1899. N°. 63.
Donderdag 1 Juni.
86sle jaargang.
De Declaratie»
GOESCH
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond,
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaa*, zoo binnen als buiten Goes, 1,75.
Afzonderlijke nomrners 5 centmet bijblad 10 cent.
Inzending van advertentiën vóór 2 uren op den dag der
uitgave.
De prijs der gewone advertentiën is van 1-5 regels 50 cent, eiken regel meer 10 oi.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs
slechts tweemaal berekend.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbend»
dankbetuigingen worden van 110 regels a 1,berekend.
Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ct.
Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel.
\\r.
ten laste van bet Rijk, de Provincie of de Gemeente
over bet afgeloopen jaar 1898 moeten voor het
einde der maand Juni aanstaande worden ingediend
bjj bet bestuur, het college, de autoriteit of den
ambtenaar, die tot de uitvoering van bet werk, de
levering, als anderszins, last beeft gegeven zullende
diegenen, welke verzuimen mochten hieraan te vol
doen, zich zeiven de onaangenaamheden te wijten
hebben, daaruit voortvloeiende.
Goes, den 31 Mei 1899.
Burgemeester en Wethouders van Goes,
WESSELINK.
De Secretaris,
VAN REIGERSBERG VERSLUIJS.
Iets naar aanleiding van de
Vredes-Conferentie.
Zooals het met alle nieuwe ideeën gaat, is ook
de schoone gedachte van de ontwapening der vol
ken, door den machtigen Keizer van Rusland uit
gesproken, door de menscben ontvangen, deels
met wrevel of een cynisch glimlachje, deels ook
gelukkig met geestdrift.
Toen de Czaar het groote woord nog niet ge
sproken had en alle regeeringen dus nog zonder
wroeging konden tasten in den geldbuidel voor
oorlog, beter gevuld dan eenige andere voor hooger
doel bestemd, waren er velen, die zuchtten«och
ware mijn stem machtig genoeg om te klinken
over het gansche land, hoe gaarne zou ik het uit
roepen, dat zulk eene geldverspilling, dag op dag
en"? jaar in jaar uit, een gruwel is, maar de Vor
sten, zij zouden mij niet hooren willen en van hen
moei toch de stoot tot geheele of gedeeltelijke ont
wapening komenEn nu een Monarch, en nog
wel de machtigste van ons werelddeel, heeft uit
gesproken wat geen mensch had durven droomen,
vindt men allerwege twijfel aan zijne edele be
doelingen en ongeloof in het welslagen zijner
pogingen. Zie, dit is treurig.
Treurig is het, dat de naties niet in geestdrift
zijn ontvlamd en 's Keizers woorden niet tot de
hare maakten, niet omdat zij kortzichtig zouden
moeten gelooven, dat het zooveel malen herhaalde
Engelenlied Vrede op aarde" nu in vervulling
zal gaan, maar omdat een eerste, zeer krachtige
stoot is gegeven aan de beweging van het anti-
militairisme. Ook wij gelooven niet aan eenig zicht
baartastbaar resultaat dezer conferentie de legers,
zooveel jaren met inspanning van alle krachten
opgevoerd tot een sterkte, die de draagkracht der
volkeren te boven gaat, worden maar niet met één
woord ontbonden en naar huis gestuurd, maar de
idéé heeft zich gezet als een zaadje in den grond
en de vruchten kunnen niet uitblijven, omdat van
verstikking geen sprake kan zijn. Het volk toch
slaapt niet langer een middeleeuwschen slaap en
de absolute monarchieën, die zich nog handhaven,
zijn niet meer wat zij vroeger waren.
Toegegeven moet worden, dat de Einsche kwestie
ook de idealisten wel wat van de wijs moet brengen,
en dat de overhaaste aanvrage van groote credieten
voor het oorlogsbudget veler regeeringen een schrille
wanklank blijft tijdens deze conferentie, om nog
niet eens te spreken van den twist, ontstaan door
het uitsluiten van den Paus, Oranje-Vrijstaat en
Transvaalmaar, zoo zouden wij willen vragen, is
het te vergen, dat de geest van den tegenstand
zich neerlegt bij een hem vijandig besluit, nog
voor dit is genomen is het niet natuurlijk, dat
men nog tracht te verkrijgen, wat bereikbaar is,
in het onzekere als men verkeert of uitbreiding
van machtsmiddelen binnen kort geoorloofd zal zijn;
en bovendien is het inderdaad de Czaar, die zoo
zwaar zijn hand legt op een sympathiek volk Wil
men dergelijke openbaringen van regeeringsbeleid
uitleggen ten voor- of ten nadeele van een betrokken
vorst, wat dan te denken van het weigeren van
vlugschriften en brochures betreffende de vredes
beweging in Rusland zelve
t&Wel is de plotselinge onderdrukking van Finland
een gruwel en wekt zij weerzin bij ieder weldenkend
mensch, maar juist omdat dit geschiedt in het
Czarenrijk, heeft het, althans voor de beweging des
vredes, niet de beteekenis, die Publiek er aan hecht.
De cynische redeneering »'t is dwaasheid zich
voor de zaak warm te maken, ieder land doet mee,
omdat het welstaanshalve niet anders kan", getuigt
van een nuchteren, maar daarom nog niet van een
practischen blik. Geheel te ontkennen is het niet,
dat men voor een deel pro forma is vertegenwoor
digd, maar zou men nu waarlijk denken, dat geheel
Europa medewerkt aan de stichting van een vredes-
comité, waaruit misschien een permanent zitting
houdend scheidsgerecht zal geboren worden, als men
niet voelde, dat achter het onbereikbare ideaal,
waarvoor men ten strijde wordt geroepen, ligt een
kleiner doel, zeer gering misschien in vergelijking
met dat eerste hoogere, maar van onwaardeerbaar
groote beteekenis, waar het geldt een helpen van
de menschheid, die zucht onder een ondragelijk
zwaren last De geringste ontspanning toch kan
immers een groote zegen zijn bij bitter lijden.
Anders is het evenwel met hen, die meetings
organiseeren, om te protesteeren tegen de samen
komst der conferentie. Het houden dezer meetings
kan alleen dan gerechtvaardigd zijn, als men vreest,
dat zonder actief optreden der tegenpartij bepaald
gevaar dreigt van deze internationale vergadering.
Ziet men in haar eene onnoozele, onvruchtbare
debatingclub, welnu, wat is gemakkelijker dan de
geheele beweging met een schouderophalen te be
jegenen of haar dood te zwijgen. Iets onschadelijks
bestrijdt men niet, maar laat men links liggen.
Uit het heftig ageeren, het opzettelijk beleggen
van tegendemonstraties volgt dus, dat er velen zijn,
die in de vredes-cónferentie een middel zien, n. b. in
de hand der vorsten, om nieuwen dwang op het volk
uit te oefenen. Zij wordt door do woordvoerders
Domela Nieuwenhuis, Troelstra, Molkenbuhr en
Anseele voorgesteld als een blinddoek om het volk te
vreden te stellen door een quasie poging tot verlich
ting van militaire lasten. Wij weten, dat elke bedoe
ling, ook de edelste, op meer dan eene manier kan
worden uitgelegd, een eigenschap, waar men dan ook
in het dagelijksch leven, vooral in de beoordeeling en
waardeering van personen, een gretig gebruik van
maakt en van de socialisten is het dan ook duide
lijk, dat zij, hoeveel waars en goeds zij overigens
mogen belijden, in de uitlegging, door hen gegeven
aan de bedoelingen van hun niet gezinde regeeringen,
juist niet onbevooroordeeld zijn.
Heerlijker achten wij hot veeleer te kunnen juichen
in het feit, dat men eindelijk het monster van den
oorlog heeft durven erkennen voor hetgeen het is,
dat men althans in beginsel heeft besloten tot den
«war against war" (oorlog tegen den oorlog), zoo
als de Engelsche journalist W. J. Stead het zoo
krachtig heeft uitgedrukt, ook al zal het gebouw
van den oorlog, opgetrokken van het hardste staal en
bearbeid gedurende het gansche menschenbestaan,
niet bij den eersten stoot en mogelijk nooit geheel
vallen. Maar bezitten wij ook niet de macht het
oorlogsgebouw omver te halen, wel kunnen ramen
en schietgaten door den loop der tijden hecht worden
toegemetseld, zoodat het gebouw ten laatste als ver
nageld zal staan, een zwaar en somber gedenkteeken
uit vroeger tijden, aan het nageslacht de barbaarseh-
heid van eertijds herinnerend.
Niet onvatbaar voor overtuiging achten wij die
twijfelaars, welke beweren, »oorlog is er altijd ge
weest en zal er altijd blijven, omdat do menscben
heerschzuchtig en egoïstisch zijn."
Tolstoï ziet dit gevaar zoo juist in en wat beter
ishij leeraart door zijn voorbeeld het tegendeel.
Hoewel we geen oogenblik aarzelen om op de vraag
«Zijt ge Tolstoïaan neen, te antwoorden, is toch
zeker zijne volledige betrachting der Christelijke
liefdewet hoogst bewonderenswaardig. Van binnqp
uit moet het streven naar vrede komen, het gemoed
der menschen moet zachtheid leeren huldigen als een
der hoofddeugden slechts dan zullen de volgende
eeuwen een vredepalm kunnen leggen op het graf van
Mars. Maar al is dit zoo, is dit dan een reden,
om nu stil te zitten, om de gelegenheid, die voor
het grijpen is, te laten voorbijgaan, omdat de eer
ste voorwaarde niet is vervuld De beste wetten
doen hare werking niet, als de wensch niet bestaat,
die wetten te ontzien maar kan de geschiedenis
der beschaving niet tal van voorbeelden aanwijzen,
dat het inzicht in het nut eener wet ontstond,
doordatdus ook nadat die wet was gemaakt?
Zoo ook hier. Als eens de conferentie in een
oogenblik van intense eenheid en helderheid erin
mocht slagen een gezegend besluit te nemen, dat de
kansen op een treffen van twee naties merkelijk
doet verminderen of bij eene onvermijdelijke botsing
den twist doet beslechten door een internationaal
gerecht, dan zal de erkenning van het nut van het
scheidsgerecht het peil der beschaving doen rijzen.
Hoe komt het bijv. dat men in onzen tijd de
vreeselijke godsdienstoorlogen niet meer kent van
eertijds Doordat de wetten ze onmogelijk maken.
En nu ze daardoor onmogelijk zijn is het besef
ook meer algemeen gewordenlaat ieder in vrede
zijn God aanbidden. Deze overtuiging moet het be
schavingspeil opvoeren, al willen we niet beweren,
dat tooneelen als vroeger daardoor onmogelijk zou
den zijn geworden in onze dagen, indien de wre
kende hand werd weggenomen.
Ondanks het nobele in de leer van don genialen
Rus is ze toch in deze dagen van gisting verder
felijk, vooral voor jonge gemoederen, omdat zij
Tolstoï's geschriften dikwijls slechts tenhalve be
grijpen. Als gevolg toch van zijne hoofdstelling
«wederstaat den booze niet" is hij vóór dienst
weigering. Ongetwijfeld is de weigering zijne mi
litieplichten te vervullen het eenige radicale middel
om den oorlog te doen verdwijnen of liever onmo
gelijk te maken, maar maakt het niet denzelfden
indruk als wanneer iemand uit vrees voor het
spreken van een leugen zich de tong uitsnijdt
Onwillekeurig denkt men aan het oude gedichtje,
dat met eenige variatie aldus zou kunnen luiden
»Och waren alle menschen zóó
En wilden daarbij wel
De aarde ware een paradijs
Nu is ze nog een hel."
Zeker, maar alle menschen zijn zóó nog niet en
bezitten nu eenmaal nog niet de Tolstoïaansche
wijsheid. Is men daarvan overtuigd, dan voelt men,
dat Tolstoï's leer, althans in deze wereld, moet
leiden tot weerloosheid, tot een slap, laf bestaan.
Het volk op te voeden tot zelf beheerschiug, bij een
krachtig zelfbewust leven, tot een zoo groot besef
van billijkheid, dat het niet in de eerste plaats naai
de wapens grijpt om uit te maken wie gelijk heeft,
maar naar de wet (mits die goed is), dat is de
taak van ouders, volksopvoeders en volksleiders
maar zoo lang er gevaar kan bestaan, dat anderen
raken aan onze heiligste instellingen, zoo lang zal
de strijd niet alleen noodzakelijk, maar ook geoor
loofd zijn uit een zedelijk oogpunt.
Daarom strijd tegen den oorlog, maar ook strijd
tegen lamlendigheid en gebrek aan fierheid.
GOES, 31 Mei 1899.
Men schrijft in de Z. N.bode met het opschrift
»de Zeeuw sche Oester" het volgende
Meldden we onlangs dat de steeds verachterende
kwaliteit der Zeeuwsche oesters, meer bepaaldelijk
die van de Iersche bank, aanleiding had gegeven
tot een onderneming met ons zaaigoed op de En
gelsche kust, dezelfde omstandigheid heeft anderen
het oog doen slaan op de Zuidkust van ons eigen
eiland, en zoo zijn nu de vorige week enkele bak
ken met zaaigoed op de slikken te Borsele geplaatst
om te zien of die daar tieren zullen. Men heeft
goede hoop, want er zijn hier oesters te zien ge
weest, die daar gelegen hadden en waarvan een
ooggetuige zei»Zie, dat zijn nu onze mooie vette
oesters van vroeger, toen de spoordam er niet lag
Ja, die spoordam die zit den oesterkweekers
dwars in de maag. En geen wonder. Daaraan wordt
de achteruitgang der bank toegeschreven, die is de
oorzaak dat de oesters steeds magerder, zwakker,
ziekelijker worden. Eiken zomer verbazende sterfte
lederen winter onbeduidender product. Een oester-
kweeker schatte dat ';3 der den laatsten winter
door hem geleverde oesters waardeloos waren, zoo
genaamde wateroesters, »en", voegde hij er bij, «als
men dit in aanmerking neemt, dan zijn de gemaakte
prijzen, lo soort ongeveer f 45, nog zoo kwaad
niet, want dan stijgen zij feitelijk tot ruim f 60".
Aan dien spoordam is toe te schrijvente hoog
zoutgehalte, te veel zand, te zwakke stroom, te
weinig voedseldat heeft ook invloed op andere
visch, die ook vermindert. Men kan gerust aan
nemen, als de oesters zwemmen konden, dan trok
ken zij er ook van door. Wat is er van die water
oesters te wachten, die gedurende het verloopen
seizoen zijn blijven liggen Niets anders dan de
dood. Onrustbarende sterfte staat weer voor de deur.
Dat alles heeft die afsluiting van de Ooster-
Schelde op zijn geweten. «Maar", vraagt men,
«waarom is die invloed dan niet terstond gevoeld
Waarom heeft het eerst jarenlang goed gegaan
Het antwoord is niet achterwege gebleven. «De
achteruitgang is langzamerhand gekomen. Een ge
zond, krachtig geslacht verliest niet op eens zijn
goede eigenschappen. De Yersche oesters waren zoo
mooi, zoo vet, zoo lekker, dat er best wat af kon,
eer het sterk in het oog liep. Eerst na verscheidene
jaren wist men ontwijfelbaar zekerde Yersche
bank is ten doode gedoemd."
Of men optimistisch of pessimistisch is, het helpt
niet, 't is een feitde Zeeuwsche oester gaat hard
achteruit. En al gaat bet nu bij Bruinisse en in
de Zandkreek goéd, en al mochten do proeven in
Engeland en in de Wester-Schelde met nog zoo
gunstigon uitslag bekroond worden, 't zou toch
treurig zijn, als die duizenden Hectaren slik der
Yersche bank, die voor de oesterteelt als geschapen
zijn, waardeloos moesten worden.
Wat er aan te doen? Als de beschouwingen
hierboven juist zijn, dan is dit gemakkelijk te
zeggen, maar zeer moeilijk uit te voeren. Dan is
er maar één middel, dat ieder raden kan, maar op
welks toepassing niemand durft hopen.
Bij Kon. besluit zijn benoemd: in het bestuur
van den Emmanuelpolder, tot dijkgraaf C. Bal en
tot plaatsvervangend dijkgraaf A. de Kok tot ge
zworen voor den polder ZonnemaireC. F. van den
Bouttot gezworen voor het waterschap de Wate
ring Cadzand, I. Rissoeuw Isaakszoon.
Wissenkerke. Eene zeer belangrijke zaak was
jl. Maandag in de Raadszitting aan de orde.
In 1897 was, op initiatief van den Burgemeester,
«ten einde aan den onhoudbaren slechten toestand
van sommige in 't publiek belang dienende aarden
wegen een eind te maken" door den Raad besloten,
den polders in deze gemeente hulp te bieden om de
verharding dier wegen, door middel van het aan
leggen van grindbanen, tot stand te brengen. De
gemeente verklaarde zich bereid de grind voor
eersten aanleg kosteloos te leveren, mits de bij de
verbetering betrokken landbouwers die kosteloos op
den weg aanvoerden, de aarden baan, ten koste van
den polder, zoo ver in gereedheid gebracht werd,
dat de grindbestorting met vrucht kon plaats hebben
en voor het onderhoud, waarvoor de gemeente de
zorg op zich nam, door den polder jaarlijks eene
vergoeding werd betaald van den kostend en prijs
per strekkende» Meter, berekend in verhouding tot
de totale lengte van het grind wegennet der gemeente.
Thans was door den Heer Janszpolder (Kamper
land) eene aanvrage ingediend om op die voorwaar
den, met behulp der gemeente, 2 einden aarden
baan, samen ter lengte van 450 Meters, verhard
te krijgen.
Namens B. en W. stelde de Burgemeester, voor
zitter, voor, dit verzoek in te willigen, mits door
dien polder ten einde getrouw te blijven aan
het beginsel dat de te verbeteren wegen aan het
bestaande grindwegennet moeten aansluiten ook
nog een reeds bestaand eind grindweg, welke de
aansluiting met het eene eind te verbeteren aarden
weg vormt, ter lengte van 123 M., in onderhoud
aan de gemeente werd overgedragen.
Na bespreking en na bestrijding door den heer
Vader van Gravenpolder in dien zin, als zoude
de gemeente door deze vrijgevigheid op den duur
voor hare financiën te veel hooi op haar vork laden
en de betrokken wegen op de voorgestelde wijze
z. i. toch niet genoegzaam verhard zijn, waar tegen
over de verdediging van den Voorzitter, betoogende
dat de Raad toch altijd kan blijven waken dat die
vrijgevigheid de financieële draagkracht der gemeente
niet te boven zal gaan en van het al- of niet vol
doende der verharding op de voorgestelde wijze
eerst later kan blijken, als wanneer, zoo noodig,
het aanbrengen eener dikkere grindlaag de gemeente
niet zal ruïneeren, werd het voorstel in omvraag
gebracht en met 9 stemmen tegen 1 stem, die van
den heer Vader van 's-Gravenpolder, aangenomen.
Vervolgens werd overgegaan tot het benoemen
van een keurmeester voor de afdeeling dezer ge
meente, Geersdijk.
Met algemeene (10) stemmen werd daartoe be-
noomd Jan Heystek, arbeider aldaar.
Ten slotte werd over f 10 van de onvoorziene
uitgaven voor dit jaar beschikt, tot belooning
van de onderwijzeres, die de candidaten voor tijde
lijke onderwijzeres in de nuttige handwerken te
Geersdijk heeft geëxamineerd.
Bp de gewone rondvraag gaf de heer Schippers
de wenschelijkheid van publieke besteding der grind-
leverantie voor de gemeente te kennen, terwijl de
heer Van Damme aandrong op aanstelling van meer
wegwerkers op de grindwegen.
Na bespreking werd nadere overweging dier wen
ken toegezegd.
Tot onbezoldigd rijksveldwachter is aangesteld
J. J. Koster Jzn. te Ierseke.
De Vliss. Ct. schrijft
Maandag herdacht de heer Th. van U ij e P i e-
terse, onze oudste wethouder, den dag, waarop
hij 80 jaar geleden te Goes geboren werd.
Na volbrachte studie werd hij als notaris hier
ter stede benoemd, welke betrekking bij slechts
enkele jaren geleden nederlegde. In 1853 door de
kiezers tot lid van den gemeenteraad gekozen, be
kleedt hij deze betrekking nog steeds met toewij
ding. In 1864 werd hij ook tot wethouder gekozen.
Verscheidene jaren is de jubilaris ook lid van de
Provinciale Staten geweest, aan welker beraadsla
gingen hij steeds ijverig deelnam.
De gemeenteraad, de burgemeester, de secretaris
en de ontvanger begaven zich ten zijnen huize om
hem geluk te wenschen en boden hem als blijk van
hoogachting eene prachtige mand met bloemen aan.
Ook van verschillende andere zijden ontving de
jubilaris vele blijken van belangstelling.
Tolen. Do uitslag van de Maandag gehouden
stemming voor een lid van den gemeenteraad is,
dat van do 424 kiezers er 346 aan de stemming
hebben deelgenomen. Van onwaarde waren 23 bil
jetten. De heer C. A. H. Wagtho verkreeg 152,
A. Hollestelle 56, B. A. Overman 66 en W.
Moelker 49 stemmenzoodat eene herstemming
moet plaats hebben tusschen de hoeren C'. A. jffv
Wagtho en B. A. Overman