1898. N°. 21.
Donderdag IT Februari.
85ste jaargang.
uitgave dozer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond,
uitgezonderd op feestdagen.
Pry* per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, f 1,75.
Afzonderlijke noiximer* 5 centmet bjjblad 10 cent.
Behalve aan ons Bureau worden Abonnementen en Advertentiën voor dit blad
aangenomen bg de heeren Nijgh Va.n Ditmab to Rotterdam ea verder
bg alle Bcekv erkoopars en Brievengaarders*
Dt prgs der gewone advertentiën is van 1-5 regels 50 cent, eiken regel meer 10 ets.
Py directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prgs
slechts tweemaal berekend.
Geboorte-, huwelgkï- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen worden van 110 regels a f 1,berekend.
Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald 20 c
Aanvragen om ea vermolding van liefdegaven 5 cent per regel.
ïtósesuMasy van oflv«ivieia^S5?ai véotf 8 uren ©p tilem iïs&g der uitgave.
De BURGEMEESTER van GOES herinnert de
ingezetenen, die hunne directe belastingen
over het jaar 1897 nog ni6t of nog niet ten
volle betaalden, dat zjj van gedane betaling vóór
d<*n je* Maart tam nog kunnen doen blijken
vóór den 3'n Maart, verliezende zg anders voor
het geheele jaar 1898 bun Kiesrecht.
Goes, 15 Februari 1898.
De Burgemeester voornoemd,
WESSELINK.
Het wetsontwerp op den persoonlijken
dienstplicht.
Het is een kwart-eeuw geleden, dat graaf Van
Limburg Stirum, in 1873 minister van oorlog, een
voorstel deed om de plaatsvervanging af te schaffen,
en dat dit voorstel, na een vierdaagsch debat, met
43 tegen 25 stemmen werd verworpen.
Niettegenstaande de energieke pogingen van den
Anti-dienstvervangiDgsbond, waarvan Van Limburg
Stirum de oprichter en tot zjjn dood de ziel was,
bleef de zaak Blaimeren totdat in 1891 minister
Bergansins in zjjn wetsontwerp op de leger-organi-
satie den persoonleken dienst opnam.
Tengevolge der algemeene verkiezingen echter, viel
het kabinet-Mackay en daarmede het wetsontwerp-
Bergansius, dat kort te voren in behandeling was
gekomen. En de heer S^yffardt, minister van oorlog
in het nieuwe kabinet, kon het niet overnemen, om
dat hg principiële bezwaren had tegen de door dhr.
Bergansius voorgestelde leger-organiBatie.
Ia 1887 en 1891 had de Liberale Unie zich voor
deze hervorming verklaard on op 8 Mei 1891 werd
in de lie Kamer eene motie van mr. Rutgers van
Rozenburg met 49 tegen 27 stemmen aangenomen,
waarbjj het beginsel van persoonlijke dienstvervulling
de grondslag eener goede ieger-orgnnisatie werd ver
klaard.
Het ministerie-VaD Hcuten liet de zaak rusten,
maar nauweljjks was het ministerie Pierson-Borgcsius
opgetreden, ot in de Troonrede van dat jaar vond
men de afschaffing dor plaatsvervanging op den
voorgrond gesteld en dezer dagen heeft dan ook
een ontwerp van wet tot wjjziging van eenige
artikelen der »wet betrekkelijk de nationale militie"
da Kamer bereikt.
In de plaats van het tegenwoordig art. 4 dier wet,
waarin de dienstvervanging geoorloofd is, wil de
Regeering lezen
9 een iederdie tot den dienst bij de militie ver
plicht is, is gehouden zijn dienst in persoon waar
te nemen",
terwjjl de eerste slinea van art. 127, dat de vrij
stelling van geestelijken bevat, wat uitgebreid en
voorgesteld wordt als volgt te lezen:
Aan den geestelijke, den bedienaar van den
godsdienst en den zendolingslseraar, alsmed- aan
dsn student in de godgeleerdheid en den zendeling-
kweekeling, die aan eene inrichting van onderwgs
tot geestelijke, tot bedienaar van den godsdienst
of tot zendeling-leeraar wordt opgeleid en aan den
Roomsch-Katholiekon ordebroeder, die tot eene
binnen het Rjjk gevestigde kloosterinrichting be
hoort, wordt door Ons, op zjjoe aanvrage, telkens
voor éen jaar, ontheffing van den werkeljjken dienst
verleend."
De noodzakelijkheid van den persoonlijken dienst
plicht, beschouwd uit een politiek, militair en sociaal
oogpunt, is langzamerhand meer en meer aangenomen
of erkend en zg is zoo dikwjjls in woord en geschrift
behandeld, dat wjj ons kunnen onthouden haar nader
in het licht te stellen. Terecht merkt de Regeering
in de Memorie vau toelichting dau ook op, dat
dienaangaande moeieljjk een nieuw gezichtspunt kan
worden geopend. Toch ia er iets, waarop wg even
de aandacht willen vestigen. Wanneer vroeger de
invoering van den persoonl. dienstplicht uit een
sociaal oogpunt werd beschouwd, dan had men
veelal het oog op de onderlinge verhouding der
miliciens uit alle rangen en standen in het leger en
op den gunstigon invloed, welken dezen wederkeerig
op elkander zotzien uitoefenen.
Maar in de laatste jaren is het soeiale oogpunt
wel wat verplaatBt. Wat vroeger, omdat het ge
bruikelijk was en omdat men meende dat het zoo
behoorde, geoorloofd werd geacht wjj wjjzen o. a.
op het bezit vau kiesrecht werd weldra als eene
schending dor maatschappelijke gelijkheid beschouwd
en daarom zjjn niet zonder beteekenis de woorden
in de memorie van toelichting
Afschaffing van de dienstvervanging is voorts
een eisah van sociale rechtvaardigheid. V oor de groote
meerd rheid beBtaat feitelijk thans reeds de persoon- I
ljjke dienstplicht; wanneer nu het beginsel vaa j
gelijkheid voor de wet ook met opzicht tot de
milita're verplichtingen in toepassing wordt ge
bracht, zal het rechtsgevoel des volks daardoor zeker
verhoogd worden
L itea we het eerljjk erkeanen de invoering van
den persoonlijken dienstplicht, na eene voorbereiding
van 25 j*ren, zal z|jn een concessie der bevoorrechte
klassen aan het zuivere begrip van recht en gelijkheid
voor de wet.
Wat zal nu het lot zgn van dit wetsontwerp
Zooals wg boven reeds mededeelden is de afschaffing
der plaatsvervanging een hoofdpunt op het program
der Liberalo Unie. Ook bg de meer conservatief
getinte liberalen beeft het beginsel doorgewei kt,
geljjk gebleken is bg de motio-Rutgers in 189 L en
rog verleden jaar werd in het program der kies
vereniging 9de Grondwette Amsterdam de invoe
ring van den persoonlijken dienstplicht geëisebt.
Men kan dus zeggen, dat bg de liberalen van alle
nuances omtreDt het beginsel eenstemmigheid bestaat.
De Christelijk-historischen noemden in hun program
den persoonlijken dienstplicht >een eisch van billjjk-
heid en in het belaag van leger en vloot", terwjjl
de anti-revolutionairen reeds in hun program van
beginselen van 1878 >piijsgeving der plaatsvervan
ging" een middel achtten tot handhaving van onze
nationale zelfstandigheid en in hun program van
actie van 1897 organisatie bg de wet van onze
levende strijdkrachten overeenkomstig art. 17 van
het program van 1878 hebben gesteld.
Bljjft dus over do katholieke staatsparty. Deze
heeft zich op den katholieken-dag te Utrecht Ijjn-
recht tegen de afschaffing dor plaatsvervanging ver
klaard, en hoewel de regeeriDg in het nieuwe arti
kel 127 voorstelt de vrijstellingen uit te strekken tot
den zendeling-leeraar, den zendeling-kweekeling en
den Roomsch-katholieken ordebroeder, en men moe-
nen mag, dat door deze bfpaling aan billijke eischen
van katholieke zjjde gedaan, is tegemoet gekomen,
zoo achten wg principiëel verzet van katholieke zjjde
volstrekt niet uitgesloten.
De Tijd heeft dit reeds doen uitkomen in het no.
vau 9 Febr. Niettegenstaande de vrijstellingen der
aanstaande geestelijken, wjjst het blad als een der
redenen, waarom het zich tegen den persoonlijken
dienstplicht verklaart, op de mogeljjkheid, dat >de
valsche geljjkheids-idée Bteeds verder zal voortwer-
ken" en dat >de geljjkheidsmannen niet zullen lusten
alvorens alle vrijstelling van valiede personen uit
de wet verdwenen en dus ook die van priesters,
seminaristen en religieuzen vervallen zal zgn".
Nu is het zeker, dat De Tijd de zaken wel wat
vooruit loopt en dat het blad, waar er 25 jaren noo-
dig zgn geweest om het beginsel in een wetsontwerp
opgenomen te zien, sterk overdraft. Immers, op die
wjjze redeneerende, zou iemand, die voor eene uitbrei
ding van kiesrecht is, maar zich bepaald kant tegen
algemeen kiesrecht, ook tegen het eerste moeten zjjn,
omdat zg kan voeren tot het laatsteMaar er bljjkt
uit, dat, niettegenstaande de vrijgevigheid dor i?e-
goering, het verzet der Katholieken tegen het wets
ontwerp niet is gebroken en dat de verwachting,
dat de Katholieke Kamerleden er zich als één man
tegen zullen verklaren, niet ongegrond is.
Het lot van het voorstel zal dus er van afhangen
of de liberalen geneigd zgn eigen opvattingen om
trent de vrijstellingen ten offer te brengen en of
niet de anti-revolutionairen van de fractie-Kuyper
zullen meenen uit de zaak politieke munt tegen het
ministerie te kunnen slaan.
Voor beide mogelijkheden bestaat eenige waarschijn
lijkheid en daarom meenen wjj, dat eene aanneming
van het wetsontwerp nog niet zoo verzekerd is.
Wat de anti-revolutionairen betreft, herinneren
wjj er aan, dat zjj reeds bjj de verkiezingen op dit
puut een slag om don arm hebben gehouden. Im
mers, toen is de quaestie van de dienstvervanging
op den achtergrond en die der legerorganisatie als
voorwaarde voor de afschaffing der plaatsvervanging
op den voorgrond geschoven. Nu heeft de Regeering
juist het laatste het eerst en da legerorganisatie
daarna aan de orde gestold. De fractie-Kuyper ligt
dus voor beide mogelijkheden gezwaaid. Zjj kar,
krachtens haar program van 1878, voor de afschaf
fing der plaatsvervanging stemmen, maar zg kan
zich, krachtens haar jongste verkiezings-program,
verschuilen achter de legerorganisatie om, des noodig,
met de Katholieken den slag tegen het Ministerie
te slaan. Man kan er op aan, dat zjj, wanneer de
gelegenheid er toe zich aanbiedt, dien slag slaan zal.
Het is noodig, dat de liberalen dit wel in het
oog houden ea dat zg niet op eenigszins onderge
schikte punten elkander in den steek laten. Onge
lukkig is reods weder van liberale zgde een geschil
punt opgeworpon, nl. het behoud der vrijstellingen
van geestelijken.
Wg ontkennen het niet, dat zg, die zeggen
•liever geen wgziging dau ©ene, waarbjj de vrij
stelling van geestelijken gehandhaafd bljjft", eenigs
zins da mooie rol" ia het stak vertoonen. Toch
kunnen wij daarvoor niet applaudisseeren. Ware die
vrjjstelling eene nieuwigheid en ware zg oorzaak,
dat anderen voor de vrijgestelde geestelijken in de
plaats moesten opkomen, dan zouden ook wjj er geen
v»ede meö kunnen hebben. Maar de vrjjstelling heeft
altijd bestaan en zij blgft buiten eeaig nadeel voor
de andere lotelingen, wjjl het land zooveel minder
miliciens vordert als er vrijstellingen op dit punt
worden verleend. Ook behoeven de geestelijken er
geen gebruik van te maken, zoodat zij zelf moeten
weten of vaderlandsliefde hen dringt den soldaten
rok te dragen, dan wel of zjj, als tot dusverre, al
leen in tjjden van oorlog hunne nuttige taak op
het slagveld en in de hospitalen wenschen te ver
vullen.
Doch waar het nu een feit is, dat het »voor ge-
loovige katholieken hinderljjk en stuitend is hun
geesteljken en kloosterbroeders in dienst te zien
gaan", zooals Het Vaderland zegt, en waar de oud
minister van oorlog Seyffardt gunstig omtrent hunne
vrijstelling adviseert, daar meenen wg, dit er voor
de liberalen geen aanleiding is om van dit punt
zooveel ophef te maken en de aannemirg der wet
daardoor in gevaar te brengen.
Ook vergete men niet, dat de Regeering nog eene,
zeker voor velen iympathiekp, ontheffing voorstelt,
nl. voor rfe kostwinners. Indien een ingelijfde
geacht wordt onmisbaar te zjjn in het gezin, waartoe
hij behoort of waarin hg is opgenomen, teneinde dat
gezin voor armlastigheid te bewaren, dan kan ook
aan hem telkens voor een j*ar vrjjatellirg worden
verleend. Wannser dat gezin, ook zonder zjjne aan
wezigheid, in eigen onderhoud kan voorzien, wordt
hg niet als onmisbaar en dus niet alB kostwinner
btBChouwd.
Man ziet derhalve dat de Regeering Diet alleen
door het handhaven der vrgstelling van geestelijken
eene diep gewortelde opvatting vooral vaD de katho
lieken ontzien wil, maar dat zg ook voor meer ge
wone maatschappelijke gevolgen van den dienstplicht
een open oog beeft.
En waar nu dat voorstel uitgaat van een voor
uitstrevend ministerie, waarin een man als
Goeman Borgesius is gezeten, daar meenen wg, dat
de bjjzondere meeningen over het punt in quaestie
aan het welslagen der zaak moeten worden opgeofferd.
De entree de campagne van dit ministerie op wetgevend
gebied achten wij eene vervulling van zijne belofte
omtrent iets, waarom lange jaren is gevraagd. Het
blgke bij da behandeling van het ontwerp, dat
althans alle liberalen geneigd zgn bet ministerie te
Bteunen en ta volgen op hot pad naar de sociale
rechtvaardigheid
Prooes-Zoltt.
De belangstelling in den loop van het proces
schjjnt wat te verminderen, niet alleen ia ons land,
maar zelfs te Parjjs. De berichten zgn althans wat
Lchaarscher en ook de manifestatiëa tegen en voor
Zola verminderen. Maandag werd de zitting bjjua
geheel ingenomen door do verklaringen van Bertillon
en van de schriftkundigen. Nadat Labori den jury
leden een compleet plan had gegeven van het be
toog, dat Bertillon voor den krijgsraad had gehou
den, vroeg hg den getaige ot dat plan nauwkeurig
en volledig is.
Bertillon antwoordde, dat er een stukje van een
vloeiboek aan ontbreekt, maar Labori hield vol, dat
zjjn plan een juist décalque is van het stuk, door
Bertillon aan don krjjgBraad voorgelegd. Deze laatste
verschuilde zich nu achter het besluit van het Hof
om niet over de zaak-Drfyfus en hetgeen voor den
krggsraad geschiedde te spreken, waarop Labori hem
beteeke&de, dat hij toch wel aan de dagbladen mede-
deelingen heeft gedaan en vroeg waarom hg dan
komt zeggen van de schuld van Dreyfus zeker te
zjjn 1 Nader door de verdediging in het nauw ge
bracht, sprak Bertillon als zjjne overtuiging uit, dat
het borderel niet van Esterhazy is, maar dat hjj
verder niets te zeggen had. Dit deed Labori uit
roepen »Ik kan maar ééa ding aan de gezworenen
zeggende zaak van 1894 is data." (Met de hand
wijzende op Bertillon). »B^rtillon was de voornaamste
expert in het proces. Op zgn getuigenis werd DrtyfuB
veroordeeld." {Beweging).
Bertillon trok zich terug, onder zeer gemengde
uitingen van het publiek.
De afgevaardigde Hubbard, thans optredende, ver
klaarde dat hjj aan de onveranderlijke meening van
zgn neef Bertillon, dat deze wisf, dat Dreyfus de
schuldige was, veel gewieht hechtte. Toen later
Esterha?y beschuldigd werd de sehrgver van het
stuk te zgn, sprak getuige tot Bertillon zjjn twjjfel
uit omdat de geljjkenis van het schrift treffend was.
Maar deze zoide, dat hij het schrift uiet wilde zien
en hield de schuld van Dreyfus vol.
Yves Guijot noemde het proces-Esterhaïy een pa
rodie van justitie. Het schrift van Dreyfus helde
rechts over, dat vau het borderel links. Daarente-
gm verklaarde Teysonnieres dat het schrift van het
borderel overeenstemde met dat van den veroor
deelde en dat htt facsimile verminkt werd. Hg be
weerde ook nog, dat hem eene som gelds was
aangeboden om een anders luidend rapport uitte-
brengen.
De oud-minister Trarieux zeide, de stukken on
derzocht te hebben en juist door het verschil van
het schrift mek dat van Di tyfus getroffen te zgn.
Do schriftkundige Charavey weigerde eenvoudig te
antwoorden, doch op eene met toestemming vau
den voorzitter gedane vraag veik'aarde hjj, dat hg
nooit iemand zon veroordeelen enkel op eene schrift-
vergeliSking zonder moreele bawjjzen. De deskun
dige Pelletier verklaarde, dat in het borderel banale
punten van overeenkomst zgn, maar niets het recht
geeft om het Btuk aan den een of den ander (Dreyfus
of Esterhazy) toe te Bchrjjven.
De deskundigen GobertCouard en Bellerni ver
scholen zich achtir het beroepsgeheim.
Mr. Labori riep nog uitHet origineel borderel
is geheel overeenkomstig het facsimile, dat zeg ik u."
De zitting werd om tien minuten voor vijven
opgeheven.
In de zitting van gisteren is door Labori aan den
president van het Hof verzocht, aan den minister
van oorlog de volgende vragen te doen stellen
lo. Ik verzoek u den generaal Mercier te mach
tigen zich voor het Hof te verklaren omtrent het
geheime stuk, dat naar wg weten, aan den krggs
raad is medegedeeld.
2o. Ik verzoek, dat kolonel Picquart worde ont
heven van de ambteljjke geheimhouding.
3o. Ik verzoek dat het origineele bordereau wordt
overgelegd ter terechtzitting.
4o. Ik verzoek dat de stukken, die gediend hebben
voor het betoog van den heer Bertillon, ter terecht
zitting worden overgelegd.
5o. Ik verzoek dat de heer Bertillon worde uit-
geDOodigd voor het Hof getuigenis af te leggen.
6o. Ik verzoek dat de deskundigen, die getuigenis
hebben afgelegd in de zaak-Esterhazy, eveneens
worden uitgenoodigd, voor het Hof getuigenis af te
leggen.
Generaal Gonse zeide, dat hg niet gemachtigd is
om deze vragen aan den minister van oorlog over
te brengen, waarop Labori antwoordde omdat gjj
het licht niet wilt 1"
Verder is Crepieux Janin ten sterkste opgekomen
tegen de beweringen van den schriftkundige Teys-
8onn:'ère8 en voorts tegen de bewering vau Labori
omtrent Bertillon. >Niet Bertillon (zoo riep Janin
uit) heeft de veroordeeling van Dreyfus bewerkt.
Bertillon is een gek. Ik, ik heb het licht ontstoken
in mjjn rapport, en op mjjn rapport alleen is Dreyfus
veroordeeld."
In het verder gedeelte der zitting verklaren de
schriftkundigen Cellerier en Bourmont BOg, dat het
facsimile van het borderel volkomen het Bchriffc van
Esterhazy weergeeft. Ook de advocaat Franck houdt
dit staande.
Het meer of minder belangrjjke dezer zitting is
voorts het verhaal van mevrouw Boulancy omtrent
de bezoeken aan haar door Esterhazy gsbracht, om
brieven terug te vragen, als gevolg waarvan Clemen-
ceau de conclusie stelde, »om het hof uit te noo-
digen, een rtchterljjk ambtenaar op te dragen aan
mevrouw Boulancy te gaan vragen of in de brieven,
(vau Esterhazy), die zjj in bezit heeft, niet de volgende
woorden voorkomen Generaal Saussier is een clown,
en bjj ons zouden de Duitschers hem in een cireus
zetten. Als de Prussians tot Lyon konden komeD,
zouden zg hun geweren wel kunnen weggooien en
met hun rottinkjes de Franschen voor zich uitjagen."
Voorts de uitlegging van Grimaud, lid van het
Instituut, waarom hjj het protest aan den minister
van oorlog geteekend heefthg meende dat de eer
bied voor de wet op het spel stond, en in het rap
port van deze zaak had hij vreemde dingen en bet
ontbreken van stelregels bespeurd, hetgeen zgn ge
weten verontrustte. De getuige voegde er bij .dat
hjj nog, in W3orwil van vermomde bedreigingen en
allerlei bangmakerjj verklaart, dat het prooes herzien
behoort te worden. Wg zullen alles aanwenden, zegt
hjj, om die revisie te verkrijgen.
Overigens leverde de zitting niets bijzonders op.
Buiten het paleis van jaBtitie was het kalm en ru3tig.
GOES, 16 Februari 1898.
Da Zangvereoniging Excelsior taeft: in overleg
met het hoofdbestuur der inhuldigingsfeesten, be
sloten haar Soiree van 4 Febr. jl. te herhalen
op Dinsdag 22 Febr. en het batig saldo over te
dragen aau genoemd hoofdbestuur.
InteekenljjBten circuleeren en, naar men ons mee
deelt, met veel succes.