N\ 86 1909 Zaterdag 24 Juli 96ste jaargang. FEUILLETON. Een jacht over den Oceaan, GOESCHE De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond, uitgezonderd op feestdagen. Prjjs per kwartaal, in Goes f 0,7a, buiten Goes, franco 1,25. Afzonderlijke nommers 5 cent. InEending van advertentlën vóór 2 uren op den dag der uitgave. EOURANT. De prijs der gewone advertentiën is van 1-5 regels50 ct., eiken regel meer 10 et. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Geboorte-, huweljjk- en doodsberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen worden van 110 regels h 1,berekend. Bewijsnummers 5 cent. Telefoonnummer 33. Directeur A. F. A. van Saters. Uitgave van de Naaml. Yennootschap „Qoesche Courant". Hoofdredacteur W. Kerremans. Bij dit no. bahoort een bijvoegsel. Voor het zwakke kind. W(j ontvingen het volgende schrij ven Geachte Redactie Bij dezen neem ik de vrijheid U beleefd uit te noodlgen bijgaand ar tikel Uw geëerd blad te willen plaat sen en daardoor mede te werken tot een groot, algemeen belang. Het Centraal Genootschap beleeft critieke tijden. Het hoofdbestuur heeft de propa ganda moeten stop zetten, omdat er eenvoudig geen kans was de kinderen te plaatsen. En toch blijft het aantal afdeelingen groeien. Reeds nu wordt door de afdeelings- besturen jaarlyks bijna 40 dnizend gulden bijeengebracht voor verpleeg- kosten, reisgeld en uitrusting Het aantal afdeelingen bedraagt byna 100. Niet moeiiyk is het, dit aantal te ver dubbelen en te rerdriebubben, als er maar plaats is om de kinderen te verplegen. Zelfs wanneer het Genootschap steeds nieuwe huurhuizen in gebruik neemt, dan nog is de toestand beden- deiyk, waar ook het geld ontbreekt voor de meubileering en inrichting. Het biykt niet moeiiyk te zijn voor kinderen uit eigen omgeving de ver- pleegkosten te verzamelen, maar steeds moeilijker wordt het de noudige fond sen te rerkrygeD voor geregelde aan bouw van doelmatige huizen. Herhaaldelijk is getracht de afdee lingen gelden voor het bouwfonds te doen inzamelen. Maar de voor het meerendeel jeugdige comité's hebben de handen vol om de verpleegkosten byeen te brengen. En de verpleging van zooveel mogelijk zwakke kinderen achten z(j begrijpelijker wijze hosfd- zaak. Hopende duidelijk te hebben ge maakt, hoe nijpend de nood is, en ver trouwende op Uw zeer gewaardeerde medewerking, verblijf ik met de meeste hoogachting Uw dw. dr. A. C. BOS, Gedelegeerde by de Verpleging van het Centraal Genootschap voor Kinder-Herstellings- en Va- cantie-kolonie8. Egmoud aan Zee, Juli 1909. We voldoen gaarne aan dit verzoek. Zwakke kinderen Wie midden-zomer iets voor hen wil doen, denkt onwillekeurig aan die heerlijke instellingen, bronnen van levenslust en levenskracht, aan de vacantie-kolonies. De belangstelling was jaren sluimerende, toen elders vacantie-kolonies reeds deel waren van het volksleven, erkend middel tot verhooging van weerstandsvermo gen. Eindelyk, na jaren van propa ganda, is de verandering gekomen. Als ee* zachte trilling, steeds aan groeiend bij 't voortplanten, ging een 35 ARTHUR GRIFFITH. Natuurlijk nam ik zijn voorstel aan en schreef ik het bewjjs waarvan ik de betaling echter afhankelijk stelde van het verkrygen mijnor vrijheid. Wat later voorviel, weet ik niet, want Lawford kwam niet meer in mijn nabijheid, ik heb den man in die huurt op zee niet meer gezien. Van de vervolging bemerkte ik niets, het betreden van het dek werd me niet meer veroorloofd, zelfs mocht ik mijn kooi niet verlaten. De mulat bracht me mijn eten, maar was stom als een visch, en zoo was ik wel gedwongen, geduld te oefenen en af te wachten, wat er met me zou ge beuren. Het was nog vroeg in den namiddag, toen ik by een blik uit het patrijs poortje van myn kooi, voor het eerst land zag. De buitenschijf van het venster was weggeschoven, en daar dit te klein was, om een man door te laten, was het ook van binnen niet gesloten, zoodat ik zonder moeite rotsen en groene berghellingen kon onderscheiden, maar huizen of andere kenteekenen, die de nabijheid van een dorp of stad deden Vermoeden, ont dekte ik met. beweging over ons land ter wille van het zwakke kind. Steeds grooter werd het aantal ver- eenigingen en comité's, steeds groeide het aantal afdeelingen van het Cen traal Genootschap voor Kinder Her- stellings- en Vacantie-kolonies. Nog voor enkele jaren werd door balangsteliende vrienden getwijfeld aan de levensvatbaarheid dezer ver- eeniging. In 1905 is de voortgang begonnen. Toen werden 33 kinderen uitgezonden. En daarna toonde het Centraal Ge nootschap een groeikracht te bezitten, die zelfs zyn oprichters verbaasde. Jaar op jaar vermeerderde het aan tal zwakke kinderen, die het,Genoot schap deed verplegen. Het cijfer 1200 wordt dit jaar overschreden. Die groei, die koortsachtige voor uitgang wordt bedenkeiyk, soms be nauwend. Afdeeling na afdeeling wordt opgericht. Voor ingewijden is het duidelijk, dat slechts werkkracht en voldoende middelen noodig zyn om de zegeningen der vacantie-koloLies door geheel ons land te doen genieten In 1906 werd het mooie, ruime Koloniehuis „Kerdijk" gebouwd. De bestuurders van het Centraal Genoot schap dachten toen werkelijk de eerste jaren voldoende ruimte te bezitten voor de verpleging der kinderen. En wat was de waarheid Reeds het jaar van voltooiing was er aanmer kelijk te kort aan plaatsruimte. Nu in 1909 heeft het Centraal Ge nootschap naast koloniehuis „Kerdjjk" 5 tehuizen in huur, die tegelijkertijd te zamen 190 kinderen kunnen her bergen. Wat dringend noodig is, dat is de uitvoering van een tweede eigen kin derhuis, waarvoor de plannen reeds lang gereed zyn. Dan is er tenminste voorloopig weer plaats om te verple gen, dan kan het Genootschap zich weer onbelemmerd uitbreiden. Maar als niet zeer spoedig aan den bouw kan begonnen worden, zal het blijken een ramp voor het Genootschap te zyn, welks wasdom een bewijs is voor de noodzakelijkheid van zjjn bestaan. Pasmunt is slechts voldoende, als die van alle zijden stroomt naar Cein tuurbaan 286, Amsterdam, by den heer Th. M. Ketelaar, schoolopziener in het arrondissement Hilversum, den pen ningmeester van het Centraal Genoot schap. Zeventig k tachtig duizend gulden zullen noodig zijn voor een kolonie huis dat aan de hoogste eisehen vol doet. Als alle kindervrienden wisten, hoezeer dat tehuis een levensbehoefte is voor het Genootschap, dan zou er straks geen badplaats of zomer-centrnm zyn, waar niet voor het bouwfonds gewerkt werd. Nederland stond op gebied van va cantie-kolonies langen tijd onder aan de ry der beschaafde landen. Als het echter voortgaat op den ingeslagen weg, kan het eenmaal een eereplaats innemen. Misschien is die tyd niet ver. Moge een beweging ontstaan voor Toen ik kort daarop het anker hoorde afloopen, nam ik aan, dat we ergens in een bocht waren ingeioopen, waar we veilig voor stoornissen en bespiedende oogen, konden liggen. Gedurende het overig gedeelte van den dag leerde ik alle gewaarwor dingen van een gevangene kennen, die gelooft, dat het uur zijner bevry- ding nadert. Myn gemoedsstemming zweefde tusscben opgewekt hopen en vertwijfeling, en hoe meer de nacht in aantocht was, des te erger nam de laatste de overhand. In de onderstel ling, dat Lawford my öf bedroog, óf me niet helpen kon, had ik de hoop al nagenoeg opgegeven, toen ik een voorwerp zwchtjes tegen het raampje van myn kooi hoor.le slaan. Na liet venster terstond te hebben openge schoven, haalde ik een klein pakje binnen, bestaande uit een sleutel, in een papier gewikkeld Op den omslag had Lawford een paar regeltjes ge schreven „Hierby de sleutel van je hut. Neem je in acht voor Lysander, den mulat. Wacht tot na den eten. Er ligt een sloep tegen den wand van je kooi. Je zult je over de reeling moeten laten afglijden, met behulp van de lyn die er aan vast zit en moet doorgesneden worden, om met de giek te kunnen roeien naar den wal. Meer kan ik niet voor je doen". Mijne vlucht ging gemakkelijker dg» ik had vermoed. (5Èb* de sloèp den vasten wal be- het nieuwe tehuis, een steeds sterker wordend begeeren naar wat zoo drin gend noodig is, een beweging, niet tot bevrediging van den nationalen trots, maar ter wille van het zwakke kind. GEEN LICHT. De heer Sweerts de' Landas, de burgemeester van Den Haag, die in het buitenland vertoeft, heeft het vol gende telegram gezonden aan De Nieuwe Courant: „Wensch met geen enkel woord op onzinnige verdachtmaking in te gaan," Er zjjn bladen, die beweren dat deze kwestie nu geheel in orde is. Diit kunnen we niet recht verstaan. We begrijpen er uit dat de heer Sweerts met zyn telegram bedoeld heeftik voel mjj te hoog om op zoo'm be schuldiging iets te antwoorden. Zoo'n repliek is zeer fier en getuigt van zelfrespect, maar een ontkenning van de beschuldiging is 't niet. Als de heer Sweerts in plaats van het nu verzonden telegram geseind had „De goot van myn hotel lekt'-, was de geadresseerde in zake de aanklacht even wys geweest. Hoe na ilit telegram een Haagsch blad een artikel kon schrijven met titel „Gerehabiliteerd" dat zullen wy nooit leeren begrijpen. De beschuldiging trof hem (Sweerts) slechts als Seitenhieb, want de eigen lijke houw was gemikt op Kuyper en Heemskerk. Toch stond de Haag- sche burgemeester er zoo nabjj. dat hij ook gekwetst dreigde te worden. Had hij nu eenvoudig en klaar ge meld, dat hy nooit geld aan de anti revolutionaire partij-kas had doen toe komen, dan was, na een zoodanige pertinente ontkenning, het incident gesloten geweest. Nu kan niemand zeggen dat de heer Sweerts iets ont kend of bevestigd heeft. Even dwaas als 't zy'n zou om nu te besluiten dat de heer Sweerts de partijkas der anti revolutionairen wel verrijkt heeft, even dwaas is 't om te zeggenSweerts heeft nooit iets in die richting gedaan. Wy weten niet. Misschien dat het Handelsblad dat de besehuldiging heeft neergeschreven meer licht brengt. Het blad is het wel eenigszins verplicht. Buitenland. De val tan het Fransohe ministerie. Groote verbazing heeft de val van het ministerie-Ciemenoeau overal ge wekt. De Kamer stond op het punt met vacantie te gaan, niemand verwachtte meer eenige belangrijke gebeurtenis in het Fransehe parlement. De Kamer leden waren heel kalm in verwachting van de zomerrust en de stemming was vredig als die van een mooien zomernamiddag. En| dat het Kabinet zou struikelen over de vlootkwestie had wel niemand verwacht. Zeker, by de Fransehe reikte, z> lomede de gebeurtenissen, die er op volgden, hebben we reeds ver haald). Toen ik den Franschen grond onder myn voeten had, gevoelde ik me als iemand, die verdwaald was, maar dat kon me weinig schelen, want het be wustzijn der vrijheid woog boven al het andere. Ik wist althans, dat ik in Frankrijk was, en toen ik een steil pad beklommen had, kwam ik op een landweg, die wit en stoffig in de duis ternis me voor de oogen schemerde. Een oogenblik bleef ik staan, en overlegde, welke richting ik zou in slaan naar het oosten of naar het westen, want ik diende zoodra moge lijk te v >et of met een huurrijtuig, eene stad te bereiken, die aan een spoorwegnet was gelegen. Toen ik aan den eersten mijlpaal was gekomen, las ik met behulp van een brandenden lucifer, wat er op stond. In de richting, welke ik had ingeslagen, lag Lam- balle op een afstand van vijftien kilometer, en achter me leidde de straatweg na&r Brest, dat honderd zestig kilometer - van het punt ver wijderd was waar ik stond. Niet naar Brest, maar naar Lam- balle moest jk gaan, en binnen enkele uren had ik de acht mijlen afgelegd, zoodat ik de plaats zelfs vóór elf uur des avonds bereikte. Hier heerschte nog wat bedrijvigheid in de nauwe straten, vóór de koffiehuizen zaten mensehen. Ik nam óók aan een klein tafeltje plaats, bestelde een glas bier marine zijn toestanden, die dringend verbetering eisehen, maar de schul digen aan deze toestanden zijn de vorige ministers van marine en niet de huidige chef van het marine-depar tement Pieard. Deze was aan het be wind gekomen om den Augiusstal te reinigen en zijn voorstellen tot reor ganisatie der marine vonden alge- meene instemming. Ongetwijfeld zou het nu niet tot een Kabinetscrisis gekomen zijn als de minister-president zich had weten te matigen en zich niet had laten ver leiden tot vinnige persoonlijkheden in zijn repliek op de redevoering van den oud-minister van buitenlandsche zaken Delcassé. Deze verweet Clemeneeau, dat hij zoo weinig heeft gedaan voor de ma rine, terwijl hij toch bekend was met de heerschende wantoestanden, daar hy in 1904 als voorzitter fungeerde van een commissie van onderzoek naar de vloot. Clemeneeau, hevig verbitterd, merk te op, dat een man, die Frankrijk de vernedering van Algeciras (de inter nationale conferentie over Marokko) op den hals haalde, geen ministers mocht beschuldigen van zorgeloosheid. Delcassé, bleek en bevend van op winding, besteeg daarop de tribune om zyn politiek te verdedigen. Hij wees erop hoe hy erin geslaagd was met verschillende mogendheden over eenkomsten te treffen, waardoor de vrede verzekerd en Frankryks positie verstrekt werd. Delcassé, eindigde met een verwijt aan den minister-president, dat de com missie van onderzoek die hy presi deerde, geen resultaten heeft opge leverd. Clemeneeau was krijtwit van toorn en heesch van woede toen hy hierop antwoordde. „De heer Deleasse heeft mij persoon lijk in deze zaak betrokken", riep de minister-president uit. „Gy kendetde feiten", zeide hij, „en gij hebt niets gedaan. Ik heb hem geantwoord. Toen ik voorzitter der commissie was, waart gij minister en gij bereiddet een poli- tied voor, die ons zou voeren naar de grootste vernedering, die wij heb ben ondergaan. (Levendige interrup ties van vele zyden, enorm tumult. Delcassé tracht te spreken, maar het is onmogelijk zich te deen verstaan Clemeneeau (op Delcassé wijzend) „Gij hebt ons aan den vooravond van een oorlog gebracht, en gij minister, gy hebt niet voldoende voorbereidin gen gemaakt. Iedereen weet, dat de minister van oorlog en marine ver klaarden niet gereed te zyn. (Lawaai) Ik heb het recht te zeggen, dat wy in onze buitenlandsche politiek Frank rijk niet hebben vernederd, maar de heer Delcassé heeft Frankrijk wel vernederd. (Er ontstaat een enorm tumult in de Kamer. Clémenceau wordt uitgefloten en uitgejouwd als hij de tribune verlaat.) Dadelijk daarna viel met 212 tegen 176 stemmen de beslissing, die het en vroeg naar een spoorweggids. Men bracht me het gevraagde, en lang duurde het niet, of ik wist wat me te doen stond, om de meest practische route naar Southampton te kiezen. Een geluk by alle rampen was het, dat ik ruimschoots van geld was voorzien, dat heeft me mijn reisroute zeer vergemakkelijkt. Ik kwam tot de ontdekking, dat om half zeven een trein vertrok naar Parijsdit was wel de langste, maar toch de snelste route naar Southampton. Ik kon van Frankrijk's hoofdstad met den namiddagtrein naar-Havre komen en van daar bij 'het aanbreken van den dag te Southampton zijn. Ik had zoodoende nog een paar uren te Parijs te mijner beschikking, die ik kon benutten, met eenigen noodzake lijke inkoopen te doen en eene ver andering in myn uiterlijk aan te brengen, waardoor ik onkenbaar zou zyn. Want ik was voornemens, het traject naar New-York te ondernemen onder een aangenomen naam en als passagier Tweede Klasse, waardoor ik alle aandacht hoopte af te leiden van myn thans gewichtig persoon. HOOFDSTUK XI. Ontmoetingen. Alles gebeurde, zooals ik had over legd, met uitzondering alleen dat ik te Southampton bij het inschepen, tot mjjn uiterste verbazing, op vrienden stiet, de liefsten en besten, die ik ter wereld bezat.Het ndoit te misleiden ministerie tot ontslagaanvrage dwong. Geweldig was de indruk, die deze gebeurtenissen in het parlement te Parijs maakten. Alle bladen wyden natuurlijk beschouwingen aan de on verwachte crisis. Een der bladen zegt over Cle meneeau „In den tyd van drie minuten sta pelde deze man, die van zichzelf ge loofde en ook anderen het geloof had ingeboezemd, dat hij de Kamer om zijn vingers kon winden, zooveel onzin op elkaar, dat het onmogelijk bleek hein een minuut langer de regeering over Frankrijk toe te vertrouwen. Ten aanhoore van de geheele wereld verklaarde hij, dat Frankrijk, zoo het slechts sterker ware geweest, eerst aan Engeland en daarna aan Duitseh- land den oorlog zou hebben verklaard in den tijd van de gebeurtenissen van Fasjoda en Algeciras. Deze woorden waren voldoende om een storm te wekken, die hem uit zyn ambt weg woei" Clemeneeau heeft dus afgedaan. Een ander zal dus de zware taak van hem overnemen en lioe zwaar zulk een taak weegt, daarvan vertellen De tranen van een jongen vorst. De kleine Sjah van Perzië, die, elf jaar oud, door den loop der omstan digheden tot de hoogste waardigheid in den lande is beroepen, gevoelt zich dood-ongelukkig. Hij is weggehaald van zyn moeder en gebracht temidden der hem vreemde hovelingen en het kleine kereltje heeft een heelen morgen gehuild, tranen met tuiten, omdat hy naar zjjn moeder terugwil. Eerst toen een paar knaapjes van zyn leeftijd als speelmakkertjes bij hem werden gestuurd, troostte hy zich een weinig. De zaken in Perzië hebben tot nu een normaal verloop. Nieuwe algemeene verkiezingen zullen vooreest niet plaats hebben. Het oude parlement dat door den nu afgezetten sjah inder tijd zonder veel complimenten naar huis werd gezonden, zal bijeen worden geroepen. Een twintigtal nieuwe leden zal echter toch gekozen dienen te worden, daar een aantal der vroegere volksvertegenwoordigers intusscken ter dood gebracht zyn. School en Ke rk. Laster. De onderwijzer K., van de openbare burgerschool te Scheveningen, in De Standaard, beschuldigd op 1 Mei „met een rood lint en roode tulp ge sierd" op school te zijn gekomen en op een vraag, hem namens het hoofd der school gedaan, of hy mee ging den kinderoptocht te geleiden, zou gezegd hebben„ik verdhet", heeft thans ook tegen Dè Standaard een aanklacht ingediend wegens laster en aanranding van zijn goeden naam als onderwijzer. instinct van een dezer verloochende zich ook ditmaal niet. Ik trof namelijk, buiten myn verloofde, ook mjjn on be taalbaren hond. De eerste, dat voelde ik aan mijn hart, was in mijn belang op reis, en het innig zielsverlangen, om met haar te kunnen spreken, ver teerde me om zoo te zeggen, maar ik waagde het niet my te vroegtijdig bekend te maken. Colly, myn verstan dige hond, had me echter byna ver raden, want hij herkende me, in weer wil mijner vermomming, en liet zich niet afschepen. Eerst toen ik er voor gezorgd had, dat hy in het „Vooruit" van de boot, waar ook myn kooi was, een goed onderkomen had gekregen, ging hij rustig liggen. Om met Frieda te spreken, had ik geen gelegenheid, en ook het hoofd doel mijner reis kon ik eerst bereiken, toen deze reeds voor de helft was afgelegd. Tusschen de reizigers na melijk Eerste en Tweede klasse op een stoomer, gaapt een niet te over bruggen kloof. De ruimte, waarin ik mij mocht bewegen, was scherp afge bakend. Ik mocht me nooit in de nabijheid vertoonen van het hoog verdek, noch van de rooksalon, of wei in de groote restauratiezaal, al slen terde ik ook voortdurend in de buurt er van rond, waardoor ik ten slotte den argwaan verwekte van de scheeps officieren en opzichters, en menige brutale terechtwijzing moest slikken. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1909 | | pagina 1