnen constateeren.
Overwogen zal worden om de markt
te behandelen zooals op 't oogen blik
de weg naar den Willielminapohler wordt
behandeld, dus te teren met onderlaag
het plein wordt dan wel niet stofvrij
maar toch beter dan op 't oogehblik
en dit is goedkooper dan bestrating.
Dhr. de Looff deelt mede dat de
kosten op 30 cent per Ms. znllen komen.
De voorz. verstrekt daarna inlich
tingen over de naambordjes der straten;
overwogen zal worden of het bordje
Jacoba van Beierenstraat zal worden
vernieuwd. De z g. speelplaats is met
een rol glad gemaakt.
Spreker wijst er op dat de rand
bestrating aan de Mark! langs den kant
van het Postkantoor, die vernieuwd
wordt f 1300 kost en dezelfde keien
worden hier weer gebruikt.
Wel een bewijs hoe duur een en
ander is. Een zwemplaats aan de haven
zou f 12300 kosten eu de gezondheids
commissie acht het water daar nog
niet eens zoo bijzonder friscb. Het Sas
is heel ver weg en bovendien heeft
de gemeente daar niet overal de
beschikking, het is daar gemeente
voering van jon laug duurt, krijg ik
in plaats van een lauwerkrans, een
ijzeren hoepeltje 1" Geduldig bleef ik
hem aanhooren. Hij geleek in 't laatst
op een door den storm geteisterde
boom, want hij stond te midden van
een hoop bladeren. Bedunsd reikte hij
mij ten slotte het voorwerp, dat eens
den wijdschen naam krans gedragen
had, over.
Over „huldigen" gesproken Daar
heb ik nog een typisch, voorval uiee
beleefd. Ik stond in Utrecht op het
perron op den trein te wachten. Een
man was me reeds eenige naaien io-rbij
geloopen, mij sterk fixeerend eu als ik
hem da i aankeek, bloosde hij geweld
„Wat mot die vrijer toch", dacht vk.
Het zou me spoedig duidelijk worden.
Eerst meende ik dat hij een of ai der
tiende-rangs journalist was, die trach en
wou, me te interviewen. U moet name
lijk weten, heeren, dat ik het gez I-
schap van journalisten, altijd zorgvu g
weet te vermijden, want, die mensct en
kunnen vreeselijk hinderlijk zijn met
hun uitvragerij.
(Wordt vervolgd.)
A