N°. 9 1917
Zaterdag 20 Januari
104
jaargang.
WALTER.
Bij dit no. behoort een
Bijvoegsel.
BESCHEIDENHEID.
FEUILLETON
de
GOESCH
Uitgave dezer Ooarant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond
uitgezonderd op feestdagen.
Prfs per kwartaal, in Goes f 1,—bulten Goes, franco 1,25.
Afzonderlijke nonuner» 5 cent.
inzending van advertenUSn op Maandag, Woensdag
en VRMDAQ vóói ia uren.
Da pr{js der gewone advertentlën ls van 1-5 regels bO er„, elke regel meer 10 «t
B( directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt
de prjjt slechts tweemaal berekend.
Geboorte-, hnwoljk- en doodsberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen worden van 1—10 regels J,berekend
Bewï (nummer. 6 «ent.
Teleloonnammer 83.
Uitgave van da Nam-. Veanootseliap „Ga.seke Conrazt". Sirectear G. W. van Bahnzvzus.
Men schrijft ons
De Kerstdagen schonken on9 gele
genheid, eenige uren door te brengen
bij een familielid. Er was nog een
gast, die een poosje zou blijven, een
goede kennis, al van jaren her, een
patente vent, een kerel om mee uit
visschen te gaan, zooals dat heet, doch
die één groot gebrek heeft, namelijk
hl te groote bescheidenheid, en die
ofschoon het beide Kerstdagen regende
en de stad één groot modderbad was
telkens allerlei bedenkseltjes wist
te vinden om uit te gaan en toch
viel er niets te bespreken, dat hij niet
zou hebben mogen aanhooren. Nauw
was er ontbeten, of hij ging uitkort
na het twaalfuurtje was hij gevlogen
zelfs na het middageten had hij een
aanneembare reden om te verdwijnen
en dit viel zoo op, dat allen hem
plaagden ea wij zelfs dreigden te
zullen heengaan. Den volgenden dag
was 't echter hetzelfde spelletje. Zijn
bescheidenheid bleek onoverwinnelijk.
Naar het oppervlakkig en ondoor
dacht oordeel der wereld is bescheiden
heid eer een slapheid dan een deugd,
eer een bewijs van gemis aan, dan een
waarborg van karakter, bovendien -
en dit is haast nog erger een be
lemmering om in de wereld te slagen,
êen blok aan 't been van wie gaarne
den weg naar het succes wil bewandelen.
Wel te verstaan naar het oordeel
van die wereld, welke niet verder denkt
dan haar neus lang is, die wel citeert
het //Bescheidenheit ist eine Zier, doch
weiter komrnt man ohne ihr." doch van
den tekst uit Grillparzer's /yAhnfrau"
niet wil weten, welke luidt//Ziert
Bescheidenheit den Jüngling, nicht
erkenn' er seinen Wert": die slechts
wil keuneu Goethe's „Nur der Lump
ist bescheiden" en niet den onmiddellijk
daarop in ^Rechenschaft" volgenden
regel //Brave freuen sich der That",
die nabauwt, dat de onbescheideneu de
halve weréld hebben, doch niet bedenkt,
dat de demi-monde niet het beste deel
der wereld is.
De moraal ligt voor de hand.
Wilt ge door hen, die zóó oordeelen
over bescheidenheid, niet worden ge
houden voor een onbeduidend en waar
deloos iemand, wees dan vooral niet
bescheiden en laad zelfs den schijn
niet op u, alsof gij 't zijt. Zorg er voor,
dat uw stem gehoord wordt in den
raad der wijzen, maar vooral in dien
der dwazen laat u niet duwen in een
hoekje der vergetelheid en, als gij er
in raakt, zorg f dan, dat gij er weer
vlug uitkomtlaat men ook uw ver
diensten niet vergeten en laat er onder
uw vrienden minstens één zijn
89
Historische Roman
door
li. C. VAN DEN ENDE.
(Nadruk verboden).
Sedert jonkvrouw Geraldine haar
intrede in *Un stille woning deed, was
zQn rust verdwenen. Haar vriendelflk-
heid en lieftslligheid had ze met haar
liekte en leed niet verloren. Heel
levendig bracht ze hem syn geliefde
doode voor don ge&st. En hoe langer
h(j Geraldine zag en hoe beter hjj
haar leerde kennen, des te treffander
vond hij de gelflkenis.
Vaak meende hij in haar volkomen
sQn beminde wedergevonden te heb
ben, zoodat bfl haar reeds esn paar
maal had toegesproken met den hem
dierbaren naam van sfln gestorven
bruid.
Doch langzamerhand kreeg hij de
stille overtuiging, dat hfl op 't punt
stond ontrouw aan Bfln eerste lielde
te worden, dat Geraldine het beeld
in z(jn hart van s$u hoog voetstuk
had atgeworpeu en er bezit van ge
nomen had. Van die verovering wist
Geraldine zelt niets, want in geen
desnoods gij zelf die een lofredenaar
is. Doe alles, wat het ook zij, met
zeker gewicht en houding der belang
rijkheid. Tien tegen één, dat men u
niet onder de onbeduidende menschen
zal rekenen. De kans is zelfs groot,
dat men u voor een mensch van be-
teekenis zal houden.
En als men maar eenmaal daarvan
doordrongen is en u deonweerspreekbare
bewijzen levert, dan laat ge u die
bescheidenheid welgevallen en zegt ge
zoo iets van //Waarlijk te viel eer,
zooveel lof heb ik toch niet verdiend/'.
Aldus toont ge immers 't best die
ware grootheid te bezitten, welke ne
derig is. Wellicht vergelijkt ge uzelf
dan nog in gedachten met het bescheiden
viooltje, dat, eerst niet opgemerkt,
later in zijn lof ruimschoots vergoeding
kreeg voor zijn onverdiende vergetel
heid, aldus weer een duidelijk voorbeeld
en levend getuigenis van de onwaar
heid, dat men 't verder brengt zonder
dan met bescheidenheid.
Laat ons echter ernstige dingen
ernstig behandelen. Want bescheiden
heid is een hoogst ernstige zaak en
moeilijk ware een duidelijker teek en
van den zedelijken achteruitgang van
bepaalde kringen onzer" samenleving,
of van die samenleving zelve, te noe
men, dan wanneer men kon bewijzen,
dat daarin minder bescheidenheid wordt
aangetroffen dan vroeger.
We beweren niet, dat het zoo is,
maar hl» '1 zoo zou zijn, dan hebben
wij onszelf ten spoedigste te herzien
Inderdaad lijdt onze bescheidenheid
steeds grooter gevaar.
Naarmate de waarde vau een mensch
meer beoordeeld wordt naar hetgeen
hij heeft dan naar hetgeeu hij kan,
n-»ar hetgeen hij wil bereiken dan naar
hetgeen hij weet te bereiken, zijne
bewondering, lof en huldebetoon
en wie is daarvoor geheel ongevoelig,
behalve de werkelijk beseheiden mensch
gemakkelijker te veroveren, een
aanslag op 't leven onzer bescheiden
heid, zoowel als op de bescheidenheid
van ons leven.
Er ligt een groot gevaar in onze
ranglijsten en onze huldigingen, in
onze wedstrijden en onze jubilea en
men moet heel wat wijsheid bezitten
om aan dat gevaar heelhuids of
liever van ganscher ziele te ont
komen. 't Is vreemd indien iets den
mensch bescheiden maakt, dan is 't de
wetenschap, en juist het zich eigen
maken van de beginselen der weten
schap wordt dooi' al die ranglijstenen
vergelijkende examens zoo licht een
moordkuil voor onze bescheidenheid.
Even zonderling haast als dit audere,
dat de vader der wijsbegeerte beleed
niets te weten behalve dit eene, dat
jiij niets wist, terwijl zoo menig wijsgeer
van den zooveelsten rang meent de
wijsheid in 't weten in pacht te hebben.
Alweer een bewijs, dat ware grootheid
bescheiden is eu bescheiden zich uit.'
enkel opzicht had ze aanleiding: ge
geven tot iets, ja elke gedachte aan
heer Adrlaen, dien ze hoogacht als
een vader, was vreemd aan behaag
zucht.
Maar heer Adriaen verkeerde geheel
onder den machtigen indruk, dien ze
op hem had gemaakt. Dat stemde
hem droevig.
En naarmate hjj z(jn neiging be
streed, werd hij treuriger, daar h\j
zich er tegen machteloos bevond.
Dit inziende, overdacht hij 't pro
en contra van een huwelijk met baar.
In zijn isolement overwoog hij deze
zaak nauwkeurig. Alles wel beschouwd
meende hij er toe over te kunnen
gaan. Natuurlijk was de groote vraag
nu nog, of de persoon in kwestie er
ook zoo over dacht, hetgeen h{| be
twijfelde. Maar hfl zou in elk geval
de kans wagen en haar een huwelijks-
voorstel doen.
Naar aanleiding daarvan liet hQ
vragen ot ie hem wilde aanhooren.
Dat gebeurde, toen ze met Julia in
den tuin wandelde.
Nieuwsgierig wat heer Adrlaeu haar
te vertellen had, begaf Geraldine zich
onmiddellijk naar zijn studeerkamer.
Zoodra zij zich vertoonde, geleidde
bjj haar met de meeste hoffelijkheid
naar een gemakkelQken stoel en zette
lich daarna tegenover haar.
Zooali h§ daar zat, zag h$ er als
Een bewijs tevens, dat niet de onbedui-
denden, maar dat menschen van werke
lijke beteekenis bescheiden zijn.
De hoogere rechtbank van ons eigen
zedelijk bewustzijn maakt wel degelijk
onderscheid tusschen bedeesdheid en
verlegenheid aan den eene kant en
bescheidenheid aan de uidere zijde en
rangschikt de laatste dan onder de
deugden, zoowel van een klein als vau
een groot mensch. Zij kent den palm
der eere niet toe aan eene deugd, die
niet bescheiden, d. i. zonder aanmati
ging is. Zij weet, dat //in het heiligdom
der trouw de almacht van de stille
vrouw" eerst daardoor onmerkbaar kan
heerschen, omdat zij niet bazig is en
bemoe:ziek, niet bedillerig en betweterig,
maar Lescheiden, zóó, dat ze niet op
den voorgrond zich plaatst en niet den
staf zwaait als een sergeant-tamboer bij
een parade, doch ongemerkt, is en blijft
een verborgen kracht van liefde, rijk
aan zegen.
Een bescheiden mensch heeft wat
vele en vooral jonge menschen in onzen
tijd van druk doen zoo weinig heb
ben geduld. Hij zit niet wanhopig
terneer, als zijn verdiensten niet aan
stonds worden ontdekt of erkend. Hij
verliest den lust in zijn werk niet, als
dat werk niet terstond wordt geroemd
en geprezen. Hij is tevreden met een
plaats en een deel, die, nu ja, wel
wat grooter had kunnen zijn, maar
waarop en waarmee men toch gelukkig
kan wezen, misschien gelukkiger dan
op een wat grooter. Hij is niet veel
eischend, al ontziet hij zich 't aller
minst te streven naar hetgeen hem
rechtmatig toekomt. Hij timmert bij
voorkeur niet aan den weg en schuwt
veel bekijks, maar hij l^uwt stevig en
soliede. Hij geeft geen weidschen naam
aan zijn eenvoudig huis en ziet niet
met afgunst naar dat van zijn buur
man. Hij groet dien buurman beleefd,
maar niet onderdanig.
Hij kan wachten tot men hem naar
zijn juiste waarde schat en wil op den
duur nog liever mee- dan tegenvallen.
Hij is, als 't moet, inschikkelijk zon
der met kousen en schoenen over zich
heen te laten loopen en weegt zijn
woorden, als hij oordeelt over zijn
medemensch. Hij leeft ingetogen, te
ingetogen haast voor onzen tijd van
reclame, humbug en andere ^uiten-
landsche ziekten, die den wijze het
hoofd doen schudden om zóó veel
kleinzieligheid en zelfbedrog.
Bescheidenheid is niet de dochter
van Verlegenheidhaar moeder heeft
evenmin bangheid voor menschen en aan
bedeesdheid is zij slechts verre verwant.
Maar in haar stamboom vindt ge de
namen. Vroomheid en Vertrouwen op de
overwinning van hetgeen waarlijk goed
is, van Liefde tot dat goede, niet om
loon, doch om zijns zelfs wil, van die
tevredenheid, welke evenmin zelf ge
noegzaamheid is als onverschilligheid,
en krachtens de wet der erflijkheid
een heel innemend oud heer niti
waarvan men zou kunnen houden als
een vader. H|j boezemde Iedereen
vertrouwen in. Gerald ne bevond zich
ook op haar gemak tegenover hem,
geen flauw vermoeden hebbend van
wat er volgen zou.
Zijn sneeuwwitte baard, kort ge
knipt, zorgvuldig onderhouden, gaven
bom met zijn heldere, glinsterende,
blauwe oogen 6n gebruind, vol gelaat,
het aanzien van e»n knap en door en
door gezond man, wlen men 'tophet
eerste gezicht kon aanzien, dat hfj van
hooge geboorte was, dat h$ gewoon
was in de voorname kringen te ver-
keeren. FJjne manieren, nette woorden
keus, gemakkelijke bewegingen, vrty
van gemaaktheid en stfjve vormelijk
heid, stempelden hem tot den echten
aristocraat.
Doch heden schenen deze kenmer
ken niet duldel{k op den voorgrond
te treden. H(| was wat verlegen met
zijn houding, wist zich niet goed en
vlot uit te drukken.
Evenwel duurde dat slechts kort.
Even kuchte h\j, verschikte een paar
boeken, vouwde toen de handen over
een knie en sprak, terwijl hfl Geral
dine vriendelijk toeknikte:
,Ktnd, ik wou je graag eens over
een belangrijke aangelegenheid «pre
ken. Uw aanwezigheid hier ie me
buitengewoon aangenaam en het zou
werken deze alle in hem na en voort.
Zich opdringen zal de bescheidene
nooitmaar hij behoeft ook niet toe
te laten, dat men hein afdringt van de
plaats, welke hem toekomt. Onnoodig
zich laten vernederen beschouwt hij
niet als zijn plicht, maar hij weet, dat
wie zich vernedert, verhoogd zal wor
den. En hoe bescheiden zijn aanspraken,
wenschen en behoeften ook mogen zijn,
niet bescheiden zijn de eischen, die hij
aan zichzelven stelt. Waartegenover
weer staat, dat hij dankbaar is voor de
ook maar bescheiden wijze, waarop
anderen aan de hun gestelde eischen
voldoen.
Er is een Bijbelwoord, dat klinkt
als een wonderspreuk //uwe bescheiden
heid zij allen menschen bekend". En
dit zal zij ziju, als zij de echte is, die
der waarachtige verdienste, der onge
veinsde welwillendheid.
Buitenland.
De strijd in en bniten Europa.
Griekenland, zoo meldt een telegram
alt Londen, beeft thans de eiachen
der geallieerden in ban geheel a&ngo
nomen.
Zooals wp reeds vroeger melddeD,
was bet altimatam der Entente wel
door Griekenland aanvaard, doch
onder zulke bewoordingen en onder
zoodanig voorbehond, dat de regee-
ringeD van de bij de Entente aange
sloten mogendheden zich over de
inwilliging harer eischen allerminst
geritst gevoelden.
De blokkade vau de Griekiche
kaaien werd daarom niet gestaakt en
der regeering te Athene dea eisjb
gesteld, dat zij zonder eenig voorbe
hond de voorschriften der geallieerden
ssca oprolgen.
Zooali alt het Loodenscbe telegram
bljjkt, beeft de Grleksche regeering
daartoe thans besloten, wat ongetwij
fold de entente een groote .'gerust
stelling zal brengen.
Want Sarrail's weermacht in jSalonlkl
verkeert na juist niet In bijzonder
ganstige omstandigheden. Voor zelf
standig optreden en het opzoeken
van den vijand schijnt zij te zwakte
zijn en om baar geheel terag te
trekken en daardoor aan het laatste
Balkanavontuur een einde te maken,
is zj weer te sterk.
Het opgeven van de sxpeditle zon
voor Engeland en zijn bondgenooten
toch een erkenning van onmacht be-
teekenen. jdlo beter niet gegeven kan
worden.
Volkomen is het te begrtjpan, dat
de geallieerden de oplossing van het
Balkanvraagstak zeer moeilijk achten
en dat de besprekingen te Home dan
ook hoofdzakelijk over dit pant heb
ben geloopeu.
Vöór alles wensohte men zekerheid
omtrent de door,.Griekenland aan te
nemen houding.
Men wilde weten of Griekenland
zich als vriend dan wel als vijand
zal gedragen en daarom li de Griek,
sche regeesl. g de vernedering van
een ultimatum, waarin den eisch van
me zeer spijten, als je eenmaal weer
naar je nabestaanden wilde vertrek
ken. M{| zon 't zijn, alsof de zon nit
miin hnla week en licht en gezellig
heid verdwenen. Ook Jaila zal je erg
missen. Zeg me eins, Geraldine, ver
lang je naar hnis terug?'
„Neen, dat kan ik niet zeggen, heer.
Uw gastvrijheid eu de vriendschap,
die ik hier van n en Jaila geniet,
doen me goed. En 't is, alBoi ik Roland
hier elk oogen blik kan verwachten 1'
zal ze treurig, „ofschoon ik weet, dat
daaraan geen denken meer is!'
„Neen, meisje, zet de gedachte aan
hem uit je hoofd, 't Is verkeerd, aan
dergelijke ideeën toe te geven. Eens
was ik verloofd mot oen schoon, be
minnelijk meisje. ZO stierf en 't heeft
lang geduurd voor ik den slag te
boven was, die mO trof, want lk had
ze innig lief. En na zOn er jaren
verloopen. ik ben intnsschen een man
op leeftijd geworden. Mi) heeft het
ook geen goed gedaan, dat lk voort
darend aan haar bleef denken. Maar
wat ik n zeggen wil, is dit. Zoo
gaarne zag ik, dat je hier voor goed
je intrek wilde nemen I'
„Dat kan ik niet beloven, heer, al
zon 't me aangenaam zjn. Doch det
hangt van zooveel omstandigheden af
Maar heel dikwijls kom lk gaarne a
en Jaila bezoeken I"
„Er ls een omstandigheid van over-
medozeggenschap In Grieksche aan
gelegenheden gesteld werd, niet be
spaard gebleven.
Nataarlijk heeft Griekenland toege
geven, het kon ook moeilijk een
andere houding aannemen. Maar het
is te begrijpen hoezeer vele Grieken,
na dc jongste en diepste vernedoriDg
van hun vaderland, reikhalzend naar
het oogenblik nltzien waarop zij open
lik met de schenders van hun grond
gebied zallen kannen afrekenen.
Dat Griekenland, al heeft het thans
de eischen der geallieerden aanvaard,
nog geenszins als een bstroawbasr
werktuig van de entente kan be
schouwd worden, blijkt duidelijk uit
een telegram vau den oorlogscorres
pondent Price uit Saloniki, die mede
deelt, dat de Grieksche troepen, welke
de regeering van koning Konstantijn
beloofd had naar den Peloponnesus
te zullen terugtrekken, in beweging
zijn gekomen, doch in de verkeerde
richting, nml. naar het Noorden m&r-
cheeren
Zij zouden daarbj reeds de neutrale
zöne geschonden hebben, die van
Efeaterlna landinwaarts loopt en waar
troepen der geallieerden sinds eenigen
tijd den vrede tusechen de kontnkljke
Grlekscke troepen en die vanVenlze-
los' regeering bewaard hebben.
De correspondent, die van meenlug
ls, dat het uitbreken der vijandelijk
heden aanstaande is, wjst er op, hoe
de Grieksche regeering er In de laatste
weken naar gestreefd heeft, tjd te
winnen, door oBder allerlei voorwend
sels de verplaatsing van haar gemo
biliseerde troepen, die onmiddellijk
achter dia der geallieerden in Thesialtë
geconcentreerd zijn, te vermijden. Op
het oogenblik zouden de Grieksche
troepen juist op het voor de entente
gevaarljfce punt, in den rug van
Sarrail's leger geconcentreerd worden.
De correspondent wjst er tevens op,
dat invloedrijke Duitsche autoriteiten
steeds met de Grieksche regeering in
verbinding staan en dat het Grieksche
station voor draadlooss telegrafie, dat
onlangs geïnstalleerd is, voortdurend
telegrammen met Berlin bljft wisselen.
Wanneer deze mededeelingen juist
zijn is het niet te verwondoren, dat
de entente van de Grieksche regeering
de grootst mogelijke zekerheid tegen
een verraderijken overval wenscht,
daar uit de houding der koningsge
zinde psrt{j in Griekenland de bedoe
ling van esn samenwerken met de
centralen bljkt, welke voor Sarrail's
leger wel eens zeer noodlottig zou
kunnen worden.
V
In Zwitserland begint men zich
eenlgszlns ongerust te maken. Men
begint daar, met het Belgische voor
beeld voor oogen, te bedenken hoe
gevaarlijk het voor een kleine onzij
dige mogendheid is, op de Europeesche
kaart juist te midden van de groote
itiijdvoerende mogendheden gelegen
te zijn.
Langs de Zwltserschegrenzsn blijkt
het op het oogenblik alles behalve
rustig, zoodat de regeering het noodlg
geoordeeld heeft, het ter handhaving
der onzijdigheid op de been gehooden
leger te versterken.
wegenden invloed, beste Geraldine
zei heer Adrlaen met nadruk, want
hj nam zija aanloopje met een sprong.
„Luister 1* vervolgde hij. „Zoodra lk
je leerde kennen, viel 't mjj op, hoe
treffend je gelukt op haar, die 't lot
mij ontnam. Onze verdere omgang
heeft mij diepe genegenheid voor je
doen opvatten, doordat lk een goed
hart ontdekte in een schoono gestalte.
Bloos niet, kind, me: laffe vleierjen
en niets zeggende complimenten hond
lk mj niet op. Mjn leef-ijd laat dat
niet toe. Wat lk zeg, meen ik. Ik
dacht in u mijn bruid wedergevonden
te hebben en ik vondhetjammer.dat
lk reeds een grijsaard ben. Maar je
groot verdriet en 't mijne komt zoo
veel overeen. Wij zouden, dunkt me,
de baodea ineen kunnen leggen en
als goede vrienden samenleven. Ik
vraag niet meer, dan ge me schenken
kunt, overtuigd ais lk ben van de
waarheid, dat de winter zich nimmer
volkomen aan de lente paren kan.
Mjnerzijds ls dit voorstel welover
wogen, kind, ik doe geen onberaden
stap. Denk er eens over na, voor ge
een besluit neemt. Ge kunt me den
avond van mjn leven veraangenamen,
maar ik zag niet graag, dat je er
jezelf aan opofferde 't Leven kan je
nog soovjel moois aanbieden 1*
(Wordt vervolgd.)