1896 N°. 57. Donderdag 14 Mei. 83slu jaargang. GOESCHE COURANT. De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrjjdagavond, uitgezonderd op feestdagen. Prjjs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, f 1,75. Afzonderlijke nommers 5 cent; met bijblad 10 cent. Behalve aan ons Bureau worden Abonnementen en Advertentiën voor dit blad aingenomen bjj de heeren Nijgh Van Ditmar te Rotterdam ea 7ordar bjj alle Boekverkooper* en Brievengaarders. HuBendinn; van advertentlvn vée* wurm den De prg'B der gewone advertentiën is van 1-5 regels 50 cent, eiken regel meer 10 eti Bg directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prjjs slechts tweemaal berekend. Geboorte-, huwelgki- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen worden van 110 regels a f 1,berekend. Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald *20 ef. Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel. der uitgave. De Inspectie van de verlofgangers der Nationale Militie. zal alhier gehouden worden op MAANDAG DEN Ssten JUNI aanstaande, des voormi.ldags te 9 uren, in de Koopmansbeurs, waartoe de verlofgangers zich moeten verzamelen voor dat gebouw. Aan deze inspectie zijn onderivorpen de verlofgangers van alle lichtingen Mitsdien worden alle verlofgaugers van de militie te land, welke zich in daze gemeente bevinden, die vóór den 1 April 11. in het genot van onbepaald verlof zijn gesteld, onverschillig tot welke lichting zij hehooren, ten ernstigste aangemaand tot eene stipte opvolging der onderstaande bepalingen. lo. De verlofganger meldt zich binnen dertig dagen na den dag, waarop ham de verlofpas is uitgereikt, bij den Burge meester zijner woonplaats aan, teneinde deze zijn verlofpat voor gezien teekene (Art. 133) 2o. De verlofganger, die zich in eene andere gemeente gaat vestigen, geeft daarvan kennis aan den Burgemeester zijner woonplaats. Binnen dertig dagen na den dag, waarop hij komt in de gemeente, waarin hij zich vestigt, meldt hij zich evenzeer aan bij den Burgemeester dier gemeente, opdat zijn verlofpas ook door hem voor gezien worde geteekend (Art. 134) 3o. De verlofganger mag zich zonder toestemming van den Minister van Oorlog, niit langer dan gedurende vier weken buiten 's lands begeven. (Art 136). 4o. De verlofganger, die de artt. 183, 134 en 136 niet naleeft, wordt in werkelijken dienst geroepen en daarin gedurende ten hoogste twee maanden gehouden. Da duur van dezen dienst wordt bepaald door den Minister van Oorlog. (Art. 187). 5o. De verlofganger, die bij openbare kennisgeving is opge roepen om door den Militie-Commissaris te worden onderzoeht, verschijnt bij het onderzoek in uniform gekleed en voorzien van de kleeding- en uitrustingstukken, hem bij zijn vertrek met verlof medegegeven, van zijn zakboekj'e en van zijn ver lofpas. (Art. 133, 139 en 140) 6o. De verlofganger is aan de militaire rechtspleging en tucht onderworpen, onder anderen geinrsnde den tijd, dien het onderzeek voor den Militie-Commissaris daart, ea, in het algemeen, wanneer hy in uniform gekleed is. (Art. 180). 7o. Behoudens het bepaalde bij art. 130, kan eeu arrest van twee tot zes dagen, te ondergaan in de naastbij gelegen provoost of het naastbij zijnde huis van bewaring of arrest, door den Militie-Commissaris werden opgelegd aan den verlof ganger a die, zonder geldige reden, niet bij het onderzoek verschijnt 5. die, daarbij verschenen zijnde, zonder geldige reden, niet voorzien is van de bij art. 140 vermelde voorwerpen c. wiens kleeding. en uitrustingstukken bij het onderzoek niet in voldoenden etaat worden bevonden d die kleeding- of uitrustingstukken, aan een ander be- hoorende als de zijne verteoat. (Art. 141). 8o Onverminderd de straf in het voorgsande artikel vermeld, is de verlofganger verplicht, op daartoe door den Miltie- Commissaris te bepalen tijd en plaats en op da in art 140 voorgeschreven wijze voor hem te verschijnen om te worden onderzocht. (Art. 143). 9o. De verlofganger, die zich bij herhaling schuldig maakt aan hat feit, sub 4o van art. 141 bedoeld of Diet, overeen komstig art 143, voor den Militie commissaris verschijnt, of, aldaar verschenen zijnde ia het geval verkeert, sub 2o. en 8o. van art. 141 vermeld, wordt in werkelijken dienst geroepen en daarin gedurende ten hoogste drie maanden gehouden (Art. 144). Do daar van dezen dienst wordt door den Minister van Oorlog bepaald. (Art. 144). lOo. Do verlofganger, die niet voldoet aan eene oproeping voor den werkelijken dienst, wordt als deserteur behandeld. (Art. 145) llo. Élk, die voor ie Militie is ingeschreven, en, ieder die daarbij is ingelijfd, kan, overeenkomstig de daaromtrent bestaande voorschriften, tot eene vrijwillige verbintenis, voor den tijd van zes jsren of langer, worden toegelaten bij dezee macht, het korps marinier» hieronder begrepen, bij het leger hier te lande, of bij het krijgsvolk in 's Rijks overzeesche be zittingen plaatsvervangers echter aiet by de zeemacht of het korps mariniers gedurende hst eerste jaar van hunnen diensttijd. (Art. 9 en 74) 12o. Aan de bij de Militie te land ingelijfden, die verlangen na volbrachten cefeningstijd minstens voor zes maanden onder de wapenen te blijven of te komen, zonder zich als vrijwilliger te verbindea, wordt dit vergund. (Art. 126). Goes, den 11 Mei 1896. Burgemeester en W ethouders van Goes, J. G. d. W. HAMER De Secretaris, VAN REIGERSBERG VERSLIJÜS. Gemeenteraad van Goes. Jl. Maandagavond hield de gemeenteraad van Goe9 eene openbare vergadering, onder voorzitterschap van den burgemeester, mr. J. G. de Witt Hamer. Tegenwoordig waren 12 leden. Afwezig met kennis geving de heer W. Temperman. Na lezing en goedkeuring der notulen van |de vorige vergadering werden als ingekomen stukken o. a. ter tafel gebrachtvan Ged. Staten van Zee land bericht dat zjj goedkeuren het kohier Tan den hoofdelijken omslag voor 1896en een tweetal recla mes tegen den aanslag in den hoofdelijken omslag. Een verzoek van mej. P. C G. K o c honder wijzeres in het Duitsch aan school E alhier, om eervol ontslag als zoodanig, wegens hare benoeming tot onderwijzeres aan de o. 1. meisjesschool te Zwolle, werd op advies der schoolautoriteiten verleend tegen 8 Juni a. s., en in hare plaats benoemd mej. M. A. W. Middel veld Viersen te Voorburg met 8 stemmen. Mej. F. G. Koch verwierf 4 stemmen. Daarna werd overgegaan tot het benoemen van een onderwjjzer bjj het lager onderwjjs alhier (vaca ture Van der Maas) en werd als zoodanig benoemd D. A. Poldermans te Eilemeet met 10 stemmen. J. J. van Elsii3ker te Tolen verkreeg 2 stemmen. Door aankoop van eigendommen tot oen bedrag van f 960G.981/2 is het noodig, dat de begroo ting van het Burgerlijk Armbestuur voor 1895 gewijzigd wordt. De wijziging werd op voorstel van B. en W. en gunstig advies der fia. commissie goedgekeurd. Omtrent de rekening over 1895 der dienstdoende schutterij te Goes, bedra gende in ontvang f 547.13 i/g, in uitgaaf f486.13 1/2 en derhalve sluitende met een goed slot van f 61. adviseerde de meerderheid der fin. commissie tot goedkeuring; de minderheid daarentegen acht den post ad f 5 voor gratificatie aan de politie-agenten, verantwoord onder art. 32 b, ongemotiveerd en onwettig en is daarom teg6n goedkeuring. De Voorzitter zeide, dat het aan B. en W. niet is mogen gelukken de onwettigheid van den gewraakten post te ontdekken. De post komt al jaren op de begrooting der schutterjj voorzjj da teert althans reeds zeker uit den tijd, toen de vorige commissaris van politie, de heer Van Dijk, auditeur bij de schutterij was. Het i3 bovendien aan de politie volgens de verordening toegestaan gratificatiën aan te nemen, mits onder toestemming van den com missaris. Onwettig is dus de post in geen enkel opzicht en B. en W. hebben dau ook geen aanlei ding gevonden om de rekening der schutterij, die overigens in orde is, niet aan den gemeenteraad ter goedkeuring over to loggen. De heer AI. De Jonge Jz. zeide, dat hg in dezen de minderheid der fin. commissie vormde. Hjj ver moedde, dat de voorzitter zich vergiste, toen deze zeide, dat de post reeds jaren op de begrooting voorkwam. Dit is juist nooit het geval geweest. Spr.'s bezwaar is dan ook, dat niet overeenkomstig de voorschriften van art. 34 en 35 der schutterij wet is gehandeld, waarin gezegd wordt, dat iedere post afzonderljjk moet worden begroot en dat over geen andere onderwerpen, dan die op de begrooting staan vermeld, uitgaven mogen geschieden. Op de bsgroo- ting nu is nooit een post voor gratificatiën aan de politie uitgetrokken. Maar bovendien is de uitgaaf ook ongemotiveerd. Herhaaldelijk zjjn er aanmer kingen te maken geweest op de begrooting of reke ning der schutterjj en spr. constateerde met genoegen, dat dit nu dit jaar niet het geval was geweest. Meermalen heelt spr. comparities met den comman dant der schutterij gehad en hem op het verkeerde van de uitgaaf voor gratificatiën aan de politie ge wezen, omdat die post niet op de b9grooting voor kwam. Ware dit wei het geval geweest dan hadden de Raad en Gedep. Staten daarover hun oordeel kunnen zeggen en was reeds lang beslist of die uitgaaf reden van bestaan heeft. Het is spr. bjj on derzoek gebleken, dat dit jaar de post in den schut tersraad met meerderheid van stemmen is goedge keurd, maar tevens, dat die Raad tot nogtoe zelf niet wist, dat jaarljjks eene gratificatie aan de politie werd gegeven. Deze werd eenvoudig door den com mandant uit den post onvoorziene uitgaven gekwe ten. En toen nu de secretaris van deu schuttersraad ia de missive ter begeleiding van deze rekening had vermeld, dat de post met meerderheid van stemmen was goedgekeurd, heeft de commandant geweigerd die missive te onderteekenen. Terugkomende op don post zelf, merkte spr. op, dat hij die uitgaaf onnoodig vindt. Wordt de politie te laag bezoldigd, dan moe ten de tractementen worden verhoogd, maar waar volgens art. 3 der verordening de politie verplicht is diensten te praesteeren als die gevraagd worden, daar is eene afzonderlijke gratificatie ongemotiveerd. En welke diensten bewjjst de politie aan de schut terij Alleen, dat zjj in geval van brand de officieren wektmaar aannemende, dat er hier ééns in de 10 jaren 's nachts brand ontstaat, dan is die dienst met 10 X f 5 f 50 wel wat ruim betaald. Overigens beeft spr. in de instructie van de politie-agenten nergens kunnen lezen, dat zij gratificatiëa of fooien mogen aannemen. De Voorzitter merkte op, dat hjj zooev^n inder daad bjj vergissing het woord begrooting" in stede van rekening" heeft gebezigd. Hij bedoelde natuur lijk, dat de post op de rekening sinds jaren voor komt. Voor het aannemen van gratificatiën voor bewezen diensten door politie-agenten wijst hjj den heer De Jonge op art. 7 der verordening no. 26. Bovendien merkte spr. op, dat de politie niet alleen diensten aan de schutterij praesteert bjj het uitbre ken van brand, maar ook bg de veertiendaagsche oeteningen in de zomermaanden. Daarin ligt dan ook de beweeggrond voor de toekenning van de gratificatie. Eu wat de eenigszins intieme mededee- lingen uit het in den schuttersraad verhandelde be treft, deze doen bier natuurljjk niets ter zake. De heer Ochtman wenschte namens de meerder heid der fii. commissie te verklaren, dat zij het over den vorm volkomen met den heer De Jonge eens is. Die vorm is inderdaad niet in den haak, maar de meerderheid der fin. commissie meende, dat, waar de uilgaaf nu eenmaal geschied is, er voor den ge meenteraad geen reden is om de rekening niet goed te keuren en haar ter wijziging aan den schutters raad terug te zenden. De heer M. de Jonge Jz. merkte nog op, dat de politie de schutterjj bij hare oefeningen niet be hoeft te beveiligen. De schutterjj kan zichzelf be veiligen, ook op de appèl-plaats, door het uitzetten van eenige posten, zooals op het exercitie-terrein geschiedt. De heeren van de schutterjj hebben spr. dau ook verzekerd, dat de gratificatie alleen diende voor het wekken bij brand. De hoer Ramondt achtte het ook wel wenschelijk, dat de schuttersraad den post voor gratificatiën aan de politie op de begrooting raamdedan was de zaak administratief in orde. De heer M. de Jonge Jz. zeide nog, dat hij den commandant der schutterjj reeds teu vorige jare hierop attent had gemaakt, en dat spr. zich toen door den commandant had laten «lijmen" en zjjne stem aan de rekening had gegeven. Maar nu zou spr. tegen de rekening stemmen. Wat ten slotte het motief van onwettigheid betreft, erkende bg de zaak ia de instructie der politie-agenten te hebben gezocht en niet op art. 7 der verordening no. 26 te hebben gelet. De rekening werd daarna met 10 tegen 1 stem goedgekeurd; tegen de heer M. de Jonge Jz. (De heer Coenen had de vergadering verlaten). Bjj de gewone rondvraag wees de heer V. d. Peijl er op, dat er op den wal ter hoogte van het Heils leger groote behoefte bestaat aan één of meer lan tarens. Het Heilsleger is een lokvogel voor de jongelui van beiderlei kunne en het wordt in die buurt, speciaal Zondagsavonds, al te vrooljjk, zoodat het voor rustige burgers niet meer doenlijk is daar te wandelen, en het plantsoen vormt juist daar een der schoonste plekjes rondom de stad. Spr. zou wel wenschen, dat het Heilsleger eenigszins beteugeld kon worden in zjjne luidruchtige voorstellingen met muziek, die eigenlijk den naam van muziek niet verdient. Maar in elk geval zou uitbreiding der verlichting op den wal reeds veel ten goede kunnen uitwerken en spr. zou wenschen, dat er één lantaren werd geplaatst bij de Doopsgezinde kerk en één bg den Agnesgang. De Voorzitter antwoordde, dat het denkbeeld van den heer V. d. Pejjl om het Heilsleger te verbieden op de bjj dat lichaam gebruikaljjke wijze binnens huis uiting te geven aan godsdienstige gevoelens in ons vrjje Nederland niet wel uitvoerbaar is. Hem is althans geen macht bekend, die deze samenkomsten verbieden kan. Wat de muziek betreft, dat blijft altjjd eene quaestie van sm-tak; zoo vindt de één een orgel leeljjk en een ander mooi. Maar hoe dit zij, die muziek dient juist om het publiek te lokken. Het punt der verlichting zal spr. gaarne in de eerstvolgende vergadering van B. en W. be spreken, maar hjj wil er al dadelijk op wjjzen, dat er bereids een lantaren staat bjj de Cornelis Evers- djjkstraat en ééa bjj de Brouwersgang, en dat bij uitbreiding der verlichting de kosten daarvan niet zoo heel gering zullen zjjn, daar de straatleiding dientengevolge ook zal moeten worden uitgebreid. De heer v. d. Peijl repliceerde, dat het zijn doel alleen was te wjjzen op de onaangename opstootjes, die er bjj het gebouw van het Heilsleger plaats hebben. Het is daar eene verzamelplaats van jongelieden, en juist daardoor worden de opstootjes verwekt. Dien tengevolge moeten er altjjd twee politie-agenten ge stationeerd zjjn en dus brengen die volksverzame lingen indirect lasten voor de gemeente met zich. De quaestie van de uitbreiding der straatleiding achtte spr. geen bezwaarnaar de Doopsgezinde kerk bestaat ze reeds, en naar het einde van de AgneBgang zal ze toch wel spoedig moeten worden aangelegd. De Voorzitter merkte nog op, dat het jonge volk ten allen tijde een verzamelplaats heeft gezocht. Vroeger was de Kerkstraat daarvoor het uitgekozen terrein, maar daar kan men nu wöer ongestoord loopen. Thans is de omgeving van het Heilsleger de verzamelplaats. Het is dus eenvoudig eene ver plaatsing van de verzameling van jongelieden. Ergens zal die zich steeds blijven openbaren. Daarna werd de openbare vergadering gesloten. Ook eene schutterij-quaestie. Zooals uit het bovenstaande verslag van de ver gadering van onzen gemeenteraad blijkt, werd de hoofdschotel der behandelde zaken gevormd door de rekening der dienstdoende schutter jj, een onderwerp, da| in gewone omstandigheden zelden tot discussie aanleiding geeft. Maar thans was er eene buitenge wone omstandigheid, omdat daarop een post voorkwam, die op de begrooting werd gemist, zoodat feiteljjk in strjjd was gehandeld met art. 35 der schatterjj wet. Ons dunkt, dat de heer De Jonge volkomen terecht daarop eene aanmerking maakte, en hoewel hij eene minderheid van de financiëele commissie vormde, waar hg adviseerde de rekening der schutterjj niet goed te keuren, daar bleek toch uit de toelichting, die de heer Ochtman gaf van het advies der meerderheid dier commissie, dat ook deze het in beginsel met den heer De Jonge volkomen eens was. Te dien opzichte kan ook, gelooven wjj, niet wel verschil van gevoe len bestaan. Maar al scharen we ons dus in zooverre geheel aan de zijde van den heer De Jonge, we mogen niet ontveinzen, dat bjj 0. i. een gevaarljjk element in het debat bracht, toen hg ging mededeelen, wat over den gewraakten post der rekening in den schutters raad was beslist. De vergaderingen van dien Raad toch zijn niet openbaar, tenzjj er strafzittingen worden gehonden, en het verhandelde uit de besloten verga deringen mag derhalve niet aan iemand buiten den schuttersraad, zelfs niet aan aan een gemeenteraads lid, worden medegedeeld. Wie in dezen de zegsman van den heer De Jonge is geweest, valt slechts bg benadering af te leiden uit diens nadere mededeeling, dat de secretaris van den schuttersraad hem verklaard had, dat de com mandant geweigerd had eene de rekening begelei dende missive te teekenen, waarin vermeld stond, dat de rekening in den schuttersraad met meerderheid van stemmen was vastgesteld. Is ons vermoeden juist, dat derhalve niemand anders dan da secretaris van den schuttersraad de zegsman van den heer De Jonge is geweest, dan heeft die secretaris zich 0. i. aan eene onbescheiden heid schuldig gemaakt, die moeieljjk te verdedigen is. Hjj heeft zich dan aan eene openbaring van ambtsgeheimen gevraagd, en bovendien door de mede deeling van de weigering tot onderteekenlng door den commandant alleen reeds zioh tot eene beoor deeling van zijne superieuren laten verleiden, die het bewijs levert, dat niet in alle gevallen nit oud gedienden de beste elementen voor onz9 schutterjjen worden gereernteerd. Bovendien was de commandant der schutterij in dezen volkomen in zjjn recht, toen hij weigerde den bewusten begeleidenden brief te onderteekenen, want daarin stond iets vermeld, dat binnen den kring van den schuttersraad moest big ven, en zelfs niet aan den gemeent araad mocht worden medegedesld. We gelooven dan ook, dat de heer De Jonge den secretaris van den schuttersraad geen dienst heeft bewezen door met zoo groote openhartigheid in het publiek diens vertrouweljjk »geklap uit de school" mede te deelen, want de grootste verantwoordelijk heid draagt natuurlijk hjj, van wien ze uitgingen. Hoe dit zij, er schjjnt in den iuferieuren officiers rang bij onze schutterjj iets te mangelen aan het esprit di corpsen waar dat corps zoo klein is, na tuurljjk bedoeld in den zin van weinig talrjjk, daar is eene dergeljjke verhouding dubbel te betreuren. Het is daarom te hopen, dat de schuttersraad ernstig onderzoske, wie het geheim zjjner vergaderingen heeft geschonden en naar bevind van zaken zal handelen dat de commandant, thans gewaarschuwd, zijn prestige zal haadhaven met nog meer kracht dan tot nutoe, en dat een ieder den toeleg zal wraken om den commandant te maken tot den zondebok voor de besluiten, die door den schuttersraad met algemeene of zelfs maar met meerderheid van stem men worden genomen. GOES, 13 Mei 1896. Volgens een dezer dagen door de Internatio nale vereaniging voor de suikerindustrie in Europa ingestelde enquête naar de hoegrootheid der opper vlakte, welke dit jaar ia de onderstaande landen met beetwortelen zal worden beteeld, bedraagt dit een totaal van 881,268 hectaren, tegen 753,693 in 1895. Voor de verschillende landen zjjn die cijfers als volgt: Duitschland 419,875 en 373,504Oostenrnk- Hongarjje 347,391 en 288,923België 70,134 en 58,502en Nederland 43.868 en 3*2,764. Een en ander wjjst gemiddeld eene vermeerdering van 16 8 pet. aan. Wat Frankrjjk en Rusland be treft, in deze beide landen is de enquête nog niet afgeloopen. fillewoudedijk. Maandag jl. werd te Drie wegen eene vergadering gehouden van ingelanden van het calamiteuse waterschap Elle- woudsdjjk, waarin de rekening over 1895/6 werd goedgekeurd, bedragende in ontvaDg f 26033,81 en in uitgaaf f25450,141/2 en alzo0 met een goed slofc van f 583,661/2- Vervolgens werd de begrooting voor 1896/7 in ontvang en nitgaaf vastgesteld op f 25924,081/1Het

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1896 | | pagina 1