1900. N". 71,
Dinsdag 19 Juni
8?te jaargang.
Examens Middelbaar Onderwijs.
Hoogere Burgerschool
B A K K E h IJ
GOESUHE
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond,
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo Dinner als buiten Goes, 1,75.
Afzonderlijke nommers 5 cent; met byblad 10 cent.
Inzending van advertentie» vóór 2 uren op den dag der
uitgave.
COURANT.
De prijs der gewone advertentiën is van 1-5 regels 50 cent, eiken regel meer 10 ct.
tig directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs
slechts tweemaal berekend.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbend#
dankbetuigingen worden van 110 regels 1,berekend.
Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ct.
Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel.
OPENBARE VERGADERING
van den
RAAD der Gemeente ttÖWS,
op DONDERDAG 21 JUNI 1900,
des avonds te 8 uren.
Goes, 16 Juni 1900.
De Secretaris,
VAN REIGERSBERG VERSLUIJS.
Punten van behandeling
1. Resumtie notulen der vorige vergadering.
2. Ingekomen stukken.
3. Verzoek van C. J. Snouck en J. J. van Aartsen
om wijziging der jaarwedden voor de avond
school op school B.
4. Voorstel ter voorziening in bet onderwijs in
bet Boekhouden aan de Inrichtingen voor
Middelbaar onderwys.
5. Voorstel tot wijziging van de Verordening
op de Persoonlijke diensten.
6. Wijziging begrooting Gasthuis voor 1899.
7. Af- en overschrijvingen op de gemeentebe-
grooting voor 1899.
8. Wijziging Verordening Schoolgeldheffing bij
het Lager onderwijs.
9. Voorstellen van B. en W. betreffende bet bag
geren in de Vesten.
De OVERGANGS-EXAMENS voor de leerlingen
der Hoogere Burgerschool zullen plaats hebben
14 Juli a. s.
Het TOELATINGS-EXAMEN voor de Hoo
gere Burgerschool op 16 en 17 Juli a. s.
Al de examens zullen aanvangen des voormiddags
9 uren.
Goes, 16 Juni 1900.
Burgemeester en Wethouders van Goes,
WESSELINK.
De Secretaris,
VAN REIGERSBERG VERSLUIJS.
De INSCHRIJVING van leerlingen voor de
te Goes, voor den cursus 1900/1901, zal plaats heb
ben, indien men zich bij den Directeur aanmeldt
op DINSDAG 26 Juni a. s. of Dinsdag 3 Juli a.
s. tusseben 2 en 4 uren 's namiddags.
Goes, 16 Juni 1900.
Burgemeester en Wethouders van Goes,
W E S S E L I NK.
De Secretaris,
VAN REIGERSBERG VERSLUIJS
Bij bet gemeentebestuur is door P. M. BROM-
BACHER, bakker te Goes, ingediend een verzoek
om vergunning voor het oprichten eener
in perceel A no. 37 gelegen aan de Vlasmarkt.
Verzoek en teekening liggen ter visie op de Secre
tarie, gedurende eiken werkdag van des voormiddags
9 tot des namiddags 2 uren, terwijl Zaterdag 30
Juni a. s. des voormiddags te 10 uren ten Raad-
huize gelegenheid zal worden gegeven tot het in
dienen en bespreken van bezwaren.
Goes, den 16 Juni 1900.
Burgemeester en Wethouders van Goes,
WESSELINK.
De Secretaris,
VAN REIGERSBERG VERSLUIJS.
Wekelijksch algemeen overzicht.
Hoezeer in Engeland ook wordt gejuicht over
het succes van het Engelsche leger in Zuid-Afrika,
zoo nu en dan hoort men toch ook de stom van
mannen van beteekenis, die dezen bloedigen strijd
verafschuwen en zich uitlaten tegen de door Enge
land gevolgde politiek.
Zoo heeft John Morley, de gewezen leider der
liberale partij in het Lagerhuis, op een feestmaal
te Oxford eene rede gehouden, waarin hij o. a. zeide,
dat hy en zijne politieke vrienden bedenking heb
ben tegen het liberale militairisme, maar nog erger
achtte hij de clerical© oorlogsgezinden, die den
krijg verheerlijken, terwijl juist hunne zending is
den vrede te prediken. Hij verwachtte al heel
weinig heil voor de toekomst van dezen oorlog en
meende, dat de liberale partij vrij wat meer baat
hebben zou bij de handhaving van hare oude be
ginselen van recht, eerlijkheid en gezond verstand.
Hij weersprak j ten stelligste de bewering als zou
het ultimatum der Boeren den oorlog hebben in
het leven geroepen maar al was dit zoo, dan nog
zouden alle grieven der uitlanders samengenomen
niet hebben kunnen opwegen tegen de ellende, door
dezen oorlog gesticht. De Britsche wapenen hebben
in Zuid-Afrika de zege bevochten, en dat verheugde
spreker zeer, doch helaas, het naaste gevolg is ge
weest, dat Engeland voor de eerste maal in zijn
geschiedenis het woord »vrij" heeft uitgewisoht in
den titel van een wingewest door blanken bevolkt
en de roemruchtige Britsche vlag heeft zelve daar
door een onuitwischbare schandvlek ontvangen. In
groote mate is het gestichte euvel onherstelbaar.
Spreker was overtuigd, dat het Engelsche volk een
grof onrecht heeft begaan, een onrecht, hetwelk
het levende geslacht eenmaal bitterlijk zal berouwen.
Een sterker afkeurend oordeel dan John Morley
in deze woorden heeft uitgedrukt, kan men zich
nauwelijks denken.
Na lang aarzelen is de premier Schreiner heen
gegaan en met hem het gansche ministerie in de
Kaapkolonie. De vorming van een niouw mi
nisterie is opgedragen aan den voorganger van
Schreiner, Gordon Sprigg, die zich tijdens zijn mi-
nisteriëele loopbaan heeft doen kennen als het hoofd
der Engelsche oppositie in de wetgevende verga
dering. Men meent, dat Gordon bij de behandeling
van de zaak der opstandelingen over eene meerder
heid zal kunnen beschikken. Maar met het optreden
van de Engelsche partij is juist gebeurd wat de
Boeren vrienden hoopten, en de Jingo's vreesden.
De kans op de verscherping van de verhouding der
Afrikaanders is nu veel grooter geworden zij heb
ben nu een vijandig ministerie tegenover zich, dat
in de gegeven omstandigheden niet gematigd zal
kunnen optreden. Het is ontstaan uit en blijft af
hankelijk van de Engelsche partij, die het er op
toegelegd heeft de opstandelingen in hun politieke
rechten te straffen. Door het ontnemen van het
kiesrecht aan vele opstandelingen hoopt de Engel
sche party den Afrikaandersbond er onder te krijgen.
De afgetreden minister Schreiner heeft altijd het
stelsel van schipperen gevolgd. Toen de oorlog uit
brak stond hij voor de keus af te treden of aan
te blijven. In het laatste geval echter had hij op
te treden als uitvoerder van de maatregelen der
Engelsche regeering. Hij besloot daartoe, vermoe
delijk om te trachten die maatregelen nog zooveel
mogelijk te verzachten en meende zijn volk het
best te kunnen dienen door op zijn post te blijven,
al zou bij smaad en verachting van beide zijden
hebben te verduren, zoodra hij de opstandelingen
strafte, die tegen de wet waren opgetreden en daar
toe gevoelde hij zich als man van de wet verplicht.
Die plichtsbetrachting heeft hem zijn ministerial©
leven gekost.
Het begint er in China hoe langer hoe ernstiger
uit te zien. Wel zyn ook van daar de berichten
niet te vertrouwen, maar zooveel schijnt toch zeker,
dat de Boksers voortgaan met telegraaflijnen, spoor
wegen en bruggen te vernielen, brand te stichten,
vooral in kerken en gezantschapsgebouwen, christenen
te vermoorden, hunne huizen omver te halen en de
bewoners, vooral van Peking en Tientsin, te be
vechten. De Chineesche regeering heeft openlijk
getoond, dat de Boksers op hare instemming kunnen
rekenen. Na het goedkeurende besluit van de
Keizerin-Weduwe kwam de verandering in de samen
stelling van het Tsoeng-li-Yamen, waardoor de
bescherming van de Boksers, de vreemdelingen
haters, wordt gesteund. De correspondent van de
Daily Express te Sjanghai verzekert dat ook de
Russische regeering in het geheim de Boksers steunt.
Hoe gespannen de toestand op het oogenblik is
blijkt wel uit de volgende berichten
Peking wordt bewaakt door 100,000 man keizer
lijke troepen. De poorten zijn gesloten en zijn zwaar
verdedigd met nieuwerwetsch geschut.
De trein, die levensmiddelen voor de vreemde
troepen te Langfang ging overbrengen, moest terug,
zoodat die troepen vermoedelijk even afgesloten en
omsingeld zijn als de bewoners van het Europeesche
kwartier te Peking.
Naar het heet, is de Engelsche regeering besloten,
een gedeelte van de troepen aan de Kaap naar China
over te brengen.
Het personeel der gezantschappen te Peking zit
feitelijk gevangen. Slechts de vreemde troepen ver
hinderen de Chineesche keizerlijke troepen hen aan
te vallen, maar de gezanten kunnen niet verkeeren
met de vreemde troepen te Lang-Fang of aan zee.
Zij hebben het Tsoeng-li-Yamen een ultimatum ge
zonden, eischende de poorten te openen anders
zou het mot geweld gebeuron. Dit ultimatum bleef
evenals een tweede onbeantwoord. Naar het beet
zijn 1500 man Russische troepen buiten Peking
gekomen. Tot dusver zijn er 7000 man Russische
troepen en slechts 1200 Engelsche geland. Een
verwoede volksmenigte beangstigt Peking en eischte
verwoesting van de gezantschappen en den dood
van de gezanten. De katholieke hoofdkerk is in
de asch gelegd. De telegraaflijn over Kiachta werkt
weder, maar weigert alle telegrammen naar Enge
land.
Een gerucht van moord op den Duitschen gezant
en van de vernieling van de gezantschapsgebouwen
te Peking, wordt niet bevestigd.
Het vermoorden van een Japansch ambtenaar
door de keizerlijke troepen te Peking heeft opge
wondenheid veroorzaakt. De Japansche pers maant
de regeering aan, volledige genoegdoening te eischen.
De vreemde nederzetting te Tientsin is voldoende
beschermd. In het Chineesche gedeelte van de stad
vertoonen zich benden Boksers, die drie kapellen
verbrand hebben. Tusschen hier en Lang-fang zyn
twee spoorbruggen door de Boksers onberijdbaar
gemaakt, tengevolge waarvan de opmarsch van de
afgezonden troepen onderbroken is. Intusschen is
een Duitsche afdeeling langs de landwegen naar
Peking verder gerukt. Het Tsoeng-li-Yamen moet
vergunning gegeven hebben om 1200 man vreemde
troepen binnen Peking toe te laten.
Om den opstand te bedwingen zijn de mogend
heden gezamenlijk opgetreden, doch men betwijfelt
of het verlangen naar vrede, wel de ware aanlei
ding voor hare tusschen komst is het vermoeden
ligt voor de hand, dat elke ïiatie nu reeds tracht
te zorgen haar aandeel in den buit to zullen vor-
krygen, als het eenmaal tot een verdoelen van China
komt. Van alle zijden dagen oorlogsschepen op,
zoodat nu reeds een veertigtal van alle natiën zijn
aangekomen, die troepen, paarden en kanonnen
hebben aan wal gezet. Rusland betoont in dezen
de meeste activiteit en hot heeft er allen schijn
van dat het ook in het vorvolg in China den
doorslag zal weten te geveD. Maar ook Japan stelt
zich op den voorgrond het heelt vier nieuwe sche
pen en 4000 man gezonden om tegen de Chineezen
op te treden.
In Engeland maakt men zich daarover zeer onge
rust. De bladen waarschuwen de regeering om zich
toch vooral yoor Rusland in acht te nemen. Onge
twijfeld zou Engeland zich in Oost-Azië sterker op
den voorgrond plaatsen, indien het niet zoo de
handen vol had in Afrika. Het zijn niet alleen de
Boeren, die bet daar te bestrijden heeft, maar ook
de Ashantijnen baren veel zorg. Het gerucht,
dat de hoofdstad Koomassie zou gevallen zijn wordt
wel niet bevestigd, maar de gouverneur berichtte
toch aan de Engelsche regeering, dat hij met zijn
troepen als gevangen zit en dat levensmiddelen en
amunitie beginnen te ontbreken, waardoor hij niet
aan vallend er wijs kan te werk gaan. Uit Sierra Leone,
een Engelsche kolonie aan de kust van Opper-
Guinea, zyn nog 900 man versterking naar het
gebied van den opstand gezonden.
GOES, 18 Juni 1900.
Omtrent de herziening der drankwet sohryft de
N. R. Ct.
♦Indien men nagaat, dat, volgens een der bijlagen
van het wetsontwerp, in het land 24.308 drankin
richtingen met vergunning bestaan, en dat naar het
tegenwoordig bevolkingscijfer het wettelyk maximum
16.087 zou mogen bedragen, dan zal een strenge
toepassing van de overgangsbepaling, een toepassing
in overeenstemming met de ♦bedoeling", meebrengen,
dat 8221 personen hun bedrijf op 1 Mei 1901 ver
liezen
De N. R. Ct. gaat met dit doorhakken van den gor-
diaanscben knoop niet mede en staat eene andere
oplossing voor. Het blad zegt»Wij blijven daarbij
uitgaan van het wettelijk stelsel der maxima en
tornen ook niet aan de basis, die voor de maximum-
berekening werd gekozen. Wij nemen gaarne aan,
dat een maximumstelsel meewerkt en niet weinig
meewerkt tot vermindering van drankmisbruik en
dronkenschap. Wij beoogen dus niet om het stelsel
van vrijheid met een betrekkelijk boog vergunnings
recht" in discussie te brengen een stelsel, dat
in parenthesi zij dit opgemerkt het gevaar van
veel clandestieDen verkoop en het nadeel van veel
strafvervolgingen evenmin ontgaan kan.
Maar met behoud van dit wettelijk stelsel pleiten
wij om velerlei redenen voor die andere oplossing,
die ook blijkens het Kamerverslag van 1893 door
♦sommige leden" werd voorgestaan om na 1901 de
loopende vergunningenbedoeld in art. 266, te laten
doorloopen totdat zij door den dood der houders (of
door eene wettelijke reden tot intrekking) komen te
vervallen. Op die wijze wordt de maximumgrens
dus eerst later bereikt; maar zij wordt geleidelijk
bereiktzonder schokken zonder uitstooting uit
bet bedrijf.
Wat deze opvatting aanbeveelt, is niet alleen de
billijkheid, in vorband met de onzuiverheid van
de woorden der wet en do daaruit volgende onze
kerheid van de opvatting omtrent baren zin. Het
is niet alleen de overweging, dat, waar bestaansbe-
laugen zoo nauw bij de zaak betrokken zijn, gelei
delijke overgangen zich altijd, aanbevelen. Het is
ook de overweging, dat alleen deze oplossing de
onoverkomelijke moeilijkheden vermijdt, die aan de
oplossing der regeering verbonden aijn.M
Het denkbeeld van de N. R. C. lijkt bij het
eerste lezen aanlokkelijk, maar ook daaraan zyn
by nadere beschouwing niet geringe bezwaren ver
bonden. In de eerste plaats zal dan zoolang men
niet tot het maximum is gedaald geen enkele
drankgelegenheid als zoodanig meer verkoopbaar
zijn. En in de tweede plaats hoe moet het gaan,
b. v. bij den dood van den kastelein eener sociëteit,
van een kur- of badhuis en van de groote inrich
tingen, die men in de groote steden aantreft en in
het wereldverkeer haast niet gemist kunnen wor
den De vergunning toch staat op naam van een
persoon en niet op dien eener inrichting of maat
schappij.
In het stelsel, nu door de Regeering voorgesteld,
worden deze bezwaren nog eenigszins ondervangen,
doordien elke afvallende vergunninghouder de kans
heeft door het aanbieden eener som gelds zich eene
nieuwe vergunning te verzekeren, die na de razzia
meer waarde behoudt, omdat zij binnen het maxi
mum blijft en dus de verkoop eener drankgelegen
heid of sterfgeval van den vergunninghouder later
altijd samen zal gaan met het openvallen eener
vergunning, waartoe een kooper of een nieuwe
kastelein dan in aanmerking zou kunnen komen.
Wij behooren tot hen, die meenen, dat al zou
de letter van het betrokken artikel voor spitsvon
digheden nog eenige ruimte laten de bedoeling
van de wet van 1881 geen andere is, dan om in
1901 hel aantal drankgelegenheden te beperken
tot het destijds bepaalde maximum. Men behoeft
slechts de by de behandeling der wet gevoerde
discussiën na te lezen om hieromtrent niet den
minsten twijfel te koesteren. De regeering handelt,
dunkt ons, dan ook volkomen correct met bij de
door haar voorgestelde wijzigingen dat maximum
niet aan te raken, als zij overtuigd is, dat ook
dientengevolge het drankgebruik zal verminderen.
Of echter door zekere beperking der openbare
drankgelegenheden dit doel zal bereikt worden,
ziedaar eene vraag op welke wij geen bevestigend
antwoord zouden durven geven. Als men van 40
gelegenheden er 10 laat ophouden, zullen de overige
30 er wèl by varen, maar is het hard te vreezen,
dat de bezoekers van de 10 zich over de 30 blij
vende zullen verdeelen en dan is er niets gewon
nen. Kon men eene oplossing vinden in andere
richting, 't ware wenschelijk, dunkt ons, en daarom
zouden wij in tegenstelling met de N. R. C. en
bij gebrek aan beter, eerder het stelsel van booge
vergunningsrechten voorstaan. Drankgelegenheden
van minder allooi zouden dan waarschijnlijk van
zelf verdwijnen.
En zonder nu te willen beweren dat dronken
schap door de fatsoenlijke inrichtingen niet zou
kunnen bevorderd worden, leveien de eerstgenoemde
in dit opzicht toch wel het meeste bezwaar op.
En de wet heeft loch voornamelijk maatregelen
tegen misbi'uik van sterkedrank ten doel
Blijkens het voorloopig verslag der Eerste
Kamer waren onderscheidene leden van oordeel,
dat de regeering het wetsontwerp op den leerplicht
na de daarover gehouden eindstemming in de Tweede
Kamer, had behooren in te trekken. Het was toch
een bekend feit, dat, ware niet op den dag dor
eindstemming één lid door een ongeval belet ge
worden in de vergadering tegenwoordig te zijn,
het ontwerp de meerderheid van stemmen niet
zoude hebben bekomen. De aanneming zoude dus
slechts te danken, of volgens eenige leden te wijten,
zijn geweest aan een toeval.
Bovendien hadden twee der ministers door hunne
stem tot dien uitslag medegewerkt. Een wets
ontwerp, zoo van nabij met de godsdienstige ge
voelens van zeer velen id den lande in betrek
king staande, mocht, meenden deze leden, op zoo
danige wjjze niet worden doorgedreven en kon
nooit eene nationale wet worden. Om die redenen
behoorde de Eerste Kamer de wets voordracht, als
zij alsnog niet mocht worden ingetrokken, te ver
werpen.
Dat twee ministers medegestemd hadden, vond
bij andere leden, waaronder enkele die overigens
de bovenstaande opvatting deelden, geen afkeuring.
Als leden der Kamer waren bedoelde ministers
verplicht aan de stemming doel te nemen.
De verschillende ineeniugen bicven niet onbestre
den. In de eerste plaats werd de opmerking gemaakt,
dat in ieder geval vormelijk het ontwerp in deTweede
Kamer was aangenomen. Ook doet, waar de meer
derheid over de aanneming of verwerping van een
voorstel beslist, de vraag hoe groot die meerderheid
moet zijn, niet af.
Verder werd er op gewezen, dat, indien meu op
grond van eene geringe meerderheid in de Tweede