1899. N°. 71. Dinsdag 20 Juni. 86ste jaargang. Examens Middelbaar Onderwijs. GOESCHE De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaa*, zoo binnen als buiten Goes, 1,75. Afzonderlijke nommers 5 centmet bijblad 10 cent. Inzending van advertentiën vóór 2 uren op den dag der uitgave. COURANT. De prijs der gewone advertentiën is van 1-5 regels 50 cent, eiken regel meer 10 ct. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen worden van 110 regels a 1,berekend. Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ct. Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel. De OVERGANGS-EXAMENS voor de leerlingen der Hoogere Burgerschool zullen plaats hebben 14 om 15 Juli a. s. Het TOELATINGS-EXAMEN voor de Hoo gere Burgerschool op 17 en 18 Juli a. s. Al de examens zullen aanvangënUes voormiddags 9 uren. Goes, 19 Juni 1899. Burgemeester en Wethouders van Goes, WESSELINK. De Secretaris, VAN REIGERSBERG VERSLUIJS. Wekelijksch algemeen overzicht. Het vermoeden, dat de ministerieele crisis in Frankrijk van korten duur zou zijn, is niet be waarheid. Na den val van het ministerieDupuy (het derde van dien naam en het acht-en-dertigste na September 1870) is door president Loubet de vorming van een nieuw kabinet aangeboden aan Raymond Poincaré, die de opdracht heeft aange nomen, nadat zij eerst was gegeven aan Constant, den grooten man van den strijd tegen Boulanger en thans gezant te Konstantinopel, doch deze wei gerde de erfenis van Dupuy. Ook tegenover Poin caré heeft het heel wat overredingskracht gekost hem die eervolle, maar moeilijke taak te doen aan vaarden. Hij gaf voor, dat bij in de laatste drie jaren slechts weinig aandacht had geschonken aan de parlementaire en politieke verwikkelingen en zelfs geen deel had gehad aan de jongste crisis hp heeft geen redevoeringen gehouden, noch eenigen invloed uitgeoefend op de houding der Kamer en dus, meende hp, was er niets, dat hem zoo bij zonder aanwees voor het ambt van minister-presi dent. Doch Loubet liet hem niet loshij was de man van het oogenblik, in hem stelde iedereen hoop en vertrouwen. Zijn verleden, zijn invloed, zijn redenaarsgaven, zijn karakter wezen hem aan als den man, die de vereeniging der republikeinen moest tot stand brengen. Poincaré zwichtte voor deze redeneering en nam de opdracht aan. Alle onderhandelingen leden echter schipbreuk. De radicalen wezen de aanbiedingen van Poincaré van de hand, omdat hij met geweld ook in zijn elftal ministers wilde opnemen dhr. Barthou, van wien de radicalen ongunstige herinneringen hebben uit het ministerie-Méline en uit den verkiezingstijd. Poincaré weigerde echter medeplichtig te zijn aan de uitsluiting van zijn vriend Barthou, wiens ver diensten hij eert en erkent. En toen ook Sarrien weigerde met Barthou samen te werken, en andere krachten niet in het kabinet-Poincaré wilden treden, moest hij zijn pogen staken, en aan den President der Republiek mededeelen, dat hij de opdracht nederlegde. Daardoor is dus de crisis geen voet nader aan hare oplossing gekomen. Als toekomstig minister-president van Frankrijk wordt thans algemeen de heer Waldeck-Rousseau genoemd, die in zijn combinatie zou opnemen se nator Morris, den afgevaardigde Renault-Morlière, die in de Kamer als rapporteur tegen de dessaisis- sementwet sprak en den oud-president Casimir Perier, die, zegt men, de portefeuille van oorlog zou nemen. Bevestigd is deze merkwaardige mede- deeling niet, maar evenmin door de vrienden van den oud-president tegengesproken. Een later bericht meldt, dat inderdaad de heer Waldeck-Rousseau de opdracht tot vorming van een Kabinet van president Loubet heeft gekregen. Hij heeft tot heden bedenktijd gevraagd. Een redacteur van de Gaulois heeft volgens dit blad een onderhoud gehad met den ritmees ter Carrière, majoor der infanterie en student in de rechten, die bij den krijgsraad te Rennes, voor welken kapitein Dreyfus moet verschijnen, het Openbaar Ministerie zal waarnemen. Uit de mede- deelingen van dezen officier blijkt als het ver haal waar is dat geen nieuwe instructie zal worden gehouden, omdat die van 1894 en die onlangs door het Hof van Cassatie gehouden, vol doende worden geacht. Maar de vraag of Dreyfus schuldig is, zal mondeling zoo nauwkeurig mogelijk worden onderzochtalle mogelijke getuigen zullen worden gehoord, ook Casimier Perier en eveneens de oud-minister van oorlog om in tegenwoordig heid van den beklaagde te verklaren, waarom zij hem voor schuldig houden. De meest mogelijke vrijheid van uiting zal worden toegelaten van beide zijdengeen minister zal den krijgsraad hierin kunnen kortwieken, en vermoedelijk zal de behan deling in het openbaar plaats hebben. Ook de be weerde bekentenis zal worden behandeld door con frontatie van Dreyfus met kapt. Lebrun-Renaud. Men zal eveneens Esterhazy dagvaarden, en reeds wordt omgezien naar middelen om hem te doen verschijnen. Het proces kan aldus wel lang duren, maar het Openbaar Ministerie zal eerst zpn requi sitoir uitspreken als de zaak ten volle tot in de geringste kleinigheden voor den krijgsraad is toe gelicht. Geen onregelmatigheid en geen zwakheid zal geduld worden. De krijgsraad zal zoo ein digde de heer Carrière de beste handigheid too- nen i loyauteit en volkomen waarheidsliefde. Deze uitingen van den zonderlingen jurist wek ken in de meeste Fransche bladen een gevoel van wrevel op, want majoor Carrière is voornemens zich aan het vonnis van het Hof van Cassatie en de daarin gestelde vraag of Dreyfus, op grond van de reeds afgelegde verklaringen, al of niet schuldig is, niet te houden. Hij zal de geheele zaak op zpn eigen manier nog eens gaan onderzoeken, vooral afgaande op de verklaringen van de vijf ministers van oorlog en van Lebrun-Renaud. Het is voor Dreyfus te hopen dat de geloofwaar digheid van dit verhaal, waaraan nog getwijfeld wordt, geen grond heeft. Over de kans op oorlog tusschen Engeland en Transvaal wordt in de Engelsche bladen ver schillend geoordeeld, doch het schijnt zeker te zijn dat minister Chamberlain voornemens is ernstige maatregelen te nemen tegen de Zuid-Afrikaansche Republiek. Dit blijkt uit zijn telegrammen aan Sir Alfred Millner, medegedeeld in een Blauwboek, waarin o. a. deze veelzeggende woorden voorkomen »Er bestaat overvloedige aanleiding tot interventie. De staatkunde om de zaken maar op hun beloop te laten, die nu jarenlang gevolgd is, heeft den toestand van kwaad tot erger gebracht. H$t feit, dat de Uit- landers tevergeefs een beroep doen op Engeland om hulp, ondermijnt den invloed en den naam van het Rijk Niets zal aan dezen rampspoed!gen toestand een einde kunnen maken, dan het doorslaande bewijs dat de Regeering vast voornemens is, zich niet uit haar positie in Zuid-Afrika te laten verdringen." »Wat de binnenlandsche aangelegenheden van de Republiek betreft, kunnen wij geduld hebben, doch als blijken zou, dat Transvaal een bron van onrust in onze kolonie wordt, en dat die onrust gevoed en gesterkt wordt door het anti-Britsche voorbeeld van Pretoria, dan kunnen wij niet snel en niet krachtig genoeg optreden. Slechts een tijdig toegeven van Kruger kan den vrede verzekeren." Deze woorden drukken echter niet de algemeene opinie uit, want Engeland is, over het algemeen, gunstig gestemd voor de Republiek wanneer nu slechts aan de voornaamste eischen der Uitlanders wordt tegemoet gekomen, dan zal de geheele open bare meening van Engeland zich verzetten tegen de poging van Chamberlain, om de onafhankelijk heid der Republiek aan te tasten. Alleen dan zou het gevaar voor oorlog groot zpn, indien Lord Salisbury geen minister-president was, doch deze is vast besloten het niet tot een oorlog te laten komen. Hij meent, dat de tijd en een zachte druk voldoende zullen zijn om »Oom Paul" te bewegen toe te stem men in de eischen voor kiesrecht, die Engeland voor de Uitlanders stelt. We kunnen echter wel aan nemen dat die oude, wakkere president niet licht zal overgaan aan eiken wensch van Engeland ge hoor te geven, want dit zou gelijk staan met de uitlevering van zijn land aan vreemdelingen. Eindelijk kan gemeld worden dat Oostenrijk en Hongarije tot eenstemmigheid zijn gekomen in zake den Ausgleich. Alle partijen in het Hongaarsehe Huis van Afgevaardigden hebben zich verklaard voor de overeenkomst, zooals die te Weenen is vastgesteld tusschen von Szell en graaf Thun. Algemeen wordt deze overeenkomst beschouwd als een nederlaag voor Oostenrijk en als een stap verder in de richting tot afscheiding tusschen beide landen, die nog meer mogelijk zal worden, daar in 1907 ook de tolovereen komsten en handelsverdragen met het buitenland eindigen, waarna de vreemde landen afzonderlijk met Oostenrijk en Hongarije zullen onderhandelen. Door al deze verwikkelingen worden de beide deelen dezer monarchie hoe langer hoe meer op economisch gebied gescheiden alleen de persoon des Keizers houdt ze nog vereenigd. De Hongaren verbergen hunne voldoening over den loop der zaken niet en beschouwen dien als een laatste schrede naar Hongarije's volkomen on afhankelijkheid. De afstand der Caroline» aan Duitschland is een voldongen feit, indien ook de Spaansche Kamer dien toestaat. Het traktaat is in den Senaat be handeld en goedgekeurd, onmiddellijk nadat het ingediend was. Het is de eerste maal, dat een wets ontwerp behandeld werd, voordat het adres van antwoord op de troonrede is vastgesteld. Dit moet beschouwd worden als een bewijs, dat de Senaat, met het oog op de Duitsche regeering, een daad van hoffelijkheid wilde verrichten. Men verwacht, dat het ontwerp bij de Kamer op meer bezwaren zal stuiten en daar niet zonder slag of stoot zal worden aangenomen. Maar Silvela treedt krachtig op ten gunste van het tractaat, in de mee ning, dat de Regeering en het land er belang bij hebben, dat dit kleine overschot van koloniaal bezit ook maar spoedig in andere handen overgaat. Verschillende telegrammen maken melding van epn nieuwe ontmoeting tusschen de Amerikanen en de Philippinos, doch zij maken een verschil lenden indruk, naar de bron, waaruit zij voort komen. Een bericht uit Washington spreekt van het oprukken van generaal Lawton en van een hevig gevecht bij Bacoor, waarin vele opstandelingen omkwamen, doch ook de Amerikanen een zestigtal dooden en gewonden hadden. De generaal zelf moest een geweer nemen om zich in het gevecht van man tegen man te verdedigen, terwijl eenige officieren zich met moeite door de vluoht konden redden. Een bericht uit Manilla zegt, dat generaal Luna door partijgangers van Aguinaldo vermoord is, toen hij dezen een bezoek bracht, terwijl omgekeerd Aguinaldo zou vermoord zijn door aanhangers van generaal Luna. Door de zware verliezen, die de opstandelingen in bedoeld gevecht leden, is het waarschijnlijk, dat zij in de zuidelijke provinciën geen tegenstand meer zullen bieden, te meer daar zij genoodzaakt waren eenige kanonnen en een grooten voorraad munitie in handen der Ameri kanen te laten. Na het gevecht verklaarde generaal Lawton, dat, zoolang hij op de Philippijnen was geweest, dit van alle gevechten het meest op oorlog had ge leken, een snoeverij, die wel in tegenspraak is met de vele moeite, die de Amerikanen hebben om de Philippinos tot onderwerping te brengen. GOES, 19 Juni 1899. Bij de voorschriften ter uitvoering van het kon. besluit betreffende de op 31 Dec. a. s. te houden algemeene tienjarige volkstelling worden de provinciale bureaux voor statistiek ont heven van de bij de vorige volkstellingen door hen verrichte taak, wat betreft de controle op den in houd der tel- en verzamelkaarten, die thans recht streeks vanwege het departement van binnenland sche zaken zal geschieden. Ook de bewerking van de uitkomsten der telling zal op deze wijze ge schieden. Voor het overige zullen deze bureaux tot de telling medewerken ter bevordering van den goeden en geregelden gang van het voorbereidende werk, waarvoor de noodige voorschriften aan de Commissarissen der Koningin in de provinciën zijn gegeven. De vergoeding aan de gemeente, die bij de volks telling van 1889 3 1/2 cent per getelden persoon der werkelijke bevolking volgens de volkstelling bedroeg, doch door de Commissarissen der Koningin destijds te laag werd geacht, is thans op 4 i/s cent gesteld. Veiligheid op de spoorwegen. Naar aanleiding van de vele spoorwegongelukken, die in den laatsten tijd hebben plaats gehad, is door do directie der Maatschappij tot Exploitatie van Spoorwegen het volgende ter kennis van het stations- en treinpersoneel gebracht. In den laatsten tijd worden verschillende instruc- tiën en veiligheidsbepalingen minder nauwkeurig nageleefd en wordt het volgende met nadruk in herinnering gebracht lo. dat de plaats van den hoofdconducteur van den trein zooveel mogelijk moet zijn in den voor sten bagagewagen Zoolang de trein in beweging is, mag de hoofd conducteur zich niet van die plaats verwijderen, tenzij de dienst zulks vordert. In dat geval moet hij aan een treinbeambte, die zijn plaats inneemt, het toezicht op en de verant woordelijkheid van den trein overdragen. 2o. Gedurende den rit en inzonderheid bij brug gen en stations moeten de treinbeambten met de uiterste zorg op den weg en den trein letten en gereed zpn onmiddellijk de seinen te gehoorzamen, die hun van den weg of van den trein gegeven worden. 3o. Wanneer de trein een station nadert moeten de treinbeambten de remmen zoover toedraaien, dat de remklossen de Vielen bijna aanraken, zoo dat de remmen op het sein »remmen vast" terstond door eenige malen omdraaien kunnen aangesloten worden. Voorts wordt den hoofdconducteur en den als zoodanig dienstdoenden conducteurs opgedragen bij vertrek en passage van een hoofdstation op te ne men den stand van den manometer der luchtge- leiding in den bagagewagen van hun trein en daar van aanteekening te houden op de betrekkelijke treinkaart. Stipt is hieraan te houden zegt de order. Geslaagd voor het Theor. Geneesk. I examen aan de Utrechtsche Universiteit de heer J.' C. B 0 m te Ierseke. Aan de Universiteit te Amsterdam is het le natuurkundig examen met gunstig gevolg afge legd door dhr. J. J. M. K n i t e 1 van Goes. Te Utrecht is geslaagd voor het theor. geneesk. examen 1 de heer J. J. P e r s a n t Snoep. Krabbendijke. De anti-revolutionaire kiesver- eeniging alhier besloot in hare vergadering van Vrijdag 11. om als candidaten voor den gemeente raad te stellen de hh. Jacs Verlare Sz. (af tredend) en J. P. K r ij g e r. Naar de M. Ct. uit goede bron verneemt, zullen voortaan geen vergunningen meer worden afgegeven tot de jacht met het z.g. kanon geweer. Bij Koninklijk besluit is dr. G. H. L a m e r s hoogleeraar aan de rijks-universiteit te Utrecht, benoemd tot ridder in de orde van den Nederland- schen Leeuw. In eene Vrijdag te Colijnsplaat gehou den raadsvergadering is eene nieuwe verorde ning op het haven- en leggeld vastgesteld. Het havengeld is bepaald voor schepen van 115 ton op 1 cent per ton per dagvan 15100 ton op 5 cent per ton per week, boven de 100 ton op 6 cent per ton per week. Als leggeld is vastgesteld om van alle goederen, welke op het havenplein neergelegd of opgestapeld worden en niet binnen tweemaal 24 uren opge ruimd zijn, te heffen van eiken MJ of gedeelte daarvan 10 cents, van boomen 10 cents per stuk en van goederen voor publieke verkoopingen bestemd 5 cents per M2, alles per week. Vrijgesteld zijn van bovengenoemde belasting alle schepen en materialen, bestemd voor rijks- of provinciale werken, alsmede voor werken ten behoeve van den polder Oud-Noordbeveland. Naar wij vernemen bedraagt de bruto- opbrengst van de van 31 Mei tot en met 2 Juni te Utrecht gehouden fancy-fair ten bate van een volkssanatorium voor borstlijders, in het geheel ruim f 40,000, waaronder ruim f 24,000 uit de verloting, die er aan verbonden was. (N. R. Ct.) Door het departement van justitie is een dezer dagen aan de ambtenaren bij de gevange nissen, die den 65-jarigen leeftijd hebben be reikt, de aanzegging gedaan, dat zij met 1 Juli den dienst moeten verlaten. De bevolking van Scheveningen heeft de tijding van het aannemen der wet tot aanleg van eene visschershaven door de Tweede Kamer gevierd met het uitsteken der vlag en ander vreugdebetoon. Alle schuiten hebben de driekleur en de oranje-vlag in top en de veelkleurige kantoor- vlaggen op. De etablissementen aan het strand bleven niet achter. Op het Kurhaus werden op alle koepels de oranje- en nationale vlaggen geheschen. In het dorp vormden zich optochten van zin gende schoolkinderen met wimpels en vlaggen. Men wenschte op straat elkaar algemeen gelukaan de handdrukken kwam geen einde. Op de Sociëteits tent »Neptunus" aan het strand werden groote toe bereidselen gemaakt voor een avondfeest. Aan den Minister Lely werden telegrammen van dankbetuiging gezonden. Uit Amsterdam wordt gemeld Nog een ar tikeltje in de Volksonderwijzer van de laatste dagen, en daarmee kan de langdurige pennenstrijd over de circulaire-Dünnerals geëindigd worden beschouwd. Intusschen blijkt de financiëele steun voor de stichting van Israëlietische sectescholen zóó gering te zijn, dat er van het voorgenomen plan in de eerste jaren niets terecht zal komen. De Nederlandsche vereeniging tot af schaffing van sterken drank telde in het vorige jaar pl.m. 2100 leden, eene aanzienlijke vermeerdering als men daarmede vergelijkt dat het ledenaantal in 1896 slechts 1394 bedroeg. In 1898 werden twaalf nieuwe afdeelingen opge richt, een getal grooter dan ooit in vorige jaren werd bereikt. In het geheel bestaat de vereeniging uit 51 afdeelingen. De provincie Limburg is de eenige in ons "Vaderland, waar de vereeniging geen afdeelingen of correspondenten bezit. Met 47000 geschriften werd met min of meer succes propaganda voor de geheelonthouding ge maakt. Na de invoering der nieuwe wet op de Per soneel© Belasting van 1896 hier te lande zijn de kappers en barbiers naar de volle huur waarde der door hen bewoonde perceelen aange slagen, niettegenstaande in die wet werkplaatsen."

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1899 | | pagina 1