1900. N°. 93. Donderdag 9 Augustus, 87sU' jaargang. E E R E T E E K E N Openbare Les FEUILLETON. „IK!" De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal, zoo binner als buiten Goes, 1,75. Afzondorlyke noramers 5 centmet bijblad 10 cent. Intending van advertentiën vóór 2 uren op den dag der uitgave. Do prijs der gewone advertentiën is van 1-5 regels 50 cent, eiken regel meer 10 ct. Bjj directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen worden van 110 regels A 1,berekend. Dienstaanbiedingen, niet meer dun 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ct. Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel. Zij, die verlangeu begiftigd te worden mot het voor langdurigen werkelijken dienst bij de SCHUT TERIJ, worden uitgenoodigd, om, met overlegging van een staat van dienst, waaruit blijkt dat zij ge durende vijftien jaren en langer voor zich zeiven in werkelijken dienst zijn geweest en zich aanhoudend onberispelijk hebben gedragen* vóór of uiterlijk op den 21 Augustus eerstkomende, j zich aan te melden ter secretarie van de gemeente. Goes, den 7 Augustus 1900. Burgemeester en Wethouders van Goes, J. J. RAMONDT, 1. b. De f. Secretaris, A. A. VAN DELLEN. in de Bewaarschool voor on- en minvermogenden aan de Beestenmarkt, op Vrijdag den 17 Augustus a. s., te beginnen des voormiddags te half tien uren, tot bijwoning waarvan belangstellenden wor den uitgenoodigd. Goes, den 6 Augustus 1900. Burgemeester en Wethouders van Goes, J. J. RAMONDT, 1. b. De f. Secretaris, A. A. VAN DELLEN. China en de Chineesche quaestie. i. Uit de berichten, welke wij onzen lezers gere geld over de gebeurtenissen in het verre oosten doen toelcomen, zal het hun duidelijk gebleken zijn, dat wij in vele opzichten omtrent Cbina nog iu het duister rondtasten en dat wij nog steeds in vrees moeten leven voor tijdingen van zeer treu- rigen aard. Het moge een feit zijn, dat do te Peking aan wezige gezanten, op één na, nog in leven zijn, het is een bestaan met het zwaard van Damocles bo ven het hoofd. Wat thans in die verwijderde streken geschiedt is een bron van onrust voor de geheele beschaafde wereld. Beschaafdlaten wij dit woord hier met een weinig voorbehoud gebruiken. Het kan niet ont kend worden, dat de Westersche Christenvolken, die China van het heidendom tot het Christendom trachten te bekeeren, in de staatkunde, die zij volgen, wel eens wat meer harmonie konden brengen tus- schen leer en leven. De felle haat der Chineezen en der aan hen onderworpen stammen, vooral de Mantschous, tegen het Christendom, is zeer te be treuren, doch ten deele te verklaren, omdat zij den indruk moeten hebben gekregen dat de Westersche mogendheden den voortgang van het christendom zullen aangrijpen als een voorwendsel om hun gezag over China uit te breiden. Hoe dit ook zijn moge, China is eensklaps een voorwerp van belangstelling geworden voor het groote publiek en daarmede is dat rijk misschien wel eene nieuwe phase van zijn bestaan ingetreden. Want dat het er in zou slagen, zich voor goed van de vreemdelingen te ontslaan en weder een volkomen geïsoleerd standpunt onder de volken in te nemen, Roman van Ida Boy-Ed. »Hoe vriendelijk van u om naar aanleiding van mijn telegram mij hier op te wachten 1" zoo ver volgde Hellwang zijn gesprek met Albert. x-Ge kunt wel begrijpen, dat ik duizend vragen op mijn gemoed heb. Zoo vier weken zichzelf stil te houden is geen kleinigheid. Hoe heeft z ij zich onder dat alles gehouden Albert wist, dat hy hier besteld was om deze vraag te beantwoorden. Hij had er zich volkomen op voorbereid toch klonk zijne stem een weinig bevangen. »Zij", zeide hij, »zij O, verwonderlijkNauwe lijks was Agnes begraven, of ze stond er op het tiuis te verlaten. Zij nam haar eigen boeltje zij üad twee kamertjes vol eigen meubels en wilde niet alle geweld voor de paar duizend mark, die haar overbleven, nog zooveel bij koopen om naar behooren eene woning, overeenkomstig den nieuwen toestand, te kunnen inrichten. Aangezien ze meer derjarig is, konden wij het haar niet verbieden. Daarna zeide zij, dat ze niet geleerd genoeg was om ergens gouvernante te worden, en of het nu dit is geheel ondenkbaar en trouwens ook volstrekt onuitvoerbaar, daar China deelt in het tamelijk algemeene lot der staten van zich zelf niet te kunnen voeden. Het is integendeel meer dan waarschijnlijk dat Het zoogenaamde Hemelsche Rijk door het gebeurde verder dan ooit van zijn ideaal verwijderd is. 'Er moeten waarborgen zijn, dat leven en eigendom van vreemdelingen er voortaan geëerbiedigd en vol doende beschermd worden. De Chineezen zullen dus de gehate vreemdelingen in grooter getale zien terugkeeren, hun nog grooter voorrechten moeten toestaan en, onder bescherming van sterke militaire nederzettingen, den stroom van kooplieden en van yveraars voor de zaak van het Christendom zich opnieuw naar de Gele Zee zien wenden. Ook dit land zal aan het algemeen lot van ge opend. en bekend te worden, op den duur niet kunnen ontsnappen. In welk een allerzonderlingsten toestand verkeert bet Chineesche rijk toch Het doel, zijn jongste ver leden door ruw geweld ongedaan te maken, wordt geenszins verheeld, en toch verkeeren zijn eigen gezanten en kooplieden veilig aan vreemde hoven en te midden van andere volken. Het wil aan zich zelf worden overgelaten, maar het moet door anderen worden gevoed, terwijl het toch eone natie bevat, voor de voortbrenging der voortreffelijkste produc ten, zoowel als voor den handel als het ware ge schapen. Gesloten in den eigelijken zin des woords zal China dan ook wel nooit geweest zijn. Het onmetelijke rijk bleef in het Westen zoolang volslagen onbekend, omdat het bijna niet te bereiken was. Toen dit veranderde was er toch volstrekt nog geen sprake van een wezenlijk buitenlandsch verkeer. Slechts aarzelend en schoorvoetend, half gedwongen, is China tegenover het overige deel der wereld ge worden wat het nu is. Het heeft zich steeds tegen een voortdringen en een vaste vestiging van vreem delingen verzet, en toen die vestiging eindelijk een bedenkelijken omvang kreeg en een vorm aannam, die met het verleden in volslagen strijd was toen zij bovendien gepaard ging met een vertoon van macht, noodzakelijk en, zooals nu is gebleken, toch niet voldoende tot bescherming der vreemdelingen en hunne belangen, toen viel de vonk in de lang opgehoopte brandstof. De voorbereiding van, of de naaste aanleiding tot de jongste feiten moet worden gezocht in deu oorlog met Japan, dien wij even in herinnering willen brengen. Tusschen Japan en China is de verhouding nim mer bijzonder rooskleurig geweest. Het waren steeds elkanders mededingers in het Oosten en de toestand is niet verbeterd sinds Japan met zijn geheele verleden gobroken heeft en feitelijk een Westersche mogend heid is geworden. Dit rijk gaat als het ware op in al wat nieuw is, terwijl China angstvallig aan het oude vasthoudt. Het schiereiland Korea is de jongste twistappel geweest tusschen beide rijken. Zonder dat liet ooit een Chineesch wingewest is geworden, hebben de Chineezen toch steeds veel invloed op het Schier eiland gehad, en was het reeds vele eeuwen ge leden aan hen schatplichtig. Telkens in den loop der geschiedenis was Korea het tooneel van hevige onlusten en telkens kwam het met China of met Japan in moeielijkhedeu. Beide rijken sloten in 1885J een tractaat, waarbij werd overeengekomen, dat, ingeval van nieuwe on lusten in Korea, ieder hunner aan den anderen kennis zou geven als er een troepenmacht heenge zonden werd. De wederparty zou dan betzelfde mogen doen en, nadat de rust hersteld was, zou elke mogendheid binnen vier maanden haar leger moeton terugroepen. In 1895 brak een nieuwe opstand tegen de Ko- reaansche regeering uit. Toen schijnt China zich niet aan de afspraak gehouden te hebben. Echter zonden beide landen troepen naar Korea en, daar de Japansche regeering dit land als onafhankelijk van China beschouwde, stelde zij aan de Koreaan- sche regeering een lange lijst van hervormingen voor, teneinde betere toestanden op het schiereiland te verkrijgen. Hiervan wilde Cbina natuurlijk niets weten de troepen der beide rijken geraakten met elkander in botsing en Japan verklaarde aan het Hemelsche Rijk den oorlog. Die oorlog eindigde daarmede, dat de sterke oorlogshaven Port-Artliur in handen van Japan viel on daarmede een groot gedeelte der Chineesche oorlogsvloot. Aan Japan werd toegelaten om door hervormingen de rust in Korea te verzekereneen zware oorlogsschatting werd aan China opgelegd, Formosa on het schiereiland Liao Tong, waarop Port-Arthur ligt, werden afgestaan. Toen kwamen te kwader ure de Europeosche mogendheden tusschen beide. Rusland, Duitschland en Frankrijk beduidden den Keizer van Japan, dat in een afstand van Port-Arthur niet zou worden berust eu dientengevolge zag de Mikado zich ver plicht tevreden te zijn met Formosa en een schade loosstelling in geld. Ware dit niet geschied, nimmer zou gebeurd zijn wat nu gebeurd is want Japan zou baas zijn ge weest in het Oosten en do mogendheden zouden verder te huis zijn gebleven en China niet naar baren wil hebben kunnen dwingen. Evenals onze Oost heeft China in de grijze oud heid vooreen wonderland gegolden. Het land heette toen Kitai. Zijue voortbrengselen kwamen toen reeds in andere Aziatische landen wel een bewijs dat er een handelsverkeer bestond. Die producten: zijde, porselein, hout, enz. kwamen op die wijze ook in het bezit van westersche kooplieden. Geen wonder dat de begeerte om nader kennis te maken met dat land zeer groot was. Later is er een tijd gekomen, waarin alle verkeer over Azië met China ophield. In de tweede helft der dertiende eeuw heeft Marco Polo, de Venetiaan, over land Peking, de hoofdstad van Kitai, bereikt. Een direct gevolg hebben deze en dergelijke later ondernomen reizen echter niet gehad. Al is in dezen toestand van groote afzondering in lateren tijd verandering gekomen, het is toch gemakkelijk na te gaan dat zulk een reuzenrijk, opzettelijk zooveel mogelijk gesloten gehouden, sD chts zeer gebrekkig bekend kan zijn. in vele opzichten moet men voor de kennis van land en volk op Chineesche berichten afgaan. Dat meerdere kennis, vooral in de tegenwoordige omstandigheden, van onschatbare waarde zou zijn, behoeft wol geen be toog. Wordt vervolgd.) GOES, 8 Augustus 1900. De Kamper Ctonlangs een artikel wijdend aan de uitzetting der Z.-A frikaansche spoorwegambtenaren uit Zuid-Afrika, zei de, dat het geen bevreemding kon wekken dat het spoorwegpersoneel door de militaire autoritei ten werd ontslagen. Dat personeel toch had ge weigerd zich in dienst te stellen van die autori teiten, on ook zonder dienstweigering zou bij hun handhaving het verkeer voor de Engelschen niet veilig zijn geweest. Het is het recht van den over winnaar gebruik te maken van de vervoermiddelen, die hij in het veroverde land vindt. Maar wel is het een vreemde handelwijze ging de Kamper Ct. voort dat de Engelsche militaire overheid die menschen uit het land zet. Voor ontslag was reden niet voor de straf van verbanning, nog wel zonder vorm van proces. Men voere niet aan, dat zij, hun betrekking verloren hebbende, zonder middel van bestaan waren. Im mers de maatregel is toegepast ook op hen, die bemiddeld genoeg zijn, en bovendien gaan de trac- tementen en loonen door, daar de Z.-Afrik. Spoor wegmaatschappij de ambtenaren beschouwt als nog in haren dienst te staan. Het blad gelooft dan ook, dat de menschen weggevoerd zijn met geen ander doel dan om te zorgen dat, als de krijgskans weer eens keeren mocht, de Z.-Afrik. Spoorwegmaatschappij haar personeel zou missen. Dit nu acht het blad oen daad van ergerlijke willekeur. En daar verreweg het meerendeel van de slachtoffers dezer wille keur Nederlanders zijn, vraagt hot Zal onze Re geering daarin berusten, of heeft zij aan de En gelsche Regeering inlichtingen gevraagd en ver- toogen gericht ?- Het spreekt vanzelf, voegt het blad er nog bij, dat de Engelschen wel naar oorlogsrecht den spoor weg in het vijandige land in gebruik kunnen ne- mee, maar zich dien niet kunnen toeëigenen, want die spoorweg is particulier eigendom. Mocht En geland meester blijven in Transvaal, dan zal bet de Z-A. S.-M. baien eigendom terug moeten ge ven, of wel, het zal baar den spoorweg moeten afkoopen, in welk geval de koopsom zóó zal be- hooren te worden bepaald, dat de nu ontslagen ambtenaren en beambten daaruit behoorlijk kunnen schadeloos gesteld worden. Zou Engeland daartoe niet te vinden zijn, dan zal, naar het blad ver trouwt, de Z.-A. S.-M. wel niet in gebreke blij- blijven eene rechterlijke uitspraak uit te lokken. Naar de Enkhuizer Ct. uit zeer vertrouwbare bron verneemt, zal ook de Zeeuwsche vis- schersvloot het volgende jaar zich tot een revue vereenigen. Het oorspronkelijke plan, dat ook de Zeeuwsche visschers aan de op 3 dezer gehouden revue zouden deelnemen, ging niet door, daar do organisatie der revue niet bij het bestuur der Neder- landsche Visscberijvoreeniging, maar bij een parti culiere commissie berustte, waardoor do vastgestelde datum de deelname der Zeeuwsche visscbersvloot, die zich in een anderen tijd van het jaar voor een deel naar de Zuiderzee begeeft tot het inzamelen van mosselzaad, onmogelijk maakte. Precies te 10 uur (spoortijd) kwamen met een extra-trein gisteren de Prins van Wales en de hertog van York met bun gevolg te Vlis- singen aan. Do prinsen werden aan don trein be groet door den Britschen vice-consul, don boor P. L. do Bruyno. De prins van Wales, dio in burgerkleeding was, begroette den heer Do Bruyno met een handdruk en begaf zich door do konink lijke wachtkamer naar hot stoomschip Calais", dieping ontmoette hij Gustaaf. Ze drukten elkander zwijgend de hand. Gustaaf was niets ve'andord, hij scheen niet veel vriendentrouw meer gewoon, want nadat hij Hellwaug's deelneming had ontvangen, zeide hij »Dat is vriendelijk, dat u tenminste ons niet vergeet »Maar mijn beste Mesraer daarover zult ge toch wel van niemand te klagen hebben »Ja, ja, waarde baron, in zulke tijden leert men de menschen kennen. Maar eigenlijk is het toch ook zoo begrijpelijk men kan alleen met menschen omgaan, die oven zooveel uitgeven als mon zelf doet. Het neemt alle gezelligheid weg, wanneer de één bij Dressel wil dineeren eu de ander kan bet niet betalen, of wanneer de één naar de opera wil gaan en do andor hoeft daarvoor geen geld. Vroeger heb ik zelf om die reden met smart deze en gene, beste menschen vaak, uit mijn kring zien ver dwijnen nu is de beurt aan mij gekomen, maar dat doet er niet toe. Ge kunt zelfs niet begrijpen hoe gemakkelijk veel zich laat ontberen, dat men vroeger als onontbeerlijk heeft tcschouwd. Maar ga toch mede wij staan hier maar op de trap te praten ik keer met u terug. Albert zal mij wel vergeven dat ik te laat kom, wanneer bij weet, dat u de oorzaak ervan zijt." Hellwang legde de band op Gustaaf's schouder. »Doo mij het genoegen, Mesmer, cn keer niet met niet zoo geschikt zou kunnen worden, dat Gustaaf en Hansi om zoo te zeggen bij haar en pension kwamen, dan waren ze allen geholpen. Zij bad altijd handige vingertjes en vermaakte voor Agnes dikwijls hoeden en baltoiletten, die Agnes niet voor een appel en een ei geleverd waren. En met die vingertjes heeft ze al het rouwgoed gemaakt en ze is begonnen te koken en is nog bezig de nieuwe woning gezellig in orde te maken. Daarbij is ze altijd even vroolijk en Hansi krijgt voor het eerst van zijn leven eene gezonde kleur, ofschoon ze drie hoog in de Metzgerstrasse wonen." Hellwang deed alle moeite om zijne ontroering te verbergen. »En kun je niet nagaan wat baar de kracht tot dit alles geeft »Ik heb dikwijls gedacht", antwoordde Albert zacht, »dat het de hoop was op u en op het schit terende lot, dat gij haar bereiden zult, dat haar dien onuitputtelijk en moed geeft. Maar even dik wijls heb ik ook gemeend, dat zy in het uur van den slag, waaronder Agnes bezweek, hare eigen edele natuur heeft ontdekt, dat zij toen leerde begrypen, welke rampen er uit die liefde voor het eigen IK kunnen ontstaan, en dat zij daarom se dert dien tijd alles opoffert om voor anderen te leven. Wie weet, wat de ware reden is Uwe komst zal ons daaromtrent opheldering geven." »Het kan wel beide tegelijk zijn, ja, dat kan best," sprak Hellwang met een traan in het oog, x>ik geloof het zeker. Maar laten we uu eerst gaan dineeren. Ik gevoel mij zoo flauw, zoo iets wee moedigs kan ik niet verdragen. Als ik goed ge geten heb, dan krijg ik eerst den rechten moed." Met benijdenswaardigen eetlust bestreed Hellwang zijne gemoedsaandoening, en een blijde verwach ting omtrent de te behalen overwinning vervulde zijne horst, toen hij daarna naar de Metzgerstrasse reed. Die straat lag in eene hem geheel onbekende wijk. Hij reed door nauwe, vunzige straten vol slagers- en broodbakkerswinkels, die hem geen hoopvol denkbeeld gaven van Olga's tegenwoordig verblijf. Hij overdacht onwillekeurig of zij zich te midden dier burgervrouwen zou bewegen om zelf hare in koopen van vleesch, brood en andere eet waren te doen. Maar huiten de Schönhauserpoort ademde hij vrijer. Dat was tenminste eon luchtiger type van huizen, met tuintjes er voor, en paarde- trams en omnibussen onderhielden hier een leven dig verkeer. Op den hoek der Metzgerstrasse hield zijn rij tuig stil. Als Olga hier woonde, moest ze een ruim uitzicht hebben over het plein en veel frissche lucht. De namiddagzon scheen vol op het huis. Langzaam klom Hellwang naar boven. Trappen- klimmon was hy niet gewoou het benam hem bijna den adem. Arm kleintje, arm kleintje!" mompelde hij. Op de trap van de tweede naar de derde ver-

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1900 | | pagina 1