1900. N°. 65. Zaterdag 2 Juni. 87sle jaargang. Bij dit no. behoort een bijvoegsel. De Declaratiën De Secretarie der gemeente s FEUILLETON. Haar geheim. CÖIMNT. De prijs der gewone advertentiën is Tan 1-5 regels 50 cent, eiken regel meer 10 ct. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbend® dankbetuigingen worden van 110 regels 1,berekend. Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ct. Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel. uOESCHE De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal, zoo binner als buiten Goes, 1,75. Afzonderlijke nommers 5 centmet bijblad 10 cent. Inzending van advertentiën vóór 2 uren op den dag der uitgave. Uithoofde vaa het Pinksterfeest zal Maandag geen no. van dit blad ver schijnen. ten laste van het Rijk, de Provincie of de Gemeente over het afgeloopen jaar 1899 moeten vóór het einde der maand Juni aanstaande worden ingediend bij het bestuur, het college, de autoriteit of den ambtenaar, die tot da uitvoering van het werk, de levering, als anderszins, last heeft gegevenzullende diegenen, welke verzuimen mochten hieraan te vol doen, zich zeiven de onaangenaamheden te wijten hebben, daaruit voortvloeiende. Goes, den 31 Mei 1900. Burgemeester en Wethouders van Goes, W E S S E L I NK. De Secretaris, VAN REIGERSBERG VERSLUIJS. zal Maandag 4 dezer, uithoofde van den 2den Pinksterdag, gesloten zijn. Tot het doen van aangiften voor den Burgerlijken Stand zal gelegenheid worden gegeven des voor middags van 9 tot 91I2 uren. Goes, den 1 Juni 1900. Burgemeester en Wethouders van Goes, WESSELINK. De Secretaris, VAN REIGERSBERG VERSLUIJS. Bezield. Elke tijd heeft zijne eigenaardige kenmerken, zijne bijzondere eigenschappen en verschijnselen. De onze wordt in den regel aangeduid als die van het materialisme, dat wil zeggen, van de opperheerschappij van het stoffelijke, waarbij eeae koude, berekenende zelfzucht elk spoor van geestdrift, van ontgloeien voor hoogere dingen, verdringt. 't Is er verre van verwijderd, dat wij aan die meening alle waarheid zouden ontzeggen. Tot zelfs in de hooge politiek, ja daar vooral, zien wij met koud® berekening handelen, en wanneer wjj de volken zich warm zien maken, dan is dat werkelijk niet zelden als een uiting van wat wij chauvinisme, jingoïsme noemen, van valsche geestdrift dus. Toch moeten wij ons voor overdrijving hoeden. Zoowel in h®t openbare als in het bijzondere leven zal de man, of de vrouw, die een beginsel als waai en edel erkent en er voor wil leven, gaarne daad werkelijk willen optredendoch daarom behoeft dit nog niet altijd te geschieden op sterk in het oog loopende wijze, met groot vertoon of luid rumoer. Zullen we een billijke uitspraak willen doen, dan zal het wel in dezen zin moeten zijn, dat ook de Vertelling van H. Oeiimke. (Uit het Duitsch.) Graaf Horst Bentinck aan baron Barnowitz. Berlijn, Hotel »Rome" 11 Febr. 1898. Waarde baron Ik ben de vertwijfeling nabij. Denk eens, juist nu, zoo na aan het doel, zoo dicht aan het beslissend oogenblik, nu al mijne gedachten en zorgen slechts aan dat eene doel gewijd zijn, ontvang ik een telegram, dat de komst mijner moeder meldt. Acht dagen later misschien hoe onuitsprekelijk zou mijne vreugde geweest zijn vandaag komen da mijnen als de verstoorders van mijn* levensgeluk Raad mij, help rnjj. Ik weet niet, wat mij te doen staat. Mijn hoofd is op hol, mijn denkver mogen verlamd en in dezen toestand moet ik nu dagen lang ehaperonneeren, visites mee maken en de dames zooveel genoegen bereiden als mogelijk is. Schrijf mij een paar regels, als gij een uitweg weet." Claus Barnowitz aan graaf Bentinck Schaam u, waarde vriend Wie laat er nu zoo direct het hoofd bij hangen. Wees verzekerd dat gij in mjj den meest nauwgezetten, den meest ver trouwbaren plaatsvervanger bezit. Ik wijk niet van den post. Voor moeders en zusters koester ik geen naturen, die zich koud en zelfzuchtig toonen, niet steeds onvatbaar zullen blijven voor wat spreekt tot hart en gemoed. De zaak is maar, dat dezen zich zelf op dit gebied volkomen in bedwang weten te houden en doodkalm blijven, waar hun dierbaar eigenbelang zou kunnen geschaad worden door een blijk van geestdrift. Trouwens, we merkten het reeds op, er is ook een valsche geestdrift. Men juicht, men maakt zich schijnbaar zeer warm om iets, maar daarom is er nog geen sprake van dat enthousiasme, dat in de ziel huist en feitelijk even werkzaam is in de binnenkamer als voor het oog der wereld. Het is stellig waar, dat dit enthousiasme wortelt in innige overtuiging en dat het in elke koude berekening een vijandin ziet van den zin voor het hoogere maar hieruit volgt toch niet, dat hij of zij, die van geestdrift gloeit, niet hart en verstand beiden werkzaam zou doen zijn. Neen, de ware geestdrift handelt wel uit liefde tot den naaste, handelt krachtig en beslist, weet alle hinderpalen te overwinnen, desnoods smaad en lijden te verduren, maar, zij jaagt geen hersen schimmen na. Zij weet zeer goed wat zij wil, wat zij gelooft en hoopt. Zij holt nimmer in blinde vaart voortzij blijft nederig en eenvoudig. Het is de valsche geestdrift, die door klatergoud tracht te verblinden en -daardoor tracht te vergoe den het tekort aan waarheid en aan innerlijke kracht. Bezield, dat moeten we eigenlijk steeds zijn, maar in den besten zin des woords toch zeker nu en dan de valsche geestdrift daarentegen mag niemand onzer toonen nimmer Maar er is ook nog een enthousiasme, waarvan men niet zeggen kan dat het volkomen zuiver, noch dat het valsch is een dat zich misschien nog het meest voordoet en waarmee we o zoo voorzichtig moeten zijn. »Zie, de geheele wereld loopt hem na." Dat woord kennen we immers Is het niet steeds toepasselijk Och, het valt zoo gemakkelijk, te bewierooken wat aller oog tot zich trekt. Den drager van een groot b®ginsel als een apostel te vereeren, och, dat gaat welmaar als de tijd komt, dat het schoon e beeld, dat allen toejuichten, wegvalt, en we dan op de proef worden gesteld, om den strijd voor datzelfde beginsel op to nemen, hoe dan Bezield te zyn door een groot beginsel moet ook beteekenen, dat beginsel in zich zelf te hebben opgenomen. De tjjd toch kan komen, dat we onze overtuiging zullen moeten belijden, omdat we er wel toe gedwongen zijndat we, eertijds onder leiding en gezag, persoonlijk moeten optreden. De tijd kan komen, waarin omtrent wat we toejuichten en aanbaden, zooals trouwens de geheele wereld het deed, niet langer het bekende »hosannah", maar het niet minder bekende »kruist hem" gehoord wordt. Eerst dan kan blijken, of het de ware geestdrift was, die ons bezielde. Bezield, zeiden wijdat moet de mensch altijd zijn. Geestdriftig te zijn, dat zou dus een doorgaande eigenschap moeten wezen van wie er naar streeft waarlijk mensch te zijn Ja, want we hebben immers allen ook onzen vrees en nu ik juist van mij zelf spreek gij hebt verzuimd, waarde vriend mij op te geven, welke bloem uit den liefelijken krans van uwe zusters Berlijn deze eer aandoet. Bij het lezen van haar billet-doux kreeg ik zeker voorgevoel, dat gravin Willy om met u te spreken ééne lucht met mij inademt. Laat mij weten, wanneer het het ge schiktste oogenblik is, mijne hulde aan hare voeten te leggen. Voor altijd, Cl. B. Baron Barnowitz aan graaf Bentinck (Drie dagen later.) »Ik moet u voor eenige minuten aan uwe rid derplichten onttrekken. Ik kom echter met een boodschap, beste vriend, waarvoor gij mij oprecht dankbaar moet zijn. Eureka Het uur nadertErgo Toen ik dezen middag ®en bedevaart deed naar het ban kiershuis om de beloofde navraag te doen, werd mij door een uiterst vriendelijken heer gezegd, dat een brief was ingekomen van juffrouw Stern. Met een ijver, die hoogstens door u zou kunnen over troffen worden, viel ik op het onschatbare document aan. Het luidde aldus »Voor mijne betrekking, die ik den eersten Fe bruari denk te aanvaarden, heb ik een getuigschrift noodig omtrent het werk, dat ik tot hiertoe heb verricht. Wilt gij zoo goed zjjn eea paar woorden over mijn bekwaamheden en over mijn werk bij u te 'geven en ze te zenden aan het bureau van Potowsky en Co. Louisestraat 13. dagelijkschen levensstrijd, waarin niet altijd van overwinnen sprake is, maar de weg wordt afge legd met vallen en opstaan waarin het werk niet altijd slaagt, het doel niet altoos bereikt wordt Maar, of er werkelijk verbetering, vooruitgang is, of we hoop kunnen voeden voor de toekomst, of we tevreden kunnen zijn over het verledene en over ons zei ven, dat is daarbij dan toch niet on verschillig. Welnu, de uitslag zal er altijd het kenmerk van dragen of we ons lieten leiden door de beginselen van het goede en schoone, die gang bare munt moeten zijn in het meest alledaagsche leven of die beginselen ons volkomen doordron gen, on ons handelen er altijd de sporen van droeg. Groote dingen op zijn weg te ontmoeten, voor het buitengewone te kunnen strijden, in het open baar zijn krachten te kunnen wijden aan de ver- hevenste beginselen, dat is niet voor ieder onzer weggelegd maar dat behoeft ook niet, omdat ieder menschenleven toch altijd een zeer klein deel is van het groote geheel der wereldgeschiedenis, dio, op hare beurt, uit zoovele geschiedenisjes is samen gesteld als er menschenlevens waren. Ziedaar onze kleinheid en onze grootheid Zie daar waarom we allen in éénigen zin bezieling moeten gevoelen en de kracht der innigste geest drift, de kracht van den Heiligen Geest, waaraan ons het aanstaande Pinksterfeest herinnert, van ons kunnen doen uitgaan. Daarvoor is het niet noodig, dat we allen, in de letterlijke beteekenis van het woord, uitgaan als Apostelen. Aan mislukte verkondigers van het woord des levens en die zouden er dan wel zeer velen zijn heeft de wereld geen behoefte. Maar wèl heeft zij er nog altijd veel behoefte aan, dat het woord des levens allen bezieltallen vervult met een heiligen aandrang om het te maken tot werkelijkheid, om het in stillen eenvoud te zaaien en het zelf, ongekunsteld en rein, te be trachten. Bezieling, geestdrift, niets, zegt Bulweris zoo aanstekelijk als zij. Zij doet steenen gevoelen en temt wilde dieren. Zij is de genius der oprecht heid en de waarheid behaalt geene overwinning zonder haar. GOES, 1 Juni 1900. De Hollanderhet anti-revolutionaire blad der Residentie, verweet dezer dagen (n. a. der dis cussie in de Tweede Kamer over de toestemming der ouders tot het huwelijk van minderjarige kin deren) aan mr. Fokker, dat »voor hem als liberaal, de Bijbel hoegenaamd geen gezag heeft", en »niet de Heilige Schrift, maar het Burgerlijk Wetboek autoriteit heeft." De Arnhemsche Courant meent, dat 't de moeite loont er de aandacht op te vestigen, dat juist op dienzelfden dag van bedoelde discussie duidelijker dan ooit gebleken is, dat ook voor de Hollander en diens geestverwanten niet de Schrift beslis send is, maar de uitlegging daarvan, gegeven door de schriftgeleerden op grond hunner redeneeringen. Ook voor hen dus, zegt de Arnhemsche Bij voorbaat mijn besten dank Uw dienstwillige, Ella Stern." Gij, gelukkig mensch, zijt gij nu over mij als plaatsvervanger tevreden Tot den eersten Februari is het nog ongeveer veertien dagen. Vervul gij alzoo getroost en ongestoord uw ciceronen-dienst, maal laat een weinig deel nemen Uwen Cl. B. P.S. Door mijne volharding en welbespraaktheid is het mij gelukt, de kostelijke reliquie van den vrien delijken heer te verkrijgén. Ik sluit ze in dezen brief. Ik betreur het alieen uw gezicht niet te kunnen zien, als In een zeer behagelijk, door de zon beschenen vertrek, dat de rij der kamers sloot, die Horst Bentinck voor zijne moeder had besproken, zaten beiden aan de ontbijttafel. De gravin, die ondanks hare acht-en-vijftig jaar nog een hoogst bevallige verschijning was, roerde in haar kopje en bladerde met schijnbare belang stelling in de voor haar liggende mode-bladen. In werkelijkheid echter rustten hare schooue, blauwe oogen met een uitdrukking van groote bezorgdheid op haar zoon, die tegenover haar zat. Het gelaat van Horst Bentinck, anders zoo frisck en vol leven, zag er opvallend bleek uitzijn blik, het zenuwachtig spelen met zijn vingers verrieden zoo duidelijk de onrust, die hem verteerde, dat het angstvolle onderzoeken van het moederoog daar voor een verklaring zocht. Courant, is evenzeer ten slotte slecht» beslis send de menschelijke rede. Wat toch was het geval In het oorspronkelijk ontwerp tot wijziging van de bepalingen omtrent vaderlijke macht en voogdij in het Burgerlijk Wetboek was, gelijk men zich herinnert, door de Regeering, in navolging van de Staatscommissie, de vaderlijke macht ver vangen door ouderlijk gezag. Blijkens het Voorloopig Verslag nu werd van de zijde der geestverwanten van de Hollander tegen de vervanging van macht door gezag in deze samenstelling ernstig bezwaar gemaakt. De ouders ontleenen, heette het, die »m acht" aan Gods Woord en daarmede mag de wet niet breken. De Minister verdedigde de door hem gebezigde uitdrukking: gezag, maar besloot met zijn ge- z a g op grond van de bijbelsche bezwaren der anti revolutionairen, weder te veranderen in macht. Doch ziet, daar trad dr. Kuyper in de Kamer op met juist weer de tegenovergestelde opinie en betoogde uitvoerig dat het hem voorkwam »dat we van Christelijke zijde er juist op moeten aandringen om het woord macht te doen wegvallen en er het woord gezag voor in de plaats te stellen." Dr. Kuyper's betoog eindigde aldus »Ik heb in mjjn huis macht, over mijn huis, over mijn meubelen, mijn hond, maar over mijn kind oefen ik gezag uit, iets dat veel edeler is en hooger staat. Nu zal men vragen hoe het dan toch komt dat juist in de sectiën van deze zijde der Kamer tegen het woord gezag protest is aangeteekend, en wil ik wel zeggen hoe ik mij dit verklaar. Het woord gezag is een eerst later opgekomen woord, dat in den tijd, toen wij onze Bijbelvertaling gekregen hebben, nog bijna niet gebezigd werd. Vandaar dat het in de geheele Schrift niet voorkomt. Is het nu niet begrijpelijk, dat wie veel bezig is met een geschrift, dateerende uit een tijd, die meer dan twee en een halve eeuw achter ons ligt, en daarin nooit het woord gezag ontmoette, huiverig is om dit woord op zoo heilige betrekking toe te passen Maar uiteraard kan dit de zaak niet be slissen, en op de door mij aangegeven gronden aarzel ik dan ook niet om, zullen we den heidensch-Ro- meinschen zuurdeesem uitzuiveren en de Christelijke idee meer tot haar recht doen komen, ook hier de term te gebruiken, die overeenkomt met de wettelijke terminologie der Grondwet en der Strafwet, en alzoo in de plaats van »macht" »gezag" te stellen." De Minister weigerde evenwel een nieuwe ver andering. »Ik zie geen enkele reden", zeide hij, waarom ik de interpretatie van den geachten af gevaardigde uit Sliedrecht zou moeten volgen en niet die van andere leden der rechterzijde". Wat nu zegt de Arnh. Ct. tot dit alles in den strijd over dit woord wel het allermerk waardigste is, 't is het laatste deel in het betoog van Dr. Kuyper, waar hij erkennende dat het woord gezag in den Bijbel niet voorkomt toch naar Gods woord en naar >de Christelijke idee" den ouders niet macht, maar gezag over hunne kinderen toekent. Hier legt dr. Kuyper dus door redeneering in den Bijbel iets, dat er niet in is te vinden hier dus is 't zoo onbetwistbaar mogelijk »Gevoelt gij u niet heel wel, lieve Horst vroeg de gravin, nadat zij hem een oogenblik iiad aan gezien. Horst Bentinck schrok, als had zijue moeder hem op eenig kwaad betrapt. »Dank u, dank u, ik ben heel opgewekt," zeide hij snel. »Ik dacht maar alleen ik overlegde ik heb daar een brief ontvangen." Het was de brief van den baron, die zijne bevend® vingers omklemden, zonder hem echter te openen. Hij vreesde in tegenwoordigheid zijner moeder een bericht te lezen, dat misschien »Do brief schijnt u niet erg te interesseeren, lieve Horst. Gij houdt hem al tien minuten in de hand zonder hem te openen." Permitteert gij, moeder »Ga uw gang en als gij klaar zijt moet gij mij een weinig helpen. Er ligt zulk een stapel post zaken voor mij, natuurlijk meest uitnoodigingen zonder bril valt het mij al wat moeilijk de ver schillende handschriften te lezen. Zoo een beetje in de tijdschriften kijken, kan ik nog wel, maar De gravin wendde zich weer tot hare koffie, zonder echter haar zoon uit het oog te verliezen. Hare bezorgdheid groeide aan tot angst, toen zij zag met welken strakken blik hij den brief doorvloog, hoe zijn gansche gelaat betrok, tot het plotseling ophelderde, zoo krachtig, zoo toenemend, dat de gravin hare voorzichtigheid vergat en haar oog vast en recht op den zoon richtte. Horst Bentinck gevoelde dezen blik. Een hoog rood bedekte zijn gelaathaastig borg hij den brief in zijn portefeuille.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1900 | | pagina 1