5 niet voldoende is, in verband met den aard zijner werk zaamheden, en zijn normale wijze van voeding. (3). Door of namens dengene, wien een aanvullings broodkaart is uitgereikt, wordt onverwijld mededeeling gedaan van het vervallen der redenen, welke tot de uitreiking aanleiding gaven. (4). Zoolang een mededeeling, als in het voorgaande lid gedaan, niet wordt ingezonden, noch wijziging is ge bracht in de keuze, gedaan ingevolge de laatste zinsnede van het eerste lid van dit artikel, worden telkens voor een volgend tijdperk van vier opéénvolgende weken, vier aanvullingsbroodkaarten van dezelfde soort als een vorige maal ter beschikking van den belanghebbende gesteld, tenzij van den aanvang af reeds vastgesteld was, dat die uitreiking slechts voor een bepaald tijdperk zou geschieden. Artikel 8. Aan houders van inrichtingen, waar nachtverblijf aan tijdelijk hier te lande vertoevende vreemdelingen wordt verstrekt, kan een bepaald aantal dagbroodkaarten ter uitreiking aan hunne logeergasten in voorraad worden gegeven onder verplichting a. iedere dagbroodkaart, vóór hare uitreiking, te voor zien van den datum van afgifte en den naam der inrich ting, door welker houder zij wordt uitgereikt b. geen volgende dagbroodkaart af te geven dan tegen overgave van de vorige kaart met de bons, voor zoover daartegen geen brood werd gekocht c. wekelijks nauwkeurige verantwoording te doen van de ontvangen, van de uitgereikte en van de ingevolge het bepaalde sub b terugontvangen dagbroodkaarten, zulks onder overlegging van extracten uit het nachtregister.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1917 | | pagina bijlage 5