N°. 55 1914
Zaterdag 9 Mei
101s,e jaargang.
Een Duister Geheim.
Bij dit no. behoort een
Bijvoegsel.
STILLE KRACHT.
n FEUILLETON
mm
lie uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- on'Vrydagavond
uitgezonderd. op feestdagen.
Prfis per kwartaal, in Goes «(Ï5S bulten Goes, franco 1„SS.
Afzonöeriyke nombiera 9 cent.
inzending ran advertentlBn op Maandag en Woensdag
vóór a uren, op VRIJDAG vóór ia ure®.
Telefoonnummer 28 Directeur G. W. van Babneveld. Uitgave
vaa de Naaml.Veaaootsakap Goeselse
De prfis der gewone advertentlën ls van 1-5 regels 50 ct., elke regel meer lOct.
Hfi directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt
de prijs slechts tweemaal berekend.
Geboorte-, huwelflk- en doodsberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen worden van 1—10 regels k J 1,— berekend.
Bewijsnummers 5 «ent,
Courant". Hoofdredacteur W. J. C. van Santbn.
Niet zonder trots verklaren wij, zoe
kers te zijp Geen zoekers naar aard*
sche, dus hoogst vergankelijke dingen*
Neen, wij willen hebben dingen van
blijvende waarde, welke den zwaarste»
strijd ons opleggen. Zoo althans ver
klaren wij. Of we er ook naar handelen,
zie, het loont, ons inziens, de moeite
wel, daar een oogenblik bij stil te staan.
Als het waar is, wat wij telkens* en
telkens weer hooren, dan is het hoogste
goed voor den mensch het geluk. Naar
het geluk streven wij. Of we maken er
jacht op, gelijk in deze dagen van den
voor velen almachtigen koning Sport
wordt gezegd.
Na, het is inderdaad de moeite waard,
op het geluk jacht te maken, en het
doet ons innig leed, dat zoovele jagers
plat-zak huiswaarts keeren. Krijgen zij
dan, om ons aan onze beeldspraak te
houden, het geluk niet onder schot
Velen aarzelen geen oogenblik, om deze
vraag bevestigend te beantwoorden.
\laar weer anderen zeggen och, er zijn
zooveel Zondags-jagers op het pad.
Eerlijk gezegd met de opinie van de
laatsten wenschen wij het te houden.
Immers het is toch maar eeu onver
biddelijke zekerheid, dat het geluk
doorgaans in een klein hoekje schuilt,
.la zeker zoo bescheiden is het. kin op
de boekjes letten juist de meesten niet,
die het groote en grootsche najagen.
Vandaar, dat zij ook in den regel zoo
bedrogen uitkomen.
Zoek en gij zult vinden. Doch
ge moet beginnen, daar te zoeken, waar
kans bestaat, oin te vinden. Eu zou
dat niet allereerst zijn in onze eigen,
(Ugelijksche omgeving Het ongeluk
wil, dat we doorgaans Op dat hoekje
niet letten. We hebben geen open oog,
geen open hart en op het laatste
komt het doorgaans het meest aan
om het goede dankbaar te genieten, dat
ons toch eiken dag zoo overvloedig
geschonken wordt. Veel liever letten
wij op hetgeen we niet hebben. En dan
kunuen we wel volhouden, dat we
zoeken, maar we zoeken in een totaal
verkeerde richting, wijl we ons daarbij
V.
Bijna, eon jaar was weer verloopen.
Voor de groote massa waa de her
innering aan hst proces Van Haarde
tot Wagenborg weggevaagder waren
andere voorvallen gekomen, welke
beslag op de publieke belangstelling
hadden gelegd. Da barones betreurde
het volstrekt niet, dat zfi zoo goed
als vergeten was. Onmiddellijk na de
uitspraak had zfi de residentie ver»
laten, om van de heerlijke natuur,
welke het zuiden van Frankrijk biedt,
te genieten. Den winter bracht zfi in
Italië door en tegen het voorjaar
keerde zij naar Nederland terug, om
haar villa in Baarn weder te betrekken
Gedurende haar vrijwillige balling
schap was de eenige, die een teeken
van leven van haar ontving, Frits de
Groot. Zfi had een bijzonder slag van
brieven echrBven en wist de juiste
termen te vinden, om hem te over
tuigen, dat zB onschuldig was en dat
zij minder had geleden doordeonge
motiveerde beschuldiging, waaronder
zij gebakt was gegaan, dan door den
afgrijaelijken dood van haar jonge
vriendin Lize Dormolen.
Dc Groot had aanvankelBk Bterk
getwijfeld aan de onschuld der baro
nes. Doch nn gelooide hij haar. De
brief maakte diepen Indruk op hom,
en hij wachtte niet lang met het
schrijven te beantwoorden.
De correspondentie werd voortgezet.
Na de terugkomst van barones Van
eerde tot Wagenborg bracht hij haar
~n bezoek, Ook dit werd geregeld
erhaald en weldra was hfi een ge-
egelde gast geworden op het land-
oed, waar buiten hem niemand werd
ntvangen.
Aan zfin pogingen, om als particu-
uitsluitend laten leiden door de stem
van het egoïsme.
Waarlijk het geluk deukt er geen
oogenblik aan, ons te ontvlieden. Wij
zijn het daarentegen, die, en dikwijls
onbewust, het ontwijken, wijl ons hart
maar al te veel hangt aan den uiter-
lijken schijn der dingen. Het is niet
waar, dat het speciaal de jeugdige
kinderen zijn, die eeu bijzondere voor
liefde voor schitterende, blinkende din
gen aan den dag leggen. Hoevele oude
ren, die- toch veel en veel beter moesten
weten, overtreffen in dit opzicht de
kinderen niet Het kind is onschuldig,
wijl het niet beter ouderscheiden kan.
Maar den ouderen, die wel degelijk het
oordeel des ouderscheids hebben,
mag het hnn toegestaan zijn, aan het
geluk schier altoos het denkbeeld der
uiterlijke dingen te hechten mag van
hen niet gevorderd worden, te bedenken,
dat die uiterlijkheden slechts van voorbij-
gaanden aard zijn
Helaas, het is een bijna algemeeue
karakter-eigenschap der menschen, om
steeds ureer te willen bezitten, zonder
er een oogenblik van doordrongen te
worden, dat het met de begeerte naar
stoffelijk bezit gaat als met zee-water
hoe meel' men er van drinkt, des te
grooter de dorst wordt. Een mensch
kan nu eenmaal niet gelukkig wezen,
als hij de ovértuiging is toegedaan, dat
hij het geluk zal vinden alléén in uiter
lijke dingen. Vermeerdering van bezit
is inderdaad niet de noodzakelijke fac
tor, om te komen tot een vermeerdering
van levens-voldaanheid. Het omgekeerde
is dikwerf maar al te zeer waar. Genoeg
voorbeelden kunnen wij in eigen om
geving aanwijzen.
Het is een waarheid, welke dikwijls
aangevochten is, maar die men nimmer
omver heeft kunnen werpen of wij ge
lukkig zijn, dan wel ongelukkig,
het hangt niet af van de invloeden,
welke van buiten af op ons inwerken,
doch alleen van de houding, die wij
aannemen tegenover de gebeurtenissen
van het leven. Wij moeten doordrongen
zijn van de plaats, welke het leven ons
heeft aangewezen, en van de beteekenis
daarvan dat wij in dienst zijn van een
wijs wereld-bestuur. Wij moeten, met
andere woorden, weten, welke roeping
wij te vervullen hebben. Dan beseffen
wij ook, wat het woord „plicht"
hoe kunnen toch zoo onnoembaar velen
lier detective lauweren te oogsten,
dacht by niet meer. Eu met de her
senschimmen. welke bom hadden ge
kweld naar aanleiding van al die
avontnran, pijnigde hg zfin brein niet
langer. Hij bad een bezoek ontvangen
en beantwoord van Von Breitenbach,
doch de beide mannen knoopten geen
vriendschap aar Zfi groetten elkander,
wanneer zfi elkaar ontmoetten op
straat, in schouwburg of concertzaal,
doch in oen salon of op een sociëteit
waren zö tot dusverre niet saamge-
komen. De Groot wist van den .gentle
man" niets meer dan op dien avond,
dat hfj met hem kennis maakte. Wel
had h? rae.t Van de Brandeler over
Ven Breitenbach gesproken, meer dan
eens zelfs, maar diens antwoord be
paalde zich altoos tot het stereotype
denk niet aan dien kerel, hfj is geen
gezelschap voor je.
En De Groot had zonder eeaige
wroeging dien raad opgevolgd.
Daartoe aangespoord door zfin
vriend Van de Brandeler, was Frits
de Groot aan het specnlaeren gegaan,
en daar zfin ee'ste operatie met een
zoet winstje sloot, kreeg hy pleizier
in het gevaarl'ke spel.
Dat bekwam hem slecht.
De kansen keerden al heel spoedig
en hy verloor. Hy verloor sehior eiken
dag, maar bezat de kracht niet, met
3peculeeren op te honden.
Liep het hem al heel erg tegen, dan
wist hfi zich niet beter te verzetten
dan door naar Baarn te sporen en
eenige uren in de bekoorlijke villa
van de bekooriyke barones door te
brengen. D&kr alleen gevoelde hfi zich
behagelük. En hy vertoefde er gere
geld iederen Zondag, tot bevreemding
zyner vrienden, voor wie hy anders
altijd zyn Zondagen reserveerde en
die zich nu afvroegen, waarom hfj
zy'n levenswyze zoo radicaal veran
derd had.
Sommigen beweer,don, dat hy ge
ruïneerd was; althans veel soheelde
het een hard woord noemen ons
te zeggen heeft en de vervulling daar
van zal ons een innerlijken vrede en
vreugde geven, welke ons door niemand
en niets ontuomen worden kan.
Neen, inderdaad, dit is geen fraze-
ologie, geen spelen met woorden.
Wij moeten beginnen, met aan het
begrip van geluk een heel wat hoogere
beteekenis te gaan hechten, dan de
meeste menschen er van hebben. Het
zal ons, daarvan kan men verzekerd
wezen, opofferingen kosten en menigmaal
zal de ziel bloeden. Maar wat beteekent
dat ten slotte in vergelijking met het
loon, dat ons is .weggelegd Niet één
mensch zal het geluk deelachtig worden,
vóér hij zijn Gethsémané en Golgotha
heeft gehad.
Is dat vooruitzicht te somber, te
troosteloos
Het kan zoo zijn, als wij niets be
seffen van de kracht, welke van hooger
hand in ons, zwakke stervelingen, is
gelegd. Maar zijn dan al die verheven
voorbeelden voor niets gegeven De
sterkste onder ons zoo sterk, als wij
nimmer kunnen worden was de ver
guisde Rabbi uit Nazareth. Maar ook
anderen hebben ons geleerd, wat ziele-
kracht is, wat het beteekent, te sterven
voor een heerlijk, heilig ideaal. Of zondt
ge het niet met ons eens wezen, dat de
martelaar, die op den brandstapel stierf
voor zijn ideaal, veel gelukkiger was
dan de rechters, die het vonnis over
hem streken Ongelukkig kan ten
slotte slechts de mensch zijn, die afge
rekend heeft met het goddelijk bewust
zijn, dat in zijn ziel is neergelegd en,
o zoo noode, daarvan scheidt.
En nu weten wij wel, dat we per slot
van rekening allen mensch blijven
dat er dagen in ons leven komen, zoo
donker en moeilijk, dat we huiveren
voor de toekomst. Maar gelooft het
dat gaat voorbij. Al zien wij dagen en
dagen, weken en weken de zon niet,
wij gelooven toch altoos, dat zij er is,
en wij weten ook, dat zij eindelijk weer
zal doorbreken. Hoe kan het anders
Welnu dat geloof is een zekerheid.
Een heerlijke zekerheid.
Niet anders is het met het geluk.
Zoek het niet in de uiterlijke dingen. Ge
zult slechts den schijn vinden en de ont
goocheling is des te wreeder. Zoek het
binnen in u, waar de goddelijke stem
nooit vermoeid wordt, u het allerbeste
het niet meer. Anderen verdachte»
hem van verliefdheid
Noch het een, noeh het ander was
waar.
Frito was zoo ver nog niet gekomen,
maar hfi erkende volmondig, dat hst
niet onmogelfik zon zyn, dat het zoo
ver met hem kwam, zonder dat hfi
het wist, daar hfi de gevaren niet zag,
die zoowel zfin brandkast als zyn
hart bedreigden.
Hfj hoopte nog steeds, dat de fortuin,
welke hem In den laatsten tyd op
vallend den i ug had toegekeerd, hem
spoedig gunstiger zon worden. En de
eenlga vrouw, mot wie hy ooit ge
dacht had In het huwelijk to zullen
treden, was op tragische wfize over
leden. De Groot dacht er nlot aan,
zich voor de wet te verbinden.
Wanneer by op „Kozenhof", de villa
van barones Van Heerde tot Wagen
borg, op bezoek was, dan spraken zfi
dikwerf over het meisje, dat hy had
liefgehad. Soms praatten zfi ook over
da besehuldiging, welke bfina het
leven van de barones had verwoest.
Maar de naam Lize Dormolen kwam
telkens in hun gesprekken terug en
altyd welden dan tranen op In de
oogen van mevrouw Van Heerde.
Op een avond had hfi haar ook
gesproken over Von Breitenbach, die
tot haar vrijspraak zooveel had bij
gedragen. Maar zfi weerde hem on-
middeliyk ai.
„Als je me oen genoegen wilt doen,
beste De Groot', zei ze, „laat dan dat
onderworp rusten. Ik word liever
Diet aan dien man herinnerd*.
„Maar je hebt hem toch wel ont
vangen
.Vroeger, ja, toen mfin man nog
leefde".
„En na dien tfid niet meer?"
Ze wendde blozend het hoofd af en
de Groot zag, hoe haar mondhoeken
trilden.
„Ik bedoel dien avond in het prieel,
waarvan sprake was In het proces?"
voor te liouden, en draag het uit, draag
het zonder eenig bedenken uit. Want
uw geluk zal eerst dan volmaakt wezen,
als ge anderen, verdwaasden, die in
donker rondtasten, het lichtend geluk
brengen kunt.
Buitenland.
De rechten van de Rusalstche
Doe ma
Meermalen waren wfi reeds in de
gelegenheid, er op te wjjzen, welk
onbeteokenend lichaam de Russische
Doama tot nu toe geweest tB.
Da volksvertegenwoordigers mogen
daar lange redevoeringen houden,
besluiten nemen en deze ter kennis
van de regeering brengen, per slot
van rekening is er eigenlijk niemand,
die zich van deze Doem i-besluiten
iets aantrekt en de regeering volgt
haar eigen weg, alscf er nooit een
parlement In het SusBlsehe rfik bestaan
had.
Niet alleen is het dns een zeer on
dankbare positie, lid van de Doema
te zijn, maar bet is ook een zeer
gevaarifik werk, aan de daar te
honden besprekingen deel te nemen.
De oppositieleden, die in het t uur
hunner rede hun mond voorbijpraten,
of op eanigerlei andere wfize het on
genoegen der regeeringspersonen op
wekken, loopsn iederen dag gevaar,
in hechtenis genomen en verbannen
te worden.
Daarom zijn tooneelen, alsjzich meer
malen in het Oostenrfiksche parlement
afspeelden, tot nu toe in de Russische
Doema vrijwel onbekend geweest en
daarom heeft het daar dezer dagen
voorgevallene een dubbel ernstige
beteekeniB gekregen.
De afgevaardigden der uiterste lin
kerzijde hebben getracht, den minister
president Goremykin het spreken on-
mogeiyk te makon door een goweldig
ramoer te verwekken,toen hfi de tribune
beklom. De voorzitter trachtte tever
geefs de orde te herstellen, liet ten elotte
de vergadering uiteengaan, strafte de
weerbarstigen niet uitsluiting voor een
bepaald aantal zittingen en liet hen
door zaalwachters mat geweld nit het
gebouw verwijderen.
De oorzaak van dit voor Russische
parlementsleden zelden voorkomende
optreden gold juist als protest tegen
de wjjze, waarop de minister-president
de Doema meende te mogen behan
delen, een protest tegen de aanranding
van de weinige rechten, welke de
Doema tot nu toe nog behouden scheen
drong by aan.
Maar zfi was in tranen uitgebarsten
en na dien tijd had De Groot het
onderwerp niet maar aangeroerd. Hij
achtte zich trouwens niet gerechtigd,
in haar geheimen te dringen. Ja, als
hnn verhouding ran lntiemeren aard
was geweest!De Groot echter had
zich voorgenomen, niet meer dan een
vriond, een vertrouwde van haar te
wezen. Nu zii hem niet wilde mnde-
deelan, wat hfi zoo gaarne geweten
zou hebben, beslcot hS cr in ii?t
vervolg over te zwygen. Misschien
zon ze het uit zich zelve hem eenmaal
vertellen...
Frits de Groot nam zich ernstig
voor, daarop te wachten. Hy had
medelijden mot het baronesje, zooals
zfin vriend Van de Brandeler haar
placht te noemen. Vroeger was haar
villa te Baarn en haar kostbaar inge
richt huls in het Bazuldenhout te
'a Gravenhage een middelpunt van de
aristocratie, door geld of geboorte;
het eerBte het meest. Nn werd de om
gang met haar zorgvuldig vermeden.
Al was ze dan ook van adel, ze
bleef per slot van rekening maar een
vrouw, die van een ernstige misdaad
was vrijgesprokenby gebrek aan
bewys.
Barones Van Heerde tot Wagenborg
had onmiddellijk, na de vryspraak,
haar maatregelen getroffen; net ge
heels dlenst-perBoneel was ontslagen,
op één aa, de huishoudster, een juf
frouw Engolina Roelofs. Lize Dormo
len was bijzonder aan haar gehecht
geweest; ter wille van de dierbare
overledene had zy haar in dienst ge
houden. Maar de kamenier, de huis
knecht, de koetsier, de gewone dienst
boden, het waren allen nieuwelin-
gen.
De Groot had het verstandig van
haar gevondenzfi moest zoo min
mogelfik aan het droef verleden her
innerd worden. Hjj rekende op den
tyd, die in staat Is alle wonden, zelfs
te hebben.
De Doema heeft o. a. het recht van
interpellatie, maar de minister-presi
dent verklaarde, dat hy zich ahsolnnt
niet verplicht gevoelde, op eenige
interpellatie te antwoorden, waarmede
natnnriyk het gebeele recht van in
terpellatie tot een schynvertooning
gemaakt wordt.
Ook had de Doema, naar men tot
nn toe meende, het recht van initiatief.
Door den ministerraad werd evenwel
besloten, voorstellen van Doemaleden,
betreffende de indiening van wetsont
werpen, eenvoudig als niet bestaande
te beschouwen, wanneer de Doema
zulke wetsontwerpen verder zou willen
uitwerken.
Van het reeht tot initiatief bleef
dus ook al zoo goed als niets over
en eveneens verging het nog kortge
leden de onschendbaarheid der afga
vaardigden, hnn niet vervolgbaar zfin
voor wat sfi in het parlement ter
sprake brachten.
Tegen een der socialistische afge
vaardigden werd wegens een door
hem in de Doema gehonden redevoe
ring een strafvervolging ingesteld en
er wordt zelfs een dergelfike vervol
ging tegen den vice-president over
wogen, omdat hy dezen spreker niet
tfidlg het woord had ontnomen:
Hadden de Russische Doemaleden
tot dusver nog gedacht eenige macht,
hoe gering dan ook, te bezitten, de
laatste regeeringsdaden hebben ook
dezen sehfin van macht aan bet par
lement ontnomen.
Waar de oppositieleden roo zwak
staan, waar zy zelfs niet eens op de
mi.ddenparty'en kunnen rekenen, blijft
hun verweer tegen de beleedigingen,
der Doema aangedaan, vrfiwel zonder
eenig resultaat.
Nog altyd is de regeering de sterkste
en parlementschandaaltjes, als dezer
dagen voorvielen, zullen haar sleehts
versterken In baar overtniglng, dat de
Doema een nuttelooze instelling is en
haar leden gevaarlijke politieke door
drijvers zjjn.
Biyft de oppositie den nu Ingeslagen
weg volgen en trachten, door ob
structie de parlementsvergaderingen
onmogeiyk te maken, dan ligt het
voor de hand, dat de regeering weer
kalmweg voorstellen zal, de Doema
te ontbinden.
Tenzy natuurlek de regeering zioh
krachtig genoeg voelt, de meerderheid
der Doemaleden weer aan haar gezag
te onderwerpen en daardoor de oppo
sitie van de partyen der llnkerzyde
voor haar nog ongevaarlijker weet te
maken dan zij thans al biykt te zyn.
do zwaarste, te helen.
V
Het was een mooie Zondag in Mei.
De Groot had den eerstee trein alt
Den Haag naar Utrecht genomen, om
zoo spoedig mogelijk op „Rozenhof"
te zfin. Hot was hem een groote be
hoefte geworden, daar dikwyis te ver
toeven en hfi dacht er ernstig over,
in de Maliebaan een hnie aan te koopen
d&ar de baroneB hem met groote
beslistheid had medegedeeld, niet meer
naar de residentie terug te willen
keeren. Het liefst was hfi dicht In haar
nabfiheid en het hnis, dat te Utrecht
te koop was, leek hem opperbeBt.
Frits de Groot was uitstekend ge
luimd. De laatBta speculaties waren
zeer goed uitgevallen en hy had alle
hoop, het verlorene terng te winnen.
A's het eenmaal zóó ver was, dan
wilde hy zich uit den roes terugtrek
ken 1 Het werd tfid, dat hy het leven
eens wat ernstiger ging opnemen,
vond hij.
Het hek van „Rozenhof stond open.
De Groot gevoelde zich op de villa
als kind in huls en liep onmiddellijk
door. In de tuinkamer zag hy echter
niemand. Toch wist de barones, dat
hfi komen zou, en altoos wachtte zy
hem daar.
Waar kon ze zijn
Hfj begaf zich naar een ander ver
trok, de kleine salon, waar Annie bfi
voorkeur vertoefde. Ook dit was
ledig.
Reeds dacht hy er over, de trap op
te loopen, toen eensklaps do deur werd
geopend. Een vrouw trad schier
onhoorbaar binnen. De Groot hield
haar in het eerste oogenblik voor een
nienw lid van het personeel, en reeds
wilde hy haar in overeenstemming
daarmede aanspreken, toen hy haar
herkende.
Zfi was de huishoudster, die na de
terugkomst der barones haar betrek
king had hervat.
C Wordt vervolgd.)