GRONDMONSTERS.
Chloor.
Chloornatrium.
"o
tb
1 s
tS
Voehtverliei
van luchtdroog
tot 100° C.
Opmerkingen.
Monsters ge
stoken op 25
Maart 1895.
bovengrond op 10 c.M. diepte
ondergrond 20
bovengrond 10
ondergrond 20
0.016
0.068
0.087
0.127
0.026
0.112
0.143
0.209
A
gestoken op 8
April 1895.
midden op 0—30 c.M.
bjj 35 y
60
kant 030
by 35
60
0.0084
0.0640
0.0640
0.0103
0.0675
0.0056
0.1056
0.1056
0.0170
0.1113
15.8
18.6
17.7
1.2
1.2
B
(als Toorg.)
midden op 0—30 c.M.
by 35
60
kant 030
bjj 85
y y 60
0.0046
0.0260
0.0710
0.0122
0.0745
0.1120
0.0076
0.0429
0.1172
0.0201
0.1229
0.1848
17.2
18.1
c.
(als voorg.)
midden op 030 c.M.
y y bjj 35
y 60
0.0010
0.0120
0.0340
0 0016
0.0198
0.0561
15.4
niet ondergeloopen
gedeelte C.
f midden op 0—30 y
i v by 35
(als Toorg.) 1 60
0.0390
0.1000
0.1200
0.0644
0 1650
0.1980
16.7
ondergeloopen
gedeelte C*.
(als Toorg.)
water uit greppel A
y y y G
y y y C*
0.190
0.250
0.230
0.3140
0.4130
0.3790
genomen
16 Mei
water uit de Oosterscbelde
(Kattendjjke)
2.560
GROOTE ZUIDERPOLDER.
De groote Zuiderpolder op Goedereede liep op 23 December 1894 onder, en na enkele dagen bijna ge
heel ledig geloopen zijnde, werd hij op 29 December daaraanvolgende opnieuw overstroomd en stond zoo
doend» in 't geheel circa 14 dagen onder water.
Aangezien in den ondergeloopen polder vanwege de landbouwvereeniging te Goedereede, onder leiding
van den Rjjkslandbouwleeraar der provincie Zeeland, door het rijk gesubsidieerd proefveld (Cbarap
de démonstration) was aangelegd, leende bet proefveld er zicb op uitstekende wijze toe om daarop de
proef te nemen met verschillende gewassen omtrent hun weerstandsvermogen tegenover een dergelyk met
zout water gfïofiltreerden bodem.
Het proefveld werd verdeeld in 8 vakken, bezaaid met chevalier-gerst, haver, suikerbieten met en
zonder grondbewerking, boonon (waaronder karwij) mst en zonder grondbewerking, aardappelen en vlas.
De proefnemer, de beer D. Loddor te Goedereedo, door wien ook de onderzochte grond- en water
monsters zijn genomen, deelde mij welwillend het volgende omtrent de voorloopige resultaten der proef
neming mede
Terwyl vóór bet zaaien de grond erg was dichtgeslibd cn met een yzerharde korst was bedekt, liet
hij zicb boven verwachting goed bewerken; de vruchten worden intusscben zoo licht mogelijk ondergebracht.
Tegen bet rijpen van den oogst bleek, dat de chevalier-gorst op bet proefveld, zoowel als in andere
gedeelten van den polder, eeno vrij goede opbrengst opleverde (bet veldja met gerst bezaaid, ruim 12
Aien gro >t, gaf op 9 Augustus 270 K.G. gerst (wegende per H.L. 66 K.G.) of 32.70 H.L. per H.A
Het meest, gunstig star-n do suikerbieten, zoowel op hot omgewerkte als op het niet-omgewerkte perceel.
In de overige g^déeltoa van dea polder werd o. m. lucerne verbouwd, welke goed aansloeg en dus,
over bet algemeen genomen, met de suikerbieten en de gerst, bet best groeiden van de uitgezaaide
zomergewassen.
Haver, erwteD, bGonen, karwij, aardappelen en vlas beloven bijna geen oogst, waarbij nog valt op te
merken, dat de vrucht (boonen en karwij) op den omgewörktea grond aanmerkelyk minder is dan op
het niet-bewerkte perceel.
GRONDMONSTERS.
Chloor.
Chloornatrium.
O
s
.- O
77
5
S O
J5
O
li
r ov
U p o
5J3H
CJ O
Opmerkingen.
Grondmonsters, gestoken op 7 Mei
'95 in den Molengorspolder bij Hel-
lendam (Goedereede)
0-25
25-50
50-75
c.M.
y
y
0.080
0.090
0.100
0.133
0.150
0 160
27.6
2.9
de polder was nau
welijks 24 uren on
der water.
Grondmonsters uit den grooten Zuiderpolder.
noordkant bij greppel025 c.M.
25-50
0.240
0.095
0.027
0.389
0.155
0.044
16 3
1.7
zeer vochtig.
noordkant flanken der meet
0-25
25-50
50—75
cM.
y
0.060
0 180
0.090
0.100
0.300
0.150
17
1.5
noordkant midden der meet
y y y y
y y y y
0-25
25-50
50-75
c.M.
0.063
0.096
0.106
0.104
0.159
0.175
16.8
1.5
zuidkant bij greppel
0-25
25-50
50-75
c.M.
y
0.095
0.076
0 063
0.157
0.125
0.104
16.9
1.3
zeer vochtig.
zuidkant flanken der meet
y y
y y
0-25
25-50
50-75
c.M.
0.071
0.068
0.057
0.117
0.112
0.094
16.2
1.2
zuidkant midden der meet
0-25
25-50
50-75
c.M.
y
y
0.058
0.035
0.061
0.096
0.060
0.101
16.5
0.9
zeer vochtig.
water uit bermsloot vóór het proefveld
y greppel van
0.340
0.530
0.561
0.875
De monsters zijn genomen op 2 Mei
1895.
NIEUW STRIJENPOLDER.
De Nieuwstrijenpolder op het eiland Tholen heeft verreweg de meeste schade ondervonden, welke in jaren
niet zal zjjn te herstellen.
Ingeloopen op 30 December 1894, des namiddags te 4 ure, heeft de polder van af dien datum lot 2
Mei, geregeld twee malen in de 24 uren, blank gestaan
De vegetatie is hierdoor totaal vernietigd, alle boomeo, oude olm en enz., welke eerst uitliepen, zjjn
kaal en dood, slechts zeekraal en riat houden zicb stamde.
Da aardmonsters zjjn op verschillends plaatsen uit don polier gm omen, een hoog zoutgehalte ligt bier
▼oor ie bail.
GRONDMONSTERS.
Chloor.
Chloornatrium.
Vochtverlies tot
luchtdroog.
Vochtverlies
van luchtdroog
tot 100' C.
Opmerkingen.
bij de doorbraak0 25 c.M.
y y 50 75
0.245
0.250
0.320
0.405
0.410
0.530
12.2
1.65
in 't midden van den polder 0—25 c.M.
y y y 2550
y y y 5075
0.386
0.260
0.170
0.637
0.430
0.280
18
1.80
in 't midden van den polder 0—25 c.M.
y y y 2550
y y y y y 5075 y
0.740
0.210
0.290
1.20
0.35
0.48
achter in den polder0—25 c.M.
y y y y2550
0.420
0.340
0.200
0 690
0.560
0.330
15.4
2.0
water uit een slootje, midden in den ondergeloopen
0.865
De aardmonsters zijn op 12 Juli 1895 genomen.
Vergelijkend overzicht der gemiddelde cij'ers.
0-25 c.M.
lucbtdroge aarde
bevat per mille,
grammen NaCl.
0—25 c.M.
(in vochtig© aarde
berekend,
per mille,
grammen NaCl.)
25-50 c.M.
Inchtdroge aarde
bevat per mille,
grammen NaCl.
50-75 c.M.
lucbtdroge aarde
bevat per mille,
grammen NaCl.
Annapolder
0.229
(0.191)
1.090
1.433
gemiddeld vochtcjjfer tot
overstroomd 23/12 '94
luchtdroog 16.6
bemonstering 8/4 '95
Groote Zuiderpolder
1.610
(1.340)
1.520
1.110
gemiddeld vochtcijter tot
overstroomd 23/12 '94
luchtdroog 16.6
bemonstering 2/5 '95
Strijenpolder
7.330
(6.220)
4.375
4.050
gemiddeld vochtcijfer tot
overstroomd 30/12 '94
luchtdrcng 15.2
bemonstering 12/7 '95
NaCl. keukenzout.
Terwijl in dm Auuapolder bet zoutgehalte met de diepte toeneemt, wordt juist hst omgekeerde bij
ds b°ido anders polders waargenomen.
Omtrent bet onderzoek van grondsoorten uit door zeewater overstroomde polders, werd reeds door den
dirfctflur vau hst Eykslandbouwproe-frtation te Wagen Id gen, prof. dr Ad. Mayer aldaar, in December
1877 een zeer belangrijk verslag uitgebracht.; bet verslag betrof nl. het onderzoek naar het chloorgehalte
van den Reidorwolderpolder bij Nieuweschoi.s, b' boordde aan de gam^ente Groningen, ingedijkt in 1874
en ondergeloopen eerst op 30 Januari 1877 en daarna op 16 Februari daaraanvolgende.
Ia do vochtige grondmonsters, 18 Maart op eene diepte van 30 c.M. gestoken, werd gemiddeld een
keukenzoutgehalte vso 0.6 gram per mille gevonden, terwijl de ondergrond (op 60 c.M, diepte) gemiddeld
2 gr. zout per mille bevatte.
Het zoutgehalte was dus vrij laag en van weinig bcteekenis om den plaotenwasdom te kunnen belemmeren.
Verschillende proeven werden ingesteld om bet land van bet zout geheel te ontlasten, terwijl als gewas
zomergast werd gekozen.
Na afbop der proefneming bleek, dat de bemesting met uitsluitend stikstofhoudende meststoffen
gunstig had gewerkt, terwijl doelmatige draineering aanbevelenswaardig bleek.
Het lezenswaardig verslag der afdeel» g Leers a), in verband met de interessante mededpelingen van
den heer G. Itainders, vroeger te Warffum, thans te Wageningen, te dezer zake, geeft ©en beeld van
den toestand in den Westpolder (provincie Groningen), ondergeloopen 30 Januari 1877.
Hierin wordt de opmerking gemaakt dat bjj een minimaal zoutgehalte in den bodem (volgens onder
zoek aan het proefstation te Wageningen) de groei en de opbrengst der uitgezaaide gewassen in het jaar
r.a de overstrooming veel te weuschen overlieten, hetgeen door de rapportours geweten wordt aan totale
on doorlaten beid van den bodem.
De vorengenoemde resultaten van het alhier verrichte onderzoek bevestigen alleszins dez9 opvatting
De Strijenpolder met totaal vernietigde vegetatie alsnog buiten rekening latende, zien wij in den Anna-
poidsr en ia den Grootpa Zuiderpolder zeer afwijkend© gehalten aan keukenzout, nog ver beneden de
approximatieve grens van 1 pro mille, waarbij aangenomen wordt, dat het nadeol voor den wasdom dei-
planten zoude beginnenin laatstgenoemden polder wordt die grens belangrijk overschreden.
De bovenkorst is in beide polders hard, zij verslibt door den invloed van regen gemakkelijk, na met
moeite te zijn losgemaakt; enkele planten alleen kunnen doorbreken, kunnen zich ontwikkelen, onver
schillig omtrent het meerdere of mindere z .utgehalte
in den Annapolder gedijen gerst en lucerne
in den Grooten Zuiderpolder groeien gerst en luceine naast suikei bietende overige gewassen leveren
in beide polders zoo goed als niets op.
Is dus het gevaar voor het zoutgehalte op zichzelf, althans voor sommige gewassen, van veel betee-
kc-nis neeD, het groote nadeel van overstroomingen met zeewater zal wel liggen in de naweeën, die de
verdunde zoutoplossing met zich breng? de vevsiibbing van den bovengrond bij het wegloopen en boven-
aardscb, stootsgewjjze uitwasschon van het zeewater door regenbuien, waarbij in meerdere of in mindere
mate ondoorlatenheid vau den bodem optreedt, welke de vegetatie verhindert.
Dit dichtslibben van den bovengrond zal bevorderd worden door hot roeren van den bodem, waarbjj
de poriën van den grond verslij men.
Op het proefveld Goeree en elders is zulks ook proefondervindelijk aangetoond.
Op grond van het vorenstaande raeonen wjj dus ter behandeling van ondergeloopen polders het volgende
te mogen aanraden
zooveel mogelijk bevordering van eenen meer geleidelijken onderaardschen afvoer van zeewater (drainage);
den grond niet roeren
in het late voorjaar uitzaaien en zoo eenvoudig mogelijk ondiep onderbrengengerst, suikerbieten en
lucerne
kunstbemesting toepassen bjj beide eerstgenoemde vruchten, uitsluitend in den vorm van chilisalpeter
(circa 200 300 K.G. per H.A.)
zoo mogelijk eggen.
Onder waardeering zij hier opgemerkt, dat de in deze modedeelingen genoemde analysen op de meest
nauwkeurige wjjze werden uitgevoerd door de adsistenten aan bet proefstationde hh. dr. H. G. L. van
der Meulen en dr. A. W. Nanninga.
Goes, Augustus 1895.
Zie bijblad van de Landbouwcourant14e jaargang, 1877, no. 47 on 48.
j) Zie Handelingen van het, genootschap ter bevordering van Ny verheid opgericht te Onderdendam
1877/78" pag. 188 en »Hani9liogen van het genootschap van nijverheid in de provincie Groningen
1879/80" pag. 106.
Druk F. Kleeuwens Zoon. Gods.