Dinsdag li Augustus 99 Jaaigaug* M°. 92 1912 De onzichtbare Dood. FEUILLETON. GOESGHE De uitgave dezer Courant geschiedtjMaandag-, Woensdag- en Vrijdagavond uitgezonderd op feestdagen. Prjja per kwartaal, In Goes 0,75, bulten Goes, franco f 1,25. Afzonderlijke nommers 5 cent. Inzending van advertentlën op Maandag en Woensdag vóór 2 uren, op VRIJDAG vóór 12 uren. COURANT. De prijs der gewone ad vertentiön is van 1-5 regels 50 et., elkejregel tueer lüo t. Bjj directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de pry's slechts tweemaal berekend. Geboorte-, huwelijk- en doodsberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen worden van 1—10 regels 4 1,— berekend Bewijsnummers [6 cent. Telefoonnummer 33. Directeur A. F. A. van Sjeteks. Uitgave vau de Naaml. Vennootschap loess hu Courant". Hoofdredacteur W. J. C. van Santen. Bet congres voor staatspensioen. Te 's Gravenhage is, onder zeer groote belangstelling, Zaterdag bet congres voor Staatspensionneerlng ge houden. Ben belangstelling, waarover wij ons van harte moeten verheugen. Er blijkt ten duidelijkste uit, hoe de zaak, waaraan ook wij onze bescheiden krachten wenschen te geven, vooruit- gaat. f De tijden zijn voor het Nederland- sche volk op het oogenblik uiterst gewichtig. Al behooren wij tot hen, die de overtuiging bezitten, dat er van Talma's gedwongen ouderdoms-verze- kering niemendal zal terecht komen, het heet: oppassen. De man van het boetekleed, dr. Kuyper, poogt zijn verloren invloed te herwinnen. Was het niet zijn wachtwoord, dat de maand October voor behandeling van de in- valldlteits- en ouderdomsverzekering behoort „vast te liggen"blijkt niet telkens en telkens meer, dat hg, die, na al de bekend geworden gebeurte nissen, zich zéér bescheidenlek op den achtergrond diende te houden, weder om poogt, de lakens uit te dealen De ernst der tijden dringt ons, op onze hoede te zgu. Een oogenblik verondersteld, dat Talma's .groote" sociale wet er vóór de algemeene verkiezingen van 1913 zou zijn doorgejast, wat dan Dan zon bij een groot deel van de goed- geloovige kleine luyden van ehriste- ljjken huize de indruk gevestigd we zen, dat zjj het aan dr. Kuyper te danken hebben, dat er een ouderdoms verzekering in het leven is geroepen, waarvan zij eerst later de groote ge breken, het verregaand onbillijke, onchristelijke karakter leeren inzien. Daardoor zou Kuyper's macht, zoo verderfelijk; voor ons land gebleken, opnieuw toenemen. Hg, de man, die het eenmaal predikte, dat niet naar eigen glorie de mensch moet streven, ziet reeds een tweede Kabinet-Knyper in het verschiet. Het Ministerie-Heem kerk is hem een doorn in het oog. Wel gaat het gestadig voort op den weg, door het Kabinet-Kayper van 19011905 bewandeld wel z|jn par tijdige benoemingen aan de orde van den dag, om den vriendjes welgevallig te wezen wel wordt het bijzonder onderwijs, kweekplaats van clericale kiezers, bevoordeeld j wel regeert de schijn, zooals dit van 1901 tot 1905 het geval waBmaar aan dit alles ontbreekt één ding, één voornaam ding in de oogen van den op macht belasten antirevolutionairen leider de signatuur-Kuyper. En dat zal anders worden. Dr Kuyper zoovele teekeuen wijzen er op wil wederom de macht in handen krijgen. .Gebrek aan over leg" waB het, waardoor het Kabinet- Heemskerk, zoo beweerde hij in De Standaard, tot machteloosheid werd gedoomd. De leerling Talma was zoo 37 Uit het Amerlkaanscb. XXVI. H*r laatste bedrijf van het drama. Ik versliep mij dien oehtend en kon dus pas in den trein mijn krant lezen. Tegen twaalf uur kwam de jongste bediende zeggen, dat mijnheer Grady en mijnheer Simmonds mjj wenschten te spreken. .Laat hen binnen komen," zei ik. Grady was blijkbaar zeer overstuur. Zijn gewoonlijk zoo blozend gezicht was strak en bleek, er waren leelijke lijnen op zijn wangen en donkere kringen onder zjjn oogeu. Ook Sim- monds zag er allesbehalve fleurig uit en voelde blijkbaar nog de gevolgen van het vergif. ,Ik ben blij, dat je weer zoover hersteld bent, SimmondB," zei ik, „het was bij het kantje ai." „Dat was het zeker," zei Simmonds, op een stoel neervallend. „Als ik een ietsje meer er van had gehad, zou ik niet weer wakker z(jn geworden." „Herinner jij je er iets van „Niets. Eén minuut zaten wij gezellig met elkaar te praten eu het volgende, dat ik wist, wbb mijn ontwaken op de bank." „Waar Is die Godfrey?" zei Grady ongeduldig. „Hy zei, dat bjj om twaalf uur hier zou zijn. Wat is er?" „Ik laat mg hangen, als ik het weet", zei Grady nijdig. ,lk kreeg bericht brutaal, de ontwerpen van den leer meester Kuyper niet over te nemen. Welnu, dacht de bescheiden inau der kleine luyden dat zal anders worden.Ik stel het „kostelijk" Kabinet- Heemskerk een ultimatum.lnOetober de ouderdoms-verzekering. En anders. Over dat „anders" zullen wij ons thans maar niet het hoofd breken. Eén diDg eischt nu onze aandacht dr. Kuyper wil, dat, vóór de verkie zingen in 1913 er zijn, met eeninva- liditeits- en ouderdomsverzekeriog voor de verblinde kiezers van ebris- telijken huize kan worden geparadeerd. liet doel heiligt de middelen. Ziedaar het parool van den leider der antire- vol utionairen. Het doel Wederom do eerst- machthebbende in Nederland te zijn. Het middel Een voor ons volk rampzalige, gedwongen ouderdoms-ver zekering, met premie-betaling gedu rende 54 jaren. Een gedwongen ouderdoms-verzeke ring, met hooge premie-heffing óók van die kleine luyden, die niets, abso luut niets te missen hebben. Een gedwongen ouderdoms-verzeke ring, die een véél te duur betaald pensioen in het uitzicht stelt op eeu leeftijd, welken velen der gedwongen verzekerden nooit bereiken. Een gedwongen ouderdoms-verzeke ring, welke de zelfstandige werkers, die met moeite hun dagelijksch brood verdienen, totaal uitsluit, alzoo onbil lijkheid op onbillijkheid stapelend. Eu dit alles, om gezags-wellust te kunnen bevredigen. Daartegen is Zaterdag geprotesteerd op het congres het internationaal congres voor Staatsponsionneering. Niet door enkele honderden. Maar uit naam van moer dan drie maal honderd duizend Nederlanders. Goddank: uit alles bljjkt, dat de Staatsponsionneering, bet waarachtig christelijk beginsel, om de verschrik kelijke combinatie oud-en-arm uit de wereld te helpen, telkens en telkene meer aanhangers, ook in christelijke kringen, vindt. En de beweging blijft groeien. Met den dag. Het zaad der Staatsponsion neering is ten onzent in vruchtbaren bodem gevallen. Doch onze „christelijke* regeering blijft hoorende-doof voor de stem des volks. Hoe lang nog? Wij vertrouwennog slechts korten tjjd. Er zal een tijd komen, dat do kleine luyden van christelijken huize van de clericale propagandisten znllen getui gen wjj vreezen hen, ook al brengen zfj geschenken. Wat de geschenken dier „christelijke" politici en propagandisten zijn, een ieder, die met de politiek van onze dagen meeleeft, weet het. Het zjjn steenen voor brood. van hem, dat ik hier zou komen en ik dacht, dat hjj misschien iets zou weten. Maar ik wacht niet op hem. Dat krjjgt hij niet van mij gedaan. Ga mee, Simmonds". Wacht even", zei ik, toen de straat deur werd geopend, „misschien is hy er." En zoo was het. Hij kwam binnen, vergezeld door Arthur Shearrow, rechtskundig ad viseur van de Record Godfrey knikte ons toe. „Ik geloof, dat je Mr. Shearrow kent, Lester", zei hjj, een klein leeren taecbje op mijn bureau neerzettend. „Dat is Mr. Lester, Mr. Shearrow". Wjj gaven elkaar de hand. „Het doel van deze conferentie, Lester", besloot hij, „is eenige dingen op te helderen in verband met de Michaelovitch-diamanten en tevens de „Record" hot prachtigste artikel te bezorgen, dat het blad in maanden heeft gehad*. „Ik ben niet hier gekomen, om een artikel voor de „Record" te bezorgen", zei Grady vinnig. „Die krant heeft mjj nooit behoorlijk behandeld". „Ze heeft u behandeld, zoo goed als u het hebt verdiend", zei Godfrey. „Ik zal eerlijk met je spreken, Grady. Je rol is uitgespeeld. Je kunt geen uur iu functie blijven, nadat het ge beurde van gisteravond is uitgelekt." „Dat zullen wfl zien", gromde Grady, maar lang niet zoo krjjgshaltig als anders. „Je hebt gisteravond niet gewild, datSimmondi mij telefoneerde?" vroeg Godfrey. „Neen het ging je niet aan." „Misschien niet. En toch, als ik er was geweest, zou uu de knapste diet Buitenland. De tanende Invloed van den adel, Er beeft, zoo oud de wereld is, zouden wij bijna willen zeggon, stan den-verschil bestaan. In den laatston ttjd, bijzonderlijk na bet opkomen der sociaal democratische beweging, spreekt men liever van klassen ver schil. Een ander etfquet op één en dezelfde flescli. De zaak zelve blijft er eender om. Hoe oud zij echter is, zjj behoudt haar recht op onze belangstelling. Wellicht tegenwoordig in veel meer dere mate dan vroeger. Want er heeft een verscherping van de standon en wat is dit anders dan een ver scherping der onderlinge belangen plaats gehad. De arbeidende stand In zjjn geheel dikwerf verkeerdelijk vierde stand geheeten eischt, hoe langer zoo krachtiger, z8ri rechten op in de maatschappelijke samenleving en predikt daarbij den klassenstrijd. Over het algeheel genomén... eeu zeereen zjjdige strijd. Doch dit ligt niet zoo zeer aan de arbeiders als wel aan hun voormannen, die zich zeiven het meeste voordeel uit dien strijd weten te bezorgen. Waar de zaken zóó slaan in onze dagen, is het zonder twijfel belang wekkend, do positie dor vroegere stan den na te gaan. Sedert de groote Fransehe revolutie, welke de emanci patie van den derden stand bracht, zfin de andere in den loop van een eeuw vrijwel op den achtergrond ge drongen. Het standen-verschil, de kl&3son-strijd, of boter: de klassen haat als zoodanig, zijn in die landen, welke door de Fransohe revolutie be reikt werden en waar de gisting meer kon doorwerken, vrywei tot zeer ge ringe afmetingen teruggebracht. Ge lijkheid voor do wet wsb het eerste, wat in dez-j landen wettelijk werd vastgesteldniemand, die de bekwaam heid bezat, een ambt of bediening te vervullen, kon daarvan om zjjn stand worden uitgesloten. Over het geheel is aan deze bi'ljjke eischen tegemoet gekomen. Al mogen er plaatselijk zoo nu en dan afwijkingen van dezen regel voorkomen, de groote kloof van vóór 1789 is gedempt. Maar by alle maatschappelijke ont wikkeling is de adel, voor een groot deel althans, blijven stil staan. Hij heeft betrekkelijk weinig aan den belangryken evolutie strijd deel ge nomen hij achtte het beneden zich en acht het nog steeds beneden zieh een positie in het maatsch&ppeiyk leven in te nemen, waarvoor men studie heeft moeten maken, of vak- konnis verkregen moet hebben. Het is indertijd zoo kernachtig door Nietsche gezegd„De adel ontbreekt byna ge heel in de geschiedenis der hoogere van l'arys, misschien van de heele wereld, veilig achter de tralies zitten in plaats van vry rond te loopen on iemand anders te berooven." „Je bent erg zeker van je zaak," bromde Grady. „Het is zeer gemakke lijk verstandig te praten, als alios voorby is." „Ik zal niet met u redetwisten"sprak Godfrey, „ik geef toe, dat het een uitstekende vermomming was en oen slimme inval maar niettemin hadt u dien moeten doorzien. Dat is uw vak. Neem dus de telefoon en vraag uw ontslag". Grady staarde hem aan, alsof hy zjjn eigen ooren niet kon gelooven. „Myn ontslag vragen!" herhaalde hy. „Hoe dwaas denk je wel, dat ik ben „Ik zie, dat je dwazer bent, dan ik dacht. Nu moet jewel vallen,Grady". „Heb je mij hier laten komen, om mij dat te vertellen?" „Neen", zei Godlrey, „ik heb u hier laten komen om kennis te maken met De deur ging weer open en God frey keek glimlachend op. „Moosier Piggottl" diende do jongste bediende aan. En toen sprong ik byna op van myn stoel, want ik zou er een eed op gedaan hebben, dat de man, die op den drempel stond, de man was, die de geheime lade had geopend. Hy kwam de kamer in, zjjn blik bleef op Godfrey rusten en hy glim lachte. „Hier ben ik, monsieur", zsi hy en ik schrikte opnieuw bjj zün stem, want het was de stem van Crochard. „Ik huop, dat ik u niet heb laten beschaving." in het byzonder geldt dit voor Dnitschland. Waar de adel aan de politiek deel neemt, groepeert hy zich by de be houdende, bü de remmende partyen en de enkele uitzondering treit de diepe afkeer van zjjn atand-genooten. De adeliyke, die zieh tot de vooruit strevende staatkunde aangetrokken gevoelt en haar goed recht durftbeplei ten,wordt onder de zijnen niet meer als een gelyke geteld. Het gebied van deD geestes-srbeid en hoe groot is dit nietis bg na steeds een terra incognita voor den adel gebleven en het scheen niet geraden, in dit opzicht de traditie te verbreken. De positie van den Duitschen adel is de laatste jaren uiterst moeilyk geworden. Bet gaat niet meer aan, met een hooghartig gebaar aan alles voorby te gaan, wat een eeuw ver anderd heeft. Dat hy in het leger, in de diplomatie nog steeds groote, zy het ook geen beschreven voorrechten bezit, is niet meer voldoende, daar het bovendien te verwachten is, dat deze voorrechten steeds verder znllen worden ingekrompen. Meer en meer toch moet het een ieder duideiyk zyn, dat de toekomst is aan het intellect en dat de tyd zal komen, waarin met geboorte-rechten niet de minste reke ning meer wordt gehouden. Daar enboven is het den Duitschen adel nimmer vergund geweest, in het lot der natie een beslissende rol te spelen in dit opzicht staat hy ver beneden de Entrelsehe aristocratie. Ook deze is echter in den laatsten tyd op den achtergrond getreden, daar da jongere iiritsche aristocratie de voorkeur schynt te geven aan sport of een weelderig leven boven de verzorging, de ontwikkeling der geestelyke eigenschappen. Het behoeft dan ook geen verwon dering te baren, dat in den loop dei- jaren de adel over de geheele linie aan invloed en macht verloren heeft. Hy wist zich niet aan te passen aan den nienwen toestand, nam geen deel aan den vooruitgang op wetenschap, geesteiyk gebied, techniek, kunst. En voor den adel zelf is het des te erger, waar telkens duideiyker blijkt, dat hy zulk een invloed ook niet begeert. Wy, voorstanders van een gezonde, zich geleidelik ontwikkelende demo cratie, treuren daar niet om. Doch wat betrekkeiyk kort geleden nog werd ontkend, wordt thans met den dag duideiyker bewezenniet aan het geboorte-recht, maar aan het intellect behoort de toekomst. De vierde stand, welke zich, vaak ten koste van groote opofferingen, omhoog werkt en zich een voorname plaats in het maatschap- pely'k leven verovert, zal, spoediger dan menigeen denkt, een onmisbare factor in onze samenleving biykente zyn. De adel, prat op atkomst, prat wachten". „Volstrekt niet, moMieur Pigot", stelde Godfrey hem gerust en zette een stoel voor hem neer. Ik kon zien, dat Grady en Simmonds de lenningen van hun sloelen beet pakten en met open mond naar den nienwen bezoeker staarden. En ik wist, wat zy dachten. Was dat Pigot? Of was het de man, die de diamanten gestolen had Pigot Of was geen van beiden Pigot Was het mogelyk, dat dit een andere man was dan hy, die het kastje had geopend Godfrey keek ons aan, glimlachend, toen hy onze gelaatsuitdrukking zag. „Ik ben vanmorgen naar de „Savoie" gegaan," zei hy. ,lk heb monsieur Pigot verteld, wat er vannacht is ge beurd en hem verzocht, bjj deze con ferentie tegenwoordig te zyn. Hy' was zoo beleefd zjn toestemming te geven." HU zag Grady's blik. „ik verzeker u, dat dit monsieur Pigot uit Parys is en niet Crochard". „O ja," zei monBieur Pigot, zyn schouders ophalend. „Ik ben myzalf en ten diepste verootmoedigd, dal ik zoo dom in de val ben geloopen, die Crochard voor my had opgezet. Maar hy is een buitengewoon scherp zinnig man." „Het was oen uitstekende vermom ming," zei ik. „Hot was meer dan dat het was een verpersoonlijking." „Crochard had ruimschoots gelegen hoid gehad, my te bestudeeren," ver klaarde Pigot droogjes. „En hy is een artiBt in alles, wat hy doet. Maar ik zal hem wel krijgen iedere kruik gaat zoolang te water, tot zy breekt. En is er geen hoop, dat wy hem hier in New-York zullen vinden op wapen, prat op fortuin, zal daar entegen bemerken, dat voor hem geen plaats is in onzen, zich meer en meer ontwikkelenden, democratischeu tyd. Teuzy hy zieh zelf herziet Eu daartoe zal het wel nooit komen. Na deze ontboezeming willen wy ons nog een oogenblik op het terrein der practische politiek begeven. De toestand in Turkije biedt ons daartoe de gelegenheid. De oproerige Albaneezen volharden by hun eisehontbinding van de Turksehe Kamer. Gebeurt dit niet spoedig genoeg naar hun zin, dan zuilen zg de vy'andeljjkheden weer openen en op Uskub aanrukken. In Jong Turksehe kringen evenwel ge- looit men, dat de troepen in üskub en andere door de Albaneezen be dreigde streken betrouwbaar zyn. lietrouw baarheid is echter iu Turidje als elastiek. En er komt een gevaarlijk ding by de Jong-Turken worden te optimistisch Laat de Albaneezen maar gerust op rukken! beweren zy'. Zelfs al zyn er onbetrouwbare troepen, dan nog zyn w{j in staat, het gevaar den kop int» drukken. Een gevaariyk optimisme. immers wat den politieken toestand te Constantinopel betreft, blijkt het meer en meer, dat het nieuwe Turk sehe kabinet het toelegt op een con flict met de Kamer, ten einde deze te kunnen ontbinden. Het nieuwe kabi net is den Jong Turken, aan wie en niet geheel ten onrechte de jongste binnenlandsche onlnsten wor den toegeschreven, weinig gunstig gezind. Vandaag of morgen zal het noodzakeiykerwjjze tot een conflict moeten komen. De houding der Kamer wordt zeer verschillend beoordeeld naar aanlei ding van de door het kabinet gestelde motie van vertrouwen, welke met groote meerderheid van stemmen werd aangenomen. Terwyl de tegenstanders van het Jong-Turksehe comité, dat in de volksvertegenwoordiging nog altoos de meerderheid heeft, in deze houding slechts een jammerlijken terugtocht zien, beweren de voorstanders, dat de Jong-Turken juist zeer handig manoeuvreeren, ten einde de hun onsympathieke regeering te dwingen, kleur te bekennen en tevens tyd te winnen, om de bevolking te bewer ken. Wie nu gelijk heeft, valt moeilyk voor den buitenstaander uit te maken. In de Turksehe hoofdstad Is het de laatste dagen, zooals de berichten luiden, volkomen rustig. Eu ondertusschen houden de ge ruchten aan, dat, vooral te Weenen, ernstig op een vrede tussehen Italië en Turkye wordt aangestuurd. Zelfs „Ik vrees van niet," zei Godfrey. „Wees daarvan niet te zeker," sprak nu Grady gewichtig. „Ifc laat hem nog niet los „Vergeef my, dat ik u niet heb voorgesteld, monsieur Pigot," zeido Godfrey. „Die heer is mynheer Grady die de chef van onze recherche is geweest; dit is mynheer Simmonds, een van zyn inspecteursdit is Mr. Lester, rechtsgeleerde en mijn vriend en dit is Mr. Shearrow, onze rechts kundige adviseur. Mynheer Grady, mynheer Simmonds en Mr. Lester waren gisteravond erby, toen Cro chard de geheime lade opende." Grady kreeg eeu kleur en zelfs ik voelde myn gezicht gloeien. Pigot keek ons glimlachend aan. „Het moet zeer interessant zyn ge weest, Crochard aan het work te zien', zei hy. „Ik heb nooit dat voor recht gehad. Maar het spyt my, dat hy ontsnapt is." „Te meer, daar hy de Michaeio- vitsch-diamanten heelt meegenomen," zei ik. „Hjj zal ze natuuriyk ver- koopen." «Dat is een vergissing, Lester," antwoorde Godfrey. „Hy zal zo niet kunnen verkoopen, om de dood-een- voudige reden, dat hij ze niet heeft.' „Wat riep Grady, vuurrood. „Wie heelt zo dan?" ,Ik,' zeide Godfrey. „Spreid je zak doek op tafel uit, Lester I" En terwyl ik verbluft gehoorzaam de, nam hy het leeren taBChje, opende het en Btrooide den inhoud als een fonkelenden stroom op talel. „Hier," voegde hg ar bjj eu keek Grady aau, „hier zjjn dfj Michaelo- vitsch-dlamanten". (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1912 | | pagina 1