De regelen, waarvan in het nieuwe artikel 15lis sprake is, zijn vastgesteld bij Landweer-Besluit III Koninklijk Besluit van den 9den Mei 1906 (Staatsblad no. Ill) behelzende o. a. de navolgende bepalingen Artikel 1. Het hoofd van het gezin, waartoe de dienst plichtige bij de Landweer behoort, of waarin hij is opgenomen, dan wel de persoon of de personen, in wiens of in wier onderhoud de dienstplichtige vóór zijne opkomst ouder de wapenen of in werkelijken dienst voorzag of hielp voorzien, zal of zullen, om toekenning van vergoeding te kunnen erlangen, daartoe het verzoek hebben te riehten tot onzen Minister van Oorlog. Onze voornoemden Minister regelt de wijze, waarop zal worden onderzocht, of en in hoeverre er grond bestaat het verzoek in gunstige overweging te nemen. Artikel 2. Blijkt uit het ingestelde onderzoek betrekkelijk een verzoek om vergoeding, dat er termen aanwezig zijn, den dienstplichtige ingevolge artikel \hlis der Landweerwet in aanmerking te doen komen om van den werkelijken dienst te worden ontheven, dan zal aan den dienstplichtige vanwege onzen Minister van Oorlog worden kenbaar gemaakt, dat hij zich tot ons zal kunnen wenden met een verzoek tol het erlangen van de hiervoren bedoelde ontheffing. Artikel 3. De vergoeding mag niet te boven gaan het bedrag aan inkomsten, dat door het verblijf onder de wapenen of de vervulling van den werkelijken dienst van den dienst plichtige wordt onttrokken, hetzij aan het gezin waartoe deze behoort, of waarin hij is opgenomen, hetzij aan den persoon of aan de personen, in wiens of in wier onderhoud hij voorzag of hielp voorzien. Bij het bepalen van het bedrag der vergoeding wordt verder rekening gehouden met hetgeen de dienstplichtige aan levens onderhoud kostte, hetzij aan dat gezin, hetzij aan dien persoon of aan die personen, ingeval de dienstplichtige met dat gezin, dien persoon of die personen samenwoonde. Artikel i. Toekenning van vergoeding aan een persoon of aan personen, met wieu of met wie de dienstplichtige niet tot hetzelfde gezin behoort, of in wiens of in wier gezin hij niet is opgenomen, mag in den regel niet geschieden, indien deze persoon of deze personen den dienstplichtige niet in

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1906 | | pagina bijlage 4