13 De afmetingen der balken en gebinten zijn, zoowel met be trekking tot hunnen ouderlingen afstand als tot dien der steun punten aan de goedkeuring van Burgemeester en Wethouders onderworpen. Art. 29. De vloeren in woon- en slaapvertrekkeu moeten van hout worden gemaakt. Art. 30. De bovenzijde der daken of van alle te stichten gebouwen, woonhuizen of vertrekken zal moeten bestaan uit harde en onbrandbare materialen. Indien er slaapvertrekken ingericht worden onmiddellijk onder de dakbedekking zal het gedeelte van de kap boven die slaapplaatsen beschoten moeten zijn met 2 c.M. dakdelen. Daken met pannen gedekt mogen niet steiler dan onder een hoek van 60° en niet vlakker dan onder een hoek van 25° op den horizon zijn samengesteld. Elk dak moet eene voldoende afsluiting vormen tegen wind water en sneeuw. Art. 31. Elke woning moet voorzien zijn van een behoorlijke stook plaats met rookgeleiding. Alle te stichten schoorsteenen of andere uitloozingen van rook, aan den nok of het plat dak van een gebouw uitkomende, zullen minstens een Meter boven de dakvorsten of andere nok- bedekking of het plat moeten opgetrokken worden. De schoorsteenen, zijdelings uit het dak komende, zullen 1.50 M. boven bet hoogste punt van uitgang moeten worden opgetrokken of zooveel meer als noodig is om den afstand van één Meter van den bovenkant der schoorsteenen te ver krijgen, zoowel van het dak, waarop de schoorsteen geplaatst is, als van het dak van het belendende gebouw. Schoorsteenen langs een buitenmuur van een gebouw moeten minstens eene hoogte hebben van 1.50 M. boven den muur waarlangs de schoorsteen loopt. Wanneer echter tegen den buitenmuur later wordt aangebouwd, zullen Burgemeester en Wethouders zoo noodig de verhooging van den langs dien muur loopenden schoorsteen kunnen gelasten.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1905 | | pagina bijlage 13