N\ 28 1911.
Zaterdag 4 Maart
Van het geluk gescheiden.
Bij dit no, behoort een
Bijvoegsel.
4 FEUILLETON.
GOESC
De uitgave dezer Cour int geschiedt Maandag-,^Woensdag- en Vrijdagavond
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, in GoeB 0,75, buiten Goes, franco f 1,23.
Afzonderlijke nornmers 5 cent.
inzending van advertentiën op Maandag en Woensdag
vóór 2 uren, op VRIJDAG vóór 12 uren.
De pr\js der gewone advertentiën u van 15 regels 50.'ct,, eiken regel meer lOet
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt
de prijs slechts tweemaal berekend.
Geboorte-, huwelijk- en doodsberichten en de daarop betrekking hebbend
dankbetuigingen worden van I10 regels k f 1,berekend.
Bewijsnummers 5 cent.
Telefoonnummer 23.
Directeur A. F. A. van Seters. Uitgave van de Naami. Vennootschap „Goesche Courant". Hoofdredacteur mr. W. S. Kalma.
«ns Tooneel.
Ons volk interesseert zich, al schijnt
er de laatste jaren verbetering merk
baar, in zjjn geheel voor kunst maar
bitter weinig. Dat is wel vreemd in
een land, dat een Rembrandt heeft
voortgebracht en een schilderschool
heeft aan te wijzen ook in dezen
tijd als nauwelijks een ander. De
oorzaken van dit verschijnsel, dat
zich ook elders, schoon minder na
drukkelijk, vertoont, zullen wij thans
niet nazoeken. Maar voor wie ge-
looit, dat de knnst ook in het open
bare leven, niet het minst als opvoe
dende kracht, een rol te vervullen
heeft, is het een bedroevend teeken.
Het zou echter getuigen van weinig
vertrouwen in de geaardheid van onB
volk en in de veroverende kracht der
knnst, wanneer men hierbij berustend
de handen in den schoot legde. In
tegendeel juist dit verschijnsel legt
hun, die dit goloof deelen, allen meer
ontwikkelden en beter begrijpenden
de plicht op, meer dan anders de kunst
te bevorderen en te trachten haar
nader te brengen aan het volk. Dat
is geen gemakkelijke taak Maar de
moeilijkheid van een plicht moet ons
naar zijn vervulling immers des te
begeeriger maken.
Het lichtst zal deze taak ons zeker
vallen ten opzichte van het tooneel
en dat wel om deze twee redenen,
dat voor de bevordering van de
kunst van het tooneel meer dan voor
die van eenig andere kunst ons aller
hulp gebruikt kan worden en omdat
zij nog het dichtst bij het volk staat,
en dus het meest zjjn belangstelling
wekt.
Er is geen kunst, die zich duidelij
ker en meer direct tot de massa richt
dan deze. Dat is een gevolg allereerst
van haar aard, maar ook daarvan,
dat zjj niet, als andere kunst de
fijnste rimpelingen van het leven,
waarvoor de massa ongevoelig is,
maar den krachtigen golfslag ervan
in haar uitingen tracht vast te leggen,
dat zjj spreekt met weidsoher gebaar en
hartstochtelijker stem, dat zjj bjj voor
keur den grooten strijd van het leven,
slechts zelden zijn stemmingen ver
beeldt, dat zjj altjjd de bewegelijk
heid van dat leven, nooit zjjn rust
uitspreekt. Van nature nu is de een
voudige en onontwikkelde meer toe
gankelijk voor den indruk van het
grootsche en forsehe, dan van het
fijnere, hjj gevoelt eerder de schoon
heid der beweging dan de schoon
heid van rust. En zoo ondergaat ook
de massa, schoon van knnst veelal
onbewust, toeh telkens den krachti
gen invloed ervan in de schouwburg,
terwjjl zjj van litteratuur, schilder
kunst eu andere kunsten gewoonlijk
verre blijft. Het is dus alleen het
werk van die meer ontwikkelden de
bestaande belangstelling aan te wak
keren en in goede banen te leiden.
Want immers niet al wat op het too
neel vertoond wordt, behoort tot het
gebied der kunst. En er iB ook in
wat als kunst bedoeld wordt, nog zoo
veel gebrekkigs zoowel ten opzichte
van de vertoonde stukken als van de
(Slot.)
De scheiding ging zijn gang, van
haar brnidschat wilde hij niets voor
zich, slechts de beide kinderen behield
hjj. Zjj vereenigde zich met alles,
slechts vrij wilde ze zijn vrjj van
hem en alles wat aan hem herinnerde.
Toen zjj eindelijk vrij, een geschei
den vrouw was, toen had zjj toch meer
malen verlangen. Maar zij was te
trotsch om daaraan toe te geven. Zjj,
de gescheiden vrouw, wat moest zy
van hem Zjj stootte zich in een
maalstroom van vermaken. Z(j bereis
de geheel Europa, lachte en schertste.
Zij schilderde, componeerde, hoorde
wetenschappelijke voordrachten aan,
liet zich omzwermen als vroeger en
lachte als vroeger iedereen uit. Zjj
zocht vergetelheid en vond ze.
Jaren gingen voorbjj. -Us een droom
lag haar korte echtverbintenis achter
haar.
Daar werd zjj plotseling gepakt. Zy
uitvoering. Men moet dus ook het
volk beter leeren onderscheiden.
Maar vooral ook men moet goede
tooneelspelkunst mogelijk maken.
En hier komen we nn tot de tweede
reden, waarom onze taak ten opzichte
van de knnst van het tooneel ge
makkelijker is dan ten opzichte van
andere kunsten en wel omdat ons
aller hulp daarbjj gebruikt kan worden,
omdat we dus meer kunnen doen tot
bevordering van deze kunst.
Kunstenaars worden geboren. Wy
kunnen de voorwaarden voor hun
groei bevorderen, de omstandigheden
gunstiger maken voor hun ontwikke
ling en de rustige overgave aan
hun werk, maar directe bevordering
van hun kunst staat gewoonlijk niet
in onze macht. Ten opzichte van het
tooneel, in het bizonder van de tooneel-
pelkanst, staat de zaak echter wel
eenigszins anders. Zoo ook andere
kunstenaars ten slotte uit de maat
schappij moeten bestaan, de tooneel-
kunstenaar kan zonder directe mede-
tvorkiug dier maatschappij niet tot vol
komen uiting zjjner kunst komen. Maar
bovendien is hij in den aard zijner uitin
gen niet alleen van den smaak van het
publiek, maar ook direct van zjjn finan-
ciëele medewerking afhankelijk. De
uitvoering zjjner kunst heeft byna uit
sluitend in gezelschap van anderen
plaats en met allerlei hulpmiddelen,
die vrij veel geld kosten. Zoo we
tooneelkunstenaars evenmin kunst
matig kannen aankweeken als andere
kunstenaars, wij moeten hen toeh
noodzakelijkerwijs behulpzaam zjjn
by het tot stand brengen hunner
kunstuitingen. Op hun kunstverrich
tingen en op de kunst van het toneel,
voorzoover de tooneelspeelkunst aan
gaat, kunnen we dus een directen in
vloed oefenen.
Die invloed, wil zij ten goede strek
ken, moet vooral tot doel hebben, goede
gezelschappen te helpen tot stand
brengen en deze gezelschappen het
werken gemakkelijk te maken.
Tooneelspelkunst wordt gezamenlijk
uitgeoefend. Eén goede acteur is niet
voldoende. Er moet een goed geheel
zjjn. Maar niet alleen een geheel van
goede acteurs, ook een geheel, dat
vooruit en werken wil, dat voeling
wil houden met de stroomingen van
onzen tijd en een kritischen blik heeft
op en een goede keuze van de werken,
die ter opvoering worden aangeboden.
En dan moet het, wil het werkelijk
ons volk in zy n geheel ten goede komen,
aansluiting zoeken aan de behoeften
van gansch dat volk, geen knnst
brengen, die in hooge afzondering
boven de massa leeft.
Aan een dergelijk gezelschap nu
heeft, naar het ons voorkomt, ons
tooneel dringend behoefte. Wij hebben
den genialen actenr Bouwmeester,
van wiens kunst wjj hier in Goes
gisteren nog mochten genieten, maar
deze beweegt zich temidden van een
troep van middelmatigheden of erger
dan middelmatigheden.
Wij hebben Willem Royaards, die
ons eindelijk het begeerde brengen
zou. Maar kan zjjn gezelschap het
nationaal tooneel genoemd worden
Hij heeft veel voortreffelijks geleverd,
maar dat voortreffelijke gaat grooten-
deels buiten de kunst van het tooneel
om. Hjj beeft stemming weten te
wekken, zelden de krachtige kunst
wist dat hjj sinds een jaar of vjjf
weer hertrouwd was met een lieve
beminnelijke vrouw, die geen eent
bezat. Toen zij het hoorde, beet zjj
haar lippen tot bloedens. Zjjn tweede
huwelijk was geen speculatie. Of het
eerste het was geweest Zij twijfelde
nu te laat.
Zjj had plotseling het lachen ver
leerd. Zij voelde zich eenzaam trot*
haar rijkdom.
„Leefde mijn vader nog maar,"
zuchtte zij dikwijls, maar die was
kort na haar huwelijk gestorven.
Nu was zjj plotseling naar Berlijn
gekomen, om haar kinderen te zien.
Zy kon aan den drang n.et langer
weerstand bieden. Nu zat zy tusieheu
beiden in eo haar hart ging opon.
Zij voelde voor de eerste maal, wat
zjj geofferd had, toen zij heenging.
Een ander nam haar plaats in een
betere. „Zeker een beterezei ze bij
zichzelf en met jalousie keek ze naar
de blonde mooie vrouw, die over haar
zat.
Nu sloeg het met heldere slagen
zes uur van een pendule op den
schoorsteen. Nu zou hy komen.
De blonde vrouw stond zachtjes op.
ontroering, die liet tooneel vraagt.
Zijn streven zjj artistiek, de groote
kunst leeft niet enkel van artisticiteit.
En zjjn Vondel-opvoeringen, hoeveel
verdienstelijks daarin ook zat als
poging om Vondel te doen herleven,
behoorenzy eigehly'k tot het gebied der
decoratieve en valleD dns buiten het
tooneel van de tooneelkunst zooals
ook Vondel s werken voor het werkp-
ijjke tooneel steeds ongeschikt zjjn
gebleken. Zjjn gezelschap bevat uit
stekende krachten, maar deze kunnen
voor een deel niet ontwikkelen in de
kunst, die voor hun talent geschikt is.
Verder hebben we nog de koninklijke
vereeniging, die haar schouwburg
heelt op het Leidsche plein, maar die
te veel onder den rechtstreek schen
invloed staat van onartistieke elemen
ten en te officiéél is in den slechten
zin van het woord om nog tot den
bloei van ons tooneel veel te kunnen
bijdragen. Daarnaast staat het Rot-
terdamsch Tooneel, dat een goed ge
heel vormt, maar te veel zjjn triomfen
zoekt bniteu de eigenlijke kunst door
de salon-achtige stukken, die het
baast uitsluitend opvoert. Beter is
de Nederlandsche Tooneelvereeniging,
die ook Heyermans' stnkken geeft en
die aanvankelijk als tooneelgezelsubap
te brengen, beloofde, wat als een be
hoefte gevoeld wordt, maar zich thans
blijkbaar te slapen gelegd heeft, met
Heyermans' werk als oorkussen. Maar
wat wij missen is het jonge, vooruit
strevende tooneelgezelschap, dat kunst
wil brengen, maar volle, levenskrach
tige knnst, kunst, die haar bodem
heeft in het leven, niet in de artisti
citeit. De krachten om een dergelijk
gezelschap tot 6tand te brengen en
er iets prachtigs van te maken, zjjn
in onze tooneelwereld aanwezig. Maar
de steun, ook vooral de geldelijke
steun van het Nederlandsche volk is
noodig, om deze krachten bijeen te
brengen en hun arbeid te doen
strekken tot bevordering van den
bloei van ons tooneel en tot welzijn van
ons volk.
Sta ten-Gen erna 1.
TWEEDE KAMER.
De heer Lohman, die Woonsdag
het eerst aan de discussie over het wets
ontwerp tot bestrijding van zedeloos
heid deel nam, heeft een goed en
waar woord gesproken. Het was naar
aanleiding van art. 4 van het ont
werp, dat homo sexueele ontucht
strafbaar stelt en waarop naast de
nog overgeblevene amendementen
van de heeren Limburg en Troelstra
(de heer de Geer had het zyne in
getrokken) de heer Snoeek Henke-
mans nog twee amendementen had
ingediend, voorstellende het artikel
aldus' te lezen„Do meerderjarige,
die met een minderjarige van het
zelfdejgeslacht ontucht pleegt, wordt
gestraft met gevangenisstraf van ten
hoogste vier jaar.
Met gevangenisstraf van ton hoogste
twee jaren wordt gestraft hij, die door
giften of beloften van geld of goed,
misbruik van gezag, geweld, bedrei
ging of minderjarige van onbesproken
gedrag er opzettelijk toe brengt om
vleesehe gemeenschap met hem te
Zjj waB plotseling verdwenen. Spoedig
werd de deur geopend en hy trad
binnen, vrooljjk en wel. Maar dan
stokte zijn voet, hjj stond daar, bleek,
star als een beeld.
lij ontsnapte ham en toen beet
hij plotseling op de lippen en draaide
zich om.
„Ik wilde vandaag, op Kerstavond
de kinderen zien," fluisterde zjj en
sloeg de oogen neer. Maar nu ga ik
weer heen," ging zy voort, „ik ga
dadeljjk weer heen. Maar eerst wil
ik een woord met u spreken".
Hy le.dda «r beleef.' naar den
salon.
„Geef me Susie, mijn dochter
„Onmogolyk I" wa het antwoord.
„Ze is mijn kind
„Daar dank je wel heel laat aan."
„Ik erken het laat, veel te iaat!
Ik heb veel verzuimd, veel geluk ge
mist, dat ik het niet eerder kwam
halen."
„Je hebt geen recht op haar," zei
hjj koud.
„Toch wel het recht der moeder,
zei ze bedremmeld.
„Vraag aan Susie, oi ze met je mee
wil 1"
hebben.
Vervolging heeft niet plaats dan
op klachte."
Maar dit woord van den christelyk-
historiscben afgevaardigde trof het
gansehe ontwerp tot in het hart. Geen
strafwet kan ooit iemand eerljjk,
kuisch en humaan maken, zoo be
weerde de heer Lohman en daarom
kan de strafwetgever niet tegen de
onzedelijkheid strijden, mag het dus
ook niet. Bjj bestrijding van misstan
den door de strafwetgeving moet men
dan ook alleen te rade gaan met
redenen van opportuniteit. De straf
wet is nooit het middel om ontucht
tegen te gaan.
Dat klonk ander* dan het gezemel
van antirevolutionaire en christelyk-
historische en katholieke bladen en
blaadjes, van zich zelf tot bescher
ming dor zedelijkheid opwerpende
rechtsche broeders, en gezonder. Met
de werkelijke zedelijkheid hebben al
dergelijke strafbepalingen niets te
maken. Het zedelijk leven kan niet
gedwongen worden. Het kan hoog
stens straf baarstelling zjjn van aan-
stootelyke dingen en verschilt in aard
heusch niet van liet verbod om op voet
paden te fietsen. Vragen van oppor
tuniteit! De heeren van rechts, die
zoo gaarne stollen op hun zedeljjk-
heidsontwerp mogen zieh deze woor
den voor gezegd houden.
Het artikel zelf, waaroverjhet ging
scheen ook op zich zelf weinig naar
den zin van den heer Lohman. De
toeneming van het kwaad waartegen
liet zieh keerde, zoo beweerde hjj,
Het hem onverschillig en van straf
bepalingen ertegen vreesde hy een
averechtsehe uitwerking. Bovendien
was hy meer dan de minister bevreesd,
dat dit artikel chantage in de hand
zou werken, een vrees, die de heer
Tydeman deelde. Van het amendement
Snoeek Henkemans, dat reedB door
den heer van Hamel als juridisch het
slechtste, dat hjj ooit gezien had, was
bestreden, moest hjj ook niets hebben.
Maar het amendement van den heer
Troelstra zegde lijj zijn steun toe.
De minister, die het amendement-
Limburg had overgenemen, verde
digde én het artikel èn het amende
ment van den heer Snoeek Henkemans.
Het artikel, zoo beweerde hij, had
niet ten doel bestraffing van homo-
sexueelen, maar bescherming van
minderjarigen. En ook al zou de chan
tage toenemen, dan nog achtte de
minister zjjn voorstel noodzakelijk
wegens het kwaad, dat homo-sexn-
eelen in de maatschappij stichten.
Het amendement had zjjn volle in
stemming mits na overneming van
het amendement-Limburg.
De heer Snoeek Henkemans volgde
dien raad op en na verwerping van
het amendement-Troelstra werden de
amendementen van dezen afgevaar
digde en het gansehe artikel aange
nomen. Ook art. 5 werd vervolgens
na verandering door een amendement
van den heer Limburg en een van
den heer Van Hamel aangenomen. Het
artikel luidt thans
lo. met gevangenisstraf van ten
hoogste vier jaren, de vader, moeder,
voogd of toeziende voogd die het ple
gen van ontucht door zjjn minderjarig
kind oi den onder zijne voogdjj of
toeziende voogdjj staanden minder
jarige met een dsrde teweeg brengt
„Zal ik aan het kind zeggen dat ik
haar moeder ben?"
„Wil je het geluk der kinderen
verstoren, der kinderen om wie je je
nooit hebt bekommerd, tot nu plotse
ling, na twaalf jaren, de wenBeh bjj
je opkomt om ze te zien? Kom, ik
zelf zal Snsie vragen of ze met je wil
gaan."
Snel gingen zjj naar de kinder
kamer terug.
„Snsie, tante zon je mee willen nemen,
wil je met haar meegaan
Susie kwam naar haar vader, keek
hem aan, glimlachte ongeloovig eu
vieide zich tegen hem aan.
Teedur boog hij Hch tot haar, hiet
het gezichtje tot zich op en vroeg
„Wil je van papa weggaan
„Neen nooit 1" kwam het impul
sief, in teedere liefde van de lippen
van het kind.
Moeilyk ademhalend stond daar de
moeder. Toen keerde zy zich om tot
heengaan.
Daar kwam mevrouw von Arndt
binnen. „U gaat toch niet heen Bl(jf,
vandaag, morgen zoo lang het u
bjj ons bevalt, als onze gast. Niet
waar, Kurt jij wil ook graag dat
of bevordert
2o. met gevangenisstraf van ten
hoogste drie jaren ieder ander die het
plegen van ontucht door een minder
jarige met een derde opzettelijk teweeg
brengt of bevordert.
Indien de schuldige van het plegen
van het misdrijf een beroep of ge
woonte maakt kunnen de straffen met
een derde worden verhoogd.
Daarna kwam art. 6 in behandeling.
Dit artikel stelt strafbaar hem, die
van het opzettelijk teweegbrengen of
bevorderen van ontucht door anderen
met derden een beroep of gewoonte
maakt en hem, die eenige handeling
pleegt, ondernomen met het oogmerk
om een vrouw aan prostitutie over
te leveren. Er waren daarop twee
amendementen voorgesteld, een van
den heer de Geer teneinde het gestelde
strafmaximum te verhoogen, 't welk
werd ingetrokken, nadat de minister
dit maximum, zjj het niet zooveel
verhoogd had en een van den heer
Limburg de woorden „door anderen
met derden" te vervangen door „van
anderen". Verder stelde nog de Com
missie van Rapporteurs voor in het
laatste deel alleen vrouwenhandel met
name strafbaar te stellen.
De heer van Doorn was de eerste,
die tegen dit artikel zjjn bezwaren te
berde bracht. Hjj achtte het laatste
deel van het artikel eigenlijk over
bodig en vond in elk geval, dat voor
zoo'n belangrijke bepaling de voor
bereiding onvoldoende was geweest.
Na hem spraken o.a. de heer Hels-
dingen, die beweerde, dat het ont
werp slechts zekere vormen van prosti
tutie bestrijdt en niet het kwaad met
wortel en tak kan uitroeien, en de
heer van Hamel, die afkeurde, dat de
dader van het eene in het artikel
strafbaar gestelde misdrjjf zwaarder
gestraft wordt, dan de medeplichtige
aan het misdrjjf, in art. 250 Wetb.
van Strafr., waarvan dit artikel een
aanvulling is, strafbaar gesteld.
Nadat de commissie van rapporteurs
met 's ministers voorbehoud, dat men
in haar amendement onder vrouwen
handel ook alle daaraanvoorafgaande
handelingen verstaan zou, genoegen
had genomen, nam de minister dit
amendement over en werd vervolgens
het aldus gewijzigde artikel aange
nomen.
Op het artikel, dat opwekking van
abortus strafbaar stelt, hadden de
heeren van Hamel en Goeman Borge-
sius een amendement voorgesteld, ten
einde den medicus buiten schot te
houden. Toen de minister echter ver
klaarde, dat dit van zelf sprak, trok
ken zjj het in. Het artikel werd met
een kleine wjjziging door den heer
Limburg voorgesteld, aangenomen.
Vervolgens werden ook de artt. 7, 8
en 9, die het bedrjjf van souteneur,
het bezoeken van bordeelen, enz. straf
baar stellen, aangenomen. En toen
kwam art. 11 aan de orde, dat zieh
tegen spel en weddenschap keert, en
waarop de heer van Vuuren een
amendement had voorgesteld, om de
vrijstelling van totalisatorsby paarden
rennen te doen vervallen.
je nicht blijft?"
„Ik weet niet of haar reisplannen
dit veroorloven" zei de heer von Arndt
ernstig.
„Helaas niet!" antwoordde Lona
von Sarden snel. Zjj moest op de lippen
bjjten, om hem niet te toonen hoe zjj
leed.
Zy maakte een kostbaren armband
los en gaf die Snsie. „Een klein Kerst
geschenk ter herinnering aan tante
Lona, lieve Snsie!" En toen gaf zjj
haar gouden horloge met de schitte
rende brillianten aan den knaap: „En
dat is voor jon!"
Zy kuste de vroolijk von isie k
deren wairu. Mei een sin Ik h. w» i i
reiki.: zy de blonde vtoua hnar hand.
„Heb dank voor uw goedheid, maar
ik moet nu gaan".
Zjj boog het hoofd tegen haar vroe-
geren man en verüet snel de kamer.
Hjj leidde haar tot aan den corridor.
„Vaarwel je bent gelukkigl" sprak
zy zenuwachtig en groote tranen
paarlden tegen haar wil over haar
bleeke wangen.
„Ja ik ben gelukkig" besloot hij.
„Ik hoop dat jjj het ook zult worden
Als een vluchtende haastte zjj zich
den trap al.