Naar aanleiding van de jongste wflziging ln de verordening, regelende de jaarwedden van het onderwijzend personeel, achten Ged. Staten het ge- wenacht, dat daarin ook de bepaling wordt opgenomen, dat ln geen geval de jaarwedde van een onderwijzer vermindering zal ondergaan. B. en W. dealen mode, dat Ged. Staten zich op het standpunt stellen, dat, wanneer overeenkomstig het be paalde bij art. 4 sub 3 der gemeente lijke verordening, aan een onderwijzer t 100 meer jaarwedde wordt gegeven, ooidat hem het onderwijs in een der aldaar bedoelde vakken is opgedragen, hem dat bedrag van f 100 steeds moet worden uitgekeerd, cok wanneer hem het onderricht ln zulk een vak la'er niet weder wordt opgedragen. Na overleg mot de dn. commissie stellen H. en W., namens deze com missie, voor, te besluiten, aan Ged. Staten te berichten, dat de raad zich met die zienswijze niet kan vereenigen en het riet noodzakelijk wordt geacht, een beloonlng van f 100 te betalen voor onderricht, dat niet wordt ge geven. Volgens de verordening wordt f25 per jaar betaald voor het bezit van iedere acte als bedoeld in art. 4 sab3 en f 100, wanneer wordt opgedragen, onderricht in een vak te geven, waartoe de acte bevoegdheid verleend. De hoer Von Schmidt meent, dat het de bedoeling van Ged. Staten is, dat de raad de belooning van f 100 tot f 25 vermindert, wanneer een onder wijzer in eon hem in het bijzonder opgedragen vak geen onderwijs meer geeft. De Voorzitter maakt dit uit het schrijven van Ged. Staten niet op. De heer Von Schmidt voelt toeh wel iets voor het motief van Ged. Staten. Wanneer een onderwijzer buiten zijn sehuld het onderricht in een bijzon der vak verliest, zal hem thans een belangrijke vermindering van salaris treffen. De heer Dekker gaat in zooverre met den heer Von Sebmidt mede, dat, wanneer een onderwijzer wordt opgeroepen met de bijvoeging, dat hij verplicht is om bijvoorbeeld les in het Fransch te geyen en het bljjkt dan later, dat het les geven ln die taai niet meer noodzakeljk is, deze onderwijzer dan niet in salarlB mag achter uit gaan. Juist do bijverdienste, aan het salaris verbonden, deed hem waarschijnlijk naar deze gemeente solliciteeren. De heer Von Schmidt wijst er op, dat zich, door reorganisatie van het onderwjjs, later heel goed een derge Ijk geval kan voordoen. De heer Dekker vraagt ot B. en W. hnn voorstellen eerst nog eens willen overwegen. De heer Franten van de Putte deelt mede, dat de verordening niet van verplichte vakkeu spreekt. Het komt hem heel logisch voor, dat, wanneer men in een bepaald vak geen les geeft, men daarvoor ook geen belooning kr|jgt. Waar is anders de grens De heer Dekker handhaaft zijn be zwaar. De heer Framen van de Putte wjst er op, dat iedere leerkracht, dia naar Goes solliciteert, zich eerst uit de plaatselijke verordening volkomen van de toestanden kan overtuigen. Den heer Ritch komt het vour, dat hetgeen voor les in bijzondere vak ken wordt betaald, geen salaris, maar een belooning Is. Worden er geen diensten gepresteerd, dan moet deze belooning ook niet uitgekeerd wor den. Dat Is volkomen volgens de verordening. Do heer De Witt Hamer deelt mede, dat te Goes nimmer een onderwijzer wordt opgeroepen mot verplichting, les in bijzondere vakken te geven. Steeds wordt een onderwijzer voor gewoon lager onderwijs gevraagd. Het les geven ln bijzondere vakken is later bijzaak. Do heer Von Schmidt wjst er op, dat ln vele andere gemeenten wel onderwijzers met verplichte taalacten worden opgeroepen. Dit zou in Goes toch ook kunnen voorkomen. De heer De Witt Hamer aeht het dan noodzakelijk, dat de raad nimmer op dergelijke wjzo oproepingen doet. De heer Dekker Is er van overtuigd, dat de raad een leerkracht, die b.v. 20 jaar lang Franscho les had ge geven en zich dan eensklaps die bij betrekking ziet ontvallen, niet in den steek zal laten. Do raad zal dan ongetwijfeld, in dergelijke omstandig heden, die leerkracht de gewone be loning blijven uitbetalen. De heer Pilaar zegt, dat de fin. com., toen deze met B. en W. aceoord ging, ook dit standpunt heeft ingeno men. De heer Von Schmidt heeft dan geen bezwaren meer. Het voorstel van B. en W. wordt vervolgens aangenomen. Daar meermalen het verlangen te kennen Is gegeven, de j aarlij kuche kermis op zoodanig tijdstip te houden, dat de verjaardag van B. M. de Konin gin niet meer in de kermisdagen zou vallen, om in de gelegenheid te z|jn, 31 Augustus, evenals op andere plaat sen, feestelijk te kunnen herdenken, stellen B en W. voor, de Goesebe kermis te houden van den tweeden Dinsdag in de maand Augustus tot en met den Dinsdag der daaraanvolgende week, dus onmiddellijk na de kermis te Middelburg. In verband hiermede deelt de Voor zitter nog mede, dat bij hem verschil lende brieven van kermisreizigers zQn iogekomnn, die bezwaar maken tegen den h. 1 te korten tijd tusschen het afbreken in Middelburg en het ophouwen in Goes. H(j acht hot daarom beter, z(jn voorstel zoodanig te wijzigen, dat gelezen wordt.van af den derden Maandag ln Angnstns tot en met den Dinsdag van de daar op volgende week De heer Dekker heeft er geen be zwaar tegen, dat de kermisdagen verzat worden. Wel is h|j er tegen om, zooals de Voorzitter voorstelt, de kermis met een dag te verlengen. Waarom kan men deze niet op Dinsdag doen aanvangen? De Voorzitter acht het beter, dat men de kermis b|j het begin van een nieuwe week doet aanvangen, maar heeft geen bezwaar, den aanvangsda tum weer op Dinsdag te stellen. De heer Franten van de Putte ls geen bewonderaar van de kermis, vooral niet,als deze aehterultgast.Maar zjj is er nu eenmaal en daarom moet zij zooveel mogelijk gesteund worden Spreker meent, dat iedere verandering van de oude vastgestelde data voor de kermis nadeelig zal blijken. Heeren artiesten en kramers worden daardoor in moeilijkheden gebracht. Bovendien, het motief voor datumverandering is niet klemmend. Niet, dat spreker on gaarne den jaard >g der Koningin zou willen vieren. Gaarne wit hij daarin vooraan staan. Mat r de feestelijkheden, welke hij in de toekomst verwacht, zuilen zich uiten in festivals, turnuit- roerlngen op de Markt, e.d., en daar- vaD veiwaeht spreker zeer weinig heil. Do heer Van der Leeuw meert, dat B. en W den kermisreiziger# een grooten dienst heebben bewezen. Met belangstelling het-f. h|j van deze voor stellen kennis genomen. Waar anders groote inrichtingen van uit Middelburg naar Holland gaan, zullen rij thans naar Goes komen, temeer daar de ondernemers thans acht dagen tjd tusschen de Goesche en de Ziorikzee- Bcha kermis krijgen. Wanneer nu Ter Neuzen de kermisdagen ook opnieuw regelt, kunnen ce ondernemers den eetmalen zomer binnen de Provincie blijven. De heer Pilaar wijst er ook op, dat voer deze mensehen de rente Middel burg—Rotterdam—Goee—Zlerlkzee nu verbeterd wordt ln een ronte Mid delburg—GoesZierikzee. De heer Franten van de Putte heeft geen kijk op kermiszakeu. Wanneer het evenwel blijkt, dat de kermis door deze regeling gebaat is, dan heeft hij geen bezwaren meer. Bevalt de rege ling niet, dan kan men later nog altijd de data wIjziger. Het voorstel van B, en W. wordt vervolgens z. h. s aangenomen. Do Voorzitter deelt nog mede, dat een circus-ondernemer gevraagd heeft, met zijn tent op de Groote Markt te mogen komen. Woidt dit circus nu onder de kermisvermakelijkheden gerekend, dan moet de ondernemer 15 et. per Mz, per dag of gedeelte daarvan, betalea. B. en W. vinden het en beter, deze inrichting niet onder de kermist crmakclf kneden te rang schikken. Z\j kunnen dan met den eigenaar gaan loven en bieden en voor de gemeote een voordeeltje trachten te behalen. Da plaatsruimte, welke het circus noodig heeft, zal wellicht grooter dan 1000 M2. z|jn. Wanneer den ondernemer te zware eischen gesteld worden, gaat deze naar particulier terrein en verdient de gemeente er niets aan. Ds heer Van der Leeuw beaamt dit ten volle. Het gevaar dat een ondernemer naar particulier terrein omziet, is inderdaad groot. Het beste is, B. en W. maar te laten scharrelen naar omstandigheden. De Voorzitter belooft zijn best te zullen doen, er voor de gemeente een voordeeltje uit te halen. De raad gaat met zijn voorstellen accoord. Pentionneering van gemeente ambtenaren. Aan de orde zijn thans de voor stellen van B. en W. met betrekking tot de pensioenwet voor de gemeente ambtenaren en die voor hunne wedu wen en weezen, woike 1 Oct j.l. in werking traden. Uit het door het Rijk op terichtsn fonds worden allen gepenslonneerd, die benoemd zjjn door of vanwege do Kroon, den Comm. der Koningin in de prov,, den gemeenteraad, het eol. van Burg. en Weth. of den burge meester, die van vaste aanstellingen zijn voorzien en wier wedden uit gemeentelijke inkomsten worden be taald, mot uitzondering van de wet- houner» en van hen, aan wier ge meentelijke betrekking geen uitzicht op pensioen is verbonden. Ten behoeve van die pensionneering moet de gemeente aan het R|jk be talen voor het eigen pensioen der ambtenaren 7 pCt. van het totaal hun ner jaarwedden en voor het weduwen- en weezenpensioen 5 pCt. van de jaar wedden der mannelijke ambtenaren en X pCt van de jaarwadden der vrouwelijke ambtenaren. Ten behoeve van het Riikspensiosn- fonds kan door „de gemeente op de ambtenaren worden verhaald hoog stens 3 pCt. van de jaarwedde ten behoeve van het eigen pensioen en hoogstens 5 pCt van de jaarwedde der mannelijke ambtenaren ten behoeve van het weduwen- en weezenpensioen. Ambtenaren, op 1 Oct. 1913 In vasten dienst der gemeente, die niet wsnschen tos te treden, hetzij voor eigen pen bIosd, hetzij voor weduwen- en wee zenpensioen, moeten vóór X Januari 1914 een verklaring aan den min. van financiën inzenden. De ambtenaren, op 1 Oct. 1913 ln vasten dienst, kunnen al hun gemeen- telpken dienst, ook al is die in meer dere gemeenten vervuld, inkoopen, waarvoor de gemaente 8 pCt. van het totaal der gedurende den geheelen dienst genoten jaarwedden moet be talen. Indien een ambtenaar meerdere ge meenten heelt gediend, moet de inkoop voldaan worden door de verschillende gemeenten, waar de ambtenaar een jaarwedde heeft genoten. De inkoop kan worden voldaan in 40 annuïteiten ad 3Vi pCt. De eerste vervalt 31 Dec. 1915 en bedraagt. 4.6827 pCt. van het totaal bedrag van d«n inkoop of 3.746 %o van het totaal der genoten jaarwedden. Ook moet de gemeente betalen den Inkoop wegens vtoegeren diensttijd,als de ambtenaar overlijdt of zonder pan sloen ontslag neemt of ontslagen wordt, terwfjl in die gevallen niets meer.ver haald kan worden. Wat den inkoop betreft, kan op dj ambtenaren verhaald worden in totaal 3 pCt, van de genoten jaarwedden of per jaar 3 %o van die jaarwedden. B en W.meenen een billijkeregeüsg gevor den te hebben aan de hand van de bepalingen dor bestaande gemeente lijke fondsen, door de ambtenaren in dienst der gemeente,ln de Rijkefondsen te doen betalen, hetgeen zij thans aan de gemeentelijke fondsen moeten offeren, waarbij dan evenwel het te betalen bedrag voor weduwen- en weezenpensioen in een bepaald per centage moet worden omgezet. Wanneer zulks geschiedt, wordt door de gemeente voor eigen pensioen het mBilmum op de ambtenaren ver haald, dat de wet toelaat, n.l. 3 pet., welk percentage nu ook volgens de gem. regeling is gestort. Voor het tegenwoordige weduwen- pensioen wordt gestort t 7,60, f 15, f 22,60 ot f 30, al naarmate men eoD pensioengrondslag heett van f 201 tot en met f 400, van 401 tot en met f 600, van 601 tot en met f 800 of van f 801 r-n daar boven. B en W. stellen nn voor: Van de bijdragen voor eigen pen sioen te verha'.i-n 3 pet. ven den pensioensgrondslag v»d den betrokken ambtenaar, öl' van het deel zjjner wedde, dat ten laste dszer gemeente komt, zoowel op de in dienst zgrde ale op de nk 1 Ooi. 1913 aangestelde ambtenaren. Het maximum dat de wet toelaat wordt dus verhaald. Van de bijdragen voor inkoop vau diensttijd vóór 1 Oct. 1913, bedoeld ia art. 68 der pensioenwet 1913, wordt eveneens het wettelijk maximum, dus 3 pCt., op alle ambtenaren verhaald, door de reeds door die ambtenaren ge. storte bijdragen in het gemeente pen sioenfonds te behouden voor de ge meente, indien dit althans niet in strijd kan worden geacht met het bepaalde in in artikel 9 der betrekkelijke verorde ning, waarin vermeld staat, dat alleaar spraak op pensioen of wachtgeld van gemeentewege vervalt, als de ambte naren en bedienden kunnen worden opgenomen in eenig R|jks-, provinciaal- of ander algemeen pensioenfonds van ambtenaren. In deze laatste gevallen zal hun uitgekeerd worden het bedrag hunner gestorte bijdragen, echter zonder bij berekening van de rente. Van da bijdragen, verschuldigd in gevolge art.27 der weduwenwet,zouden B. en W. nog willen verhalen 2 pCt. van den penrioensgrondslag op de mannelijke en een half procent op ds vrouwelijke ambtenaren, hetzij zjj voor ot na 1 Out. 1913 in gemeentedienst waren. Van de bijdrage voor inkoop van tijdelijke diensten, bedoeld in het tweede lid vau att. 43 der pensioen wet 1918, zouden B. en W. op des betrokken ambtenaar 2 pCt. willen verhalen van het totaal der beloonln gen, hom door deze gemeente als tijde lijk gemeenteambtenaar betaald, doch niet meer dan 20 pet. van de ln tijdeIj ken dienst gemiddeld per jaar genoten beloonlng. Voor zoovar een en ander door B. en W. ls na te gaan, daarbij in aan merking nemende, dat de vóór 1 Oct 1913 aangestelde gemeenteambtenaren tot 1 Jan. a s. in beraad kannen houden of zij al dan niet in het Rijks- pensioen zullen overgaan, zal door do gemeente voor haar aandeel in de inkoopsommen van vroegere diensten betaald moeten worden, gedurende 40 jaren, pltn 1803 per jaar, terwijl, na aftrek van de op de ambtenaren te verhalen bedragen,door de gemeente p!m. f3000 aan dc Rijkspensioenfond sen moet worden bijgedragen. Laatst bedoeld bedrag wordt evenwel ver minderd met hetgeen nu reeds in het gemeentelijk pensioenfonds wordt bij gedragen. Het totaal der bijdrage van de gemeente, met Inbegrip van haar aandeel in de betaling aan inkoop sommen van vroegere diensten, kan geschat worden op plm. f 2000. Het kapitaal van het pensioenfonds komt dan evenwel ter beschikking van do gemeente. B en W. stellen voor, in dezen geest te beslui ton Ten aanzien van het fonds tot onderstennlng van weduwen van ge meente ambtenaren kunnen B en W. nog geen bepaald voorstel Indienen, aangezien zich b|j eene eventueele afwikkeling daarvan tal van bezwaren voordoen, die zij nog niet tot een oplossing vermochten te brengen. Onder de wedde der ambtenaren worden verstaan de vaste inkomsten in geld, vermeerderd met de door B. en W. geschatte geldswaarde van het genot van vrij wonen, vrije huisves ting, kleeding en voeding. Van het bedrag der inkomsten, die ook strekken tot vergoeding van aan do waarneming van het ambt verbon den onkosten, zal het gedeelte als wedde aangemerkt worden, en \an het overige deel nog een zoodanig bedrag als noodig is om den pensioens grondslag, voot' zoover mogelijk, tot e.en veelvoud van f 10, f5 of f 1 af te ronden. V De Unanoieele commissie heeft tegen een en ander geen bedenkingen. Zjj is tot die conclusie gekomen na zorgvuldige kennisneming van het advies van B. en Wwaarvan mag getuigd worden, dat het een knap stuk 'werk is, duidelijk en beknopt weergevende, waarop de pensionnee- rlng ln hoofdzaak neerkomt. Ook heett de commissie mondeling met B. en W. over deze veelomvattende regeling van gedachten gewisseld. De zaak is Ingewikkeld en de toe gestane tijdruimte, voor de voorbe reiding en de vaststelling, buiten ver houding kort. Als gevolg daarvan, blijven meerdere onzekerheden bestaan en s|jn de becijferingen niet vast staande. Wei ls volkoman duidelijk- dat da toepassing der wet zware geldelijks offers aan do gemeentekas zal stellen. Te betreuren is dit ongetwijfeld, maar te ontgaan evenmin, tenzij men besluite om grootere bedragen op de ainbte- naien te verhalen, waartoa do fluan- cleele commissie evenwel niet kan adviseeren, omdat zjj gaarne onder steunt het door B. en W. ingenomen standpunt,om de ambtenaren ongevser te laten bijdragen, wat tot heden door hen b||gedragan is. V De Voorzitter legt een en ander nog maals uit, aart de hand van het dui delijke opstel van den gemeente secretaris. He heer bikker sluit ztch aan bij den lof door de tin. com. aan B. en W. gebracht Het is den raadsleden gebleken, dat een zeer ingewikkeld vraagstuk op correcte wijfie is opge lost. De voorstellen van B. en W. komen spreker dan ook zeer gelukkig voor Maar hoe zijn B. en Win ver band met de weduwen- en weezonwet, aan het verbaal van 2 pCt. van den pensioensgrondslag '-oor de manne lijke en i/j pCt voor de vrouwelijke ambtenaren gekomen 't De Vorreiiter wijst er op, dat tot nn in verschillende klissen voor het waduwenpensioen betaald werd. Nu moest echter een vast percentage worden geheven, want men kan geen vier klassen meer behouden. De 2 pCt en de i/s PCt. kwamen B. en W., na uitvoerige berekeningen, het meest gewenscht voor. Nu zal de een wel iets minder en de ardor iet# meer dan vroeger betalen, maar dezo per centages zullen ongetwijfeld de klein ste verschillen geven. Ds heer Dekker vraagt en verkrijgt vervolgens nog eenigc inlichtingen betreffende da vroegere en de toe komstige uitkeericgen, inzake het weduwen- pensioen. De heer Von Schmidt gaat volko men met B. en W. mede, maar ls bevreesd, dat de gemeente, waar z|j niet overeenkomsig Prov. blad 125 heeft gehandeld, evenals zoovele andrre Zeeuwsche gemeenten, in con flict met Ged. staten zal komen. De hoer Pilaar meent, dat Ged. Staten te ver gaan. De wet stelt de te verhalen maxima vast en de ga meente is daar zeker beneden geble ven. Daarom kunnen Ged. Staten deze regeling niet afkeuren. De heer De Witt Hamer is ever oen a van oordeel, dat Ged. Staten het de gemeente niet moeilijk zullen maken. De bedoeling van Ged. Staten was blijkbaar, b(j verschillends platteland» gemsenten op billijkheid tegenover ie ambtenaren aan te dringen. Hier zgn echter de voorstellen van Burg. en Weth. op bestaande toestan den gebaseerd. De ambtenaren bljjven betalen, wat z\j tot nu toe reeds be- taalden en bun vooruitzichten worden beter. Bovendien, wanneer Ged. Staten deze voorstellen mochten afkeuren, Is er nog beroep bü den Raad van State. De heer Dekker wijst er op, dat Ged. Staten zich ln Prov. blad no. 125 het recht voorbehouden, de desbe treffende raadsbesluiten af te keuren. Spreker is evenwel niet bevreesd, dat deze voorstellen dit lot ondergaan zullen. De raad vereenlgt zich vervolgens z. h. s. met de voorstellen van B. en W. Aulodiemt Qoee—Wo'phaartedijksche veer. Door den heer J. C. Krjjger wordt een subsidie uit de gemeentekas van f 150 gevraagd voor zijn in te stellen autobus dienBt Goes—Wol- phaarisdijksche voer. B. en W. mannen, dat deze dienu voor de gemeente vele voordeelen biedt en stollen voor, de gevraagde f 150 BUbsidie te geven, onder voor waarde, dat de omnlbusdienst van den heer Overbeeke vervalt, de dienstre geling behoorlijk wordt vstgeate'd, de ve.-voerprljzoE niet hoogcr z|jn dan thans en de subsidie tot wederopzeg gens toe verleend wordt. De auto, welke voor dozen dienst zal worden aangeschaft, biedt plaats aan 10 personen en is geheel gesloten. De heer Donner heeft met blijdschap dezo nieuwe dienstregeling begroet, daar inderdaad Goes b|j deze vlugge cn gemakkelijke verbinding groot voordeel kan hebben en men er niet zoo licht toe zal komenvan uit Noord- Beveland over Kamperland naar Mid delburg te gaan. Maar het ls drlngeDd noodzakelijk, dat deze auto niet te snel rijdt en de politie most daar wel degelijk op letten. Vooral de bultenmenschen zijn bang voor hardrljdende anto's en b|j een slechte contróle van de snelheid zal men met dezen dienst meer geschaad dan gobaat zijn. De Voorzitter deelt mede, dat bij de aanvrage een bepaalde snelheid is opgegeven. De raad gaat nu s. h. s. met het voorBtel van B. en W. mede. Rondvraag. De heer Pilaar wijst er op, dat, door zk-kte van een onderwijzeres aan de meisjesschool, daar, gedurende ecnlgen tijd, in enkele vakken geen les meer wordt gegeven. De Voorzitter deelt mede, dat in dezen toestand voorzien wordt. De heer De Paauw vraagt oi B. en W. al een besluit hebben genomen, inzake het door de bewoners van den 's Heer-HendrikBkindererdjjk inge diende verzoek om aansluiting bij de gasfabriek. DeVoorzitter antwoordt, dat B. en W. hierover mot de gascommissie in onderhandeling zijn. Nu de heer De Paauw evenwel toeh over gas spreekt, wil da voorzitter den raad voorstellen, het plaatsen van een drie tal nieuwe lantarens goed te keuren. De eene daarvan komt dan op den hoek van den Ouden Singel, de tweede in het z.g n. Schotje van armoe en de derde recht tegenover den begraat- plsateweg to staan. De heer De Paauw wil graag nog iets naders over het verzoek van de bewoners van den 'u Heer Hendriks- kindsrandiik vernemen. De heer De Witt Hamer deelt mede, dat het verzoek ln handen van de gas commissie is gesteld. Op de begrooting voor 1914 ia f 10000 voor verbetering en ui'brel- dlng van kanalisatie gebracht. Vóór 1914 kan dus ln dezen toch niets gedaan worden. De begrooting is nog bij Ged. Staten. De heer Dekker heeft tegen het vojrstel van Burg en Weth geen bezwaar. Wel aeht hy het minder gewenscht, dat, wanneer over gas ge sproken wordt, de voorzitter plotseling met 3 nieuwe lantaarns aan komt dragen. Da raad is In dergelijke geval len niet voorbereid en kan zich er niet van to voren van overtuigen oi de plaatsing der lantaarns de juiste is. Wanneer de toestand dreigend is, wanneer er noodzakelijk zoo spoedig mogelijk meer lioht moet komen, dan sal spreker geen bezwaren maken. Is dit Diet het geval, dan scht h{j het beter, dat Burg en vVeth. deze voor stellen voorloopig terug nemen, dan kunnen deze later bij do stukken komen. De voorzitter wijst op de tegen woordige donkere dagen en op den tjjd, die tot een volgende raadszitting nog verloopen zal. Hg zeg gaarne, dat de raad de plaatsirg van deze lantarens goedkeurde. Met de opmerkingen van den heer Dekker zal hij voortaan rekening houden. Da heer Dekker heeft dan geen be- zwaar meer en de raad vereenlgt zich met het voorstel van B. en W. De beer Donmr wjjst cr op, dat dokter Lasonder ziek is. Wie doet nu da sïflienpraotük De Voorzitter deelt mede, dat de doktoren Coenen on Van der Uarst deze waarnemen. Da heer Donner is er ba g voor, dat deze beiden, tegelijkertijd, uit de stad zouden «villen gaan. In dat geval was da gemeente condor geneesheer. Kan er niet een regeling getroffen worden, dat steeds een dokter in de stad blijft? De Voorzitter wijst or op, dat, wan neer alle drie geneosheeren tegelijker tijd ziek worden, de stad ook zonder dokter is. De heer Donner neemt dit een bui tengewoon geval De heer De Witt Hamer meent, dat de mogelijkheid, door den heer Donner naar voren gebracht, nog veel onwaar schijnlijker is. Dat zou zelfs een zeer bijzonder geval zijn. Da heer Vormer hooft toeh liever, dat de doktoren gewaarschuwd wor den, dat er steeds een in de gemeente moet biflveu. De heer Pilaar wijst er op, dat ook wanneer dokter Lasonder beter ls, de geneosheeren alle drie uit de stad kunnen gaan. Die moge lijk beid heeft immers alt|jd bestaan. De heer Donner wil toeh een dokter b|j de hand hebben.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1913 | | pagina 2