1898. N°. 20. Dinsdag 15 Februari. 85ste jaargang. De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond, uitgezonderd op feestdagen. Prjji per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, f 1,75. Afzonderlijke nommer» 5 cent; met bjjblad 10 cent. Behalve aan ons Bureau worden Abonnementen en Advertentiön voor dit blad aangenomen bjj de heeren Nijgh Va.n Ditmas te Botterdam en verder bjj alle Boekverkooperi en Brievengaarder*. InaenAlnf van advertentiön véo* uren op Aen De prjjs der gewone advertentiën is van 1-5 regels 50 cent, eiken regel meer 10 ctl. Bp directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prjjs slechts tweemaal berekend. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen worden van 110 regels a f 1,berekend. Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald 20 c Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel. ds| der uitgave. GOESCHË COURANT. Wekelijksch algemeen overzicht. De Dreyfus-zaak neemt bijna de geheele Fran- iche politiek in baslag. Da afgavaardigde Roche heeft verzocht de regeering te mogen interpillee- ren over de betrekkingen van den minister van oorlog met Mathieu Drtyfus. De minister Billot verz cht de interpellate uit te stellen tot na het proces tegen Zola. Maar ik voeg er bjj, zeide hij, nooit tot de familie Dreyfus in betrekking te heb ben ges'aan. De minister bei haalde dat Dreyfus schuldig is en rechtvaardig en loyal is veroordeeld. Indien gij van het gewjjsde wilt terugkomeD, zeide hij, kunt gjj een ander minister van oorlog zoeken. Roche protesteerde tegen hen, die van de tribune af de Bchald van den verrader betuigen en tegelijk tot de familie Drfyfus in betrekking staan. Beslo ten werd met 478 tegen 72 stemmen de interpel latie uit te stellen tot na Zola's proces. Beauregard en Castellin hebben dergolgke inter pellaties ingedieod als Roche, die gedarende het incident tjjdens het protest van den minister tot de orde geroepen werd. Overigens is wel het voornaamste buitenlandsch nieuws (waartoe wjj ons met het oog op onze ruimte bepaleD), dat Roeland de candidatuur van PrinB George van Griekenland als gouverneur van Creta opgegeven heeft; daarmede is de zaak weer even ver a's vóór ongeveer twee j»ar. Dit is het resultaat van alle gevoerde onderhandelingen. Het Europeesch concert is feiteljjk ontbonden en Rnsland acht zich van alle verantwoordelijkheid voor de Cretenzer- quaestie en voor de verdere, onvermjjdeljjke vertra ging van de oplossing ontslagen. Het zal zich even wel niet verzetten, indien een der andere mogend- hed n een anderen uitweg aangeeft, die 7oldoet aan de wenschen van den SultaD, de mogendheden en de Cretenzers, doch het wil zelf het initiatief niet meer nemen voor nieuwe voorstellen. Tevens ver klaart Rusland, dat het een gewelddadige aanstel ling van een gouverneur, in welken vorm dan ook, evenmin zal toelaten, zich zal verzetten tegen ver meerdering van het aantal Turksche troepen op het eiland en in geen geval aan dwangmaatregelen tegen de Creienzers zal deelnemen, daar deze reeds lang genoeg op de regeling van hun lot wachten. Terecht wjjst Rusland op de moeilijkheid der quaestie. Een candidaat voor het gouverneurschap van Creta moet voldoen aan alle eischen, die z«b grcote mogendheden met zeer verschillende inzichten stellen; hjj moet den Sultan van het Tnrksche rjjk bevallen en de man zjjn, dien de Cretenzers wenschen. Zou er iemand in Europa te vindsn zjjn, die aan al deze eischen voldoet Intusschen blijven de berichten van Creta zelf nog altjji even ongunstig. Ia verschillende districten heerscht hongersnoodvelen verlaten hun geboorte grond en zoeken een goed he°nkomen naar Grieken land. Nog dezer dagen scheepten zich 500 Cretenzers naar het oude Hellas in en velen wenschen hun voorbeeld te volgen. Van uit Candia kan geen hulp verleend worden, want ook daar ziet het er treurig uit, zoowel onder de Mohammedanen als onder de Christenen. Proces-Kola, De zitting van jl. Vrjjdag werd hoofdzakelijk ge- wjjd aan het verhoor van Pellieux en Picquart. Toen Zola aankwam, drong de menigte hevig naar zjjn rytuig op en er werd luid geschreeuwd: Weg met Zola hetgeen met wa ïklinkende scheldwoorden gepaard ging. De toevloed om het Paleis was even groot als de vorige dagen. Terzeltdertgd kwam overste Picquart per rjjtuig aan het Paleis aan de zjjde der place Dauphine. Bij het uitstappen werd hij ontvangen met de kreten Weg met PicquartWeg met den inbreker 1 Opgewonden door deze vijandige kreten, wendde deze zich tot het publiek en zei: Vrienden, ik ben den schandelijken laster, die in mjjn nadeel wordt verbreid, moede. Mjjn getuigenis zal de uitspraak der waarheid zjjn. Maar ik ben van plan geen ruit heel te laten, wat de gevolgen er ook van mogen wezen." Bjj de opening van de zitting om twintig minu ten over twaalven verdedigde generaal de Pellieux, voor het hekje teruggeroepen, in een lange rede voering den krjjgsraad, die Esterhazy heeft vrijge sproken. Hjj beweerde dat die rechtbank ten volle onafh&nkeijjk en te goeder trouw waB in haar hande lingen. De Pellieux zeide dat de minister van oorlog de persoon was, die geëisoht heeft dat de zaak Ester- hazy met gesloten deuren zou worden behandeld. Nadat hem enkele vragen waren gedaan omtrent paar brieven, zeide bjj$Als de officieren ge hoord waren, zouden zjj met verontwaardiging ge protesteerd hebben tegen de beschuldigingen, die m Q tegen hen inbrengt. Ik maak me hier tot hun echo. Ik ben hun chef, en, aangezien ik de zittingen van den krijgsraad heb bijgewoond, kan ik spreken van de eerlijkheid en onafhankelijkheid, waarvan zij getuigenis gaven. Zola nam nu het woord, en zich tot de Pellieux richtend, zeide hjjEr zgn verscheiden manieren om Frankrjjk te dienen. Heeft u overwinningen be haald, ik heb de mjjne behaald. De Pellieux zeide, dat hjj niet zou antwoorden. Vervolgens werd overBte Picquart verhoord. Hjj getuigde: j Omstreeks Mei 1896 kreeg ik kennis van stukken j van kaarttelegrammeD, waarin over Esterhazy ge- sproken werd. De bewoordingen schenen aan te duiden, dat Esterhazy met verdachte lieden in be trekking stond. Mjjn onderzoekingen vielen niet ear- vol uit voor dezen officier, die een zonderlinge nieuws gierigheid voor zekere geheime militaire zaken toonde. Mjjn chefs Bpoorden mjj aan, met mjjn onderzoe kingen voort te gaan. De vergelijkingen, die ik, met betrekking tot dezen officier, met zekere stukken maakte, bevestigden mjjn vermoeden. Vooral de ge- ljjkenia van zgn schrift met dat van het borderel. De schriftkundige Bartillon zeide mg het is precies hetzelfde Bchrift als het borderel. Du Paty de Clam zeide mg het is het schrift van Dreyfus. Ik wist zoo vervolgde Picquart dat een hoofdofficier, die gedecoreerd was, zekere stukk n aan een vreemde mogendheid leverde. Vervolgens gaf getuige bijzonderheden betreffende het onderzoek, waartoe hg daarop overging. Hjj vertelde hoe hg naar Tunis gezonden werd, hoe daar al zgn brieven geopend werden. Generaal de Pellieux toonde hem onlangs een brief, die hem zelfs nooit bereikt hid. Weer begaf getuige zich in uitvoerige bjjzonderheden en vervolgde Ik ging naar Parjjs om mjjn raadsman Leblois te spreken, en stelde hem de stukken voor mjjn ver dediging ter hand, met name de brieven van gene raal Gonse. Te Tnnis te uggekeerd hoorde ik verder van niets meer tot op den dag, dat ik, reeds op weg naar het Zuiden (van Tunis) zjjnde, naar de stad werd teruggeroepen, en men mg een reeks vragen stelde. Op het oogenblik dat hjj de balie verlief, werd hem een ware ovatie gebracht. Men applaudisseerde onstuimig. Men riepLeve Picquart 1 Leve het leger! Achter in de zaal werd geprotesteerd. De zitting werd geschorst. Bjj de hervatting der zitting trad Picquart nog in vele, weinig belangrgke bijzonderheden. Op een vraag van Labori zeide hg, dat hij van het beruchte geheime stuk geen kennis gekregen .heeft voor de Pellieux het hem toonde. Hij weigerde echter, zonder machtiging van den minister van oorlog, zich over den aard van dat stnk uit te laten. Ik heb my met deze taak bezig gehouden, omdat mijn geweten mg dat tot plicht maakte, zeide Picquartmaar hg weigerde te zeggen of hjj met den minister van oorlog ia vertrouwelijke betrekking heeft gestaan betreffende de zaken Dreyfus en Esterhazy. Intusschen kau gezegd worden dat de vjjfde dag van het proces een belangrgke was. Want Picquart heeft met volkomen voorbgzien van eigen belangen, en met volkomen opoffering vau zgn persoon, een grooten moreelen moed getoond door te zeggen wat hg gezegd heeft en reeds weet Le Jour mede te deelen dat de luitenant-kolonel Picquart na het proceB-Z.la voor den krijgsraad zal worden gedaagd En kolonel Picquart heeft het geloof aan het bestaan van een geheim stuk versterktzonder het ambtsgeheim te schenden heeft hjj een reeks feiten gereleveerd, welke een zonderling denkbeeld geven van de gewoonten en gebruiken in de bureaux van den staf. Maakt men een vergeljjking tnsscben de openhartigheid en de eerljjke overtuiging van Pic quart en de stilzwijgendheid en gereserveerdheid der hoogBte legerhoofden, dan komt men tot een voor den laitenant-kolonel gunstig resultaat. Eeu heftige woordenwisseling ontstond daarna tu8schen Picquart en de Pellieux over het verwjjt dat Picquart bjj Esterhazy onderzoekingen heeft laten inBtellen. Clémenceau zeide tot de Pellieux, dat deze niet het recht had een huiszoeking te laten instellen bjj Pic quart. (De zaal barste in luidruchtig applauB los.) Nadat het weer kalm geworden is, legde de Pel' lieux uit, dat hg, onkundig van rechtszaken, bij Bertulus inlichtingen inwon en deze hem verzekerde, dat hjj bjj Picquart een huiszoeking mocht laten instellen. Vervolgens zeide de Pellieux, dat hg, aan gezien Mathieu Dreyfus geen enkel bewjjs voor de schuld van Esterhazy bjj gebracht had, zgn onderzoek moest sluiten. Labori protesteerde. Men had tenminste het bor derel door schriftkundigen moeten laten onderzoe ken en zoo ook het schrift van Esterhazy. Ia 't algemeen kan men van deze zitting zeggen De debatten tusschen de militairen waren zeer leven dig. Er waren in de verklaringen absolute tegen strijdigheden, welke riet werden opgelost. Bewgzen van de schuld van Esterhazy werden niet geleverd, maar wel de bewijzen dat het onderzoek van Pic- qusrfc was afgebroken en de instructie van generaal Pellieux zeer onvolledig was geweest. Da algemeene indruk is samengevat in de ver klaring van commandant Rarary, dat de militaire justitie niet gelijkt rp de burger)jjke justitie, met de repliek van Clémenceau, dat er slechts één justi tie is de ware. Bjj het uitgaan van het Paleis werden de offi cieren begroet met de kretenLeve het leger 1 Leve de Republiek! Weg met Zola! Weg met de jïden! Het rjjtuig van Zola reed heen, omringd door een twintigtal personen die Ter dood schreeuwden door da raampjes van het rjjtuig heen hoorde men Zola roepen de lafaards Zola is om half negen in zjjn huis teruggekeerd. Zaterdag kwam Zola in het paleiB van justitie, begroet door hot geschreeuw«Ter dood In het water J Weg met de omgekochte kerels I Weg met de joden Onderweg hadden agenten de menigte moeten verspreiden. Picquart werd ontvangen met het geschreeuw>Weg met Picquart I Weg met de verradersEsterhazy werd begroet met het ge roep »Leve het leger Leve Esterhazy Toen Pic quart voorbijkwam, riep een stem >Leven de men- schen, die niet bang zgn Om twintig minuten over twaalven werd de zit ting geopend. Picquart, de beteekenis van zgn ge tuigenis van Vrijdag toelichtende, zeide: «Ik geloof dat Zola zich sterker heeft uitgedrukt dan zjjn be doeling was, toen hg zeide dat de krjjgsraad Ester hazy op bevel heeft vrggr sproken. Ik vermeen dat de krjjgsraad heeft geoordeeld op onvolledige of on voldoende stukken." lu antwoord op een vraag van den voorzitter zeide Picquart, dat de photographic van hot borderel zóó nauwkeurig was, dat zjj aan de schriftkundigen werd gegeven. Hg zeide verder dat hg Lsblois een keer ot vjjftien heeft ontvaogeD, en dat hg het ge heime stuk met de woorden «CJette canaille de D niet onder de oogen heeft gehad. (Kolonel Henry hield zgn vroegere beweringen vol. Het dossier lag op tafel, en de omslag met het be doelde stuk erin lag naar Leblois toe. Generaal Gonse werd teruggeroepen en verklaarde dat het dossier in wanorde was. Kolonel Henry erkende dat de tekst vau het dossier in den omslag lag. Mr. Labori voerde hem tegen, dat er tegenstrijdig heid bestaat tusBchen de woorden van Henry en die in Ravary's rapport. Kolonel Henry doet een pas vooruit, naar de ver dediging toe, en zegt niet te zullen dulden, dat iemand aan de waarheid van zgn getuigenis twjjfalt. Picquart protesteert teg' n de woorden van Henry en houdt zjjne ontkentenis 6tjjf en strak vol. Kolonel Henry roept uit: »Ik houd formeel vol dat Picquart heeft gelogen." Picquart vraagt zich nader te mo gen verklaren en zegt: «Kolonel Henry, de majoor Liuth en anderen hebben, geholpen door Du Paty de Olam, tegen mg afschuwelijke beschuldigingen ingebracht, omdat zij niet wilden dat or aan hun werk geraakt werd. Ik voor mg meen dat er licht ontstoken moet worden. Na met smaadredenen over stelpt te zgn, op het punt van uit het leger ge jaagd te worden, beweer ik dat ik het slachtoffer ben van mjjn goede trouw en mjjn onkreukbare houding." Als Clémenceau tracht de punten nader toe te lichten, waarover Hemy en Picquart niet overeen stemmen, verzet de president er zich tegen. Clémenceau protesteert en zegt dat hjj de waar heid aan het licht wil brengen. «Indien gjj dit niet wilt, ontneem mg dan het woord." De president ontneemt hem metterdaad het woord. (Geraas). Labori staat op en zegt: «Iadien gg meent ons het woord niet te mogen verlecnen, zal ik maat regelen nemeH om de rechten van de verdediging te laten eerbiedigen.") Na tal van incidenten, verklaarde kolonel Henry ten slotte, dat het stuk, waarin de woorden «Oette canaille de D.voorkwamen, nooit iets te maken had met de zaak Dreyfus. (Beweging). Mr. Demange werd nu gehoord. Hjj geeft e<n historische uiteenzetting en verklaart waarom hjj zich niet tot den minister van justitie gewend heeft. Hg had de zaak aau de regeering uiteengezet, maar bemerkte dat deze geene revisie wilde ondernemen. Labori vroeg hem, waarom hg een revisie mo- gelgk achtte. Hjj antwoordde: Omdat ik meende na de door SaleB gedane onthullingen dat de wet geschonden was. Vervolgens werd Jaurès gehoord. Hjj zeide: Als de generale staf niet met Esterhazy had geheuld had men hem in hechtenis moeten nemen op den dag dat hjj triomfantelijk kwam aandragen met het geheime Btuk op het ministerie van oorlog; maar hg werd door groote chefs beschermd. Het bljjkt nit alles dat het proces niet werd gevoerd om de ge rechtigheid te laten uitschijnen maar om de handelingen van sommige militairen te rechtvaardigen. In het parle ment beproefde men, maar zonder resultaat, ophelde ring te verkrjjgen over dit stuk. Het is monster achtig dat men in het land der vrjjheid Diet weet, of de wet geëerbiedigd of geschonden wordt. Maar ik wil het geheim van anderen schenden en zal zeggen dat Delcassó en Charles Dupuy mg hebben gezegd, dat generaal Mercier hun over niets anders dan het borderel had gesproken. Er ontstond nu een zeer levendig incident tusschen de verdedigers en den prisident over de weigering van dezen laatste om aan het ministerie van oorlog het overleggen van het geheime dossier te vragen. Nieuwe pogingen van Labori werden met eene nieuwe weigering van den president om het borderel te laten vertoonen bejegend. Jaurès, zgn getuigenis vervolgende, zegt nog: Sedert het oogenblik, dat het gerucht liep dat eeu geheim stuk op onwettige wjjze was meegedeeld, was bet een eerste plicht van onze regeerders en het parlement om naar de juistheid van dit gerucht een onderzoek in te stellen. Er zgn dan ook wel 40 afgevaardigden, die aan de onwettigheid gelooven, maar zjj zjjn bang voor de verkiezingen. Maar als de vrgheid de neerlaag moet ljjden, is het beter mèt haar de neerlaag te ljjden dan zich medeplichtig te maken aan dubbel zinnigheid en wetsverkrachting. Sprekende van den hoon, waaraan Zola heeft bloot gestaan, zeide Jauiès dat men in hem een man ver volgt, die aan den generalen staf de jammeiljjke onverantwoordelijkheid heeft ontrukt, welke voor lateren tjjd rampen voorbereidt. Ik buig eerbiedig het hoofd voor Zola's houding. Jaurè3 ging weer naar zgn plaats te midden van manifestaties van verschillenden aard. Na deze getuigenis, die o. i. die van Picquart in kiacht overtreft, trad nog Bertillon voor, die het origineel van het bewuste borderel onder de oogen heeft gehad. Labori vraagt den getuige of het borderel kan geschreven zgn door een ander dan Drtyfus. Bertillon antwoordtHet iB volstrekt zeker dat men niet zal kunnen bewgzen dat een ander persoon dan de veroordeelde het borderel heeft kunnen schrgven. Labori vraagt hem of hjj dit bewjjs kan leveren. Bertillon antwoordt dat hg dit bewjjs kan leveren met het vloeiboek van den veroordeelde. Laat uij de overtuigiDgBStukken geven, die tjjdens het proces van 1894 te zjjnen huize in beslag zgn genomen en ik zal het bewjjs leveren. Labori legt den getuige een klein plan voor, een hoekje van Dreyfus' vloeiboek voorstellende. Daarop gaat hjj voort: Wat kunt gjj intusschen zeggen van de zaak Esterhazy Getuige verklaarde, niet bjj deze zaak betrokken gewtest te zgn. Ik zal u slechts over de andere zaak kunnen spreken. Maar als gg mg de stukken geeft, welke ik vraag, zal ik met mjjn schema het vol strekte bewjjs kunnen leveren. Dit zal misschien een beetje lang zgn. Het zou ten minste twee zittingen in beslag nemen. Labori antwoordt: Zoover als wjj nu zjjn, maakt dit niets uit. (Gelach). Hiermede was de zitting geëindigd. Zola verliet het paleis om tien minuten over zessen. Zgn rjjtuig ging over den Pont Neuf, waar een over- groote menigte stond saamgepakt. Op het oogenblik dat hg buitenkwam, weerklonken een geweldig ge schreeuw en schel gefluit. Een eigen rjjtuig, waar men dacht dat Zola in zat, werd met gfjouw ont vangen. Er zgn 10 menschen opgepakt, die weiger den door te loopen en agenten beleedigden. Bjj zjju aankomst in de rue Brux=dles werd Zola onfcvaDgen met het geroep van: «Weg met Zola! Te water met hem 1" Er werJen daar nog twee personen in hechteniB genomen. GOES, 14 Februari 1898. Gisteravond gaf de Gymnastiek-vereeniging «Sparta" alhier in «de Prins van OraDje" een b o i r e met medewerking van de Vereenigingen, die lid zgn van het Gewest Zeeland en West-Noord- Brabant van het Ned. Gymnastiek-verbond. We zagen daar een aantal vreemde gymnasten optreden, wier kranig werken in booge mate de sympathie der talrjjke aanwezigen mocht verwerven, terwjjl eenige leden van «Sparta" een waardige plaats in namen ouder het puik dier Zeeuwsehe en Wesfc- Noord-Brabantsche beoefenaars der gymnastiek. Als eerste nummer van het programma richtte dhr. Z. D. v. d. Bilt La Mofcthe tot de mede wer-

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1898 | | pagina 1