S° 48 Zaterdag 23 April 1921 il>8e jaargang. Buitenland. Provincie-Nieuws. Bij dit nummer behoort een Bijvoegsel. Arbeidsschuwheid. FEUILLETON OIZEJOID. ABONNEMENT Prijs per kwartaal, in Goes f2,—, ^^WWÏjl buiten Goes f 2,-. 1 M g Si |~H |H Afzenderlijke nummers 5 cent. Jü q W B8J F 4 B B B A VerschijntMaandag-, Woensdag- v Uitgave Xattml. Vennootschap Goesclie Courant ADVERTENTlJlN eg van 15 regels f 1,20 elke regel meer 24 cent. Driemaal plaatsing wordt tweemaal berekend. Familieberichten 110 regels f 2,40 Bewijsnummers 5 cent. en Kleenwans Boss' Drukkers- en Uitgeversbedrijf. Advertentiën worden aangenomen tot 13 uur voormiddag. neming op gang weet te houden. Hij is op zijn arbeiders aangewezen en bij hangt af van hun willekeur. Heeft bij werkwilligen, beeft bij man nen, die begrijpen, dat zij naast en met hem om de instandhouding van het bedrijf moeten strijden, dan zal hij het hoofd boven water kunnen houden. Heeft hij, naast weinige goede werk krachten, een verzameling arbeids- schuwen, die slechts onder voortdurende pressie en controle tot langzamen, onproductieven arbeid besluiten, die om den anderen dag staken en nog liooger loon en nog minder werk eisohen, dan gaat de onderneming tSkt gronde. Dank zij hun vakorganisaties, vinden de werklieden wel weer een ander baantje. Maar den patroon helpt niemand. Hij heeft zijn geld in de onderneming gestoken, hij heeft het risico gedragen, hij heeft zijn arbeiders een behoorlijk bestaan gewaarborgd en de arbeiders hebben hem om in hun eigen ter minologie te blijven „uitgezogen" en „uitgeknepen". Er moet een einde komen aan de misdadige propaganda die den arbeiders hun patroon als hun eenigen natuur lijken vijand doet zien. Meer dan (ot dusverre dient de arbei der te begrijpen, dat zijn belang niet tegenover maar naast .dat van zijn werkgever staat. Niet in wantrouwen en vijandschap, maar in onderlinge waardeering en samenwerking zal men tot gvooteren bloei van het bedrijf moeten komen, wat slechts in het belang van werk gever èn werknemer zijn. Niet de patroon is de natuurlijke vijand van deu weidenkenden arbeider, maar de arbeidsschuwe, gemakzuchtige werkman, die parasiteert op het bedrijf en daardoor op de arbeidskracht der vlijtigen en werkwilligen onder zijn vakgenooten. T. STRIJD. Nog steeds wordt er in de wereld strijd gevoerd en het blinkt bijna als een bespottin;, de bewering dat we leven in een t\jd van vrede. Het kanongebulder in Europa is ver stomd, maar in Ierland en in Rusland knallen af en toe nog de geweerschoten of klinkt het ratelen van de mitrailleuse en in Klein-Azië daar is het gebrom der vuurmonden nog niet verstomd. Dan is er in Europa de economische strijd tusschen Duitschland en de ge allieerden en de strijd in Engeland tusschen de mijnwerkers en de mijn eigenaars, De staking heeft nu alweer bijna drie weken geduurd en het gure weer is de oorzaak dat de kolenrant- soeneering aan den lijve wordt gevoeld. Ook de industrie beeft er grooten last van en de fabrieken beginnen meer en meer te sluiten. Alleen in de potte- bakkerijen van Staffordshire staan 30000 man op straat. Van de mijn werkers zijn de weerstandskassen na tuurlijk verzwakt, wat de verbittering tegen de leden van het Drievoudig verbond, die niet in staking zijn ge gaan nog heeft doen toenemen. Hier en daar hebben plunderingen van bakkerswagens en winkels plaats, welke er op wijzen dat de toestand critiek wordt. Vrijdag zal de spanning het toppunt bereikt hebben. Dan zullen de gedele geerden beslissen of de staking al dan niet zal worden voortgezet. Uitstel van deze beslissing tot Vrijdag was noodig om in vergaderingen van mijnwerkers deu gedelegeerden een mandaat mee te kunnen geven voor Vrijdag. De stand van zaken schijnt niet geheel zonder hoop te zijn. De mijn eigenaars zijn de kolendelvers hal verwege tegemoet gekomen en hebben hun eisch tot instelling van een nationalen loont aad ingewilligd, deze zal een minimum loon moeten vaststellen, dat voor alle districten De mijnwerkers hebben dit voorstel echter reeds weer verworpen. De instelling van een nationalen winstpot werd evenwel geweigerd. Evenwel doet zich de vraag voor hoe moet dan dat verhoogde loon betaald worden van de arme mijnen. Dit is alleen mogelijk, óf doordat, de Staat zou bijpassen, wat Lloyd George o.i. terecht niet wenscht te doenóf door de vorming van een nationalen pot, waaruit voor de arme mijnen kan wor den geput en die door de rijke mijnen zou moeten worden volgehouden. Over zulk een reserve kan men moeilijk spreken als van een „winstpot", het is als 't ware een stok, die door een gezonde aan een kreupele wordt over handigd. What is a name....? Laat men den winstpot omdoopen, misschien' dat men het dan eens wordt. Blijkens een artikeltje van de vrouw van deu mijnwerkersleider Hodges zijn de loonen voor den zwaren mijnarbeid nog niet overdreven hoog. Zij schrijft o.a. „In Zuid-Wales zou, .volgens den nieuwen loonstaudaaid, een lapper (de hoogst geschoolde arbeider in een mijn) zijn vrouw na een week van 5 ploegen 50 shilling (1 sh. is 60 cent) 7 pence thuisbrengen. Kan er één vrouw haar huishouden aan den gang houden met zoo'u mager sommetje De mijnwerkersvrouw in Durham kreeg de boodschap, nat haar man 59 sh. 7 pence per week zou verdienen. Is het voor een vrouw met eer gezin mogelijk om met deze 'som den slager, den bakker, den kruinenier en andere leveranciers te betalen De mijnwerkers leven aldoor in de loopgraven. Geen vrouw in de mijn streek, weet of haar man of haar zoon straks niet dood of verminkt zal wol', den thuis gebracht". Er is weer een onderonsje der geallieerden op komst. De nieuwe douanegrens is thans in Duitschland ingevoerd en er moeten nieuwe dwang middelen worden uitgevonden. Het is niet onmogelijk, dat alleen Frankrijk en Engeland daa rover zullen beraad slagen. Briand heeft aan Llovd George een brief geschreven, waarin nog eens wordt onderstreept dat het er nu op aan komt om daadwerkelijk de schadever goeding binnen te halen. Foch zal waarschijnlijk de confe rentie bijwonen. Een kwaad voorteeken 1 De 11 punten van Keizer Wilhelm. Naar de N. R. Ct. bericht, heeft keizer Wilhelm in Maart 1917, kort nadat ook de Ver. Staten aan den oorlog waren gaan deelnemen, de vol gende vredesvoorwaarden geformuleerd 1. Vrijheid der zeeën 2. Herstel van alle handelsverdragen 8. Prijs',, geven van alle entente-eilaeden in de Middellandsche Zee 4. Overdracht van Malta en Madeira aan Duitschland 5. Overdracht van Fransclr en Belgisch Kongo aan Duitschland 6. Verdee- ling van België in een autonoom Wal< lonië en een autonoom Vlaanderen 7. Militaire overeenkomst met Vlaan deren de Vlaamsche spoorwegen en banken treden in verbinding met de Duitsclie 8. Afstand van Longwy en Briey door Frankrijk 9. Koerland en Lithauen worden zelfstandig onder ünitsche suzereiniteit10. Oorlogs- schadevergoedingen 30 milliard dol lars van Engeland, 30 milliard dollars van de Vereenigde Staten en 40 milliard dollars van Frankrijk 11. Gedwongen leveringen van grondstoffen en half fabrikaten door de entente en de Vereenigde Staten aan Duitschland. Een geluk bij een ongeluk. Een merkwaardige trek in de mijn staking in Northumberland rs de ont dekking van nieuwe kolenlagen. Dui zenden mijnwerkers en vrouwen nemen met honweeleu en schoppen gewapend bezit van den ouden put bij Morpeth. De oevers van de Coquet zijn tot twintig voet diep uitgegraven, met ongewoon succes. De delvers verdienen in sommige gevallen zes pond dagelijks. Lady Carlisle, de eigenares van de delfstofrechten liet den gravers de vrije hand, die het fortuintje volledig ex- ploiteeren. Drinkwater te Borssele. Tengevolge van een schrijven, dat 29 inwoners van Borssele gezamenlijk richt ten tot den beer Directeur der Zuid- Bevelandsche Waterleiding, waarin zij vroegen of het mogelijk zou zijn, dat zij en andere inwoners van Borssele geregeld, indien ze dit noodig hadden, water zouden kunnen krijgen uit de waterleiding, hield de heer Van Poel' geest Woensdagavond alhier met de be langhebbenden een bespreking. Zijne mededeelingeu hadden tot gevolg, dat voorloopig besloten werd tot het op richten van eene vereeniging voor het aanschaffen van water. Een voorloopig bestuur werd gekozen, bestaande uit de heeren J. Bruinooge, P. Dekker en B. A. Quist. Dit zal met den heer Van Poelgeest de noodige voorbereidende maatregelen nemen, opdat op een zoo mogelijk te beleggen vergadering de vereeniging definitief zal kunnen worden opgericht. Deze sluit dan een contract met de -N.V. ZuidjBevelandsche Water leiding Mij. Waarschijnlijk zal dan op de grens van 's Heerenhoek en Borssele een put gemaakt worpen, waaruit de leden der vereeniging het leidingwater kunnen halen. De handel en, vooral, de industrie maken thans een tijdperk van malaise door. Kostbare sociale wetten, zware bui- tenlandsche concurrentie, mede in ver band met valuta-moeilijkheden, maken den fabrikant den strijd om het bestaan zwaar. De strenge doorvoering van den acht-urigen arbeidsdag eu de hooge arbeidsloonen maken vlug en goedkoop produceeren onmogelijk en dit drukt de te maken winst in zoodanige mate, dat het menigen industrieel vrij onverschillig laat of hij zijn fabriek of werkplaats al dan niet stop zal moeten zetten. Daarbij komt dat de verhouding tus schen patroon en arbeider er in de laatste jaren niet aangenamer op ge worden is. Er is een strijd om de macht onlstaan waarbij de patroons stap voor stap moesten wijken voor de steeds verder gaande eischen der arbeiders organisaties en daarnaast heeft menig fabrikant zijn energie en zijn werklust verloren door het dagelijks weer constatecren van een zich steeds duidelijker openbarende arbeidsschuwheid onder zijn werklieden. Nooit stiet men op grooter aibeids- scliuwheid dan in de dagen, dat inten sief werken een levensvoorwaarde is. De oorlogsjaren hebben nieuwe denk beelden en nieuwe verhoudingen ge schapen. De verhouding tusschen werkgevers en werknemers is scherper dan ooit te voren, het „allen voor een en eeö voor allen" wordt mindi r dan ooit begrepen en overal om ons heen zien wij patroon en werkman in hetzelfde bedrijf als vijanden tegenover elkaar staan. Er is menigmaal terecht op de fout van een te groote macht der werkgevers en een te veel uitbuiten der werk nemers gewezen. Nu heeft de fout zicli verplaatst en in tal van bedrijven is de werkgever aan handen en voeten gebonden over geleverd aan de genade van hen wier arbeidskracht in zijn bedrijf nu eenmaal niet uitgeschakeld kan worden. Wij leven in den tijd, dat in elk bedrijf de zorg voor den arbeider boven alles gaat. Eerst client voor den arbeider ge zorgd, dan is er nog een bedrijf, dat het leven voor allen mogelijk zal maken en tenslotle is er een patroon, die noodgedwongen ook moet leven. Wij zullen de laatste zijn, die den arbeider geen behoorlijk bestaan gunnen, die niet zullen erkennen, dat ook de arbeider recht op leven en recht op geluk en tevredenheid heeft. Maar men wachte zich voor over drijving. Er zijn bedrijven waarin de eischen der arbeiders van zooverre strekking zijn, dat de ondernemer niet meer in staat is het bedrijf loonend te maken en eenvoudig tot liquidatie besluit waardoor de productie vermindert en bet aantal werkeloozen vergroot wordt. Dan is de strijd om steeds betere levensvoorwaarden door de arbeiders Ik twijfel er niet aan, of velen zullen zich geïnteresseerd voelen voor dit onderwerp. Er zullen dames zijn zonder dienst bode, die direct naar het eind van dit Btukje zullen kijken, iets wat zè anders nóóit doen, om te zien, cf ze nog te huur is. Helaas.... Andere dames, die wél een dienstbode hebben, zullen 's nachts droomen, dat deze even simpel van zeden is, als de kenkenfee, die eens onze woning sierde. Hun ontwaken zal hier echter een ontnuch tering zijn van de ergste soort. Er zullen jongelingen zijn, die na de beschrijving harer schoonheid slapelooze nachten moeten doormakeD en misschien gedoemd zijn tot melan cholie te vervallen. Immers ze is reeds getrouwd. Tenslotte zullen er zijn, die dit stuk overslaan en die zijn er nog het ergst aan toe, met bescheidenheid gezegd. met te scherpe wapenen gestreden. Dan heeft men in egoïstisch streven de grens van het mogelijke overschreden en het gevolg daarvan is eene ineen storting van de onderneming, welke te zwaar belast wordt. Er is, toen de achturige arbeidsdag werd ingevoerd, betoogd, dat deze ver korting van den werkdag voor de pro ductie geen nadeelige gevolgen zon hebben. Want wel zou er minder uren ge werkt worden, maar juist door de min dere inspanning van den arbeider ge- eischt, zou deze gelegenheid hebben, zich meer voor zijn taak te bekwamen en door meerdere rust en meerdere ontspanning intensiever in zijn werk uren kunnen arbeiden. De achturige arbeidsdag en de veel gunstiger levensvoorwaarden zijn in alle bedrijven ingevoerd. Wordt er nu over het algemeen intensiever en met meer lust gewerkt Wij wagen het dit te betwijfelen. Over het algemeen heeft de arbeider een korteren werktijd, een hooger loon, een vastere positie en betere levens voorwaarden dan vroeger. Niet het bedrijf heeft den arbeider, maar in zeer vele gevallen heeft de arbeider het bedrijf. En dit bedrijf is z.i. verplicht hem te onderhouden. Een in vele gevallen misplaatst soli dariteitsgevoel geeft hem de zekerheid, dat hij niet of zeer moeilijk ontslagen kan worden eu gebeurt dit al, dan is er een steunuitkeeriug die hem behoud van het loon waarborgt. Vele werklieden parasiteeren op anderer arbeid. Zij leven van het bedrijf. En dit bedrijf leeft slechts door de arbeidskracht van de dikwijls maar al te weinige plichtsbewuste en intensieve werkers. Er zijn gelukkig nog vele werkers die bun geld waard zijn, wier voor elk bedrijf kostbare arbeidskracht, ondanks minder werkuren en lroogere loonen, niet te duur gekocht is. Er zijn er, die verder zien dan den dag van beden en die ten volle beseffen, dat intensieve arbeid tot bloei van het bedrijf en daardoor tot voordeel van hun zelf moet leiden. Door hun plichtsbesef, door hun verantwoordelijkheidsgevoel kan de on derneming winstgevend worden en daar door bestendigd blijven. Maar op hun arbeid parasiteeren de luien en onverschilligen, de ontevre denen, en arbeidsschuwen, die het aller eerst de hoofden bij elkaar zullen steken als er van een behoorlijk werkmans- bestaan en noodzakelijke ontspanning wordt gesproken. Het is zoo jammer, dat vele arbeiders, groot gebracht met de theorie van den klassestrijd, slechts één natuurlijken vijand kennen. Dat is de patroon dien men zoo gaarne uitschildert als de man met de tot barstens toe gevulde brandkast, de luie nietsdoener, die leeft van anderer arbeid eu anderer onderdrukking. Maar in het algemeen is de patroon een man als ieder ander, die werken moet, die verantwoording draagt, die risico loopt, die dikwijls slechts met de uiterste krachtsinspanning zijn onder- Met deze inleiding bent U nieuws' gierig genoeg gemaakt en zal ik dus maar van wal steken. Ze is gekomen uit dat deel van het aloude Twenthe, waar de heide het weelderigst groeit en bet zand het allerzanderigst is. Onvermengd saksisch was haar bloed, onverdorven saksisch waren hare zeden, onvervalscht saksisch was haar spraak. Haar doopnaam was Jannao, haar lengte ±1.50 M. In het kleurenspel, dat hare ver' schijning uitstraalde, was het rood overheerschendhare wangen waren rood gelijk bessensaphaar neus, Wijnroodhare lippen, kersrood en hare handen en armen rood gelijk baksteen. Het haai bezat de kleur des zands en de ruigheid der heide. Bij haar lieflijke lach kierde de mond van het eene oor tot het andere. Hare oogjes had ze gewis van het groote zwijn gestolen. Modest was haar kleeding, die slechts gezicht en handen vrijliet. Ze droeg één borstrok 'szomers des winters twee. Hare kousen waren twee recht, twee averecht en bestonden uit zuivere wol. Wanneer ze tot iemand sprak, nam haar stem een omvang aan, alsof de onderlinge afstand minstens 25 meter was. Haar Saksisch accent zal ik ia zéér verwaterden toestand weergeven, anders zou er niet veel van begrijpen. Ze was absoluut vrij van de „ont wikkeling" en de zucht naar weelde en plezier, die het tegenwoordige menschdom zoo uiterst gelukkig maken. Ja, zoo was ze. Wat betreft hare groote gaven van verstand en hart, ik zal U ook hier van op de hoogte brengen. Te dien einde zal ze nu ten tooneele verschijnen. Ze heeft bij ons ha:e intrede gedaan den eersten Mei, anno domini 19J 5. Het was des avonds in den negenden ure, dat ze met krachtige hand de bel van de voordeur luidde meteen stapte ze naar binnen met den uitroep „Volkl!" Ze werd in de huiskamer gelaten, die ze grinnikend binnentrad. „Daor ben 'k. As ie me noe wilt zeggen, waor miene kamer is, dan gao'k naer bedde, 't Is al laote, negen uur 1" Dat was de korte kennismaking dien avond. Ze werd, wat mij betreft, wel wat heel spoedig en wat heel familiaar nader herhaald. De volgende morgen om vijf uur werd er hevig op mijn slaapkamerdeur ge bonsd en ik hoorde een stem schreeu. wen „Ben ie d'r al of?" Ik verstond van brand, sprong, zooals ik was, uit mijn bed en deed de deur open. De nieuwe gedienstige stond voor me. Toen ze me zag, barstte ze in een luidruchtig lachen uit. „Wat zien ie er zóó mooi oet 1" „Ja, ja," zei ik, „maar is er brand „Wat, brand „Wat riep je dan ondervroeg ik weer. „Ik riep, of ie d'r al óf wazzen, maar ik zie wal (grinnekend wijzen op mijn bloote voeten), dat ie nog in bedde laggen." „Dat weet ik ook wel", zei ik gepiqueerd. „Maor staon ie dan noe op „Ik denk er niet an." „Wadde? Hoe lang slaap ie dan toch „Tot half acht." Ze sloeg de handen ineen„En doen alle stadslefti dat Nou, nou, maar ik doo 't nich". Met deze woorden stommelde zij naar beneden en ik weer in bed. Met slapen was het evenwel gedaan, uit het benedenhuis stegen geluiden, alsof een aardbeving dreigde. Om half acht hoorde ik haar weer naar boven klimmen en onder de uitroep„Ben ie d'r nóg al niet óf de slaapkamerdeuren met de gesloten vuist bombardeeren. Ze hield niet op voor de bezitter der kamer in negligé in de deur verschenen was, dan eerst ging ze lot een nisuwe deur over. We waren allen dien morgen erg vroeg. Er is een zware tijd voor Janna aangebroken. Ze wilde allies doen, zoo als ze dat op de boerderij gewoon was en weigerde eerst hardnekkig iets van haar voorvaderlijke gebruiken prijs te geven. Slechts langzaam nam ze de stadsgewoonten in haar mechaniek op. Ik spreek van mechaniek het wiis ook een mechaniek. Haar dagorde moest zoo zijn, dat ze die desnoods slaap wandelende kon verrichten. De geringste afwijking bracht haar den geheelen ver deren dag van de wijs. We eten steeds met ons zessen. Op zekeren dag jvaren er vier uit en behoefde dus slechts voor twee gedekt te worden. Ze deed het echter, als steeds, voor zes en, naar d 8

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1921 | | pagina 1