Art. 8.
Onverminderd de bovenstaande voorschriften moeten op aan
vrage van de beambten, in artikel 10 genoemd, alle opgaven en
inlichtingen, voor eene richtige bijhouding der registers noodig
geacht, verstrekt worden. Hij of zij, tot wie die aanvrage wordt
gericht, is, bij weigering, strafbaar.
Art. 9.
De overtreding der bepalingen van deze verordening worden,
voor zoover daartegen bij wet, algemeenen maatregel van bestuur
of provinciale verordening niet is voorzien, gestraft als volgt
die van de artt. 3, 4 en 5 met eene geldboete van ten hoogste
v ij f gulden
die van de artt. 6 en 8 met eene geldboete van ten hoogste
tien gulden.
Art. 10.
Met de opsporing van overtredingen der bepalingen van deze
verordening worden, krachtens art. 8 no. 7 van het wetboek
van strafvordering, belast, de secretaris der gemeente, de beambte
voor de bevolkingsregisters en de agenten van politie.
Zijnde deze verordening aan de Gedeputeerde Staten van
Zeeland volgens hun bericht van den 3 April 1908 no. 162,
3e afd. in afschrift medegedeeld.
En is hiervan afkondiging geschied, waar het behoort, den
10 April 1908.
De Burgemeester en W'ethouders voornoemd,
DE KONING KOOIJ.
De Secretaris
G. A. HAJENIUS.