1896 N°. 113. Donderdag 24 September. 83stc jaargang. SCHUT T E R IJ. NATIONALE MILITIE, is) FEUILLETON. Luitenant Von Schollermark. GOESCHE GOIRANI Inaeudlnjg Tan adverlentiën viot 9 aren 09 den dnf det ultfjav«. De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond, uitgezonderd op feestdagen. Prjja per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, f 1,75. Afzonderlijke nommer» 5 cent; met bjjblad 10 cent. Behalve aan ons Bureau worden Abonnementen en Advertentiën voor dit blad aangenomen bjj de heeren Nijgh Van Ditmar te Botterdam en verder bjj alle Boekverkooperi en Brievengaarders. De prjjs der gewone advertentiën is van 1-5 regels 50 cent, eiken regel meer 10 ct Bjj directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prjjs slechts tweemaal berekend. Geboorte-, huweljjki- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen worden van 110 regels a f 1,berekend. Dienstaanbiedingen, met meer dan 4 regels beslaande en contant betaald 20 c Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel. der geridderde oud-strjjders, waarvan wij hierboven gewaagden, vormt wat wij een paar weken geleden lazen omtrent de toekeaning van pensioen aan een Amsterdamsch ambtenaar door den gemeenteraad. Er is in Amsterdam een bestedelingen-huia, voor zeker in eere groote stad met hare vele verwaar loosde, verlaten, vaderlooze kinderen, die in geen weeshuis kunnen worden opgenomen, geen over tollige inrichting. Do aan de zorgen van dat bui6 toevertrouwde kinderen worden gedeeltelijk uitbe steed by particulieren en de directeur van het be- stedelingen-huis houdt toezicht op het gedrag en de verzorging der aldus uitbestede kinderen eene taak, die gewichtig is en getrouwe plichtsvervulling bij zeer veel toewijding en bekwaamheid eiseht. Terecht is aan de betrekking van directeur een flink salaris en het vooruitzicht van een goed pensioen verbonden. Toen nu voor eenigen tjjd de heer Bdie lange jaren directeur was, zijn ontslag vroeg, stelden Burg. en Welh. voor, hem dat op de meest eervolle wjjze te verleenen, onder dankbetuiging voor de vele gewichtige diensten, der gemeente bewezen, ondei toekenning van pensioen ten bedrage van f 1920 per jaar en eene extra jaarljjksche toelage van f 580. Wij kennen den beer B. niet en hadden te voren nooit van bera geboord. Wy hebben dus niets per soonlijks op het oog, wanneer wy eene zoo groote vrijgevigheid eene schrille tegenstelling noemen met de ellendige schrielheid, die metalen kruis-ridders van gebrek doet omkomen. En wy weten bet na tuurlijk wel, dat niet Arasterdam voor dit laatste aansprakelijk is en dat het niet de onderzoekende minister" is, die voorstelt den heer B. zoo rykelijk te pensioneeren. Maar al gaan de handeling en de voorstellen niet nit van betzelfde lichaam of van denzelfden persoon, zoo is er toch verband tusschen de feiten, in zoover zjj betrekking hebben op bewezen diensten, en blijkt er nit, dat bjj regeeringslichamen niet met dezelfde maten gemeten wordt. Trouwens dit werd in den gemeenteraad van Amsterdam zelf bewezeD, want kort te voren was een ondergeschikt ambtenaar gepensioneerd met, als wy ons wel her inneren, f 350 *8 jaars en toen die man eene kleine extra-toelaga had gevraagd omdat bjj met zjjn gezin van dat pensioen niet leven kon, voegde hem de wethouder Scbölvinck toe>daar kunnen wy niet aan doen, ga naar Noord-Brabant, koop of hunr een lipje grond en wees zuinig, dan kunt ge mis schien wel rondkomen." Het was zeker geen wonder, dat den wethouder dit laatste door een der raadsleden in herinnering werd gebracht toen eerstgenoemde de extra-toelage aan den heer B. trachtte te verdedigen. De toelage werd niet verleend tengevolge van de stoutmoedigheid vau een der raadsleden, die de kat de bal aanbond en er op wees, dat een pensioen van f1920 niet klein of onvoldoende kan genoemd worden voor een man van 82 jaar, die jaren lang een flink salaris had genoten en dat bij slot van rekening eene betrekking, die men tot zjjn 82ste jaar kan waarnemen, toch niet kon gerekend worden tot de zooveel kracht en inspanning vereischende, dat men daaruit een motief kon putten voor een zoo gevaarijjk antecedent, als door die buitengewone toelage geschapen zou worden. »En", voegde e8n ander raadslid er bjj,men zou allicht die f580 kunnen gebruiken om eenigszins tegemoet te komen aan de behoeften van arme stumpers, die, in en door den dienst invalide gewor den, billijkerwijs op hooger pensioen aanspraak zouden kanden maken dan de wet bun toekent." Hiermede zinspeelde het raadslid op de zaak van den ondergeschikten ambtenaar, tot wien dezelfde wethouder gezegd had »ga naar Brabant." Inderdaad, hier was meten met twee maten, en ook, wy zijn van meening, dat men vooral iemand, die een ruim inkomen gehad heeft, geen hooger pensioen mag verstrekken dan hem rechtens toekomt, zoolang anderen slechts zoo weinig knnnen krjjgen, dat men tot hen zeggen moet: »ga naar Brabaut." Voor de arme oud-strjjders, die uit dankbaarheid voor bewezen diensten een metalen kruisje ontvingen,zal het wel te laat zijn om hen Daar Brabant te verwijzen. Daarom toone men hun die dankbaarheid op eene andere wjjze, waaruit bljjkt, dat »la patrie reconnaissante" nog op het laatst der 19e eeuw tracht goed te maken wat reeds te lang verzuimd is. GOES, 23 September 1896. Het laat zich aanzien, dat het ingediende ont werp tot wielrjjd9r-bela8ting wel niet ODgewjjzigd zal worden aangenomen. Van verschil lende zijden komt men aandragen met meer of min der gegronde aan- of opmerkingen. Eene zeer ge gronde levert een inzrader in de M. Ctdie er op wijst, dat wanneer ook buitenlanders, zoodra zy op Nederlandsch grondgebied zijn, de belasting van f 3 moeten betalen, dit dan velen van een uitstapje per fiets over de grenzen zal terughouden, wat voor vele hotel- en koffiehuis-houders groote schade zal opleveren. >In het gunstige seizoen toch" zegt de inzender, komen in de grens-gemeenten dagelijks tal van wielrjjders een wandelrit maken, waarvan bovenge noemde ingezetenen natnurlyk voordeel hebben. Dat getal zal door de voor vreemde wieiryders ongun stige bepaling, sterk afnemen. Want juist zy, die maar voor één of een paar dagen uitgaan, zullen de lasten niet willen, wellicht niet knnnen dragen. Wie met dergeljjke kleine uitstapjes genoegen nemen moet, kaa toch gewoonlyk niet tot de gegoeden gerekend worden. We zien het in onze eigene provincie, dat vele Belgen, tot den kleinen burgerstand behoorende, in den zomer er een dag aan wagen, om het land van Cadzand eens door te rijden, of een toertje te doen door Zeeuw8ch Vlaanderen's Oostelyk deel. Welnu, wjj voorzien, dat zy voortaan zullen terugkeeren aan de grenskantoren, als zy daar hooren, wat er te betalen valt. En zy hebben geljjkMoet iemand, die met paard en rjjtnig eens over de grenzen komt, daarvoor ook belasting betalen Wil men de buitenlandsche wieiryders ook treffan, dat men dan een anderen weg inBla. Men zou aan de grenskantoren, en daar alleen, dagkaarten ver krijgbaar kunnen stellen, slechts geldig gedurende den tyd, waarvoer zy aangevraagd zjjn. Men stelle dan de belasting per dag zeer billjjk, b. v. op 5 of 10 cent, voor eene week b. v. 25 cent enz. Natnur lyk geeft dit meer werk aan de ontvangers der grenskantoren, maar die vermeerdering is niet groot bjj eene goede inrichting der kaarten." In De Telegraaf van gisteren komt een stuk voor van den heer C. T. Knottenbelt, waarin deze er op aandringt nit art. 1, dat thans lnidt: >Wie op een openbaren weg een rijwiel berijdt, moet voorzien zjjn van eene van Rjjkswege aan hem afgegeven wielrijderskaart", enz. de woorden »aan hem" te schrappen en wielrjjderskaart te vervangen door kaart. Art. 2, waarbij aan den winkelier een kaart kan worden afgegeven, die behalve door hem zeiven, kan worden gebruikt door ondergeschikten, kan dan vervallen, terwjjl in art. 3 moet worden bepaald, Burgemeester e-i Wethouder» vau Goes breugen ter kennis vau belantdiebbeude», dat op voorstel van den Commandant der schuttel ij de volgende wijziging is gebracht in het re glement op di ve plichtiug der dienstdoende schuttel ij bij gelegeulieid van bruud Na artikel 10 wurdt ingevoegd een uie.w artikel luidende: Art. 11 Waar in dit reglement wordt gesproken van eerste gerucht vau brand, wordt daaronder verstaan, het k'eppeu van de kleine klok van het stadhuis." Artikels 11 en 12 worden dan 12 en 13 Goes, 19 September 1896. Burgemeester en Wethouder» van Goes, J G d W. HAMER. De Secretaris, VAN REIGERSBERG VERSLUIJS Het Register vau inschrijving met de daaruit opgemaakte Alphabetise'^» lijst voor de over 1896, voor de lichting vau 1897, ligger, van heden tot en met I October e. k. ter inzage. Gedurende dien tijd kunnen tegen registers en lijst bezwaren worden ingebracht bij den heer Commissaris der Koningin in dit gewest, door tii9schenkomst van dei Burgemeester dezer gemeente, zulk» op ongezegeld pa,>ier, maar door de uoodige bewijistukken gestaafd Goes, den 22 September 1896 Burgemeester en Wethouder» van Goes, J. G d W. HAMER De Secretaris. VAN REIGERSBERG VERSLUIJS. Metalen-Kruisridders. De vorige week lazen wjj in de Haagsche Cou- tant bet volgende: Metalen-Kruisridders. Langzamerhand sterven ze nit. Telkens gaat er weer een heen. En daaronder oudjes, die >het dankbare va derland" op hun hoogen leeftjjd gebrek laat ljjden. Maar de minister van oorlog beloofde verleden jaar een onderzoek, wat er aan te doen was. De Troonrede zweeg er nog over. En nu en dan sterven er iotusschen in kom mervolle omstandigheden. Want de minister onderzoekt. En de tchatkist spaart inmiddels eenige hon derden guldens uit. >La patrie reconnaissante." Het dankbare vaderlandIu deze drie woorden drnkt de Haagsche Courant eene zee van bitter heid uit Bitterheid over den schjjn van armoede, dien Nederland op zich laadt, door menschen, eenmaal met het ridderkruis begiftigd, op hun ouden dag gebrek te laten ljjdenbitterheid over da traag heid van onderzoek bij een minister, die beloofde het onderzoek te zullen houden en er dus de nood zakelijkheid van inzagbitterheid over eene Troon rede, die over alles wat het land raakt iets zegt, die vleiende eu welverdiende uitdrukkingen doet over de tegenwoordige land- en zeemacht, maar waarin niet gemeld wordt of er iets gedaan werd om te onderzoeken of men iets doen kon om een luttel aantal arme, oude strjjders, die in de kracht huns lerens goed en bloed veil hebben gehad voor het vaderland, tegen gebrek te behoeden Inderdaad, al is het de vraag of hiervan nu juist in de Troonrede melding moest gemaakt worden, hier is reden tot bitterheid, en te zeggen, dat het Naar het Duitsch van E. Berger. De consul Arnheim liep met een angstig gelaat zjjn werkkamer op en neer. Op zjjn schryftafel lag een hoop brieven en telegrammen, waarmede hjj reeds geruimen tyd bezig was. Thans had hjj den arbeid onderbroken om onrustig heen en weer te loopen en afgebroken woorden en zinnen in zjjn gedachten aan te vallen. Verduiveld", riep hjj ein- deljjk mismoedig uit, >ik moet het zinkende schip boven water trachten te honden en het zal mjj ge lukken. Als dat kleine prinsesje niet wil, zal ik haar de zaak uitleggen en dat zal haar weet stand breken. En hjj, Carlos de Santos, iB op mjjn handhjj zal, als mjjn schoonzoon, geen oogenblik aarzelen de groote verliezen, die mjjne firma aan het wankelen brachten, te dekken. Voor Gisela zal hjj elk offer brengen, daaraan is geen twjjfel, want bjj heeft haar boven alles lief." De consul ging weer aan zjjn schrijftafel zitten an een glimlach kwaoi op zjjn grl tat. Hjj nam zenuw- nooit anders en wel eens erger is geweest, is een schrale troost. Voorzeker, wjj weten, dat Oldenbarnevelt stierf op het schavot, nadat hjj volgens zijne overtui ging, al was die dan misschien volgens de nieuwste geschiedkundige theorieën verkeerd zijn leven gewjjd had aan de belangen van bet vaderland en van het Huis van Oranje; wij weten, dat de ge broeders De Witt door het Haagsche gemeen, onder toejuiching van sommige zich noemende evangelie predikers, onder oogluikend toelaten van de ma gistraatspersonen, ja, zelfs zonder dat prins Willem III er bijzonder boos om wa°, door de straten der hofstad gesl-rard werden dat huu ljjken verminkt en hunne afgesneden lichaamsdeelen zelfs bjj opbod verkocht werden. Wy weten ook uit nog tal van andore voorbeel den, ontleend aan de geschiedenis van andere landen, dat tra allen tjjde »la patiie reconnaissante" (het dankbare vaderland) dikwjjls slechts een klankeen uitdrukking zonder beteekenis, eene huichelary is geweest; maar zyn al die gebeurtenissen niet rede nen te meer om in onzen tijd anders te handelen en te toonou, dat wij onze helden beter weten te eeren? Herhaaldeljjk is er vau verschillende zjjden op aan gedrongen, dat Nederland zich het lot van de be hoeftige oud-strijders zon aantrekken, die tenzjj men zich bjj het uitreiken van het ridderkruis ver gist heeft geridderd zjjn, omdat zjj zich jegens het vaderland verdienstelijk hebben gemaakt; maar, onbegrijpelijk genoeg, waren die roepstemmen steeds vergeefsch Wjj weten he wel, dat pensioenen slechts naar vaste regelen worden verstrekt en dat de oud-stry ders er daarom geen aanspraak op kunnen maken. Maar zou wanneer een minister een post op zjjne begrooting bracht om, in den vorm eener toelage, dezen plicht der dankbaarheid te vervullen er éra lid der Staten-Generaal worden gevonden, die daartegen zjjne stem verhief? Wjj vertrouwen van beter. Maar dan haaste men zich, oplat niet de aflossing van deze eereschuld onmogeljjk worde doordien er geene rechthebbenden meer zyn. Onder dankbetuiging voor bewezen diensten. Een ambtenaar van stad of land, die, om welke reden dan ook, ophouden wil ambtenaar te zyn, vraagt ontslag uit zjjne betrekkiag. Dit ontslag wordt, zooals men het uitdrukt, verleend en wel tenzjj omstandigheden het verhinderen eervol, soms op de meest eervolle wijze en in vele gevallen onder dankbetuiging voor de gewichtige diensten aan stad of land bewezen. Die dankbetuiging nu is zeker stroelend voor den persoon, wi n het aangaat, en wanneer naast die dankbetuiging nog komt de toekenning van een meer of minder belangrijk pensioen, dan verzoent de ontslagen" zich in den regel vrjj gemakkelyk met de gedachte zjjn werkkring te verlaten en de rust te gaan genieten, die hjj zelf heeft aange vraagd. Wy zouden niet gaarne uit onze ambtenaars- maatschappjj de kleine vriendelijkheden zien ver- dwjjnen, die zich in die officiëele dankbetuigingen uitdrukken, en de pensioneering van ambtenaren, die hun gansche leven wijdden aan de belangen van staat of gemeente, is, bij de weinige kans, die ambtenaren in den regel hebben om te zorgen voor den ouden dag, een alleszins billijke zaak, zoo al niet een onatwjjsbare eisch. Eene Bchrille tegenstelling met het >gebrek ljjden" achtig en met bevende vingers de verspreid liggende papieren bjjeen, bekeek ze mst een onrustigen blik en spreidde ze weer uiteen. Hjj deed alles werk tuigelijk als in een droom. De luimige godin Fortuna bad sedert langen tyd de gelukszon van het handelshuis Arnheim doen dalen. De consul dreef voornamelyk overzeeschen handel en expeditie en speculeerde te geljjk aan de beurs. De omvang van zyn zaak was zeer groot. Hjj was in betrekkeljjk korten tyd tot grooten rjjk- dom, aanzien en koopmansroem gekomen, maar plot seling kwam er een onvoorziene wending in zyn zaken. Een groot baitenlandsch huis, waarmede hjj zich zeer onvoorzichtig te ver had gewaagd, staakte zyn betalingen en tegelijk leed hjj zware verliezen door het dalen van aandelen in industriële zaken, die hjj in groote hoeveelheid had aangekocht. Hjj kon de zware verliezen, die hjj geleden had, niet te boven komen en verloor bijna het ver#!and. Nu beproefde hjj op nieuw zyn geluk aan de beurs en deed zeer gewaagde stappen om er weer boven op te komen. Maar het tegendeel geschiedde en de zaak ging meer en meer achteruit; de ondergang was nabjj en elk oogenblik kon de bom losbreken. In Berljjn wist eigenlyk niemand hoe het met de zaken van Arnheim stond, alleen bedreven handels mannen kenden zyn benarde positie. Hjj leidde, als voor en na, een rjjk leven, gaf partyen, die aan pracht en luxe niets te wenschen overlieten en bleef daar door den naam van millionair behouden. Terzelfder tyd stierf plotseling een buitenlandsch groothandelaar, wien hjj groote sommen verschul digd was. De eenige zoon en erfgenaam er van, Carlos de Santos, een zorgelooze en levenslustige Kreool, was uit Brazilië naar Berljjn gekomen om de geldaangelegenheden zjjus vaders te regelen en Europa te loeren kennen. Dit was voor den konsul een bedenkelyke zaak, want zyn kas was z)o goed als ledig. Alles, waarover hjj op dat oogenblik be schikken kon, bedroeg 30 tot 40 duizend mark en hjj was aan de firma Santos meer dan het tienvoud verschuldigd. De jonge Braziliaan, die over een on gehoord vermogen beschikte en niet in de eerste plaats aan gild gehecht was, had tot hiertoe weinig over geldzaken gesproken. De consul ontving hem vriendelijk en stelde hem aan zyn familie voor. Van het eerste oogenblik af, waarop Saatos de dochter des huizes in al hare schoonheid had aanschouwd, sloeg in zyn voor vrouwenschoonheid zeer ontvan kelijk hart, de liefdevlam en stelde hjj de zaak, waarvoor hjj gekomen was, op den achtergrond. Hjj liet zich door zjja plotseling opgevatte genegenheid beheerschen, vergat vorm en étiquette en trachtte Gisela stormenderhand te veroveren. Hjj was een jonge Croesus, een flinke kerel met veel persoonlyk, innemende hoedanigheden. Hjj kon het jonge schepseltje, op wie hjj zyn zinnen gezet had, met een goudregen besproeien en baar toekomst met weelde omgeven. Daar hjj recht op zyn doel afging, liet hij den consul doorschemeren, welk plan hij had en hoe dankbaar hjj zyn zou als hjj zjjo verzoek wilde ondersteunen. Natuurlyk wilde de con- buI dat gaarneniets zou hem meer welkom zyn dan het huweljjk van zyn dochter met den rjjken Braziliaan, door wiens hulp hjj onmiddelljjk van alle zorgen bevrjjd zou zyn. Gisela had tot hiertoe Carlos de Santos behandeld als al hare andere vereerders en aanbidders, met afwisselende kuren, nu eens goed, dan weer slecht. Het vleide hare ydelheid door hem aangestaard en vergood te worden. Zjj was aan triomf gewoonzjjn pers eon was hem onverschillig, in haar hart voelde zy weinig genegenheid voor hem maar hij was haar toch ook zoo onverschillig niet om bepaald een loopje met hem te nemen, zooals zjj met zoovele anderen had gedaan. Zjj bemerkte spoedig, dat hij op haar verliefd was, en hartstochtelijk om haar heen flidderde. Zjj dacht er wol niet aan haar lot

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1896 | | pagina 1