N°, 99 1909
Dinsdag 24 Augustus
96ste jaargang.
i FEUILLETON.
In stormachtige Tijden.
(ïOESCHE
C01RANT.
relefoonnummer 33. Directeur A. F. A. van Seters. Uitgave van de Naaml. Yennootschap Goesehe „Courant". Hoofdredacteur W. Kerremans.
De uitgave dezerCourant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond,
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, in Goes 0,75, buiten Goes, franco f 1,25.
Afzonderlijke nommers 5 cent.
Inzending van advertentiën vóór 2 uren op den dag der
uitgave.
De prijs der gewone ad vertentiën is van 1-5 regels 50 ct., eiken regel meer 10 et
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt
<le prjjs slechts tweemaal berekend.
Geboorte-, huwelijk- en doodsberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen worden van 110 regels k f 1,berekend.
Bewijsnummers 5 cent.
Binnenland.
De nieuwe gouverneur-generaal.
Bij Kon. besluit van 20 dezer is aan
Harer Majesteits adjudant-generaal,
adjudant in buitengewonen dienst,
den gepensionneerden luitenant-gene
raal J. B. van Ileutz, op zijn verzoek,
eervol ontslag verleend als gouverneur-
generaal van Nederlandsch-Indië
zulks met dankbetuiging voor de vele
en gewichtige diensten, door hem in
die betrekking aan den lande bewezen
en met bepaling, dat dit eervol ontslag
zal gerekend worden in te gaan met
den dag in de maand December a.s.,
waarop hij de function van gouver
neur-generaal aan zijnen opvolger zal
hebben overgegeven.
Bij Kon. besluit van 20 dezer is
benoemd tot gouverneur-generaal van
Nederlandsch-Indië, de heer A, W. F.
Idenburg, oud-minister van koloniën
en ond-gouverneur van Suriname
met bepaling, dat hjj als zoodanig
optreedt op den dag in de maand
December a.s., waarop de tegenwoor
dige gouverneur-generaal zijne func
tion als zoodanig aan hein te Batavia
zal hebben overgegeven.
Bijenteelt.
Ook de bij heeft natuurlijk, als ieder
ander schepsel, haar vijandenbehalve
den mensch, die bang la voor den
bijensteek, onder de dieren vrij vele.
Tegen deze dient de bjjenteler in zijn
eigen belang haar te beschermen.
Enkelen er van, n.l. die, welke buiten
den korf gevaarlijk zijn, willen wij
met een enkel woord hespreken.
Vroeg in den morgen is vaak reeds
de spin bezig haar web in en om den
stal uit te zetten, om een argeloos
bijtje te verschalken, dat, eenmaal
gevangen, meestal reddeloos verloren
is. Tientallen van bijen kunnen zoo
dagelijks omkomen, wanneer de imker
niet geregeld een of meermalen per
dag de webben verwijdert. Dit ver-
zuime hy dan ook niet. Een onmogelijk
werk is dat, als de bijenwoningen op
de heide staandan is het geheele
veld soms met webben overdekt en
vooral in den vroegen morgen, als
ze door de dauw duidelijk zichtbaar
zijn, kan men zieh voorstellen hoeveel
bijen straks, ais ze uitvliegen om den
heideneetar te verzamelen, er in zullen
verwarren en den dood vinden.
Een tweede vijand, de wesp, is vooral
dezen zomer talrijk. Zjj aastopdoode
bijen niet alleen, maar tracht ook korf
of kast binnen te dringen om honig
te snoepen. Bij zwakke volken probeert
zij, als de bijen naar 't veld zijn, binnen
te sluipen, 't zij door 't vlieggat of
onder den benedenrand, waar zij, als
de korf op den grond staat, soms de
aarde weggraaft. Waar de wespen ge
vaarlijk worden verkleine men het
vlieggat, dat dan beter door de wach
ters beschermd kan worden. De wes
pennesten spore men op en vernietige
men door er teeipetroleum of terpen
tijn in te gieten en ze dan toe te
stoppen. In 't voorjaar doode men ook
de overgebleven koninginnen, om
zoodoende de vermenigvuldiging te
voorkomen.
Als het donker begint te woj'den,
komt de pad de bijen belagen Het is
haar om de bij zelf te doen. Bijen die
op den grond zyn gevallen,'t zij door
eenig gebrek of uit. verkleumdheid,
maakt zij bnit, evenals de diertjes
welke, zwaar beladen, zijn neergeval
len. Ziet zij geen bijen, dan gaat zjj
vaak op den bodemplank, krabbelt
tegen den korf om de bewoners naar
buiten te lokken, in de hoop dat er
van deze naar beneden loopen of
vallen, die dan in haar maag ver
dwijnen. Ook 's morgens is de pad op
jacht. De imker verwjjdere haar en
brengje haar in den tuin, waar zij
slakken en ander schadelijk gespuis
kan verdelgen. Ook de kikvorsoh lust
bijen en moet uit de buurt van den
stal worden gehouden.
In het nachtelijk duister komt de
egel (verkeerdelijk ook „stekelvarken"
goheeten) aansluipen. De doode bijen,
welke hij nabij de korven vindt, eet
hij op, maar meteen, als hij kans ziet,
de .wachters bij het vlieggat. Door
aankloppen lokt hjj ze wel naar buiten.
Vaak zit hij verscholen achter de
korven en vindt men hem in de boek
weit-campagne daar. Maar ook weet
hij zich niet zelden te verbergen en
kan dan, door zijn voortdurend rond
sluipen en aankloppen, de oorzaak
zijn, dat de bijen zeer onrustig en
venijnig worden, zoodat de imker zijn
volken bijna niet kan inspecteeren.
Daar k\j overdag thuis blijft, wordt
hij niet licht verrast, 's Avonds de
wacht houden voor den egel kan dus
noodig zijn, vooral als men zijn droge
propjes eenigszins blinkende uitwerp
selen nabjj den bij en stand heeft waar
genomen. Ook kan men hem weren
door een stuk gaas van ongeveer een
voet hoog rondom den stal te spannen.
De egel is een door de wet beschermd
dier pas dus opHebt ge ergens,
in schuur of op zolder, een goede
muizenvanger noodig, dan kan daar
de gevangen egel uitnemend dienst
doen.
In den winter, als er door de sneeuw
weinig voedsel is te vinden, komt ook
de mees de bijen bedreigen. Ook zij
kent het kunstje van „aankloppen"
de nieuwsgierige bij wordt weggepikt.
Dit is het ergste niet, maar door dat
pikken en hameren wordt het bijen
volk in zijn winterrust gestoord, raakt
in beweging, doet zich te goed aan
den honigvoorraad, zooals het steeds
doet, als het gevaar vreest, en daar
door gaat warmte en honig verloren,
en treedt vaak ziekte („loop") op. Ook
de n.ees is beschermdwegschieten
mag dus niet. Men kan ze evenwel
weren, door voor het vlieggat een
kapje van hout of bordpapier te han
gen. Ook kan een net over de bijen
woningen gespannen worden of een
scherm worden aangebracht.
Heemzaken.
Afschaffing van den gedwongen
eed. Naar aanleiding van de zaak-
Kriller, waarbjj iemand werd gegijzeld,
omdat h\j bezwaren had tegen het
Uitspreken van de eedsformule, heeft
het hoofdbestuur van de vereeniging
De Dageraad besloten in verschillende
steden van ons land, met name te
Amsterdam, Botterdam, Den Haag en
Dordrecht, vergaderingen te houden.
Waar het onderwerp „afschaffing van
den gedwongen eed" zal worden be
handeld.
Het ligt in de bedoeling, zoowel
de juridische als de ethische zijde van
het vraagstuk te doen behandelen,
vtaarom men heeft getracht, overal
naast een jurist, een theoloog te doen
optreden.
In Den Haag zullen byv. op nader
tb bepalen dag het woord voeren mr.
8. van Houten en ds. Van Loenen
Martinet, terwjjl prof. Van Hamel zich
reeds bereid verklaarde in Amsterdam
Éét vraagstuk in te leiden.
Papendrechtsche zaak. De behan
deling van de Papendrechtsche zaak
voor het gerechtshof te Arnhem zal
óp verzoek van den verdediger eerst
in November plaats hebben.
Uit de Pers
De Kamerzetel voor Breükelen.
De Stichtsche Courant wjjdt met het
oog op den ernst van de zaak een
hoofdartikel aan de kwestie, waarin
ze tot de conclusie komt dat de anti
revolutionaire party uuu kaar eer ver
plicht is alle krachten in te spannen
om het verlies van dezen zetel te
voorkomen.
Wel erkennen we, dat het aantal
zetels, dat de roomschen bezet houden,
beneden hun sterkte onder de kiezers is.
Maar vooreerst heeft de historie
bewezen, dat het district Breükelen
een van de minst geschikts is voor
de afvaardiging van een roomsch-
katholiek.
Doch in de tweede plaats, en dit is
ernstiger, de poging om thans Breü
kelen voor de r. lc. te veroveren, is
in strijd met de overeenkomst, door
de rechtsche partijen voor de stembus
gesloten, wat ook door Het Huisgezin
erkend is.
Het blad besluit verder
Ook afgezien van het voor de stem
bus gesloten contract, zyn wij van
meening, dat het district Breükelen
het best vertegenwoordigd wordt in
overeenstemming met zyn kiezerscorps
in z'n geheel, Wanneer het vertegen
woordigd wordt door een ahti-
revolutienair.
Pastoor dr. Ariëns schrijft »an Het
Centrum het volgende
Het zij my vergund, u op verzoek
van verschillende bekende katholieken
in ons district mede te deelen, dat
naar hunne meening het schrijven in
de pers over den eventueelen opvolger
van den heer De Waal Malefijt on
tijdig is geweest en aan den goeden
uitslag der verkiezing niet bevorder
lijk zal zijn.
Het eerste en laatste woord behoort
volgens hen bij de kiezers, of in eersten
aanleg bjj de R. K. Kiesvereeniging.
Buitenland.
Een voorbeelo.
Ook in ons land gaan jaariyks vele
millioenen naar de departementen van
oorlog en marine, worden jaarlijks
eenige duizenden jonge menschen ont
trokken aan hun gewonen maatschap-
pelijken arbeid om zieh voor te berei
den voor de taak in geval van nood
het vaderland te verdedigen tegen
vreemde indringers of te beschermen
tegen een schending der neutraliteit
indien anlere mogendheden in tyd
van oorlog gebruik zouden willen
maken van onze havens als operatie
bases of op andere wijze onze neutra
liteit zouden willen schenden.
Tegen die reusachtige uitgaven voor
oorlogsdoeleinden protesteeren de
sociaal-democraten steeds door hun
stem tegen de ooriogs- en marine-
begrooting uit te brengen, doch ook
onder de groote meerderheid van ons
volk bestaat de meening, dat al het
geld, uitgegeven aan leger en vloot,
weggeworpen geld is.
Wat baat onze krijgsmacht ter zee
en te land tegen die der groote mogend
heden vragen velen zich af, doch zy
vergeten dat de zucht tot zelfbehoud
alleen reeds er een staat toe moet
brengen zich voor te bereiden op een
tegenstand tegen eiken vijand, die op
mocht dagen, ook al zou de kans op
overwinning uiterst klein zjjn.
Doch er is nog een andero reden,
waarom een ryk niet weerloos mag
blijven.
Een staat heeft niet alleen betee-
kenis voor zichzelf, heeft ook rekening
te houden met de internationale toe
standen.
Het is met de mogendheden als met
een rjj huizen. Het kan een huiseigenaar
niet onverschillig zyn of naast zyn
gebouw een woning staat, die wrak
is en dreigt in te stortenof een
woning, waarin roekeloos met vuur
wordt omgegaan.
Dezer dagen bemerken we een
sprekend voorbeeld in Denemarken.
Daar is aan de orde het vraagstuk
der landverdediging.
Denemarken is een klein land, inter
nationaal van veel minder beteekenis
dan het onze, dat in de ry der kolo
niale staten een eerste plaats inneemt.
De Denen, voor een groot deel, zijn
dan ook van meening, dat zjj noch
voor het leger, noch voor de vloot
veel behoeven uit te geven.
Tegenover het ten zuiden aangren
zende Duitschland met zjjn millioenen-
leger zyn ze toeh machteloos evenals
tegen elke andere groote mogendheid,
die liet van de zeezijde zou willen
aantasten.
Jarenlang werd er weinig of niets
gedaan aan de verdedigingsmiddelen,
doch niet alleen Denemarken zelf,
ook Duitschland heeft er belang
bjj, dat het schiereiland zich vrij zal
weten te houden van elke schending
der neutraliteit en dat isdeDeensche
regeering vanuit Berlijn duidelijk aan
het verstand gebracht.
Mocht er ooit een oorlog uitbreken
Naar het Engelsch.
van
Barones ORCZY.
Proloog.
I.
Parys1783.
Lafaard Lafaard Lafaard
Deze woorden werden op steeds
heftiger en hartstochtelijker toon luid
nitgestooten.
De knaap was bevende van woede
opgesprongen en toen hy in zjjn op
gewondenheid zyn evenwicht verloor,
greep hij zieh aan de tafel vast, ter
wijl hij met een knippen van de oog
leden te vergeefs trachtte de tranen
van woede te onderdrukken, die in
zyn oogen opwelden.
Lafaard
Hy trachtte de beleediging zoo luid
uit te krijten, dat iedereen haar zon
hooren, maar zyn heete keel weigerde
hem den dienst, zjjn bevende handen
zochten de verstrooid liggende kaar
ten bij elkaar, hjj liet ze vlug met
koortsaohtigen haast door zyn handen
gljjden en gooide ze toen de man
tegenover hem in het gelaat, terwijl
tnsschen Engeland en Duitschland,
dan gevoelt laatstgenoemd land zieh
niet veilig, Indien Denemarken niet
in staat is zjjn neutraliteit met kracht
te handhaven en daarom werd te
Kopenhagen een wenk gegeven, dat
krachtige versterkingen dienen te
worden aangelegd.
Het Deensche volk toont daartoe
weinig geneigdheid en dit is de oor
zaak, dat nog zeer onlangs een mi-
nisterieele crisis in dat land ontstond.
Onder den aandrang van buiten
zullen de Denen tenslotte wel moeten
komen tot een krachtdadige verster
king van hun voornaamste haven en
dit, we moeten het er dadelijk bij
voegen, is ook in hun eigen belang.
Mochten ooit Duitschland en Enge
land hun krachten willen meten, dan
zullen ze een goed gewapend Dene
marken ongetwijfeld ontzien. Een
zwak Denemarken daarentegen zou
weldra betrokken worden in de wor
steling en zelf al de ellenden van een
oorlog ondervinden.
Ook de kleine staten zyn dus, helaas,
wel verplicht zich te wapenen.
Trouwens een weerloos volk kan
geen aanspraak maken op eerbied en
achting en niet eiken kleinen staat
vergaat het als Griekenland, dat door
De bescherming der mogendheden
uit een dreigend gevaar is gered.
Dit land, zonder krachtig leger,
heeft het aangedurfd kalm te blijven
afwachten wat de loop der gebeur
tenissen zou brengen.
Het resultaat is geweest, dat de
mogendheden zich voor het Heileen-
sche rijk in de bres hebben gesteld.
Aan de Turksche regeering is te
kennen gegeven, dat de groote mo
gendheden de voogden zijn van Kreta
en dat de Kretensche kwestie met
hen en niet met de regeering te
Athene behoort te worden geregeld.
Een gewapend optreden van Turkije,
dus werd er bijgevoegd, zou niet
worden toegelaten.
Natuurlijk zal de Turksche regee-
riug zich dit voor gezegd houden,
maar er zeker ook
Een leb voor de toekomst
uit putten.
Turkije is door eeuwen van onder
drukking verzwakt en arm, maar de
Jong-Turken die thans het roer in
handen hebben, stellen krachtige po
gingen in het werk den staat in al
zjjn geledingen te reorganiseeren.
Het is een reusachtige arbeid, maar
Turkjje is een land van machtige
hulpbronnen en heel verwonderlijk
zou bet niet zijn, als dit rijk, even
als Japan, in korten tijd groeide tot
een mogendheid van beteekenis.
Ais leger en vloot werkelijk ge
schoeid zullen zyn op moderne leest,
zullen ze medetellen als een eerbied-
afdwingende macht en is het eenmaal
zoo ver, dan zullen ook de groote
Europeesche mogendheden zich wel
twee maal bedenken eer zij zich op
znlk een ingrijpende wjjze als thans
is geschied bemoeien met de Turksche
staatkunde.
hy nog eens voor 't laatst mompelde
Lafaard
De onderen onder de aanwezigen
trachtten tussehenheiden te komen,
maar de jongeren lachten er om, vol
verwachting op het avontuur, dat
onvermijdelijk op een dergelijke twist
moest volgen.
Toegevendheid of bemiddeling was
buitengesloten. Déroulède had zoo ver
standig moeten zyn, niet met min
achting te spreken over Adèle de
Montcheri, daar de vereering van den
piepjongen Vicomte de Marny voor
die beruchte schoonheid de laatste
maanden het praatje van den dag was
geweest in Parjjs en Versailles.
Adèle was zeer beminnelijk en een
waar toonbeeld van hebzucht en
egoïsme.
De jongeling was nog in het eerste
stadium van zijn vereering. Voor
hem was Adèle een vertegenwoordig
ster van alle deugden, en hij zon het
met het zwaard voor riaar hebben op
genomen tegen de geheele aristocra
tie van Frankrijk in een ydele poging
om zijn eigen geëxalteerde opinie van
een der lichtzinnigste vrouwen uit
dien tijd te rechtvaardigen. Hy was
ook een eerste-klasse vechterbaas.
Maar Déroulède stond bekend als
iemand, die veel blunders maakte. Hy
was weinig thuis in de manieren en
gesprekken in de groote wereld, waar
in hy als indringer scheen besehoswd
te worden. Als het niet om zijn grooten
rijkdom geweest was, dan zou hij nooit
zijn toegelaten in de intieme kringen
van het aristocratische Frankrjjk. Zijn
aikomst was eenigsziens vaag en zijn
wapen was niet versierd met kwar
tieren.
Van zijn familie of van de origine
van haar rjjkdom was maar weinig
hekendmen wist alleen, dat zijn vader
plotseling de intiemste vriend was ge
worden van den overleden koning,
en algemeen werd verondersteld, dat
het goud van Dérouléde bij meer dan
een gelegenheid de leege geldkisten
van den eersten Gentleman van Frank
rijk had gevuld.—-
Déroulède had deze twist niet ge
zocht. Hjj had alleen maar een flater
begaan op de onhandige wjjze, die
hem eigen was, en-die hjj ongetwij
feld te danken had aan zijn burger
lijke afkomst.
Hij wist niets van de particuliere
zaken van den jongen Vicomte, nog
minder van zijn betrekking tot Adèle
maar hij wist genoeg v'an de wereld
en van Parijs om bekend te zijn met
de reputatie van die dame.
Een schouderoptrekken van Dérou
lède had de ergernis van den knaap
opgewekt, toen enkele daarheen ge
worpen woorden en zonder verdere
waarschuwing was de beleediging uit
geschreeuwd en waren de kaarten den
ouderen man in het gezicht geworpen.
Déroulède stond niet van zijn stoel
op. Hij zat daar kaarsrecht en kalm
met de eene knie over de andere,
zyn ernstig, ietwat zwaarmoedig ge
laat misschien een tintje bleeker dan
gewoonlykoverigens maakte het den
indruk of hy de beleediging niet ge
hoord en de kaarten niet gevoeld had.
Precies twintig seconden te laat,
had hy zjju flater opgemerkt. Nu
speet het hem voor den knaap en was
hij boos op zichzelf' maar het was te
laat om het nu terug te nemen. Hij
zou op dit oogenblik zyn halve ver
mogen hebben willen geven, om een
conflict te vermijden, maar geen grein
tje van zyn waardigheid.
Hij kende en respecteerde den ouden
Hertog de Marny, een zwak, eenigs
zins versuft oud man op dit oogenblik,
wiens tot nu toe vlekkeloos blazoen,
de jonge Vicomte, zyn zoon, zyn best
deed te bezoedelen.
Toen de jongen blind en dronken
van woede voorover viel, bukte Dé
roulède zieh onwillekeurig en hielp
hem heel vriendelijk weer op de been.
Hij zou den jongen snaak vergeving
gevraagd hebben voor zijn onna
denkendheid als dat mogelijk geweest
wasmaar het aangenomen wetboek
van zoogenaamde eer verbood zoo'n
logische daad. Het zou geen goed ge
daan hebben, en alleen zijn eigen
reputatie in gevaar brengen zonder
dat het traditioneele gevolg vermeden
was.
De beschilderde wanden van de
beroemde speelzaal waren dikwijls ge
tuige geweest van zulke tooneelen.
Alle aanwezigen traden met routine
op. De étiquette van duelleeren schrijft
zekere formaliteiten voor, en deze
werden strikt en haastig opgevolgd.
De jonge Vicomte was heel spoedig
omringd door een dichten kring van
vrienden. Zyn groote naam, zijn rijk
dom, de invloed van zyn vader hadden
voor hem iedere deur in Parys ge
opend. Op dit oogenblik zou hjj een
leger van secondanten kunnen krijgen
om hem by het aanstaande conflict
te ondersteunen.
Déroulède bleef geheel alleen bjj de
speeltafel achter, waar de ongesnoten
kaarsen in hun kandelaars begonnen
te smeulen.
Hjj was ietwat ontsteld door den
snellen keer van zaken overeind ge
komen. Zjjn donkere, rustelooze oogen
blikten even de kamer rond als zochten
zjj snel naar een vriend.
Maar waar de Vicomte rechtens
thuis was, daar werd Déroulède ge
duld wegens zyn rijkdom. Hij had
heel veel kennissenen pluimstrijkers,
maar het aantal van zjjn vrienden
was heel gering.
(Wordt vervolgd