1896 N°. 41. Zaterdag 4 April. 83slc jaargang. Bij dit ïio. behoort een bijvoegsel. 101II VI. De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrgdagavond, uitgezonderd op feestdagen. Prgs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, f 1,75. Afzonderlijke nommers 5 cent; met bjjblad 10 cent. Behalve aan ons Bureau worden Abonnementen en Advertentiön voor dit blad aangenomen bg de heeren Nij&h Vvn Ditmi?. te Rotterdam es verder bg alle Boekverkooperfi en Brievengaardors, KnaE&racUngr VSMB advertentiSiffi wwe 9 wren op ëcn De prgs der gewone advertentiön is van 1-5 regels 50 cent, eiken regel meer 10 ctf. Bg directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prgs slechts tweemaal berekend. Geboorte-, huweljjks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen worden van 110 regels a f 1,berekend. Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald 20 et Aanvragen oca en vermelding van liefdegaven 5 cent per regol. de? uitgave* Uithoofde van het Paaschfeest zal a. s. Maandag geen nommer van dit blad worden uitgegeven. De toestand op Atjeh. De berichten omtrent de jongste gebeurtenissen j op A'jeh vestigen woer meer dan ooit do aandacht op dat land. Het vnrraad van To«koe Oemar, dat dreigt zoo noodlottig te worden voor ons dapper Indisch leger, zal zeker maken, dat velen onzer lezers iets meer omtrent dien persoon willen ver nemen. We laten daarom hieronder het een en ander omtrent hom volgen. Dr. Snonck Hnrgronje kenschetst in zijn bekend werk dezen Djohan als een politiek avonturier, die zich zijn machtigen invloed wist te verwerven door zijn tact, zij a menschenkennis en zjjn sluwheid. En do feiten bevestigen dat wel, als men maar even 's mans doopceel opslaat Hij stamt uit een HoeloebalangAemWie «n wist al zeer spoedig zjjn invloed te versterken door een huwelijk met de dochter van een Panglima. Eenmaal zelf Hoeloebalang te worden, schijnt het ideaal te zjjn, waarvoor hij, van der jeugd aan, alles in het werk gesteld heeft Reeds in '78 ontmoette de »Compenie" hem op baar weg. Toen stookte hjj op de Westkust, waar zjjn bezittingen lagen, de bevolking van Malaboe tegen ons op. In '83 werd er een kleine expeditie afgezonden, om hem in zgn bezittingen, rjjke pe pertuinen, te tuchtigen. Zgn kampong werd ver brand, maar aan onderwerping begon hg pas te danken toen da scheepvaartregeling hem door het beletten van peporuitvoer al te gevoelig in de beurs kwam. Eerst in het begin van '84 kwam die onderwer ping tot stand, op voorwaarde, dat hjj als opvolger van zgn schoonvader erkend zou worden. Hij zou dan zjjaerzijds meewerken tot het bevrjjden van de schipbreukelingen der Nisero. Toen het daar even wel aan toe kwam, werd hem bljjkbaar de verzoe king te machtig. Toen bij nl. met de Benkoelen naar de Westkust was gezonden, om de bemanning van de Nisero af te halen, overviel hij de sloep, die hem aan land gezet hadnaar hg beweerde, uit wraak omdat hij aan boord niet met genoeg onderscheiding behandeld was. Sedert bestookte hij ons weer in Groot-Atjeh. In 1886 overviel hij de Hok Canton, waardoor ons be stuur verplicht was de gevangen bemanning, ten genoege van Engeland, voor f 100,000 vrjj te koo- pen. Toen echter begon hij weer pogingen te doeD, om met ons op goeden voet te komen. Zjjn politieke berekeningen leidden hem er toen toe, om op te treden tegen de priester par tij, onder onzen vinsiigen vijand Toekoe di Toeri, wiens lauweren hem geen rust lieten. In Juli 1893 kwam hij openlijk tegen de priesfcerparfcg in verzet en riep de hulp in van een deel der VI Moekims, die binnen onze linie waren gelegen. Mot voorkennis van het Bestuur werd die hulp verleend en op 14 Juli raakte Toekoe Djohan slaags met de Kemala-party, die zware ver liezen leed. Het kreeg al meer en meer den schjjn dat de renegaat het thans oprecht meendehjj verdreef de priesterpartij uit de VI Moekims en verder, en ter- wjjl hij steeds krachtiger door onze troepen werd gesteund, bracht hij al de vijandelijke stellingen ten Zniden van de linie in onze macht. Toen kwam Djohan naar Kota Radja om zijn onderwerping aan te biedenen nu voortaan bield hg zich goed. Hij stelde zelfs aan generaal Van Tejjn voor, den jeugdigen Sultan tot toenadering en onder werping te willen overhalen. Die generaal vertrouwde hem echter nog niet, en wilde niets van hem weten, doch toen hg in de VI Moekims optrad als bevor deraar van orde en recht, en aanbood voor ons de kwaadwilligen uit de XXV Moekims te verdrjjven, en dat ook deed met onze kogels, toen kwam hg in de gratie van Van Tejjn's opvolger, kolonel Deükerhof. Tosboe deed den eed van onderwerping en ver- Een Tengkoe is het godsdienstig hoofd van een dorp of kampong. De kampongs, waarvan de be woners naar een en dezelfde misslgit gaan, vormen samen een Moekim, en het godsdienstig hoofd daar van heet Imamterwjjl eenige moekims te zamen weer het gebied uitmaken van een Hoeloebalang. Dezen stellen de Tengkoes en Imams aan en hebben zich tot drie bondgenootschappen gegroepeerd, die Sagi'e hes ten, over elk waarvan een der machtigste Hoeloebalang» al» erfeljjk hoofd, of Panglimais aan- gesteld. wierf volle vergiffenis benevens den titel van Toekoe Djohan Pahalawan (held; en Panglima Prang Besar (gioofe veldheer). Hij zuiverde voor ons toen alles wat wij maar wilden, de XXV, de XXVI, de XXII Moekims, en dat alles op vrij gemakkelijke manier. Hij werd chef van een korps Atjehsche marechaussee'», die door ons gewapend en door ons betaald werden, en die te hulp geroepen worden als het noodig was. De versterkingen, die zjj veroverden, werden tjjdelijk door onze troepen bezet. In verschillende beschouwingen over den toestand in Atjeh, gedurende de laatste jaren, trof men om trent de wijze, waarop Toekoe Djohan zijn rol speelde, herhaaldelijk meedeelingen aan, die thans een her nieuwde beteekenis erlangen, en tot betere beoor deeling in staat stellen van de nu gekomen ont knooping. Zoo schreef reeds in '94 een officier in het N. v. d. Dag: >Men wil weten, dat de dollars van het Neder- landsch gouvernement ook bjj den vijand, door inter mediair van Oemar (Djohan) veel meer hebben uit gewerkt dan Oemar's geweren. Naar het schijnt had Orfmar nu en dan twee soorten van contracten möt de vjjandeljjke party ta sluiten, waarvan het eene luidde: »Om tegen x dollars des nachts de stelling te ontruimen", terwijl in de tweede overeenkomst bedongen werd, dat men van weerszjjden als razenden in de lucht zou schieten en de vijand eerst daarna zgn benting verlaten zou, tegen betaling van zooveel. Was deze tactiek geldend in de XXV Moekims, niet alzoo heeft Oemar zich te allen tijde gedragen in de XXVI MoekimB, waar hij minder relation had. Zoo is op Oemar's last bij de verovering van Boeng Tjala een 50 man, die niet meer den tjjd hadden om te ontkomen, over de kling gejaagd. Na het schoonvegen der XXVI Moekims bleef nu nog »pour couronneinent de l'édifico" de schoon maak over van het laatste stuk van Groot-Atjeh, dat der XXII Moekims, hetgeen eveneens door Toekoe Oemar is volbracht, door achtereenvolgens zich meester to maken van Kajoeh-Leb, Lambari Aoak Baté en Anagaloeng, en op grond waarvan hg Oemar thans be went aanspraak te hebben op de Militaire Willemsorde van de 4e klasse Bleef nu ook al tot heden toe de approviandeering van al de nieuwe posten kalm haren gang gaan, zonder daarbjj gewonden op te loopen, algemeen gelooft men te Atjeh, dat deze gunstige toestand slechts zoo lang zal duren, als Toekoe Oemars eischen door generaal Deijkerhoff op den duur zullen worden ingewilligd." En wat nu de eigenlgke toestand op het oogen- blik aangaat, daaromtrent schrijft de gcp. luitsnant- kolonel G. B. Hoojjer aan de N. It. Ct. »Hefc is helaasmaar al te waar. Na het verraad op Lombok trof na ons dapper Indisch leger het verraad op Atjeh. Wat als gerucht in de couranten werd opgenomen, is niet alleen bevestigd, maar nog in gewicht toe genomen. Op Lombok werd het om politieke en militaire redenen noodig geacht onze troepen te legeren onder de muren der Baliörs. Men spiegelde zich daarbjj niet aan de lessen der geschiedenis, die er toch zoo duidelgk op wezen, dat men den Baliër niet vertrouwen kon, en dat hij uitnemend slag had, met de geheele bevolking tijdelijk een air van vredelievendheid en onderwerping aan te nemen. Men wilde waarschijnlijk geen verzet uitlokken en liet, ter wille van dat goede doel, achterwege, zich op die punten te versterken en te dekken. Toen week op week verliep en alle» rustig bleef, toen de oorlogsschatting reeds voor de helft was betaald, bleef men begrjjpeljjk genoeg, al is het ook te betreuren vertrouwen op het woord van den vorst en plukte men daarvan de wrange vruchten. Op Atjeh trachtte men onzen invloed uit te brei den buiten de geconcentreerde linie en deze te om geven, niet alleen met een zoogenaamde opengekapte Btrook van 1000 Meter breedte, maar ook met een terrein, dat van geestdrijvende vjjanden gezuiverd zou zgn. Ook daarbij wilde men liefst niet vechten. Toen het bleek, dat het gewen?chte resultaat wellicht te verkrjjgen zou zgn door Toekoe Oemar in genade aan te nemen sn hem vergiffenis te schenken nist alleen voor zgn strgd tegen ons daartoe had hjj recht maar ook voor zgn snood verraad, toen werd de verzoeking te sterk en ging men daartoe over en overlaadde men hem met geld en schoonklinkende titel» en trok op onze kosten een woning voor hem op. Ook hier hoopte men, dat het doel de middelen heiligen zou. Op Lombok sloot men goedmoedig d« oogea voor het gevaar en sloeg men geloof aan het woord van een Balineeseh vorstop Atjeh vocht men willens en wetens met bezoedelde wapenen en vertrouwde men op de eedsn van een schijnheiligen schurk. Op Lombok werden onze soldaten als honden neer geschoten van achter de muren, waartegen zij zich rustig en vol vertrouwen hadden moeten neder- leggenop Atjeh zitten zjj nu in de elf posten buiten de geconcentreerde linie, omringd door 21 versterkte punteü, waarin de legioenen van Toekoe Oemar en consorten als onzs hulptroepen in bezet ting liggen. De posten in de hoofdlinie, dia Kota Radja omvat en met de beide uiteinden tegen de zee aansluit, zgn door een paar straal trambanen en door een cein tuurbaan met het hoofdkwartier en onderling ver bonden. Oen die linie heen ligt de 1000 Meter breede, vroeger opeDgekapte strook. Daar buiten ligt de tweede, tijdelijke linie, waar van de posten voor het meerendeel door een weg verbonden zgn. Tusschen en om die posten liggen de 21 varsterkte punten, door Atjehera bezet. Onze kranige soldaatjes zullen zich daar staande weten te houder, al sluit de verrader met zgn drie bloedverwanten als onderbevelhebbers, met zjjn veertig Panglima'8 en zgn 200 vaste strgders hen ook in, an al loopt ook alles wat Moslemin heet van West en Noord- on Oostkust te zamen om zich onder zgn vanen te stellen. Wjj kunnen er op rekenen, dat onze manneke» strgden zullen tot de munitie is verbruikt en de vivres zgn verteerd, ja langer, veel langer nogdat zjj zich ten laatste een doortocht zullen weten te banen naar de hoofdlinie, als alle kans op behoud van hun post verloren is. Maar hoeveel van de 25 officieren en 700 man, die daar gelegerd werden, zullen dan nog present zjjn op hst appel Volgens het Koloniaal Verslag telden onze troepen op Groot Atjeh in het begin van 1895 ongeveer 190 officieren en 4700 minderen40 officieren en 1450 minderen lagen toen in de hoofdlinie verspreid. Hoeveel van wat er voor uitrukken beschikbaar is, en hoeveel van de beide bataljons, die nu naar Atjeh onderweg zgn, zullen er moeten vallen, voor dat die posten zullen zgn ontzet, en onze positie weder even zuiver en eren gevestigd zal wezen, als toen generaal Van Tejjn die aan zijn opvolger overgaf, om niet te spreken van die, welke generaal Van der Hegden daar achterliet Het kan alles heel wat beter afloopen dan wjj nu maar al te veel reden hebben te verwachten in de XXVI Moekims, die tegen het Oostelijk ge deelte onzer linie aansluiten, kan het wellicht rustig bljjvendaar was de invloed van Toekoe Oemar nimmer zoo bjjzonder groot; er kan najjver ontstaan tusschen onze vijanden, die zijn spel waarschijnlijk heel wat beter doorzien dan wij. Generaal Vetter, die den Baliër den voet op den nek wist te zetten, zal ook nu wodor toonen, wat er zit in zjjn manne lijk, echt Hollaudsch karakter, en niet in gebreke bij]ven, alles te doen, wat bjj kan, om een goede oplossing te vinden. Maar toch is en hlüft de toestand op Atjeh hoogst ernstig, en moet de Nederlandsche natie zich er op voorbereiden, dat haar een slag kan treffen, voor haar draagkracht niet veel minder zwaar dan die Italië uit Abessynlë gewerd." Bjj het departement van koloniën werd ontvan gen het navolgende van gisteren gedagteokende telegram van den Gouverneur-Generaal van Nederl.- Indië Generaal Dejjkerkoff seint, dat niemand in Atjeh kan gissen do reden van het gedrag van Toekoe Djohan, die zelf in een brief opgeeft onheusche bejegening van eenige zijner lieden door twee amb tenaren. Voor zooverre nagegaan, is dit zeer ge zocht. Toekoe Djohan mcost optreden tegen Lamkrak op 29 Maart en onze troepen den dertigste. Hij deed dit niet en schreef een brief. Militaire gemeenschap verbroken met Lamkoenjit, Biloel, Anak Galoang, Senelop, Kroeng Gloempang en Tjot Rang; doch brieven van de commandanten ontvangen. Weinig beschoten hulp onnoodig; ruim vivres en ammunitie. Gemeenschap zoude te openen zgn, waren troepen niet noodig voor observatie. Toekoe Djohan pleegde nog geen vjjandeljjkheden, versterkte alleen Pakan Badak en Lampisang. Hier bevinden zich woningpn van Toekoe Djohan. Ik vermeen, dat Toekoe Djohan niet tegen ket centrum van het verzet wilde optreden, omdat hg daardoor met de hoofden van het verzet zou breken." De Gouverneur-Generaal van Ned.-Indië heeft, naar men verneemt, per telegram uitzending ge vraagd van 30 luitenants der infanterie en van 12 onderofficieren der b»redea artillerie. GOES, 3 April 1896. Omtrent het 40jarig jubilé van den heer J. Konsemaker Pz., hoofd der school te UZiese, meldt men ons vandaar nog nader Onder den stroom van gel uk wenschen per post en telephoon aangekomen bevond zich ook een har- teljjke en in vleiende bewoordingen vervatte felici tatie van het Hoofdbestuur van het N. O. G. en éane van het Gewesteljjk Bestuur van dit Genoot schap, waarvan de jubilaris honorair-lid is. Het album van de familie Geill, van een nette opdracht voorzien, had een eigenaardige beteekenis, omdat zich daarin de portretten bevonden van den heer J. A. Geill en zjjne overleden echtgenoote, benevens van zjjne tien kinderen (w. o. twee afgestor venen), allen oud-leerlingen van den heer Konsemaker. Tgdens het schoolfeest was het schoolgebouw stampvol met burgerljjke en kerkelijke autoriteiten, onderwjjzers, schoolkinderen en belangstellende dorpe lingen. Het woord werd gevoerd door den burge meester, door den heer P. Steuvoer en door den onderwijzer, mede namens de onderwijzeres en de leerlingen. De jubilaris hield eens toespraak, waarin hjj in een overzicht trad van zijne wederwaardigheden als onderwijzer ondervonden. Zoo werd er in medege deeld, dat van de gemeenteraadsleden in 1856 thans nog twee in functie zgn, ook dat hjj in drie ver schillende schoolgebouwen te Nisse gewerkt heeft. Op 1 April 1856 bevonden zich 38 leerlingen op de school, wat toen veel genoemd werd op eene bevolking van 570 inwoners. Twintig jaar stond de heer Kousemaker geheel alleen voor zijne leer lingen. Sedert 1876 werd hg bijgestaan door een onderwijzer en sedert 1891 ook door eene onder wijzeres. In welgekozen bewoordingen, soms door aandoe ning bijna overmand, bedankte de jubilaris ten slotte sprekers en toehoorders. De schooljeugd zong met ta8schenpoozen een drietal toepasselijke liedjes, werd na afloop der officiëele plechtigheid gul onthaald op koekjes en chocolade en verkeerde in de opgewektste stemming. Vele genoodigden verzamelden zich daarna in ds woning van den feestvierende en genoten een bui tengewoon gastvrije ontvangst. Des avonds kwam nog de burgemeester van Ierseke. Tot laat in den voornacht bleef men bjjeen. Dat het niet aan harte lijke toespraken ontbrak spreekt van zelf, evenmin als aan luimig* voordrachten. Nog een laatste verrassing wachtte den jubilaris, toen omstreeks acht uur de zangvereanigiug eene serenade bracht, voorafgegaan door twee fakkeldra gers en omstuwd door de gansche bevolking. Te- geljjk en daarna werd door den heer J. A. Geill een mooi vuurwerk afgestoken. Met voldoening kunnen de ontwerpers van het feest op dan laten April 11. terugzien, daar het hun gelukt ïb den heer Kouseinaker een onvergetelgken dag to bezorgen, hierin bijgestaan door hoog en laag te Nisse, door zjjae collega's en zjjne vrienden, en niet het minst door zijne autoriteiten. De ODlangs ontslagen gemeente-ontvanger van Hoedekenskerke is Woensdag jl. uit zjjne preventieve hechtenis ontslagen. De le luit. L. F. Geill, van het 3e reg. inf., is benoemd tot adjudant bg het 4e bataljon te Vliesingen. H.H. M.M. de Koningin en de Konin gin-Regentes zullen, zooals we reeds vroeger meldden, op 21 dezer het gewone bezoek aan de hoofdstad brengen. Van Amsterdam vertrekken H.H. M.M. op 27 dezer naar Faulenseebad, in het Berner Oberland, en de Vorstinnen zullen na een verblijf aldaar den 16en Mei in Nederland terugkeeren en het paleis Soest- djjk betrekken. H.M. de Koningin zal in het najaar van dit jaar hare geloofsbelijdenis af eggen in verband daarmede zgn H.H. M.M. voornemens den zomer rustig te Soeatdjjk door te brengen, opdat de Koningin zich onverdeeld aan hare studiën kunne wijden. Uit Rozendaal meldt men, dat in Maart langs het grensstation aldaar 12380 stuks vee zgn uitgevoerd tegen 9800 in Maart 1895. Om op alle gebeurlijkheden te zgn voorbereid, worden hier te lande reeds maatregelen genomen om spoedig detachementen suppletie troepen en een gedeelte der koloniale reserve naar Oost-Indië te kunnen uitzenden. Ook zullen alle pogingen in het weik worden gesteld om de werving van onder-officieren, korpo raals en minderen te bevorderen en uit te breiden.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1896 | | pagina 1