1901. N°. 91. Zaterdag 3 Augustus. 88sle jaargang. Bij dit no. behoort een bijvoegsel. Aangifte Schoolkinderen. Ï01JRAIVT. De pips der gewone advertentiën is van 1-5 regels 50 cent,eiken regel meer 10 ct. Bp directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen worden van 110 regels 1,berekend. Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ct. Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel. G0ESGHE De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond, uitgezonderd op feestdagen. Prjjs per kwartaal, zoo binner als buiten Goes, 1,75. Afzonderlijke nommers 5 cent; met bpblad 10 cent. Inxending van advertcntiën vóór 2 uren op den dag der uitgave. Belanghebbenden wordt medegedeeld, dat aangifte van kinderen voor de openbare scholen op nieuw moet worden gedaan ter secretarie en dat de aan gifte tegen 1 Mei gedaan niet voldoende is. De vaccine-bewijzen, die indertijd zijn ingeleverd op de secretarie, behoeven echter niet te worden vernieuwd. Goes, 1 Augustus 1901. Burgemeester en Wethouders van Goes, WESSELINK. De Secretaris, VAN REIGERSBERG VERSLUIJS. Bij K. B. van 9 April jl. no. 43 is bepaald, dat o. a. zal worden opgeroepen om van 29 Augustus tot en met 27 September a. s. in den wapenhandel te worden geoefend FRANCISCUS VAN MAASDAM, milicien-verlofganger der lichting 1897 uit de ge meente den Dungen en behoorende tot het 2e Re giment Infanterie te 's-Hertogenbosch. Hij wordt opgeroepen om des namiddags vóór 4 uren tegenwoordig te zijn bij zijn korps, werwaarts hij zich rechtstreeks moet begeven. Hij, die niet op den bestemden tijd onder de wapenen komt of niet voortdurend aan de oefening deelneemt, of wel achterlijk blijft in het aanleeren van den wapen handel, wordt zooveel langer onder de wapenen gehouden als de commandant noodig acht. Goes, 1 Augustus 1901. De Burgemeester vao Goes, WESSEL INK. Highly respectable? Toen in 1879 het ministerie-Van Lynden van Sandenburg optrad, waarin o. a. de professoren Modderman en Vissering, benevens de heeren Van Goltstein, Six enVan Erp Taalman Kip zitting namen, noemde de toenmalige redacteur der Midd. Ct., de heer Pisuisse, dat ministerie highly respectable", eene uitdrukking in dezen het best vertaalbaar door »hoogst achtenswaardig" ofschoon dit de Engelsche beteekenis niet volkomen weergeeft. En inderdaad, met het oog op de buitengewone bekwaamheden en het groote prestige dier mannen, was deze qaalificatie voor dat ministerie zeer juist. Ook thans is een nieuw ministerie opgetreden. Aan de heeren Pierson, Borgesius, Cort van der Linden, De Beaufort, Lely, Cremer, Kool en Roëll is door H. M. de Koningin eervol ontslag verleend onder dankbetuiging voor de vele en gewichtige diensten, door hen aan H. M. en aan den lande bewezen Waar ook thans weder deze zoo zeer verdiende dankbetuiging uit den mond der Koningin mocht gehoord worden, kan men het slechts betreuren, dat die gewichtige diensten niet verder kunnen bewezen wordenmaar het is nu eenmaal niet anders de telkens afwisselende raeening der kiezers, gedreven door partijleiders, maakt ook een telkens afwisselend ministerie noodzakelijk. Ten belange van land en volk? Dit zal afhangen van de mannen, aan wie H. M. de regeeringstaak heeft opgedragen. Ongetwijfeld achten deze zich zelf voor de taak bekwaam en mag men van hen verwachten, dat zij gevoelende de groote verantwoordelijkheid, die zij op zich ge nomen hebben alles zullen aanwenden om, wan neer ook zij weder plaats zullen moeten maken voor anderen, eene zelfde dankbetuiging van Koningin en volk te verdienen. Is op het nieuwe gezelschap, dat het politieke schouwtooneel betreedt, het ^highly respectable" toepasselijk? In den engeren persoonlijken zin on getwijfeld, maar het Engelsche »highly respectable" duidt in dit geval op iets hoogersop bekwaam heid, verdienste, genoegzaam prestige om gezamenlijk eene regeering uit te maken, waaromtrent reeds te voren de overtuiging bestaat, dat er kracht van zal uit gaan. Bestaat deze overtuiging Valt eene vergelijking van de nieuwe mannen met die van het vorige en van vroegere ininisteriën ten voor- deele der eersten uit Onder de leden van het nieuwe ministerie is de kabinets-formeerder, dr. Kuyperzeer zeker een man, van wien kracht kan uitgaan. Hem behoeven wij niet nader aan onze lezers voortestellen. Al be hoort de heer Kuyper meer onder de theologen en letterkundigen dan onder de juristen, aan wie in den regel de meeste geschiktheid voor de regeer- taak wordt toegeschreven, hij is een man van po litieke ervaring, van bijzonder groote bekwaam heden en redenaarstalent, die, zoo hij zich niet laat vervoeren tot eene eenzijdige toepassing zjjner be ginselen, ontegenzeggelijk alle vereischlon voor de gewichtige taak in zich vereenigt. Van al de mannen, waarmede hij zich omringd heeft, kan dit echter niet gezegd worden. Het Handelsblad geeft er de volgende beschrijving van »De minister van Buifcenlandsche Zakeu mr. R. Melvïl baron van Lynden is sedert 1 Mei 1887 rechter in de rechtbank te Utrecht en sedert 1887 lid der Eerste Kamer voor de provincie Utrecht. Hij be hoort tot de rechterzijde der antirevolutionuairen. Mr. J. A. Loef (Katholiek) is een nog betrekkelijk jong advocaat, in 1887 te 's- Bosch ingeschreven en daar onder zijn confrères zeer gezien, zoodat hij door hen tot lid van den Raad van Toezicht en discipline is benoemd. Eerst sinds 1896 is hij lid der Tweede Kamer voor het district 's-Bosch, en heeft daar bijna uitsluitend aan rechtsgeleerde debatten deelgenomen. Daarom is hem de porte feuille van justitie ten deel gevallen. Generaal Bergansius (Katholiek) is van 18881891, Teeds in het vorig kerkelijk Kabinet minister van oorlog geweest, heeft toen een legerorganisatie met afschafing van plaatsvervanging voorgesteld, welker afdoening hij echter wegens zijn aftreden na de verkiezingen van 1891 niet heeft mogen ten einde brengen. De vorige maand is hij tot Kamerlid voor Eist gekozen. De gepens. vice-admiraal G. Krvysdie als minister van Marine zal optreden, heeft dat ambt reeds een paar maanden, van Maart tot Aug. 1891 vervuld, als opvolger van den heer Dyserinck in het Kabinet- Mackay, dat na de verkiezingen van dat jaar zijn ontslag nam. De heer mr. J. J. 1. Harte van Tecklenburg (deze twee laatste woorden heeft bij eerst sinds eenigo jaren bij zijn familienaam gevoegd) is sedert 1888 lid der Tweede Kamer voor het katholieke district Grave. Hij is een bekwaam jurist, maar heeft ook op economisch gebied zich bewogen en 11 jaar geleden een vlugschrift geschreven, waarin hij een soort van protectionisme heeft aanbevolen. De heer mr. J. A. de Marez Oyens is sedert 1885 met den titel van Administrateur", hoofd van de afdeeling shandel en nij verheid" bij het departe- mnnt van waterstaat enz., waarvan hem nu de ge- heele leiding is opgedragen. Hij behoort mede tot de antirevolutionairen, en is een man van veel zijdige kennis. De nieuwe minister van koloniën, jbr. mr. T. A.J.van Asch van Wijck, is vroeger lid der Tweede Kamer geweest voor Amersfoort, en werd in 1890 als gouverneur naar Suriname gezonden. Na zijn terugkeer kozen de Staten van Zeeland hem, in 1896, tot lid der Eerste Kamer. Hij is sedert een jaar burgemeester van Amersfoort, maar is voor zoover wij weten nooit in Ned.-Indië geweest." Men zal moeten erkennen, dat met uitzonde ring van generaal Bergansius, die reeds in een vorig ministerie blijken gaf van organiseerend ta lent en den moed zijner overtuiging te bezitten al deze mannen niet aanstonds de gedachte aan eene bij uitstek krachtige regeering opwekken. Voor Cort van der Linden krijgen wij een »be- trekkelijk jong advocaat," die zeker nog niet aan een rar. Modderman doet denken. Onpartijdigheidshalve voegen wij er bij, dat uit 's-Hertogenbosch omtrent den nieuwen minister van justitie wordt geschreven »Wij, die mr. J. A. Loelf gedurende vele jaren en in verschillende qualiteiten van nabij hebben leeren kennen, kunnen ons slechts verblijden, dat de, vooral met bet oog op de uitvoering der Kin derwetten", zoo hoogst belangrijke portefeuille van justitie, aan zijn bekwame banden is toevertrouwd. Het belangrijke aandeel, door mr. Loeff genomen in het tot stand brengen dier wetten, de veelzijdige kennis, door hem in zijn uitgebreide praktijk als rechtsgeleerde opgedaan, en de wijze, waarop hij zich als lid der prov. staten van Noord-Brabant en als lid van onzen gemeenteraad onderscheidde, doet ons met alle recht veel goeds van don mi nister Loelf verwachten." Voor Pierson krijgen wij als minister van finan ciën den jurist Harte van Tecklenburg, »die 11 jaar geleden een vlugschrift over protectionisme heeft geschreven" en van wien de Tijd herinnert, dat hij »beter dan iemand der andere leden van de rechterzijde op de hoogte zal zijn bij eene even- tueele wijziging van het tarief van invoerrechten," omdat hij lid is geweest van eene commissie tot onderzoek eener tariefsherziening, van welker 2a 3 jarigen arbeid echter, naar het blad zelf zegt, niet veel tot de kennis van het groote publiek is door gedrongen Bij het optreden van den heer Pierson was destijds wel iets meer te zeggen En de vergelijking van den door en door met Ned. Indië bekenden Minister van Koloniën Cremer met jhr. Titus van Asch van Wijck laat zeker ook wel eonigen twijfel over of zij in het voordeel van den laatste kau uitvallen. De samenstelling van het nieuwe ministerie draagt o. i. de kenmerken, dat men, uit noodzakelijkheid om een zeker aantal van antirevolutionaren en katholieken eene portefeuille te geven, zich niet uit sluitend tot de bekwaamsten onder de rechterzijde kon bepalen. Het kan ook zijn, dat sommigen hunner niet bereid waren in een ministerie-Kuyper zittiDg te nemen, maar zooveel is zeker, dat men in een Kabinet van de rechterzijde mannen als Lobman en Mackay noode mist, en zonder iets te willen afdingen op de bekwaamheden, welke vele der nieuwe ministers bezitten of op hunne persoonlijke respec tabiliteit, bet »highly respectable" in den zin van de Midd. Ct. van 1879 kunnen wij er vooralsnog niet op toepasselijk achten. Zeker is het, dat door het gemis van mannen als de genoemde er geene persoonlijkheid is in het nieuwe ministerie, die eenigszins den leider nabij komt en de vrees is gewettigd, dat daardoor het overwicht van den genialen hoofdman te groot kan zijn. Behalve Bergansius is geen der personen, waar mede dr. Kuyper zich omringd heeft, ooit eenigszins sterk op den voorgrond getreden geen hunner heeft zich tot dusverre op staatkundig gebied bij zonder onderscheiden en dat is juist de reden, dat hoe bekwaam ook de leider zij niet onmid dellijk aan eene krachtige regeering, aan een »highly respectable" geheel kan gedacht worden, waarvan elk onderdeel een gevoel van zelfstandige kracht en bekwaamheid opwekt. Het nieuwe minis terie zal meer dan in de gewone beteekenis een ministerie-Kuyper zijn. Zal het overigens beantwoorden aan de eischen van den staatkundigen toestand Zal het den nieuwen ministers gelukken »de hooggaande golven onzer politieke zee", beroerd door de stroomingen van het socialisme, met de olie hunner bekwaamheid en beleid te stillen Zullen zij de sociale wetgeving, zoo krachtig ter hand genomen door het afgetreden ministerie, voortzetten ten bate van de misdeelden in onze maatschappij Of zal het voorname doel zijn een verder openzetten der staatskas voor het bij zonder onderwijs, zullen invoerrechten het vrije ruilverkeer, den vrijen handel komen beletten, ter wijl intusschen de sociale wetgeving schade lijdt Reeds merkte de Standaard op »Het Kabinet, dat geboren wordt uit den pas gevoerden strijd, kan niet anders dan een coalitie- kabinet zijumen heeft daarbij rekening te hou den met alle bestanddeelen, die er in moeten wor den opgenomen." Eu verder »Het leggen van een nieuw fundament is een werk, waar veel tijd meö heengaat, dat zeer ernstige studie en nauwkeurig onderzoek vereischt, en waar maar niet zoo een, twee, drie aan te beginnen is. Het is dan ook zeer verkeerd, warneer men nu aanstonds allerlei hooge verwachtingen koestert niet alleen, maar die zelfs uitspreekt, profeteerende, dat men eens zal zien, hoe heel anders het nu zal toegaan dan voorheen." De vrees, dat de verdere sociale wetgeving door de verandering van ministerie vertraging zal onder vinden, is dus verre van ongegrond en achter menig punt moeten wij wel een vraagteeken zetten, maar wij moeten tevens en willen gaarne de voor nemens en de daden vaD dit ministerie afwachten, waaromtrent wellicht bij de Troonrede wel eenig licht zal opgaan. En als eenmaal ook weer zijne beurt van aftreden is gekomen, dan hopen wij, dat het vraagteeken achter het opschrift van dit artikel kunne worden weggenomen en het highly respec table" ten volle verdiend zij. GOES, 2 Augustus 1901. De Staatscourant van heden bevat bet eervol ontslag met ingang van 81 Juli van bet afgetreden ministerie, onder dankbetuiging voor de vele en gewichtige diensten aan Hare Majesteit en aan den lande bewezen, en voorts de benoeming van het nieuwe ministerie. De nieuwbenoemde ministers begaven zich gister middag per Staatsspoor van 12 u. 20 m. naar Soestdijk ter beëedigmg, waartoe de bewindsliedon ten 3 i/a uur door H. M. de Koningin werden ont vangen. De eedsaflegging geschiedde ten overstaan van den directeur van het kabinet jhr. Vegelin van Claerbergen. Na afloop werden de nieuwe ministers door II. M. de Koningin-Moeder ten gehoore ont vangen en aan H. M. voorgesteld. Naar het Handels blad van zeer goed ingelichte zijde verneemt, hebben de nieuw-benoemde Minis* ters, die tevens lid zijn van de Tweede Kamer, eenparig besloten geen mandaat als Kamerlid te aanvaarden. Nieuwe leden moeten dus worden ge kozen te 's-Hertogenbosch in de plaats des heeren Loeff; te Grave in de plaats van mr. Harte; te Sliedrecht in de plaats van dr. Kuyperte Eist in de plaats van den heer Bergansiuste Amers foort in de plaats van den heer Van Asch van Wijck. Dr. Kuyper vestigt zijn vast verblijf in de residentie en blijft voorloopig intrek nemen in het Hotel des Indes. De premier heeft reeds naar een woning te zijnen behoeve laten omzien o. a. in de omstreken van de Scbeveningsche Boschjes. Het Vaderland schrijft »Het artikel der kieswet, dat den geko zene verplicht binnen vier weken, nadat bij een bewijs van ontvangst van de afschriften der ver- kiezings-processen-verbaal heeft afgegeven, den bur gemeester kennis te geven of bij de benoeming aanneemt, en dat thans prof. D r ti c k e r schijnt in den weg te staan bij zijn intrede in de Kamer voor Groningen, wil ons niet zoo afdoende schijnen als vrijwel algemeen wordt aangenomen. »Kennis geven" moet de gekozene. Is dit ge schied, zoodra hij een bericht afzendt, of zoodra de geadresseerde het ontvangt Wij weten niet, of het bericht in het onderhavig geval tijdig is verzonden. Maar zelfs indien dit niet het geval ware, moet dan de kieswet, die gemeenlijk door de Kamer zelf wordt geïnterpreteerd, bij de behandeling der ge loofsbrieven en do Kamer pleegt dan niet als streng tolk van de letter der wet op te treden niet, bij voorkeur naar den geest, die er in door straalt, worden uitgelegd En die geest kan moeilijk een zijn, dio iets anders wilde dan den gekozene tot een weinig spoed te manen, zonder daarbij op een kort tijdje al te streng te zien. Zou er niet iets voor te zeggen zijn, in dit geval, waar zoo duidelijk de wil der kiezers is getoond, aan de kieswet geen letterknecbterij te plegen Het spreekt wel van zelf, dat, indien blijken mocht dat de kennisgeving tijdig is verzonden, maar door omstandigheden, onafhankelijk van den wil van den afzender, niet tijdig ontvangen is, deze zaak in een eenigszins ander licht zou komen te staan. Is dit echter niet het geval, dan is er, dunkt ons, geene aanleiding om in den geest van het Vaderland te handelen. Wanneer een eenvoudig plattelandsbewoner zulk een verzuim beging, zou men zeggen dat komt er van als men niet op de noodige geschiktheid of bekwaamheid let. En toch zou het zulk ren' eerder te vergeven zijn dan iemand als prof. Driicker. Bovendien achten wjj het een bedenkelijken raad wettelijke bepalingen als art. 136 van de kieswet ter zijde te stellen. Waar zou het einde zijn Ook schijnt ons dit voor de Re geering eenvoudig onmogelijk. Art. 138 der ge noemde wet legt haar de verplichting op, binnen 14 dagen eene nieuwe verkiezing te doen plaats hebben. Hieraan behoort gevolg te worden gegeven, zonder het onderzoek der geloofsbrieven af te wachten. lerseke. In de gisteravond gehouden raads vergadering werd den raad de gemeentereke ning over 1900 aangeboden, bedragende in ontvaDg f 39028,01, en in uitgaaf f 38143,20, goed slot f 884,81. De heeren Sauer, Sandee en Polderman werden benoemd om haar na te zien. De geloofs brieven der pas gekozen raadsleden werden onder zocht en in orde bevonden, waarna tot de toelating dier heeren werd besloten. Nog werden 2 leden in de commissie van schoolverzuim benoemd, nl. de heeren A. M. Steketee en A. Hartoog. Bath. De volontair ter secretarie alhier, Jacob D r o n k e r s J z., is als zoodanig benoemd ter secretarie te Montfoort. Wisscnkerke. Door het bestuur van den Heer Janszpolder werd, op zijn verzoek daartoe, eervol ontslag verleend aan F. van Lieren te Kamperland als bode bij dat bestuur en in diens plaats benoemd Adr. Goulooze. Tevens werd de tijdelijke sluis wachter Mat tb. de Looze thans definitief als zoodanig bij dien polder aangesteld. De minister van koloniën heeft den heer H. A. N jj s s e n buitengewoon opzichter van den rijks waterstaat, gesteld ter beschikking van den gouver neur van Suriname, om, na aankomst aldaar, te worden benoemd tot tijdelijk opzichter bij bet bouwdepartement in die kolonie. (St ct.) Naar het Vad. verneemt zullen voortaan op de Rjjkstelegraafkantoren met nachtdienst de vrouwelijke ambtenaren niet meer vrijgesteld worden van den nachtdienst en met ir- gang van 1 Augustus daartoe bij beurten worden aangewezen. De nachtdienst duurt van 's avonds 10 tot 's mor geus 7 uren.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1901 | | pagina 1