1900, N#. 95. Dinsdyg 14 Augustus, ft?1" jaargang. De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal, zoo binner als buiten Gon3, 1,75. Afzonderlijke nommers 5 cent; niet by blad 10 cent. inzending van advertentiën vóór 2 uren op den dag der uitgave. De prijs der gewone advertentiën is van 1-5 regels 50 cent, eiken regel meer 10 ct. Bjj directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking bobbende dankbetuigingen worden van 110 regels A 1,berekend. Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ct. Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel. China en de Chineesche quaestie. nr. (Slot) De gewoonte om China het bemelscbe rijk to noemen berust geheel op eene dwaling, wijl eene dergelijke benaming in China onbekend is en deze in den vreemde gebruikte benaming waarschijnlijk afkomstig is van een Cbineescb woord, dat betee- kent »onder den hemel," met welk woord het land in vroeger tijd ook wel werd aangeduid, om te kennen te geven, dat de vorst van China onmid dellijk en alleen onder de godheid stond. Cbina is dan ook zeer zeker geen »hemelsch" rijk, in zooverre als er, nevens veel algemeene wel vaart, ook zeer treurige maatschappelij ke toestanden en staatsinstellingen worden gevonden, uitsluitend veroorzaakt door bet diep betreurenswaardige feit, dat alle vooruitgang en ontwikkeling er stelsel matig worden onderdrukt. Niettegenstaande de door onkunde en vuilheid veroorzaakte grooto sterfte, schijnt toch de be volking, van bot eigenlijke Cbina vooral, zeer toe te nemen. In ieder geval is die bevolking zeer groot en neemt zij bet karakter aan van overbevolking, omdat alles zich in de oostelijke en zuidelijke kust streken ophoopt. Op eene oppervlakte, die naar globale berekeuing dertig maal de grootte van Ne derland omvat, moeten niet minder dan twee hon derd vijftig millioen menschen wonen, en wanneer men nu in aanmerking neemt, dat er weinig commu nicatie is, daar de wegen slecht zijn en alleen de groote rivieren met eenige aangelegde kanalen tot bet verkeer medewerken, dat Cbina zich zelf niet kan voeden en b. v. veel invoer van rijst behoeft, dan is bot gemakkelijk te begrijpen, dat men voor Cbina niet zooveel vrees behoeft te koesteren als hot aantal menschen zou doen vermoedenwant reeds een afsluiting van de voornaamste havens, de verdrag-havens b.v., zou bet dichtbevolkte kust land spoedig weerloos maken. Maar ook in tijden van vrede levert de over bevolking een gevaar voor bot land zelf op, omdat de steeds op dezelfde trap van ontwikkeling blij vende industrie niet voortdurend zal kunnen zorgen voor een uitvoer van producten, geëvenredigd aan den invoer, waarvan het natuurlijk economisch ge volg moet zijn, dat de prijzen van de invoer-arti- kelen stijgen, terwijl die van den uitvoer dalen. Het is hier minder de plaats om op dit punt dieper in to gaan. Liever willen wij nog op eene andere schaduwzijde van dit groote rijk wijzen. Het wordt, zooals men weet, door een keizer be stuurd, die alle macht in banden beeft en te Peking eon soort van militaire heerschappij gevestigd heeft, waarop het hoofd van den staat die, evenals alle andere absolute monarchen, persoonlijk regeert, maar dan ook persoonlijk aan gevaren bloot staat steunen moet. De verbazende uitgestrektheid van het land en bet totaal ontbreken van snelle gemeenschapsmid delen hebben noodzakelijk ten gevolge, dat de keizer, behalve in zijne naaste omgeving, slechts op het papier regeert en dat China, theoretisch één en ondeelbaar, feitelijk een statenbond is, waar van iedere staat een tamelijke mate van zelfstandig- beid bezit. De onderkoningen en gouverneurs der provinciën, benevens de overige hoofdambtenaren of mandarijnen worden wel allen door den Keizer aangesteld, doch van dat oogenblik af zijn zij Koning, ieder in zijn eigen gebied. Een andere schaduwzijde, aan den maatschappe- 3 ij ken toestand van Cbina verbonden, is deze, dat het grondbezit er grootendeels in het zoogenaamde kleine bestaat. De Chinees is zeer gehecht aan bet privaat bezit. Volgens den staathuishoudkundige Simon blijft het grondbezit in handen van den Staat, die er zijn recht op verzekert door er eene belas ting op te leggen. De feitelyke eigenaar is dus in zooverre slechts vruchtgebruiker, want op ver waarloosde eigendommen kan beslag worden gelegd. Het aantal van deze eigenaars-vruchtgebruikers is echter verbazend groot. Het grondbezit is tot in bet oneindige gesplitst. Groot grondbezit, van 20 Hectaren of meer, wordt er zeer weinig aange troffen. Het kleine grondbezit wordt door de staats instellingen direct bevorderd. De Chinees is van meening, dat bet groote grond bezit, dat men slechts door uitgebreide cultuur kan bearbeiden, noodlottig is voor een volk, omdat bet dienstbaarheid noodzakelijk maakt en op die wijze de ontwikkeling der bevolking tegenhoudtmaar hij vergeet dat de splitsing van den grond in zulke kleine deelen veel grooter gevaren kan opleveren, daar zij, bet voortbrengen der producten op groote schaal tegenhoudende, ook de zoogenaamde verza- melings-nijverheid tegen houdt, die opeen gegeven oogenblik de reddende hand kan bieden, waar eene bepaalde streek door bij zonder o oorzaken gebrek lijdt. By een stelsel als het Chineescbe is dit een blijvend gevaar, dat bovendien bet van bet bui tenland afhankelijk zijn vergroot. Om eeuigszins volledig te zijn willen wij nu nog een oogenblik stil staan bij den godsdienst. Men kau eigenlijk niet zeggen dat de Chinees een gods dienst beeft, in zooverre hij namelijk niet door eene bepaalde leer in de richting van een booger, zedelijk leven wordt geleid. Het oude Taoisme stelt de wereld voor als een bedriegelijk afschijnsel van de werkelykheid en leert dat het de taak van den menscb is, zijn hartstochten te bedwingen en bij zijn dood tot den oorsprong aller dingen terug te keeren. Later hebben ook het Boeddhismebet Sjamanisme en bet humanisme in China bun intrede gedaan. Terwijl in meer verwijderde deelen des lands Mo hammedanen en belijders van nog andore godsdien sten worden gevonden, heeft zich voor het eigen lijke Cbina uit de bovenvermelde godsdienstvor men langzamerhand een staatseeredienst ontwik keld, die van de oorspronkelijke, hoogst eenvoudige vormen geheel verschilt en hoofdzakelijk bestaat in huldiging van veelkleurige afgodsbeelden, gepaard met tamelijk woeste feesten. Feitelijk is bet volk overgegeven aan grof bijgeloof en in de handen van toovenaars, waarzeggers en goochelaars. In af keer van den christelijken godsdienst en van den westerschen vooruitgang stemmen allen overeen. Een volk, dat eeuwenlang op betzelfde standpunt is blijven staau, kan onmogelijk innerlijke kracht bezitten, die zich naar buiten kan openbaren. China kan ons dan ook onmogelijk eenige vrees inboezemen, al kon het op een gegeven oogenblik een millioen soldaten in het vuur brengen. Aan eenheid van bandelen, aan een voortdurende krach tige handhaving van het gezag zou bet spoedig ontbreken aan hulpmiddelen van allerlei aard zou bet land ook spoedig gebrek hebben. Dit neemt niet weg, dat de Chineescbe quaestie, dat wil zeggen hoe men China zal dwingen aan het algemeen wereldvei keer deel te nemen en in de rij der moderne Staten te worden opgenomenniet gemakke lijk is op te lossen. Zulk een reuzenvolk af te brengen van zijn vast houden aan de overlevering kan, dunkt ons, niet het werk van geweld zijn. Met Japan is dit wonder geschied, zou het met China ook kunnen geschie den De tijd zal bet leeren. Voorsbands echter moet het de taak der mogend heden slechts zijn om door gepaste maatregelen zich rust en veiligheid in dat deel der aarde te verzekeren en de betrekkiDgen, die men met China had, te handhaven en te versterken. Zooals de zaken nu staan vleien wij ons, dat dit nog zal kunnen worden verkregen zonder een lang- durigen en verder bloedigen oorlog en zonder dat de waarborgen, die de mogendheden zullen moeten eischen, al te zeer het voortbestaan der Chineesche natie zullen bedreigen of haar draagkracht te boven gaan. Want ook wij wct.n, dat de zucht tot onafhan kelijkheid elke natie is aangeboren, en. dat deze zucht slechts mag gebreideld worden, wanneer zij eene richting aanneemt, waardoor andore natiën worden benadeeld. Wekelijksch algemeen overzicht. Koningin Victoria heeft de zittingen van het Britsche parlement gesloten. Het is te begrepen, dat de oude vorstin niet hare eigene woorden sprak, maar slechts uitte, wat anderen haar hadden in den mond gegeven. Omtrent de buitenlandscho aangelegenheden werd gezegd, wat bij zulk een gelegenheid algemeen gebruikelijk is, dat do ver standhouding met de Europeesche mogendheden en met Amerika van vriendschappelijken aard is. Of ook België daaronder begrepen is werd niet afzon derlijk gemeld. Ook zou men kunnen vragen hoe staat het met de betrekkingen tot den sultan van Marokko, den negus van Abessinië, den koning van Siam, den emir van Afganistan, den sjah van Perzië, den keizer van Japan Doelende op den oorlog in Zuid-Afrika drukt de troonrede, na hulde te hebben gebracht aan den moed der hooge militairen en de eigenschappen der troepen, de hoop uit dat de annexatie van Oranje-Vrij staat de eerste schrede zal zijn geweest tot de vereeniging van de twee rassen onder in stellingen, die, terwijl voor allen een goede eerlgke regeering wordt ingesteld, in tijds mogen ontwikkeld worden, teneinde gelijke rechten en privileges te verzekeren in de Zuid-Afrikaansche bezittingen. Omtrent de Aziatische quaestie zeide de Koningin De Engelsche en andere gezantschappen te Peking zijn onverwachts aangevallen door oproerlingen het is te vreezen, dat vele der bewoners vermoord zijn. In hoeverre de Chineesche autoriteiten mede plichtig zijn geweest aan deze afschuwelijke misdaad en of de Britsche gezant en diens familie tot de slachtoffers behooren, zijn zaken waaromtrent men nog in onzekerheid verkeert. De uiterste pogingen zullen door mij en mijn hondgenooten worden in gesteld om op waardige wijze de daders van dit misdrijf zonder voorbeeld te straffen. Ik heb een aanzienlijke macht van Britsche en Indische troepen gezonden om hulp te verleenen bij de bescherming der Europeesche belangen in dat land en heb mijn eskader in de Chineesche wateren met dat doel belangrijk uitgebreid. Ook do expedition tegen Ashantie en de hongersnood en pest in Indië kwamen ter sprake. Men zou gewacht hebben, dat in de eerste zit ting der ItaSiaansche kamer na den dood van koning Umberto de politieke hartstochten voor een oogenblik zouden hebben gezwegen en dat de plech tige zitting door geen wanklank zou worden ge stoord, doch de werkelijkheid heeft het anders geleerd. Staande hoorden dc afgevaardigden de toespraak van den Voorzitter aan, die hulde bracht aan de nagedachtenis van den overleden vorst en harts tochtelijke verwijten richtte tot de politieke moor denaars. Toen kregen de leiders der partijen het woord. De Kamer bleef rustig eu waardig, ook toen de leider der socialisten, signor Turati, een algemeen geëerd man, zijn afschuw en verontwaardiging over den moord uitsprak. Maar toen signor Pantano, de loidor der republikeinsche groep, zich met hetzelfde voornemen van zijn zetel verhief, barsttej de storm los. De afgevaardigden waren op de zitbankcu gaan staan en balden de vuist tegen Pantano. Weder- koerig richtten de partijen elkander de hevigste verwijten en scheldwoorden toe. De eerste-minister verliet verontwaardigd de Ka mer, maar het rumoer duurde voort, totdat signor Pantano het opgaf te trachten zichzelf verstaanbaar te maken. Merkwaardig was de ontvangst, die bij den aan vang der zitting aan Crispi ten deel viel. De hoog bejaarde staatsman kwam, zwak en gebogen, op twee stokken geleund, de zaal binnen strompelen. Twee jonge afgevaardigden steunden hem. De mi nisters snelden hem tegemoet en kusten hem op beide wangen. De afgevaardigden wedijverden om hem behulpzaam te zijn. Een nam zijn stokken aan, een ander deed hem nederzitten, een derde haalde een glas water. Tijdeus het rumoer susten de om- zittonden den gebelgden grijsaard. Het was een waarlijk treffend tooneel. Intusschen heeft de nieuwe Koning den eed op de Grondwet afgelegd. Daarbij las de Koning, in antwoord op het formulier, voorgelezen door de voorzitters van Kamer en Senaat, een verklaring voor, waarin hij de algemeene rouw-manifestaties in Italië en in den vreemde constateerde, en de vriendschap deed uitkomen, die Italië met alle mo gendheden verbindt. Italië, heette het verder, zal voortgaan een krach tig werktuig te zijn ter bevordering van de on derlinge eendracht. Monarchie en parlement moe ten eensgezind naast elkaar opmarcheeren. De Koning kent zijn plichten en zijn rechten, zal steeds zijn volle vertrouwen schenken aan de liberale instellingen van Italië, dat sterk is door zijn initiatief en zijn wilskracht, en zal deze in stellingen krachtig verdedigen. Hij roept God als getuige van zijn belofte, dat hij met geheol zijn hart zal werken aan de grootheid en den voorspoed van zijn vaderland. In don Chineeschen opstand is dan eindelijk een einde gekomen aan den strijd, die evenwel zonder bloedvergieten is gevoerd, over de keuze van een opperbevelhebber over het gecombineerde leger der Europet sche troepen. Over het algemeen zijn de belanghebbende mogendheden met deze keuze ingenomen, doch in Frankrijk werd het be richt daarvan niet zoer geestdriftig ontvangen. Graaf WaJderseo wacht overigens oen niet ge makkelijke taak, al zullen Tiem ook een bijna onbe perkte vrijheid van handelen en een sterke macht worden gegeven. Op een geheel vreemd terrein, onder levens voorwaarden en in een klimaat, die hem onbekend zyn, te moeten opereeren met een bonte troepen macht, waaraan elke samenhang ontbreekt, en die als legercorps nog moet worden georganiseerd, is geen benijdenswaardige taakdoch zij kan hem licht worden gemaakt door do samenwerking en de wapenbroederschap van alle bevelhebbers. Hun volkomen toewijding, zonder ijverzucht en betweterij, moet hem steunen, opdat niet het oorlogsterrein in China een herhaling zal te zien geven van den kleinzieligen strijd tusschen de mogendhedeu. Eén bezwaar acht men aan de benoeming van graaf Waldersee verbonden en wol dat do operatiën tegen China nu opnieuw dreigen vertraagd te wor den, wat niet het geval zou zijn geweest, indien een bevelhebber was benoemd, die zich nu reeds op het tooneel van den strijd bevindt. GOES, IB Augustus 1900. Het voorloopig verslag der Tweede Kamer over do Ongevallenwet is Zaterdag verschenen. Met de houding van het Ministerie na verwerping der vroegere ongevallenwet door de leden der Eerste Kamer konden vele leden zich niet vereenigen. Het Kabinet is, meenen zij, uit den weg gegaan voor het votum der Eerste Kamer en heeft tegen zijn overtuiging in toegegeven aan den drang der groote werkgevers. Hiermede heeft het Ministerie, naar men meende, vooral na de verklaring van den Min. van Fin. omtrent de politieke gevolgen van verwerping, te kort gedaan aan hetgeen de waar digheid der Regeering vorderde. Verder is door de indiening van het nieuwe ontwerp een bedenke- lij k antecedent gesteld, in zooverre die handelwijze strekt tot versterking van den invloed der Eerste Kamer op de wetgeving, wat allerminst aangenaam zijn kan aan degenen, die stroven naar ontwikkeling onzer staatsinstellingen in democratische richting. Wordt dit voorstel andermaal door de Eerste Kamer verworpen, dan zal het conflict tusschen beide Kamers een zeer scherpen vorm aannemen. In plaats van aan zijn waardigheid en aan een juiste opvatting der constitutioneele beginselen te kort doende houding aan te nemen, had het-Ministerie tot ontbinding der Eerste Kamer behooren te ad- viseeren, of volgens sommigen behooren af te treden, volgens andereu de beslissing der Kroon omtrent de vraag van aftreding moeten inroepen. Vele andere leden konden zich daarentegen met de houding van het Ministerie vereenigen en juichten de indiening van het nadere ontwerp toe. Zij ver dedigden de houding van het Ministerie vooral tegenover de beschuldiging van beginselverzaking en keurden het goed, dat het Ministerie tracht door bepalingen in den geest dor amendementen de meerderheid te verkrijgen. Andere leden daaren tegen zouden amendementen voordragen en niet gedoogen, dat de positie der werklieden slechter werd. Enkele leden waren van oordeel, dat 't inge diende ontwerp behoort behandeld te worden als een nieuw voorstel. Andere merkten daarentegen op, dat het in het belang van het spoedig tot stand komen eener wettelijke regeling zou zijn, indien punten, die bij de vorige behandeling na uitvoerige bespreking beslist werden, thans niet opnieuw in debat werden gebracht. Velen waren tegen het brengen van de admini stratiekosten der bank ten laste van den Staat en tegen het vorvallen van het reservefond, waartegen anderen geen bezwaar hadden, en eveneens konden velen zich niet vereenigen met het toelaten der overdracht van het risico der verzekering door werkgevers. Verscheidene leden wenschten alleen overdracht van risico aan vereenigingen toe te laten. Anderen wezen op den sterken prikkel tot voorkoming van ongevallen, welke het dragen van eigen risico mede brengt. In de Midd. Ct. van Zaterdagavond vinden wij de mededeeling, dat door Burgemeester en Wet houders de verkiezing (candidaatstelling) voor een lid van den gemeenteraad alhier va cature Coenen is bepaald op Donderdag 6 Sept. a. s.do stemming, zoo noodig, op Dinsdag 18 Sept. en de eventuëele herstemming op 25 Sept. d. a. v. Bij de jl. Zaterdag gehouden oefening der d.d. schutterij alhier werd bij dagorder ter kennis der manschappen gebracht, dat in plaats van Joh. Ortelee, overleden, door den Commandant is aangesteld tot sergeant-majoor L. Versé, thans serg.-maj. tit. en tot serg.-maj. tit. P. J. Rosier thans fourier, aan wien tevens de instructie bij de winter-avond exceritiën is opgedragen. Sergeant P. Bliek wordt aangesteld tot fourier. In de vergadering der schiet-vereeni- g i n g ^Koningin Wilhelmina," a. s. Donderdag in >de Prins van Oranje" alhier te houden, zul len nader de statuten der vereeniging in behan deling komen, zulks in verband met eenige op merkingen daarover, van do zijde der regeering ontvangen op de aanvrage tot goedkeuring. Het Ulrechtsch Dagblad schrijft »Op jeugdigen leeftijd is te Utrecht overleden do heer R i s s e e u w, een jong, kundig bloemist, die voor oen paar jaar hot bekende »Marksland" in exploitatie had genomen, en zich in dien korten tijd heeft doen kennen als eon kundig hortulanus en tuinarchitect. Zijn vroege dood zal door zijn collega's en door allen, die in den wetenschappelijk toegepast en tuinbouw belang stellen, met leedwezen, wordon vernomen".

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1900 | | pagina 1