Naar aanleiding van de jongste
wflziging ln de verordening, regelende
de jaarwedden van het onderwijzend
personeel, achten Ged. Staten het ge-
wenacht, dat daarin ook de bepaling
wordt opgenomen, dat ln geen geval
de jaarwedde van een onderwijzer
vermindering zal ondergaan.
B. en W. dealen mode, dat Ged.
Staten zich op het standpunt stellen,
dat, wanneer overeenkomstig het be
paalde bij art. 4 sub 3 der gemeente
lijke verordening, aan een onderwijzer
t 100 meer jaarwedde wordt gegeven,
ooidat hem het onderwijs in een der
aldaar bedoelde vakken is opgedragen,
hem dat bedrag van f 100 steeds moet
worden uitgekeerd, cok wanneer hem
het onderricht ln zulk een vak la'er
niet weder wordt opgedragen.
Na overleg mot de dn. commissie
stellen H. en W., namens deze com
missie, voor, te besluiten, aan Ged.
Staten te berichten, dat de raad zich
met die zienswijze niet kan vereenigen
en het riet noodzakelijk wordt geacht,
een beloonlng van f 100 te betalen
voor onderricht, dat niet wordt ge
geven.
Volgens de verordening wordt f25
per jaar betaald voor het bezit van
iedere acte als bedoeld in art. 4 sab3
en f 100, wanneer wordt opgedragen,
onderricht in een vak te geven, waartoe
de acte bevoegdheid verleend.
De hoer Von Schmidt meent, dat
het de bedoeling van Ged. Staten is,
dat de raad de belooning van f 100
tot f 25 vermindert, wanneer een onder
wijzer in eon hem in het bijzonder
opgedragen vak geen onderwijs meer
geeft.
De Voorzitter maakt dit uit het
schrijven van Ged. Staten niet op.
De heer Von Schmidt voelt toeh wel
iets voor het motief van Ged. Staten.
Wanneer een onderwijzer buiten zijn
sehuld het onderricht in een bijzon
der vak verliest, zal hem thans een
belangrijke vermindering van salaris
treffen.
De heer Dekker gaat in zooverre
met den heer Von Sebmidt mede,
dat, wanneer een onderwijzer wordt
opgeroepen met de bijvoeging, dat
hij verplicht is om bijvoorbeeld
les in het Fransch te geyen en het
bljjkt dan later, dat het les geven ln
die taai niet meer noodzakeljk is, deze
onderwijzer dan niet in salarlB mag
achter uit gaan. Juist do bijverdienste,
aan het salaris verbonden, deed hem
waarschijnlijk naar deze gemeente
solliciteeren.
De heer Von Schmidt wijst er op,
dat zich, door reorganisatie van het
onderwjjs, later heel goed een derge
Ijk geval kan voordoen.
De heer Dekker vraagt ot B. en W.
hnn voorstellen eerst nog eens willen
overwegen.
De heer Franten van de Putte deelt
mede, dat de verordening niet van
verplichte vakkeu spreekt. Het komt
hem heel logisch voor, dat, wanneer
men in een bepaald vak geen les geeft,
men daarvoor ook geen belooning
kr|jgt. Waar is anders de grens
De heer Dekker handhaaft zijn be
zwaar.
De heer Framen van de Putte wjst
er op, dat iedere leerkracht, dia naar
Goes solliciteert, zich eerst uit de
plaatselijke verordening volkomen van
de toestanden kan overtuigen.
Den heer Ritch komt het vour, dat
hetgeen voor les in bijzondere vak
ken wordt betaald, geen salaris, maar
een belooning Is. Worden er geen
diensten gepresteerd, dan moet deze
belooning ook niet uitgekeerd wor
den. Dat Is volkomen volgens de
verordening.
Do heer De Witt Hamer deelt mede,
dat te Goes nimmer een onderwijzer
wordt opgeroepen mot verplichting,
les in bijzondere vakken te geven.
Steeds wordt een onderwijzer voor
gewoon lager onderwijs gevraagd.
Het les geven ln bijzondere vakken
is later bijzaak.
Do heer Von Schmidt wjst er op,
dat ln vele andere gemeenten wel
onderwijzers met verplichte taalacten
worden opgeroepen. Dit zou in Goes
toch ook kunnen voorkomen.
De heer De Witt Hamer aeht het
dan noodzakelijk, dat de raad nimmer
op dergelijke wjzo oproepingen doet.
De heer Dekker Is er van overtuigd,
dat de raad een leerkracht, die b.v.
20 jaar lang Franscho les had ge
geven en zich dan eensklaps die bij
betrekking ziet ontvallen, niet in den
steek zal laten. Do raad zal dan
ongetwijfeld, in dergelijke omstandig
heden, die leerkracht de gewone be
loning blijven uitbetalen.
De heer Pilaar zegt, dat de fin.
com., toen deze met B. en W. aceoord
ging, ook dit standpunt heeft ingeno
men.
De heer Von Schmidt heeft dan
geen bezwaren meer.
Het voorstel van B. en W. wordt
vervolgens aangenomen.
Daar meermalen het verlangen te
kennen Is gegeven, de j aarlij kuche
kermis op zoodanig tijdstip te houden,
dat de verjaardag van B. M. de Konin
gin niet meer in de kermisdagen zou
vallen, om in de gelegenheid te z|jn,
31 Augustus, evenals op andere plaat
sen, feestelijk te kunnen herdenken,
stellen B en W. voor, de Goesebe
kermis te houden van den tweeden
Dinsdag in de maand Augustus tot en
met den Dinsdag der daaraanvolgende
week, dus onmiddellijk na de kermis
te Middelburg.
In verband hiermede deelt de Voor
zitter nog mede, dat bij hem verschil
lende brieven van kermisreizigers
zQn iogekomnn, die bezwaar maken
tegen den h. 1 te korten tijd tusschen
het afbreken in Middelburg en het
ophouwen in Goes. H(j acht hot
daarom beter, z(jn voorstel zoodanig
te wijzigen, dat gelezen wordt.van
af den derden Maandag ln Angnstns
tot en met den Dinsdag van de daar
op volgende week
De heer Dekker heeft er geen be
zwaar tegen, dat de kermisdagen
verzat worden. Wel is h|j er tegen
om, zooals de Voorzitter voorstelt, de
kermis met een dag te verlengen.
Waarom kan men deze niet op
Dinsdag doen aanvangen?
De Voorzitter acht het beter, dat
men de kermis b|j het begin van een
nieuwe week doet aanvangen, maar
heeft geen bezwaar, den aanvangsda
tum weer op Dinsdag te stellen.
De heer Franten van de Putte ls
geen bewonderaar van de kermis,
vooral niet,als deze aehterultgast.Maar
zjj is er nu eenmaal en daarom moet
zij zooveel mogelijk gesteund worden
Spreker meent, dat iedere verandering
van de oude vastgestelde data voor
de kermis nadeelig zal blijken. Heeren
artiesten en kramers worden daardoor
in moeilijkheden gebracht. Bovendien,
het motief voor datumverandering is
niet klemmend. Niet, dat spreker on
gaarne den jaard >g der Koningin zou
willen vieren. Gaarne wit hij daarin
vooraan staan. Mat r de feestelijkheden,
welke hij in de toekomst verwacht,
zuilen zich uiten in festivals, turnuit-
roerlngen op de Markt, e.d., en daar-
vaD veiwaeht spreker zeer weinig
heil.
Do heer Van der Leeuw meert, dat
B. en W den kermisreiziger# een
grooten dienst heebben bewezen. Met
belangstelling het-f. h|j van deze voor
stellen kennis genomen. Waar anders
groote inrichtingen van uit Middelburg
naar Holland gaan, zullen rij thans
naar Goes komen, temeer daar de
ondernemers thans acht dagen tjd
tusschen de Goesche en de Ziorikzee-
Bcha kermis krijgen. Wanneer nu Ter
Neuzen de kermisdagen ook opnieuw
regelt, kunnen ce ondernemers den
eetmalen zomer binnen de Provincie
blijven.
De heer Pilaar wijst er ook op, dat
voer deze mensehen de rente Middel
burg—Rotterdam—Goee—Zlerlkzee
nu verbeterd wordt ln een ronte Mid
delburg—GoesZierikzee.
De heer Franten van de Putte heeft
geen kijk op kermiszakeu. Wanneer
het evenwel blijkt, dat de kermis door
deze regeling gebaat is, dan heeft hij
geen bezwaren meer. Bevalt de rege
ling niet, dan kan men later nog
altijd de data wIjziger.
Het voorstel van B, en W. wordt
vervolgens z. h. s aangenomen.
Do Voorzitter deelt nog mede, dat
een circus-ondernemer gevraagd heeft,
met zijn tent op de Groote Markt te
mogen komen. Woidt dit circus nu
onder de kermisvermakelijkheden
gerekend, dan moet de ondernemer
15 et. per Mz, per dag of gedeelte
daarvan, betalea. B. en W. vinden het
en beter, deze inrichting niet onder
de kermist crmakclf kneden te rang
schikken. Z\j kunnen dan met den
eigenaar gaan loven en bieden en
voor de gemeote een voordeeltje
trachten te behalen. Da plaatsruimte,
welke het circus noodig heeft, zal
wellicht grooter dan 1000 M2. z|jn.
Wanneer den ondernemer te zware
eischen gesteld worden, gaat deze
naar particulier terrein en verdient
de gemeente er niets aan.
Ds heer Van der Leeuw beaamt
dit ten volle. Het gevaar dat een
ondernemer naar particulier terrein
omziet, is inderdaad groot. Het beste
is, B. en W. maar te laten scharrelen
naar omstandigheden.
De Voorzitter belooft zijn best te
zullen doen, er voor de gemeente
een voordeeltje uit te halen.
De raad gaat met zijn voorstellen
accoord.
Pentionneering van gemeente
ambtenaren.
Aan de orde zijn thans de voor
stellen van B. en W. met betrekking
tot de pensioenwet voor de gemeente
ambtenaren en die voor hunne wedu
wen en weezen, woike 1 Oct j.l. in
werking traden.
Uit het door het Rijk op terichtsn
fonds worden allen gepenslonneerd,
die benoemd zjjn door of vanwege do
Kroon, den Comm. der Koningin in
de prov,, den gemeenteraad, het eol.
van Burg. en Weth. of den burge
meester, die van vaste aanstellingen
zijn voorzien en wier wedden uit
gemeentelijke inkomsten worden be
taald, mot uitzondering van de wet-
houner» en van hen, aan wier ge
meentelijke betrekking geen uitzicht
op pensioen is verbonden.
Ten behoeve van die pensionneering
moet de gemeente aan het R|jk be
talen voor het eigen pensioen der
ambtenaren 7 pCt. van het totaal hun
ner jaarwedden en voor het weduwen-
en weezenpensioen 5 pCt. van de jaar
wedden der mannelijke ambtenaren
en X pCt van de jaarwadden der
vrouwelijke ambtenaren.
Ten behoeve van het Riikspensiosn-
fonds kan door „de gemeente op de
ambtenaren worden verhaald hoog
stens 3 pCt. van de jaarwedde ten
behoeve van het eigen pensioen en
hoogstens 5 pCt van de jaarwedde der
mannelijke ambtenaren ten behoeve
van het weduwen- en weezenpensioen.
Ambtenaren, op 1 Oct. 1913 In vasten
dienst der gemeente, die niet wsnschen
tos te treden, hetzij voor eigen pen
bIosd, hetzij voor weduwen- en wee
zenpensioen, moeten vóór X Januari
1914 een verklaring aan den min. van
financiën inzenden.
De ambtenaren, op 1 Oct. 1913 ln
vasten dienst, kunnen al hun gemeen-
telpken dienst, ook al is die in meer
dere gemeenten vervuld, inkoopen,
waarvoor de gemaente 8 pCt. van het
totaal der gedurende den geheelen
dienst genoten jaarwedden moet be
talen.
Indien een ambtenaar meerdere ge
meenten heelt gediend, moet de inkoop
voldaan worden door de verschillende
gemeenten, waar de ambtenaar een
jaarwedde heeft genoten.
De inkoop kan worden voldaan in
40 annuïteiten ad 3Vi pCt. De eerste
vervalt 31 Dec. 1915 en bedraagt.
4.6827 pCt. van het totaal bedrag van
d«n inkoop of 3.746 %o van het totaal
der genoten jaarwedden.
Ook moet de gemeente betalen den
Inkoop wegens vtoegeren diensttijd,als
de ambtenaar overlijdt of zonder pan
sloen ontslag neemt of ontslagen wordt,
terwfjl in die gevallen niets meer.ver
haald kan worden.
Wat den inkoop betreft, kan op dj
ambtenaren verhaald worden in totaal
3 pCt, van de genoten jaarwedden of
per jaar 3 %o van die jaarwedden.
B en W.meenen een billijkeregeüsg
gevor den te hebben aan de hand van
de bepalingen dor bestaande gemeente
lijke fondsen, door de ambtenaren in
dienst der gemeente,ln de Rijkefondsen
te doen betalen, hetgeen zij thans aan
de gemeentelijke fondsen moeten
offeren, waarbij dan evenwel het te
betalen bedrag voor weduwen- en
weezenpensioen in een bepaald per
centage moet worden omgezet.
Wanneer zulks geschiedt, wordt
door de gemeente voor eigen pensioen
het mBilmum op de ambtenaren ver
haald, dat de wet toelaat, n.l. 3 pet.,
welk percentage nu ook volgens de
gem. regeling is gestort.
Voor het tegenwoordige weduwen-
pensioen wordt gestort t 7,60, f 15,
f 22,60 ot f 30, al naarmate men eoD
pensioengrondslag heett van f 201 tot
en met f 400, van 401 tot en met f 600,
van 601 tot en met f 800 of van f 801
r-n daar boven.
B en W. stellen nn voor:
Van de bijdragen voor eigen pen
sioen te verha'.i-n 3 pet. ven den
pensioensgrondslag v»d den betrokken
ambtenaar, öl' van het deel zjjner
wedde, dat ten laste dszer gemeente
komt, zoowel op de in dienst zgrde
ale op de nk 1 Ooi. 1913 aangestelde
ambtenaren.
Het maximum dat de wet toelaat
wordt dus verhaald.
Van de bijdragen voor inkoop vau
diensttijd vóór 1 Oct. 1913, bedoeld
ia art. 68 der pensioenwet 1913, wordt
eveneens het wettelijk maximum, dus
3 pCt., op alle ambtenaren verhaald,
door de reeds door die ambtenaren ge.
storte bijdragen in het gemeente pen
sioenfonds te behouden voor de ge
meente, indien dit althans niet in strijd
kan worden geacht met het bepaalde in
in artikel 9 der betrekkelijke verorde
ning, waarin vermeld staat, dat alleaar
spraak op pensioen of wachtgeld van
gemeentewege vervalt, als de ambte
naren en bedienden kunnen worden
opgenomen in eenig R|jks-, provinciaal-
of ander algemeen pensioenfonds van
ambtenaren.
In deze laatste gevallen zal hun
uitgekeerd worden het bedrag hunner
gestorte bijdragen, echter zonder bij
berekening van de rente.
Van da bijdragen, verschuldigd in
gevolge art.27 der weduwenwet,zouden
B. en W. nog willen verhalen 2 pCt.
van den penrioensgrondslag op de
mannelijke en een half procent op ds
vrouwelijke ambtenaren, hetzij zjj voor
ot na 1 Out. 1913 in gemeentedienst
waren.
Van de bijdrage voor inkoop van
tijdelijke diensten, bedoeld in het
tweede lid vau att. 43 der pensioen
wet 1918, zouden B. en W. op des
betrokken ambtenaar 2 pCt. willen
verhalen van het totaal der beloonln
gen, hom door deze gemeente als tijde
lijk gemeenteambtenaar betaald, doch
niet meer dan 20 pet. van de ln tijdeIj
ken dienst gemiddeld per jaar genoten
beloonlng.
Voor zoovar een en ander door B.
en W. ls na te gaan, daarbij in aan
merking nemende, dat de vóór 1 Oct
1913 aangestelde gemeenteambtenaren
tot 1 Jan. a s. in beraad kannen
houden of zij al dan niet in het Rijks-
pensioen zullen overgaan, zal door do
gemeente voor haar aandeel in de
inkoopsommen van vroegere diensten
betaald moeten worden, gedurende
40 jaren, pltn 1803 per jaar, terwijl,
na aftrek van de op de ambtenaren
te verhalen bedragen,door de gemeente
p!m. f3000 aan dc Rijkspensioenfond
sen moet worden bijgedragen. Laatst
bedoeld bedrag wordt evenwel ver
minderd met hetgeen nu reeds in het
gemeentelijk pensioenfonds wordt bij
gedragen.
Het totaal der bijdrage van de
gemeente, met Inbegrip van haar
aandeel in de betaling aan inkoop
sommen van vroegere diensten, kan
geschat worden op plm. f 2000.
Het kapitaal van het pensioenfonds
komt dan evenwel ter beschikking
van do gemeente.
B en W. stellen voor, in dezen
geest te beslui ton
Ten aanzien van het fonds tot
onderstennlng van weduwen van ge
meente ambtenaren kunnen B en W.
nog geen bepaald voorstel Indienen,
aangezien zich b|j eene eventueele
afwikkeling daarvan tal van bezwaren
voordoen, die zij nog niet tot een
oplossing vermochten te brengen.
Onder de wedde der ambtenaren
worden verstaan de vaste inkomsten
in geld, vermeerderd met de door B.
en W. geschatte geldswaarde van het
genot van vrij wonen, vrije huisves
ting, kleeding en voeding.
Van het bedrag der inkomsten, die
ook strekken tot vergoeding van aan
do waarneming van het ambt verbon
den onkosten, zal het gedeelte als
wedde aangemerkt worden, en \an
het overige deel nog een zoodanig
bedrag als noodig is om den pensioens
grondslag, voot' zoover mogelijk, tot
e.en veelvoud van f 10, f5 of f 1 af
te ronden.
V
De Unanoieele commissie heeft tegen
een en ander geen bedenkingen.
Zjj is tot die conclusie gekomen na
zorgvuldige kennisneming van het
advies van B. en Wwaarvan mag
getuigd worden, dat het een knap
stuk 'werk is, duidelijk en beknopt
weergevende, waarop de pensionnee-
rlng ln hoofdzaak neerkomt.
Ook heett de commissie mondeling
met B. en W. over deze veelomvattende
regeling van gedachten gewisseld.
De zaak is Ingewikkeld en de toe
gestane tijdruimte, voor de voorbe
reiding en de vaststelling, buiten ver
houding kort. Als gevolg daarvan,
blijven meerdere onzekerheden bestaan
en s|jn de becijferingen niet vast
staande.
Wei ls volkoman duidelijk- dat da
toepassing der wet zware geldelijks
offers aan do gemeentekas zal stellen.
Te betreuren is dit ongetwijfeld, maar
te ontgaan evenmin, tenzij men besluite
om grootere bedragen op de ainbte-
naien te verhalen, waartoa do fluan-
cleele commissie evenwel niet kan
adviseeren, omdat zjj gaarne onder
steunt het door B. en W. ingenomen
standpunt,om de ambtenaren ongevser
te laten bijdragen, wat tot heden door
hen b||gedragan is.
V
De Voorzitter legt een en ander nog
maals uit, aart de hand van het dui
delijke opstel van den gemeente
secretaris.
He heer bikker sluit ztch aan bij
den lof door de tin. com. aan B. en
W. gebracht Het is den raadsleden
gebleken, dat een zeer ingewikkeld
vraagstuk op correcte wijfie is opge
lost. De voorstellen van B. en W.
komen spreker dan ook zeer gelukkig
voor Maar hoe zijn B. en Win ver
band met de weduwen- en weezonwet,
aan het verbaal van 2 pCt. van den
pensioensgrondslag '-oor de manne
lijke en i/j pCt voor de vrouwelijke
ambtenaren gekomen 't
De Vorreiiter wijst er op, dat tot
nn in verschillende klissen voor het
waduwenpensioen betaald werd. Nu
moest echter een vast percentage
worden geheven, want men kan geen
vier klassen meer behouden. De 2 pCt
en de i/s PCt. kwamen B. en W., na
uitvoerige berekeningen, het meest
gewenscht voor. Nu zal de een wel
iets minder en de ardor iet# meer
dan vroeger betalen, maar dezo per
centages zullen ongetwijfeld de klein
ste verschillen geven.
Ds heer Dekker vraagt en verkrijgt
vervolgens nog eenigc inlichtingen
betreffende da vroegere en de toe
komstige uitkeericgen, inzake het
weduwen- pensioen.
De heer Von Schmidt gaat volko
men met B. en W. mede, maar ls
bevreesd, dat de gemeente, waar z|j
niet overeenkomsig Prov. blad 125
heeft gehandeld, evenals zoovele
andrre Zeeuwsche gemeenten, in con
flict met Ged. staten zal komen.
De hoer Pilaar meent, dat Ged.
Staten te ver gaan. De wet stelt de
te verhalen maxima vast en de ga
meente is daar zeker beneden geble
ven. Daarom kunnen Ged. Staten deze
regeling niet afkeuren.
De heer De Witt Hamer is ever oen a
van oordeel, dat Ged. Staten het de
gemeente niet moeilijk zullen maken.
De bedoeling van Ged. Staten was
blijkbaar, b(j verschillends platteland»
gemsenten op billijkheid tegenover ie
ambtenaren aan te dringen.
Hier zgn echter de voorstellen van
Burg. en Weth. op bestaande toestan
den gebaseerd. De ambtenaren bljjven
betalen, wat z\j tot nu toe reeds be-
taalden en bun vooruitzichten worden
beter. Bovendien, wanneer Ged. Staten
deze voorstellen mochten afkeuren, Is
er nog beroep bü den Raad van State.
De heer Dekker wijst er op, dat
Ged. Staten zich ln Prov. blad no. 125
het recht voorbehouden, de desbe
treffende raadsbesluiten af te keuren.
Spreker is evenwel niet bevreesd, dat
deze voorstellen dit lot ondergaan
zullen.
De raad vereenlgt zich vervolgens
z. h. s. met de voorstellen van B. en W.
Aulodiemt Qoee—Wo'phaartedijksche
veer.
Door den heer J. C. Krjjger wordt
een subsidie uit de gemeentekas van
f 150 gevraagd voor zijn in te
stellen autobus dienBt Goes—Wol-
phaarisdijksche voer.
B. en W. mannen, dat deze dienu
voor de gemeente vele voordeelen
biedt en stollen voor, de gevraagde
f 150 BUbsidie te geven, onder voor
waarde, dat de omnlbusdienst van den
heer Overbeeke vervalt, de dienstre
geling behoorlijk wordt vstgeate'd,
de ve.-voerprljzoE niet hoogcr z|jn dan
thans en de subsidie tot wederopzeg
gens toe verleend wordt.
De auto, welke voor dozen dienst
zal worden aangeschaft, biedt plaats
aan 10 personen en is geheel gesloten.
De heer Donner heeft met blijdschap
dezo nieuwe dienstregeling begroet,
daar inderdaad Goes b|j deze vlugge
cn gemakkelijke verbinding groot
voordeel kan hebben en men er niet
zoo licht toe zal komenvan uit Noord-
Beveland over Kamperland naar Mid
delburg te gaan. Maar het ls drlngeDd
noodzakelijk, dat deze auto niet te snel
rijdt en de politie most daar wel
degelijk op letten.
Vooral de bultenmenschen zijn bang
voor hardrljdende anto's en b|j een
slechte contróle van de snelheid zal
men met dezen dienst meer geschaad
dan gobaat zijn.
De Voorzitter deelt mede, dat bij de
aanvrage een bepaalde snelheid is
opgegeven.
De raad gaat nu s. h. s. met het
voorBtel van B. en W. mede.
Rondvraag.
De heer Pilaar wijst er op, dat,
door zk-kte van een onderwijzeres aan
de meisjesschool, daar, gedurende
ecnlgen tijd, in enkele vakken geen
les meer wordt gegeven.
De Voorzitter deelt mede, dat in
dezen toestand voorzien wordt.
De heer De Paauw vraagt oi B. en
W. al een besluit hebben genomen,
inzake het door de bewoners van den
's Heer-HendrikBkindererdjjk inge
diende verzoek om aansluiting bij de
gasfabriek.
DeVoorzitter antwoordt, dat B. en W.
hierover mot de gascommissie in
onderhandeling zijn. Nu de heer
De Paauw evenwel toeh over gas
spreekt, wil da voorzitter den raad
voorstellen, het plaatsen van een drie
tal nieuwe lantarens goed te keuren.
De eene daarvan komt dan op den
hoek van den Ouden Singel, de tweede
in het z.g n. Schotje van armoe en de
derde recht tegenover den begraat-
plsateweg to staan.
De heer De Paauw wil graag nog
iets naders over het verzoek van de
bewoners van den 'u Heer Hendriks-
kindsrandiik vernemen.
De heer De Witt Hamer deelt mede,
dat het verzoek ln handen van de gas
commissie is gesteld.
Op de begrooting voor 1914 ia
f 10000 voor verbetering en ui'brel-
dlng van kanalisatie gebracht. Vóór
1914 kan dus ln dezen toch niets
gedaan worden. De begrooting is nog
bij Ged. Staten.
De heer Dekker heeft tegen het
vojrstel van Burg en Weth geen
bezwaar. Wel aeht hy het minder
gewenscht, dat, wanneer over gas ge
sproken wordt, de voorzitter plotseling
met 3 nieuwe lantaarns aan komt
dragen. Da raad is In dergelijke geval
len niet voorbereid en kan zich er niet
van to voren van overtuigen oi de
plaatsing der lantaarns de juiste is.
Wanneer de toestand dreigend is,
wanneer er noodzakelijk zoo spoedig
mogelijk meer lioht moet komen, dan
sal spreker geen bezwaren maken.
Is dit Diet het geval, dan scht h{j het
beter, dat Burg en vVeth. deze voor
stellen voorloopig terug nemen, dan
kunnen deze later bij do stukken
komen.
De voorzitter wijst op de tegen
woordige donkere dagen en op den
tjjd, die tot een volgende raadszitting
nog verloopen zal. Hg zeg gaarne, dat
de raad de plaatsirg van deze lantarens
goedkeurde. Met de opmerkingen van
den heer Dekker zal hij voortaan
rekening houden.
Da heer Dekker heeft dan geen be-
zwaar meer en de raad vereenlgt zich
met het voorstel van B. en W.
De beer Donmr wjjst cr op, dat
dokter Lasonder ziek is. Wie doet nu
da sïflienpraotük
De Voorzitter deelt mede, dat de
doktoren Coenen on Van der Uarst
deze waarnemen.
Da heer Donner is er ba g voor,
dat deze beiden, tegelijkertijd, uit de
stad zouden «villen gaan. In dat geval
was da gemeente condor geneesheer.
Kan er niet een regeling getroffen
worden, dat steeds een dokter in de
stad blijft?
De Voorzitter wijst or op, dat, wan
neer alle drie geneosheeren tegelijker
tijd ziek worden, de stad ook zonder
dokter is.
De heer Donner neemt dit een bui
tengewoon geval
De heer De Witt Hamer meent, dat
de mogelijkheid, door den heer Donner
naar voren gebracht, nog veel onwaar
schijnlijker is. Dat zou zelfs een zeer
bijzonder geval zijn.
Da heer Vormer hooft toeh liever,
dat de doktoren gewaarschuwd wor
den, dat er steeds een in de gemeente
moet biflveu.
De heer Pilaar wijst er op, dat ook
wanneer dokter Lasonder beter ls, de
geneosheeren alle drie uit de stad
kunnen gaan. Die moge lijk beid heeft
immers alt|jd bestaan.
De heer Donner wil toeh een dokter
b|j de hand hebben.