N°. 83.
Dinsdag 16 Juli 1918,
105e jaargang.
ABONNEMENT i
Prfl« per kwartaal, in Goes fil,
batten Goes 11,25.
Afzonderiyke nommers 5 cent.
Verschynt: Maandag-, Woensdag
en Yrydagavond.
GOESCHE
Uitgave Naanil. Venn. „Gocscke Courant''.
COURANT
DirecteurG. W. van Barneveld.
ADVEBTENT1ËN
van 15 regel» 75 cent, elke
regel weer 15 cent.
Driemaal plaatsing wordt tweemaal
berekend.
Familieberichten 1—10 ragola f 1,50
Bewyunmmari 5 cent.
Advert6t-tiSn worden aangenomen
tot 12 uur voormiddag..
Minister Treub
en de miskende commissie.
Het valt niet te ontkennen, dat onze
minister van Financiën, de heer M.
W. F. Trenb, iemand is met geniale
neigingen. Nu denkt men bij genialiteit
gewöonlijk aan sehoone kunsten en
wetenschappen, aan scheppingen op het
gebied van muziek, letterkunde, beeld
houw- of schilderkunst. Echter kan zij
even goed bestaan op finantieel gebied.
Door de meeste nuchtere Hollanders
zal genialiteit en finantieel beheer een
ongewenschte combinatie worden ge
vonden. De geniale mensch kenmerkt
zich door spontaneïteit, zijn geest werkt
te vlug, om zich met laag bij den
grondsche overwegingen op te houden.
l)e tallooze bezwaren, die ziin plannen
bij het practisch uitvoeren zullen onder
vinden, telt bijlicht. Hij ziet de groote
lijnen en laat het aan droogstoppels
en slijmeringen over om met hun
nuchtere bezwaren aan te komen dragen.
Zooals gezegd, is het voor den Hol
lander, wicn het koopmansbloed van
ouder tot ouder door zijn aderen stroomt
en die slechts na lang en misschien
wel eens wat al te lang wikken en
wegen zich bij fiuantieele operaties zal
interesseeren, niet gemakkelijk derge
lijke genialiteit te waardeeren.
Toch is er vooral in dezen tijd be
hoefte aan manneir, die met ver vooruit-
zienden blik hun plannen ontwerpen
en die zich daarbij niet door al te
nauwlettend overwegen van voor en
tegen er van af laten houden om hun
ideeën te lanceeren.
Wel echter dienen zij gehoor te
verleenen aan de uitlatingen van tot
oordeelen bevoegde personen, die na
rijpe overweging tot een resultaat zijn
gekomen, dat eventueel tegen de ont
worpen plannen pleit.
Wanneer deze eigenschap niet bestaat
bij de geniale plannenmakers, dan
loopen zij gevaar te vervallen in door-
drijrerij, en het niet willen zien of zelfs
in het verdacht 'maken ran de beweeg^-
redenen, die de adviseurs hebben geleid.
Van den heer Treub, dien wij ouder
de geniale mannen hebben gerangschikt,
zijn in zijn politieke loophaan voor
beelden van wisseling van inzicht te
over. Zoo heeft zijn gevleugeld woord
„Er zal in Nederland geen honger
wórden geleden" allerwege gerustheid
gewekt. Nu verklaart hij daarentegen,
dat hongersnood geheel Europa, en dus
ook ons, bedreigt.
Hij heeft verklaard, dat, zoolang hij
minister van finantiën was, aan vreemde
mogendheden geen cent crediet meer
zou worden verleend en na dien tijd
zijn, zooals de „N. Rott. Ct." dezer
dagen schreef, onder zijn ministerschap
verscheidene tientallen millioenen cre-
dieten verleend.
De heer Treub, dien wij meenden
een voorstander te zijn van de mono-
poliseeriug van groote bedrijven, beeft
zich in de afgeloopen verkiezings
campagne, als hoofdman van den oeco-
nomischen Bond, doen kennen als een
tegenstander van al te groote Staats
inmenging.
Zoo blijft het dikwijls moeilijk om
in den gedachtengang van onzen mi
nister van financiën de groote lijn te
3i FEUILLETON,
Twee Gebroeders,
DOOR
GÜY DE MAUPASSANT.
ZQ durfde het woord niet tot hem
richten, want zy wist, dat hy scherpe
woorden voor haar klaar had; hfl
durfde niet tot haar «preken, want
hO wiet, dat h5 syne heftigheid niet
meer kon beteugelen, zoodra hO den
mond opende.
Hy «tiet met ayn stok de steentjes
voor zyne voeten weg -, zy staarde
doelloos voor zich uit. Na een poosje
viel haar blik toevalligop haar jongsten
zoon, die ln mevrouw Kosémllly's
nabOheld met de kreeften bazig was.
Onwillekeurig sloeg zy beiden gade,
volgde elk hunner bewegingen en
weldra begreep *y, weldra zelde haar
gnoederiyk Instinct haar, dat het geen
sllodaagsoh gesprek was, dat de jonge
lieden voerden. ZJ zag beiden zich
nederhulgen en hun beeld in het
water beschouwenzg zag hen tegen
over elkaar staan, en daarop de rots
beklimmen en zich daar dicht naast
elkaar neerzetten.
Helder en duldeljker staken hunne
silhouetten tegen den horizont af, zy
schenen geheel alleen op de wereld
vinden en maakt hij den indruk, telkens
van inzicht te veranderen.
Wanneer dit een gevolg is van de
bovenvermelde raadgevingen van man
nen, die deze plannen met critischen
blik bezien en Z Exc. daardoor tot
ander inzicht brengen, dan kan men
dit een loffelijke eigenschap noemen,
mits een dergelijke bekeering niet al te
dikwijls noodig blijkt.
Wat ons echter tot het schrijven
van dit artikel brengt, wijst allerminst
op dezen scboonen karaktertrek en be
twijfelen wij of daarin wel de reden is
te zoeken van zijn gewijzigde inzichten.
Het blijkt n.l. dat de heer Treub
zich op zijn verkiezingscampagne in
eene rede, gehouden te Groningen en
te Vlissingeu, op éene wijze heeft uit
gelaten over het rapport van de com
missie inzake monopoliseering der
verzekeringsbedrijven, die zeer kwetsend
is voor de betrokken leden.
In het „Nieuwsblad van het Noorden",
verslaggevend van deze rede, komt voor
dat door den minister is gezegd
„Ik was op de uitkomst v?n het
rapport voorbereid die Commissie be
stond uit belanghebbenden, met voor
dacht door mij uitgenoodigd.
Ik kou niet anders dan een eenzijdig
rapport krijgen.
Het eenzijdig rapport van de Com
missie, dat spreker nog niet heeft
kunnen bestudeeren, aanvaardt hij niet
zonder critiek. De Commissie zegt, dat
het niet gaat, doch dat is de uitspraak
van uitsluitend belanghebbenden».
Ook de „Verzekeringsbode" schrijft
naar aanleiding van eene op 17 Juni
te Vlissirigen gehouden rede
„Verder zei de heer Treub nog, dat
het rapport van de Commissie, die door
hem benoemd werd, is 'ingekomen. De
heer Treub voegde daaraan toe, dat de
leden belanghebbenden bij die bedrijven
zijn. Hij had nog geen tijd gehad van
het rapport kennis te nemen».
Naar aanleiding daarvan is door de
heeren L. W. A. Colombijn, W. P.
Ingenegeren, J. Kist, J. W. Niemeijer,
W. A. Poort en A. F. de Savornin
Lobman een schrijven aan den minister
van financiën gericht, waarin zij huil
pijnlijke verbazing en gegriefdheid te
kennen geven. Zij wijzen er daarin op,
hoe Z.Exc. bij de installatie der com
missie op 1 Mei 1917 heeft verklaard:
„Inzonderheid aan U, mijne heer en
belanghebbenden bij het levensverzeke
ringsbedrijf, ben ik dankbaar voor Uw
bereidwilligheid, in deze hoogst belang
rijke zaak hulp te bieden. Gij hebt U
voorbehouden buiten deze Commissie
vrijelijk tegen mijn voornemen te mogen
ageeren. Geen oogenblik heb ik be
zwaar gevoeld U die verlangde vrijheid
volledig te laten. Maar daartegenover
staat en juist daarvoor ben ik U
erkentelijk, dat gij bereid zijt geweest
in de Commissie Uw standpunt ah be
langhebbende zooveel mogelijk af te leggen
en alleen en uitsluitend het algemeen
belang voor oogen te houden en te dienen.
Bat wordt door mij hoogeljic gewaar
deerd en zal door allen, die belang stellen
in 's lands zaken, niet minder hoog worden
Zij wijzen gr op, hoe ook de leden
der commissie, die niet als belang
hebbenden werden beschouwd, dit rap
port hebben geteekend en vragen ten
ts *fin, en ln date groote eenzaamheid
van hemel, xee eu klippen maakten
die belde gedaanten dea Indruk van
let» machtige, Iets symbolisch.
Ook Peter ilosg hen oplettend gade,
en een spottende lach klonk plotseling
uit »yn mond.
„Wat 1» er vroegmevrouw Boland,
zonder haar zoon aan te zien.
„Ik maak studies', zelde by, nog
een» een kort lachje uitttootend. „Ik
leer, hoe men zich voor do waardig
heid van horendrager voorbereidt."
Tot wanhoop gedreven door wat
iQ uit deis woorden meende te hoo-
ren, in haar blnnenite bsleedlgd
door die uitdrukking, stegen toorn en
verbittering in haar hart op.
„Wien bedoel je daarmee?"
„Wien ander» dan Hat:» I 't Is
werkeljk grappig, die menichen gade
te slaan I"
Bidderend van opgewondenheid ant
woordde iQ met doffe stem„O Peter 1
Wat ben je hard! Die vrouw is de
rechtschapenheid zelve. Je broeder
had geene betere knnnen vinden."
Schel en hard klonk iQn scherpe,
gedwongen lach.
„Hahaha I De rechtschapenheid
lelvel Dat zyn ze immers allen, de
eene zoo goed ali de andereen
de eene zoowel als de andere bedriegt
haar man. Hahahal'
Zonder iet» te antwoorden »tond zy
op, liep baa»tig de helling af, en op
slotte, wat heeft U het recht gegeven
thans zoo geheel anders te spreken dan
op I Mei 1917.
Toen achtte U ons hoogstaand genoeg
om onze particuliere belangen bij het
algemeen belang achter te stellen.
Toen waart U overtuigd, dat wij op
recht zouden streven naar onbevoor
oordeeldheid.
Toen verklaarde U er staat op te
kunnen maken van ons niet alleen
bezwaren te zullen vernemen.
Toen werd door U hoogelijk gewaar
deerd, dat wij bereid waren U voor te
lichten.
En nu
Nu verklaart U, dat met voordacht
belanghebbenden werden uitgenoodigd.
Nu zegt U, dat l niet anders dan
een eenzijdig rapport koudet krijgen.
Nu heet het, dat de Commissie zegt,
„dat het niet gaat", doch dat dit een
uitspraak van uitsluitend belangheb
benden is.
Excellentie, Uwe mededeelingen in
het openbaar gedaan, en dat nog wel
„terwijl U geen tijd gehad hebt van
het rapport kennis te nemen", „dit
nog niet hebt kuunen bestudeeren",
zij drukken op onzen arbeid het stem
pel van „partijdigheid" en „eigen
.belang" en zij kwetsen ons in ons
eergevoelzij verplichten ons met alle
kracht daartegen te protesteeren en dit
protest openbaar te maken.
Wij kunnen ons de verontwaardiging
dezer commissieleden goed indenken.
Hun was een omvangrijk werk opge
dragen. Wij moeten aannemen, dat zij
zich daaraan met alle kracht hebben
gewijd en onpartijdig de zaak onder
zocht. Terwijl het bij den heer Treub
maar een der vele geniale invallen was
geweest, weinig gerugsteund door diep
gaand onderzoek, rustte op hen de
zware taak een met cijfers en gegevens
samengesteld betoog op te bouwen,
waaruit het al of niet wenschelijke van
de uitvoering zou blijken.
Nu verklaart de opdrachtgever, nadat
het rapport door hem is ontvangeu en
zonder dat Z.Exc. het heeft bestudeerd,
mir nichts, dir nichts, dat bet een
eenzijdig rapport is van uitsluitend
belanghebbenden.
Wij kunnen ons. de gerechte veront
waardiging dezer commissie voorstellen.
Wij zien in dit geval allerminst een
neiging om te luisteren naar de met
kennis van zaken oordeelende raadgevers
en meenen daaruit te moeten conclu-
deeren, dat Z.Exc. die goede karakter
trek mist, of heeft de verkiezings
campagne en de handigheid van een
debater hem zoo in 't nauw gebracht,
dat hij meer er aan heeft gedacht,
zich uit de oogen hl ikkelijke moeilijkheid
te redden en daardoor uit het oog
verloren, hoe hem deze uitlating zou
worden ten kwade geduid B,
Buitenland.
De strijd in en buiten Europa.
De Bykskanselier heeft met zyn
rede voor de centrale commissie van
den Byksdag naar het ichSnf, althais
voorloopig »yn doel bereikt en de
noodlge gei altetelling geschonken
aan de na Kithlmann's opzienbarend
vertrek heftig beroerde gemoederen,
by de partyen, dia de Byksdagmeer-
gevaar af, op den gllbberigen grond
te vallen en arm of been te breken,
snelde zy voert, door waterplassen
heen, naar haar anderen zoon.
Toen Hans haar zag naderen, riep
by: „Hoe mama? Hebt gfl toch nog
hetbealnit genomen on» na te komen
Zonder te antwoorden greep zy zyn
arm en klemde zich aan hem vait.
„Bed mU, bescherm my I" smeekte
haar blik.
Met verbazing zag hg hare ont
steltenis en zelde: „Wat is n bleek 1
Wat scheelt n toch, mama?'
„Ik was byna gevallen", stamelde
zy. „Ik was zoo bang op de rot».'
Hans geleidde en steunde haar en
legde haar daarbd de kresftenvangst
Uit, om hare belangstelling voor die
sport op te wekken. Daar by echter
spoedig bemerkte, dat zij nauweiyk»
luisterde, en daar zyn hart eveneens
van iets anders vervuld was en hy
behoefte had, het aan iemand mede
te deeleu, trok hy haar een weinig
ter zyde en begon zacht„Baad oen»,
wat lk gedaan heb?"
Jamaardat kan lk toch
niet weten 1'
„Raad eens
„Ik... ik weet het niet.'
„Nu dan, Ik heb mevrouw Bosémilly
ten huweiyk gevraagd.'
Zy antwoordde niets; haar hart
was zoo zwaar, haar arm hoofd zoo
▼ol wanhoop eu ellende, dat zy nau'.
derheid vormen. Hg Is er in geslaagd
de twjjfel en het wantrouwen, ten
opzichte van Hintze, Kiihlraans's al-
Dnitscben opvolger, gewekt, te sussen,
door de boteekonis van do persoon
lijke opvattingen van den minister
van buttenlandsche zaken in verband
met de te voeren politiek als van snl
en geener waarde voor te stellen en
alle verantwoordeiykheld voor do te
volgen koers voor zyn rekening te
nemen, teven» verzekerende, dat deze
koers, die van de Byksdagmaerder-
held zou hiyvcn en geen andere zou
worden dan de tot nn toe gevolgde.
De geschiedenis der eerstvolgends
maanden zal, wat ons betreft, aan
deze verklaringen de beteekenl» moe
ten geven, die Von Hertilng er dade
lijk aan gehecht wil zien. W5 hebbon
in dezen oorlog wel geleerd aan
woorden weinig waarde te schenken
on de feiten, do daden en gebeurte-
cinen at te wachten om ons een
oordeel te vormen over de elgeniyke
bedoeling, die door de staatsboden ln
alle landen in lange redevoeringen
meestal kumtlg wordt verborgen.
Voorloopig komt het ons wat vrsomd
voor, gelijk' trouwens verschillende
■prekers in de centrale commissie van
den BJkadag opmerkten, dat Von
Küislmann moeit heengaan, als er
felteiyk niets veranderd is. De eerste
indruk, die dit vertrek algemeen
maakte, zoowol in Duitscblsud als
daarbuiten, zou nog wol eens de juiste
kuunen blijken te zyn. geiyk heel
dikwijls hei geval 1» met een eersten
Indruk. Hst spreekt vanzelf dat, wan
neer er werkelijk tot aea al Duitscha
politiek besloten i», deze niet plotse
ling en openlijk gevoerd zal worden
dat zou zelfc het Dnitsche volk
niet over zijn kant laten gaan. Men
zal in dit geval langzaam toebuigen
naar de nieuwe koers en geen come-
dlo versmaden om het gewenaebte
doel zonder ongelukken ts bereiken.
Von Kilhlmann z»l door Hintze wor
den vervangen, zonder dat de oorlog»-
credleten ia gevaar komen, want Von
Herding is borg. Wanneer het tgditip
gekomen zal zijn om dsn Rykskanse-
lier te vervangen, le er misschien wel
een ander middel te vinden om da
lastige maisa zoet te houden. De tijd
schyr.t nog ver eer het Daltiche volk
zelf naar de middelen grypt dis hst
bezit, om zyn eigen wil en woord tot
het oppermachtig» te maken in don
staat. Trouwens, dit geldt evenzeer
voor de Enten te-volken, die nog een
moeiiyken politieken stryd te voeren
zullen hebben eer zij ziebzelf voldoende
hebben gelouterd en bevryd om
deel te kunnen uitmaken van een
volkerenbond, die warkeiyk zal vol
doen aan da daaromtrent door de
oprechte vrienden ven den vrede ge
koesterde idealen.
Een merkwaardige aanvulling van
de vermelde rede van den Bykskame-
lier vormt hetgesn hy, biykens nadere
publicatie, gezegd heeft in verband
met Belgis. Volgens het Wolffbureau
zei hy hieromtrent o.a. het volgende:
„Wat de toekomst van Belgis betreft,
zoo beteekent de bezetting en het
huidige bezit van Belgis slecht», dat
w8 een onderpand voor de toekomstige
onderhandelingen hebben. In het be
grip: pand, Ugt opgesloten datgene,
wat men als pand ln de hand heeft
en niet wil behouden, wanneer de
onderhandelingen tot een gunstig
resultaat leiden. Wg zyn niet van plan
Belgis ln een of anderen vorm te bo
houden. Wy wensohen, goiyk ik reeds
den 24n Juni heb gezegd, dat het na
weiyks verstond, wat hy sprak. Werk-
tulgeiyk herhaalde zy„Ten huweiyk
gevraagd?"
„Ja, heb ik goed gedaan Z(J Is
bekooriyk, nietwaar, mama?'
„Zeker... bekooriyk... je hebt
geiyk."
„Dus u blliykt mijne handelwijze
„O ja... dat doe ik.'
„Wat zegt u dat vreemd, men zou
haast denken, dat u zich er niet over
verheugt.'
„O toch wal, ik verheug my.'
„Waar eu waarachtig."
Eu om hem er van te overtuigen,
sloeg zy de armen om zyn hals en
kuste hem teeder.
Hare oogen waren vochtig gewor
den, eu toen zy de tranen had
afgeveegd, zag sjj ver beneden aan
het strand eene gedaante, die op den
bulk op den grond lag uitgestrekt,
met het gesleht In de handen ver
borgen. Dat was do andere, haar zoon
Peter, die in gepeins verzonken was.
Zy trok haar jongste, haar Hans,
nog verder weg, tot aan den mond
der beek, en zy sprakon lang en
breed over dit huweiyk, waarop hy
zyn hart had gazet.
Da vloed kwam op en verjoeg hen.
Haastig klommen zy weer omhoog. In
het voorbygaan riep men Peter, die
zich hield, alsof hij sliep, en toen werd
er lang getafeld en veel wyn ge
dronken.
den oorlog wederom verrezen Belgis
als een zelfstandig staatswezen
geen mogendheid als vazal onder
worpen zal zyn en met ons ln goede,
vriendschappelijke betrekkingen zal
leven. Dat ie het standpunt, hetwelk
lk ten opzichte van het Belgische
vraagstuk van meet af aan heb inge
nomen en ook beden nog inneem.
Myne Heeren, Deze zyde van myn
politiek staat volkomen ln verband
mot de algemeens richtsnoeren, welke
ik voor u heb uiteengezet. Wy voeren
den oorlog als een verdedigingsoorlog
en omdat wy hem als een verdedl-
glagsoorlog voeren on van den aan
vang af elke imperialistische, elke op
een wereldheerachappy gerichte ten-
detiz' verre van ons heeft gelegen,
daarom zullen ook onze vredesdoeU
einden daarmede ln overeenstemming
zyn. Hetgeen wy willen is de onge
schondenheid van ons gebied, do vrije
lucht voor de ontwikkeling van ons
volk, in het biionder op economisch
gebied en natuuriyk ook een nood-
zakeiyke waarborg voor de toekom
stige moeilijke omstandigheden. Dit
past ook volkomen by het standpunt,
dat ik tegenover Belgis Inneem. Hou
dit standpunt echter in bizonderheden
kan worden vastgelegd, hangt af van
do toekomstige onderhandelingen.
Daaromtrent kan lk thans geen bin
dende verklaringen afleggen."
Zoo op het eerste gezicht schyat
deze verklaring omtrent Belgis een
stap nader tot den vrede, doch wy
betwijfelen of men van de zyde der
geallieerden ln deze uiting de waar
borg zal zien, die men daar eiecht om
tot onderhandelingen te fcucnen
komen. Het principieel verschil in
opvatting van de Belgische quaestie
la 'ook door deze verklaring, uie iets
verder gaat dan do vorige, niet op.
geheven. Dnltschland blyft BelgiS ais
een vulstpand beschouwen, dat het
houden kan, wanneer de onderhande
lingen oen resultaat opleveren, dat
DulSschlaRd niet gnnitig acht, terwyi
de geallieerden de Belgische quaestie
als eea zuivere reohtjquaeatle opvat
ten en vooropstellen, ast BolglS door
de moest grove schending van zijn
neutraliteit in dezen oorlog is betrok
ken en eerst volkomen ontruimd moet
worden, zoodat er by de onderbande.
Hogen geen sprake meer kat: zijn
over eeu behoud van BelgiS door
Duitschland, doch uitsluitend van de
vergoeding, waardoor Duitschland het
aan Belgis gepleegde onrecht zoo veel
mogeiyk zal kannen herstellen.
Wy wenschen, zegt de Bykskanse-
lier, dat Belgis na den oorlog met ons
in vriendschappelijke betrekkingen zal
leven. Vriendschappelijk zullen deze
betrekkingen slechts zyn, wanneer
België een oprecht vertrouwen kau
stellen ln zyn oosteiyken nabuur
met wensehen alleen komt Duitschland
er ln dit opzicht niet, dat heeft hei
met Rusland wel ondervonden. Vriend
schap verwerft men niet door dwang
en allerminst van iemand over wiens
huis men buiten zyn toedoen de
diepste ellende heeft gebracht dia
voor menschenkiaderen denkbaar is.
De Bykskanselier moge er in ge
slaagd wezen zyn lsndgenooten go-
rust te stellen wat trouwens nog
niet afdoende bewezen is in het
buitenland, eu vooral lu het Dultseh-
land bestrijdende buitenland zal men
ook nh zyn rede nog niet veel ver>
trouwen stellen in de Dnitsche vredesi
en verzoeningspolitiek.
Wanneer zal het gezegende oogen
blik komen, dat het wederzydsch
VII.
Do heeren, Haas alleen uitgezonderd,
sliepen op den terugweg. Elke vyf
minuten zonk Boland's of Beuusire's
hoofd op den schouder van een buur-'
man, doch werd steeds met kracht
teruggestooten. Dan hield het snorken
even op, de oogen gingen open en
een schrandere opmerking, zooals
„Een heele mooie avond", werd ten
beste gegeven, waarop hét hoofd
terstond weer naar de andero zyde
zakte.
Toen men in Havre aankwam,
hidden belden groote moeite, zich nit
hunne verdoovlng wakker te schud-
den, en Beausire weigerde beslist,
nog deel te nemen aan de thee bjj
Hans on stond er op, voor zyn hnis
te worden afgezet.
De jonge advocaat zon dezen nacht
voor het eerst in zyne woning slapen,
eene groote, bzast kinderachtige
vreugde, zyne verloofde nog dezen
avond de kamers te laten zien, welke
nu weldra de hare zouden zyn, ver
vulden hem geheel.
Mevrouw Boland, die uit vrees voor
brand de dienstboden nooit gaarne
alleen liet opbiyven, had de meid
gezegd, dat zy wel naar bed kon
gaan, zy zelf zou de thee wel zetten.
(Wordt vervólgd).