N°. 93 1913.
Zaterdag 9 Augustus.
lOO8" jaargang
Bij dit no. behoort een
Bijvoegsel.
OPLEVING,
7 FEUILLETON.
Liefde's Loon.
De uitgave dezer Courant geschiedt.Maandag-, Woensdag- on'Vrijdagavond
uitgezonderd op feestdagen.
Prfls per kwartaal, In Goes f 0,75, bulten Goes, franco 1,25.
Afzonderlijke nommers 5 cent.
Inzending van advertentiën op Maandag en WoeoBdag
vóór 2 uren, op VRIJDAG vóór 12 uren.
COlRAVi
De prja der gewone advertentiën is van 1-5 regels50 ct., elke regel meer lOct
Bg directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt
de pr(js slechts tweemaal berekend.
Geboorte-, huweigk- en doodsberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen worden van 1—10 regel» h 1,— berekend.
Bewgsnummers B.cent,
Telefoonnummer S3.
Directeur G. W. van Babneveld. Uitgave van de Naaml.Veanoutschap .Goesshe Courant". Hoofdredacteur W. J. C. van Santen.
Wij verkeeren tegenwoordig in een
tijdperk van heerlijke opleving, ook op
vrijzinnig-godsdienstig gebied. Aller-
wege vinden openlucht-bijeenkomsten
plaats, waar de stem vau het vrijzinnig
Christendom wijd in het rond weerklinkt,
waar velen aanwezig zijn, die in de kerk
niet meer komen, die van het geloof ver
vreemd zijn, niet, omdat zij er geen be
hoefte aan hebben, doch wijl zij niet goed
weten, wat zij zuilen gelooven eu op
welken grond.
Er is een tijd geweest waarom het
te ontkeuuen dat ia onze kringen
het geestelijke ondergeschikt werd ge
maakt aan het stoffelijke, het materieele.
Met blijdschap begroeten wij de ingetre
den kentering. Hoe meer de mensch aan
het geestelijke behoefte gaat krijgen, des
te meer zal hij zijn leven verrijken met
kostbare, blijvende goederen. Hog altoos
moeten wij er naar trachtten, die ééne
parel van groote waarde tot ons bezit
te maken.
Hiet slechts van den enkeling, van de
velen,van de groote massa moet de drang
naar verrijking der geestelijke goederen
uitgaan. Èn de voormannen dienen de
leiding aan te geven. Zij moeten, om het
woord van den profeet Jeremia te bezigen,
„staan inde poort"zij hebben het groote
voorbeeld van dezen onvermoeiden strij
der te volgen. Het „staan in de poort"
nietwaar doet denken aan een om
muurde stad.
Welnu aan een ommuurde stad doet
ook in onze dagen het godsdienstig leven
denken, lloevele scheidingslijnen gaan
erdoor het Christendom en wat doet men
een moeite, deze scheidingen hoog op te
trekken De christelijke gemeente is niet
één geheel, doch een verzameling gewor
den van allerlei groepen, die zich sterk
wanen achter de muren, welke hen be
schermen die elk meenen, de waarheid
te bezitten en van achter de muren de
andere vervloeken.
De zooeven door ons genoemde profeet
nu had de taak, om zijn volk, dat zich
veilig waande achter de muren van Jeru
zalem, tewaarschuwen. Want hij zag, dat
de aaneengeslotenheid verloren ging en
zoo ook de getrouwheid aan den vader
lijken godsdienst. En hij begreep, dat de
sterkte der vesting geen bescherming
bieden zou, als hel volk niet sterk was
door eenheid en vertrouwen. Derhalve
predikte hij tot zijn landgenooten achter
de muren.
Maar toen dat volk niet luisterde,
Wouter wist wel van z(jn lessen in
de natuurkundige aardrgkskunde, dat
meteoorsteenen zeldzaam genoeg wa
ren, om de aandacht te trekken. Hg
ging voort„lk denk, dat een juwelier
er het best over kan oordeelen. Die
moet verstand hebben van steenen.'
,'t Kan zijn, maar ik zie er 't nut
niet van in. 't Is tjjdverkwlsting. Maar
als je het toch wilt weten, ga dan
naar een groote zaak. Die kleine
scharrelaars zouden je toch maar be
driegen.'
,Dank u wel, dat zal ik doen.'
Hg stak het steentje nu in zgn vest
zak en begaf zich op weg. Zoo dapper
vocht hij tegen den wind, dat, toen
hj eindelijk voor de deur van een
grooten juweliers winkel In de Hoog
straat bleef stilstaan, zgn gezicht een
blozende kleur bad en zgn voorkomen
opgewekt en levendig was.
Hg deed de dear open, maar werd
tegengehouden door een bediende, die
achterdochtig vroeg: ,Wei, jongen,
wat moet jï bier?"
Verlegen door de plotselinge vraag
en hst wantronwen daarin, bloosde
Wouter en stamelde „Ik wilde alleen
maar inlichtingen vragen, meneer."
De bediende was ook weer verbaasd
over het versehll tusschen de manleren
en de kleeding van den jongen.
Inlichtingen herhaalde hü ver-
besloot hij te gaan in de poort, waar de
reizigers, de kooplieden, de landlieden
doortrokken,waar altoos groote bedrijvig
heid heerschte. Als de menschen binnen
de stad dan niet luisteren wilden, zou hij
zijn boodschap uitroepen in de poert, op
dat anderen het hooren zouden en ver
breiden.
Zulks nu hebben wij óók te doen. De
christenen, die zich veilig wanen achter
hun muren van dogmata, willen niet
luisteren; het ommuurde Christendom
weigert gehoor, ja, sterker nog, dreigt
met allerlei. En daarom hebben mannen,
alles veil hebbend voor de goede, voor de
hun heilige zaak, beseft, dat zij moeten
optreden in de open lucht, in de poort,
opdat men toch hun stem hoort.
En. zij hebben genoeg te zeggen.
Tegen hun mede-christenen, die hen ver
ketteren, zeggen zij ditdat zij weigeren
den naam van paganisten te aanvaarden,
welke men hun geven wil. Want al ge
looven zij niet, wat anderen gelooven
slaat het aan menschen, te oordeelen
Ook zij tocli gelooven in de macht van
het kwaad, in het heil derweder-geboorte,
in het eeuwigheids-besef dermenscheiijke
ziel. En daarom eischen zij voor zich den
uaam van christen op.
Zij hebben nog meer te zeggen.
Door de dufheid en bekrompenheid,
de eigengerechtigheid vaak van het
ommuurde Christendom, hebben, heiaas,
vele ontwikkelden zich van den gods
dienst afgewend. Daarom beseffen die
strijders, in wie Jeremia's geest vaardig
is geworden, dat zij behooreu te staan
in de poort, om luide eu in het open
baar te verkondigen, wat zij gelooven.
En ais dat meer bekend wordt, dau,
wij zijn er van overtuigd, zal meuigeen
zich ernstig bedenken, vóór hij zich van
den godsdienst los maakt.
Wat zij niet willen, is verketteren,
is dwang uitoefenen. Het geloof is een
kostelijk bezit, doch tevens een vrij
bezit. Als onzerzijds vrijheid wordt
opgeëischt, dan spreekt het wel van
zelve, dat wij de allerlaatsten zullen
zijn, haar anderen te weigeren. Een
gedwongen geloof, waarbij en waardoor
het geweten geweld wordt aangedaan,
kan nimmer een goed, een biij-makend,
een krachten-gevend geloof zijn.
Geestelijke vrijheid, zij wordt voor
allen opgeëischt.
Onwillekeurig denken wij aan de
dagen, welke wij thans beleven. Er is
overal in den lande groote geestdrift
voor de viering onzer onafhankelijk
heid. Maar onze voorvaderen hebben
niet alleen gestreden voor vrijheid van
grondgebied zij streden ook voor vrij
heid van godsdienst. En zou iemand
onzer hoe hij ook is aangelegd
dit laatste wel willen missen
De weg der menschkeid is geweest
baasd. Welke inlichtingen kannen
wg je geven
Wonter haalde ztyn wit steentje te
voorschijn.
„Wat is dit?" vroeg hu'.
De bediende bakte zioh en bekeek
den steen. Zgn beroepsinstinet deed
hem alle andere overwegingen ver
geten.
„Je moet je tot die afdeeling wen
den,' zelde hg, plechtig met de hand
wuivend naar een toonbank terzgde.
Wouter gehoorzaamde zwggend en
naderde een bejaard man met schran
dere, vriendeigke oogen, die een aantal
zeer kleine steentjes, welke op een
gemsleeren étui voor hem lagen, met
een microscoop onderzocht. Hg schoof
zwggend het étui ter zgde, toen zgn
blik op den jongen viel.
„Wat nn?' vroeg hg, verwonderd,
dat men znlk een haveloozen knaap
naar hem verwees. Maar Wouter was
nu zeer bedaard. Hg liet zgn steentje
zien
„Dat heb ik gevonden," zei hg. „Ik
dacht, dat het eenige waarde kon
hebben en een vriend ried mg aan,
het hier te brengen. Wilt n mg als
't u blieft zeggen, wat het 1b
De man achter de toonbank keek
hem een oogenblik aan, eer hg de
hand uitstak naar den steen. Zwggend
bekeek hg hem door den microseoop.
Tosn drukte hg hem tegen zgn wang.
„Hoe hen je daaraan gekomen?'
vroeg hg.
„Ik heb hem op straat gevonden."
„Vreemd I" mompelde de man, en
Wouter begon te denken, dat zgn
de wtg der bevrijding. Bevrijding eerst
van de vrees voor het onbekende, het
geheimzinnige in de natuur, totdat zij
steeg tot l'.et inzicht, dat de geest
heerschappij kan voeren en heerschappij
moet voeren over de stof, totdat het in
enkelen later in zeer velen be
wust werd, dat God niet woont in
tempelen met handen gebouwd, doch
dat heel de wereld moet worden één
tempel, waar Hij wordt gediend, en
ieder hart een gewijde plek, waar Hem
wordt geofferd. Hoe meer dit doordringt,
zoo meer men beseft, dat het beste,
wat wij kunnen bezitten, niet vast
geklonken moet liggen in geijkte woor
den en formuleeringen, wijl de ietter
doodt en alleen de geest levend maakt.
Wij prijzen ons gelukkig, te kunnen
zeggen, dat in onzen t'jd de oogen van
steeds meerderen verhelderd beginnen
te worden. Het beteekent een over
winnen van wat achter ons ligteen
voortschrijden met groote vreugde en
diep inzicht.
Doch het is tevens een verwijden
van en een terugbuigen voor de geva
ren onzer moderne samenleving, welke
niet meer kent het leven in zijn diepste
roerselen en alleen maar jaagt naar
beschaving, macht en genot.
Men begrijpe ons goed.
Wij mogen zeer zeker bewondering
hebben voor de reusachtige massa ar
beid, welke in de werkplaats der wereld
van onze dagen wordt volbracht. Doch
de menschheid, vermoeid door het on
rustige, gejaagde leven, zoekt te veel
nog alleenlijk afleiding, verstrooiing.
En wij moeten vóór alles terugkeeren
tot de keunis van ons zeiven, afdalen
tot de diepten van ons eigen hart,
terugvinden de stilte, waarin de god
delijke stem fluistert, en dan leeren
wij verstaan het woord „Het konink
rijk Gods is binnen iu u."
Met dankbaarheid gewagen wij van
een geestelijke opleving. Maar nog te
velen zitten vast in het materieele, en
zij kunnen daaruit niet los komen. Hen
moeten wij helpen. Tol hen moet onze
stem uitgaan. Dat zij het doel van ons
leven en onze helooning voor veel
moeite, veel harden eu bitteren strijd
vaak, verguizing zelfs, ligt in de weten
schap, dat wij onze mede-menschen
een blik hebben doen slaan in de
diepten van het geestelijk leven. En
wie den blik eenmaal daarin heeft
geslagen, hij wil steeds meer zien van
de dingen, welke niet van deze aarde
zijn, totdat ook over hem is gekomen
de geest van goddelijke vrijheid, welke
hem doet wandelen in het licht, dat
in alle eeuwigheid niet zal worden
uitgedoofd.
Buitenland.
meteoorsteen toch mlssehlen zoo on-
belangrgk niet was.
„Maar wat is het?" vroeg hg na
een poosje.
„E >n meteoor-diamant".
„Is die veel waard
„Heel veel. Misschien wel een paar
duizend gulden".
Wouter voelde zioh bleek worden.
Dat vuil witte steentje een paar dui
zend gulden waard 1 En in zün zak
bad hg er nog negen-en-twintig, som
mige veel grooter dan dit, en op het
plaatsje achter zgn hnis lagen ze bg
hoopen verstrooid, en de meteoorsteen
zelf was een dishte massa van zulke
steentjes 1 Hg duizelde en leunde tegen
de toonbank.
„Is dat werkeigk waar?' was al
wat hg kon uitbrengen.
De man glimlachte. Zyn eerste op
welling was geweest, de politie te
laten halen, maar hg wist, dat er soms
meteoor-diamanten op de aarde vallen
en hg geloofde het verhaal van den
jongen. Zyn toon was n<et onvrien
delijk, toen hg hernam:
„Het is volkomen waar, maar als gg
de juiste waaide wilt weten, ga dan
naar een handelaar op de Blaak. De
diamant moet eerst geslepen en ge-
poigst worden, eer hg voor den ver
koop geschikt is, en ik moetje waar
schuwen, dat er een streng onderzoek
zal worden Ingesteld, hoe je er aan
bent gekomen".
„Hg viel uit den hemel', was het
geheel onverwachte antwoord, want
Wouter was ontroerd en ln de war
gebracht.
De toestand op da Balkan.
De vrede is gesloten.
Ziedaar het groote, verrassende
nieuws uit den Balkan.
Want wie een oogenblik terugdenkt
aan de elndelooze onderhandelingen,
na den Tnrkschen Balkankrflg te
Londen gevoerd, verbaast zich in
hooge mate over de vlngge afwik
keling van zaken te Boeebarest.
Voornameigk Balgarüe heeft getoond
tot toegeven in staat te zgn. Bnlgarge
toch was de eenige staat voor wien
het rekken der onderhandelingen van
buitengewone beteekenls wa3. De
andere staten mochten pogen, zichzelf
te verrgken, zjj zouden door oen
meerder of minder bezit geen belang
rijke wjjzigiDg ondergaan, voor Bnl
garge evenwel gold het een levens
kwestie een to be or not to be in de
rü der voornaamste Enropeesche
Staten
Stroemltsa is aan Bulgarije toege
kend Door van deze p'aats afstand te
doen heeft Servië Inderdaad getoond
voor het tot stand komen van een
spoedigen vrede een offer te willen
brengen.
Kawala wordt Grieksch. Het is
Bnlgarge dus niet gelakt, de belang-
rgke haven aan de Egeïsche zee voor
zich zeil te behooden, maar toegevende
aan den aandrang van Griekenland,
daarin door Frankrgk gesteund, beeit
het van al zgn aanspraken op deze
waardevolle plaats afstand gedaan.
Een mogelijkheid bigft echter bestaan
en, gelet op het buitengewoon vlug tot
Btand komen van een vredesovereen
komst, is zg zelfs zeer waarschijnlijk
te achten. Door Bnlgarge is namel{jk
al bg het begin van de vredesconfe
rentie er op aangedrongen, het traetaat
na het sluiten van den vrede aan het
oordeal der groote mogendheden te
ond srwerpen.
Gaat dat plan door, dan is dus nu
wei de vrede gesloten en worden ver
schillende legers gedemobiliseerd,
maar de beschikking over de resul
taten van den Balkankrgg hornat ten
slotte tg Europa.
Voornameigk Hnsland en OoBtenrgk,
de beide mogendheden, die steeds
tegen een verzwakking van Bnlgarge
hebben gewaarschuwd, zullen al hun
best doen, het traetaat aan een voor
dit land gunstige herziening te onder
werpen- En ln dat geval is Grieken
land van het bezit van Kawala nog
absoluut niet verzekerd.
De Turken zien belangstellend het
sluiten van de vrede aan. Toch moet
de Turksehe regeerlc g zleh langzamer
hand niet geheel gerust gaan gevoelen
over de bezetting van Adrlanopal. Tot
nu toe trok de elgenigke Balkankrgg
en later de conferentie te Boechareat
de aandacht van geheet Europa, maar,
wanneer na het sluiten van den vrede
de geschillen tusschen Bnlgarge en
de verbondenen uit den weg zgn ge-
„Ja, ja, dat weet ik. Persoonigk
geloof ik je, anders zou je nu al in
verzekerde bewaring zgn. Ga met
dien steen naar Salomons en Co., op
de Blaak, en zeg, dat meneer Clement
je heelt gezonden. Meneer Salomons
zal je wel goed behandelen, maar nog
eens, zeg de waarheid, want hg zal
eerst volkomen overtuigd moeten zgn,
of alles ln orde is'.
Wouter ging den winkel uit, niet
wetend, of hg waakte of droomde
„Een diamant een paar duizend
gulden waard', herhaalde hg werk-
tulgeigk. „Wat is de heele meteoor
steen dan waard en wat ben Ik waard?"
IV.
Langzaam slenterde hg voort naar
de Blaak, terwgi hg zgn kostbaar
pakje ln den zak stevig omklemde.
Was het mogeigk, dat hg, Wouter
Hoytsema, de arme wees en honger-
ïgder, zoo plotseling, op zulk een
vreemde wgze, in 't bezit zou komen
van onmeteigke rgkdommen? Indien
het kleine steentje, dat hg den juwelier
had laten zien, een paar duizend
gulden waard was, dan waren eenige
in het pakje wel tien dnlzenden waard
en wat den steen op het plaatsje aehter
zgn hnis betreft wel, die was ver
boven zgn schatting verheven. Die
gedachte maakte hem voorzlohtlg.
Mlssehlen zou het goed zgn, meneer
Salomons niet geheel ln zgn vertrou-
wen te nemen. Hg zon hem alleen
den steen laten zien, dien meneer
Clement had onderzocht, en hem dien
verkoopen. Dan kon hg, met het geld
rnlmd, zal de Bnlgaarsch-Turksuhe
kwestie de eerste zfjn, waarvoor een
oplossing gevonden moet worden.
Op stenn van Servië, Montenegro,
Roemenië of Griekenland behoelt
Turkye in geen geval te rekenen.
Die staten waren toch reeds meer dan
eens in de gelegenheid, te toonen, dat
zg van de Turksehe vriendschap aller
minst gediend zUn.
Zooals de toestand op het oogenblik
is kan Turkye van geen enkele zUde
stenn verwachten. De groote mogend
heden, zg mogen door onderling ver
schillende belangen en inzichten dan
al niet een gezamenlijke dwangmaat
regel toepassen zjjn er allerminst
over te Bpréken, dat de inet zooveel
moeite vastgestelde grensiyn roekeloos
door de Tursche troepen is over
schreden.
Gisteren hebben verschillende ge
zanten bü den groot-vizier er nog
maals krachtig op aangedrongen, het
Turksehe leger terug te trekken.
Van hen is dus in geen geval eenige
stenn te verwachten.
Integendeel zullen verscheidene mo
gendheden, door Turkge do noodige
geldmiddelen te onthonden,dezen staat
tot belangrgke concessies kunnen
dwingen.
En de Balkanstaten zelf, christen-
staten, die op vele pnnt n dezelf'e
belangen en behoeften hebben, zullen,
nu de vrede weer hersteld is, waar-
schynigk wel weer heel gauw er toe
overgaaD, een nlenw en hechter Bal-
kanverbond te slnlten.
Dat zou voor den Turk een gevaar-
ïgken buurman kunnen worden.
Aan Berignscbe bladen wordt nu
reeds geseind, dat Bnlgarge besloten
heeft, opnienw Tnrkjje den oorlog te
verklaren en alle beschikbare troepen
met geforceerde marsehei! te doen
optrekken naar de ponten, waar zij
den Tnrken den terugtocht kunnen
afsngden.
In allen gevalle is de vraag of
Adrlanopel Turksch zal biyven niet
moeiigk te beantwoorden.
Turkge zal de stad met do oude
sultansgraven niet kunnen behouden.
De Fransohe legorwot.
Gisteren heeft de senaat de legerwet
onveranderd aangenomen, zoodat
heden de parlementaire zitting za
gesloten worden.
Van verschillende zyden werd de
wensch uitgesproken, dat zoo spoedig
mogeiyk een nieuwe wet zal worden
Ingediend, om aan do gebreken van
de tegenwoordige wet tegemoet te
komen.
Caatro in Venezuela.
Het is onbegrgpeiyk, hoe een man
als Castro, een zwerveling, door de
politie lange jaren in het oog gehouden,
nn eensklaps voor zgn ond vaderland
is verschenen en dat nog wel met oen
legermacht van niet minder dan 12000
man, die vol geestdrift schynen te
zgn.
in zgn zak, een zeer gewenschte ver
andering in zgn voorkomen teweeg
brengen, de ffrma opnieuw bezoeken,
en langzamerhand zooveel diamanten
verknopen, tot hg meer geld had, dan
hg met mogeiykheid in jaren kon
doorbrengen.
Allereerst was het noodzakelijk, zgn
meteoorsteen naar een veiliger plaats
te brengen dan het „Hemelrijk". Wou
ter twyfelde niet aan zgn recht op
den steen, hg beschouwde dien, als
hem door zgn moeder nit den hemel
gezonden. Dooh de bonger begon hem
weer te kwellen, en hg verlangde er
naar, een klein deel van zjn rijk
dommen reeds in geld omgezet in zgn
zak te hebben Het Bpeot hem nn,
dat hg niet een paar kwartjes van
Dlrksen had geleend, maar het was
nu te laat, om nog terug te gaan.
Op dat oogenblik kwam hem een
lekkere gear in den neus Hg ging
voorby een klein restaurant ln het
Hang. De eigenaar, een forsch en dik
man met een kaal hoofd, stond aan
de deur te praten met zyn buurman,
een groenteboer. Wouter, in vertrou
wen op zgn rykdom, besloo te be
proeven, of men hem credlet wilde
verleenen. Hg ging naar de mannen toe.
„Ik heb nog geen geld', zei hg tot
den restauranthouder „maar als n mg
iets te eten wilt geven, wil ik gaarne
van middag terugkomen en n het
dubbele betalen*.
Wórdt vervolgd.)