1895 N°. 130. Zaterdag 2 November. 82ste jaargang. Verhuizingen. Bij dit no. behoort een bijvoegsel. GOESCHE De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond, uitgezonderd op feestdagen. Prjjs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, f 1,75. Afzonderlijke nommers 5 cent; met bijblad 10 cent. Behalve aan ons Bureau worden Abonnementen en Adverfcontiën voor dit blad aangenomen bjj de heeren Nijgh Van Ditmab. te Botterdam em verder bjj alle Boekverkooper» 6n Brievengaardere. jxcijavra ven «.«iverteMtïêiï v»©v 3 op aiere dagj deur uitgave. COURANT. De prjjs der gewone «dvertenfiën is van 1-5 regels 50 cent, eiken regel meer 10 cfct Bp directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Geboorte-, huwoljjks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen worden van 110 regels a f 1,berekend. Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald 20 et. Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel. Burgemeester en Wethouder» van Goes heriunerea de ingezetenen aan de bepalingen ran art. 6 der verordening op de verdeeling der gemeente in wijken en do verhuizingen, luidende als volgt 'ter secretarie vau de geuieaute moet binnen acht dagen 'kennie werden gegeven »a. van verhuizen bianen de gemeente, uiet opgave van de «-letters en noramers der verlaten en der betrokken woning; »b. van ee veranderingen in bet personeel van het gezin „(inwonende dieust- en werkboden daaronder begrepeu). «Het hoofd van het g-zin of, is dit niet aan te wijzen, het «oudste lid in jaren van het gezi* is hiervoor aansprakelijk. «Al eenwoneflde personen, disnst- en werkboden zijn boven, «dien voor zichzelven tot de aangifte binnen gelijk tijdsverloop «verplicht," terwijl iu art. 0 de overtreding dezer bepalingen wordt straf baar gesteld met geldboete van ten hoogste TIEN GULDEN. Zullende tegen de nalatigcn proces-verbaal worden opgemaakt. Goes, 1 November 1895. Burgemeester en Wethouders van Goes, J. G. d. W. HAMER. De Secretaris, VAN REIGERSBERG VERSLUI JS. Gemeenteraad van Goes. Jl. Woensdagavond hield de gemeenteraad van Goes eene openbare vergadering onder praesidium van den burgemeester, mr. J. G. de Witt Hamer. Tegenwoordig waren alle leden. Na lezing en goedkeuring der notulen van de vorige vergadering deelde de Voorzitter o. a. mede, dit bericht is ontvangen van het herstel van éen der voor rekening der gemeente verpleegden in het krankzinnigengesticht »Coude- water" te Rosmalen. Ingekomen waren o. a.eene missive van dm Min. v. Biun. Zaken, houdende mededoeling, dit berust wordt iu de benoeming van den heer Kolkman, als tijdelijk leeraar aan de H. B. S.en berichten van de heeren A. F. Lasonder en L. van Bruggen, dat zij hunne benoemingen aannemen de eerste die tot lid der commissie van toezicht op het ,M. O., de tweede die tot tijdelijk leeraar aan de H. B. S. Door het vertrek vaa den heer Lambrechfsan was eeue vacature ontstaan in da com missie van toezicht op het lager onderwijs. Deze commissie heeft een aanbeveling ingezonden, bestaande uit de heeren A. B. Jaassen en P. A. de Ligny. Gerstgeaoemde werd benoemd met 10 stemmen. Drie briefjes waren blanco. Ter vervanging van den op verzoek eervol ont slagen onderwijzer P. Mays, werd met algemeene stemmen bij het openb. lager onderwijs te Goes tot onder wijzer benoemd H. de Noo Bz. te Capelle (N.-Brabant), de eenige sollicitant, die zien heeft aangemeld. Alsnu kwam in behandeling een voorstel van B. en W., met gunstig advies van de fin. commissie, om dit jaar publiek te verkoopen 73 canada-boomen, staande aan den Schansdjjk, den Ouden Singel en de Stoofweid9. B. en W. zullen later een voorstel doen om eene bestemming te geven aan de opbrengst dier boomen, maar een ge deelte ervan zal in ieder geval moeten bestemd worden tot bijbetaling voor de conversie der göld- leening, waarvoor slechts f 84000 is geleend in plaats van f 85000, zooals oorspronkelijk het plan was. Deze bijbetaling zal jvermoedeljjk f 500 be dragen. De heer Janssen verklaart heel goed te kunnen m9degaaa met dit voorstel, doch hij zou het eenigs- zins willen uitbreiden door mede te besluiten tot den verkoop van de boomen aan den Oostsingel tusschen het Bergpad en den Ouden Singel. Daze boomen zijn ten einde groei. De Voorzitter geeft den heer Janssen in overwe ging, zga denkbeeld nader te ontwikkelen bij de be handeling van het desbetreffend artikel der straks aan de orde komende gemaentebagrooting voor 1896, en thans het voorstel van B. en W., zooals het daar ligt, afzonderlijk te behandelen. De heer De Jonge wijst nog op een partijtje harde olmen, ongeveer ten getale van zestig, aan den West- havendijk, even vóór het hek van het hoefje in pacht bjj de erven Boone. Deze boomen willen daar niet meer groeien, en daarom acht spr. het beter ze te vervangen door zachte olmen. De Voorzitter antwoordt, dat deze boomen als het ware dienst doen als windscherm voor het schuurtje enz. van genoemde pachters, dat tamelijk bouwvallig is, en dat B. en W. liever met eene beslissing over hefc lot dier boomen zouden willen wachten tot de picht van bedoeld hoefje voorbij is. Intusschen zal de zaak onderzocht worden. De heer De Jonge repliceert, dat hij tegen dat denkbeeld geen bezwaar heeft, als dan da Voorzitter maar de verzekering kan geven, dat gedurende die twee jaren de stormen steeds uit het Zuiden znllen komen, anders zal het windscherm" niet veel tot behoud der gebouwen kunnen bijbrengen. Het oorspronkelijk voorstel vau B. en W. wordt daarna zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Vervolgens wordt gelezen een verzoek van G. A. Weide, eervol ontslagen boekhouder der opgeheven bank van leening, om hem een pensioen too te kennen, aangezien het hem, niettegenstaande tallooze sollicitatiën, nog steeds niet gelukt is eene andere betrekking te verwerven, en de gemeente wel pensioen heeft verleend aan ambtenaren, die althans niet beter dan hg de belangen der gemeente hebben behartigd, of die minder dienstjaren hebben dan hij, of wel, die in betere financiëele positie verkeeren en wier huishoudelijke zorgen minder drukkend zjju. Omtrent dit verzoek meenen Burg. en Wetb. te moeten advisoeren, afwijzend op het verzoek te be schikken. Beeds bij hun voorstel van 26 Januari jl. wezen zij er op, dat de gemeente voorzeker wel aan hare verplichtingen tegenover Weide heeft voldaan door hem eerst 15 maanden zijn© volle jaarwedde met vrije woning toe te kennen, vervolgans in 1894 een wachtgeld van f400 en in 1895 eene toelage van i 50 per kwartaal, zoodat hij in die jaren zeker veel meer heeft ontvangen dan hem ooit als pen sioen zou kunnen worden toegekend. In verband met het, bij de behandeling van hun voorstel in de vergadering van 15 Februari jl., door dan Raad bepaald geuit9 gevoelen, dat deze toelage moest be schouwd worden als laatste tegemoetkoming voor de opheffing der betrekking, gelooven Burg. en Weth. niet, dat er termen zjjn om terug te komen op het toen na ampele discussie genomen besluit. De finauciëale commissie, in wier handen het verzoek en voorstel waren gesteld, is tot dezelfde conclusie gekomen. Het voorstel wordt mot algemeens stemmen aan genomen. Bij de hierop volgende behandeling van do b e- grooting van het gasthuis voor 1896, wordt medegedeeld, dat de financiëele eoramissie aanvankelijk bezwaar maakte tegen het bedrag der van de gemeente gevraagde subsidie ad f490,75,/2. Naar hare meening bleek uit de begrooting, dat met eene gewijzigde raming van sommige uitgaven, het subsidie geheel kan gemist wordeu. Na gevoerde correspondentie tusschen B. en W. en hot Gasthuis- bestuur bleek, dat het laatstgenoemde moeiolijk de gevraagde som kon verminderen, doch dat het die wenschte beschouwd te zien als een >crediet-post", waarover genoemd bestuur slechts zal kunnen be schikken tot het bedrag, dat tegen het sluiten van het dienstjaar zal blijken noodig te ziju tot behoud van den geregelden gang der administratie. De fin. commissie had, ofschoon zij hare bezwaren door het Gasthuisbes tuur niet wsderlagd achtte, zich daarop bij den post nedergelegd, en mitsdien stellen B. on W. voor de begrooting goed te keuren op het daarin aangegeven cijfer van f 12188,56 in ontvang en uitgaaf. De heer M. de Jonge Jz. zegt, slechts noode zich bij het voorstel van Burg. en Weth. te zullen neder- leggen. Hjj moet toch constateeren, dat het Gast huisbestuur volstrekt niet heeft wederlegd het be weren der financ. comm., dat er geen verschil is in het bevolkingscijfer van het gesticht tusschon 1894 en 1896dat ook niet de eenheidsprijzen voor 1896 hooger zijn dan die voor 1894 en dat dus niet is opgehelderd waarom alleen voor voeding in 1896 f 1400 meer wordt geraamd dan in 1894 is uitge~ geven. Het Gasthuisbestuur heeft blijkbaar tot uit gangspunt zijner berekeningen genomen de uitgaven over het eerste halfjaar van 1895 en nu zijn slechts twee zaken mogelijk, nl. dat óf in 1894 noodzakelijke uitgaven niet hebben plaats gehad, óf (lat in het eerste halfjaar van 1895 de uitgaven sterk zijn uit gezet, tengevolge van de in het gesticht plaats gehad hebbende wijzigingen, (waartegen spr. in het belang der ziekenverpleging op zich zelf geen bezwaren heeft.) Is dit laatste het geval, dan vreest spr., dat in de toekomst belangrijke offers van de gemeente voor het Gasthuis zullen gevorderd worden, zulks te meer, aangezien het Gasthuisbestuur zelf zegt, dat de raming van het betrokken artikel ternauwer nood voldoende zal blijken. En dewijl alleen op dit artikel eenig belangrijk overschot kan blijven, zul len batige sloten verdwijnen en de subsidies stijgen. Hjj hoopt echter, dat alsnog blijken zal, dat het Gasthuisbestuur te angstvallig hoog heeft geraamd en de werkelijke uitgaaf veel minder zal zijn. In die verwachting zal hij met het voorstel medegaan. De Voorzitter zegt te gelooven, dat overgroots zorg het Gasthuisbestuur ertoe brengt vooral zijne ramingen niet te laag te stellen. Telken jare leert de ervaring, dat die ramingen zeer ruim zijn, en daarom zal wellicht ook nu blijken, dat die hoog geraamde posten niet ten nadeele van de gemeente komen. Trouwens, nu de voorgestelde subsidie het karakter krijgt van een crediet-post, vervalt elke vrees voor minder gewonschte opdrjjving der uit gaven, want daarvoor zou eene suppletoire begrooting noodig zijn, waaraan de Raad dan toch weer zijne goedkeuring zou moeten hechten. (De beer Coenen verlaat de vergadering) De heer De Jonge merkt op, dat het antwoord van den voorzitter nog niet motiveert het verschil in de posten op de rekening van 1894 en de be grooting voor 1896. Daarom blijft het noodig, dat de Raad toont nauwlettend toe te zien, dat de uit gaven door h®t Gasthuisbestuur niet worden uit gezet, zooals hjj het maken eener nieuwe ziekenin- richting, waarvoor f 600 is besteed, zonder voorkennis van B. en W. en den Raad. De begrooting van het Gasthuis wordt daarna met algemeene stemmen aangenomen. Op de gemeente-begrooting van 1895 komt te kortf 16.42 op den post aandeel der gemeente in de kwade posten der rijksbelastingen, f 20.34 i/j op den post onderhoud vau haven- en kanaalwerken, en f 16,48 op den post onderhoud van verhuurde eigendommen. B. en W. worden, op advies der fin. commissie, gemachtigd tot af- en overschrjj- ving tot h&t gezamenlijk bedrag ad f 53.24Va uit den post van onvoorziene uitgaven. Alsnu komt in behandeling de gemeente- begrooting voor 1896, waarover geen algemeene beschouwingen worden gehouden. Uitgaven. Bij het artikel jaarwedden ambtenaren ter secretarie zegt, de voorzitterdat B. en W. voorstellen de jaar wedde van den adjunct-commies ter secretarie met f 100 te verhoogen en dus te brengen op f 400, welke verhooging echter moet besehouwd worden als eene persoonlijke verhoogiug wegens de steeds zich uitbreidende werkzaamheden bij de gemeente administratie, waarvan ook de adjunct-commies be hoorlijk zijn deel krijgt, en waarvoor hij volkomen berekend is. Do heer Temperman kan met deze verhooging niet raedegaan. Hij acht die niet zoo gebiedend noodza kelijk en wanneer zij wordt voorgesteld als eene per soonlijke verhooging, dan zal een eventueel® nieuwe titularis dus weder op f 300 worden aangesteld. Maar bij de keuze van dieu persoon zal toch zeker gezorgd worden, dat deze de vereisehte capaciteiten reeds van don aanvang af bezit; wanneer hem dus daarvoor geen f 400 behoeft te worden toegekend, dan acht spr. deze verhooging. omdat de tegenwoor dige titularis volkomen berekend is voor zjjne taak, evenmin gemotiveerd. De voorzitter merkt op, dat ieder nieuw ambte naar eenigen tijd behoeft voor het leeren kennen der zuiver plaatselijke belangen en aangelegenheden, die voor elke gemeente in karakter verschillen. De tegeuwooi'dige titularis heeft zich daarvan hier ter stede fliuk op de hoogte gesteld, wat dus geheel in het belang der administratie van de gemeente is, waardoor z. i. de verhooging eijner jaarwedde vol doende wordt gemotiveerd. De heer Temperman repliceert, dat oorspronkelijk het salaris van den adjunct-commies f 200 heeft be dragen, toen is het verhoogd tot f 250, later tot f 300, en thans wordt eene verhooging tot f 400 voorgesteld. Wie staat borg, dat een volgend jaar niet weder eene verhooging der wedde zal worden wenschelijk geacht. Finauciëel zou de adjuuct-coar mies langzamerhand voor de gemeente een tweede commies worden. De heer Ramondt merkt op, dat de heer Tem perman zich eenigszins vergist. De betrekking in quaestie werd vroeger vrjj wat hooger bezoldigd dan thans. Eertijds heetten de commies en de adjunct commies griffier en commies en deze laatste had eene vrij wat hoogere bezoldiging dan nu de adjunct commies heeft. Feitelijk is deze post dus verlaagd, omdat men de betrekking van adjunct-commies wilde doen vervullen door een jongmansch. Maar het is niet meer dan billijk, dat het zeer lage salari» wordt verhoogd, naarmate de capaciteiten van den titularis toenemen en hij dus meer diensten presteert. Dit is hier het geval. De post wordt goedgekeurd met 8 tegen 4 stemmen. Tegen de heeren v. d. Peijl, Tempermaa, v. d. Leeuw en Janssen. (De heer Coenen komt weder ter vergadering). Bjj het artikel jaarwedden boden komt de lieer v. d. Peijl op togen de voorgestelde verhooging van de jaarwedde van bode Visser met f50. Als iemand 40 dienstjaren telt, en 74 jaar oud is, raakt hij wat versleten, en is er in zijne werk zaamheid zeker geen aanleiding tot. vevhooging zij oer wedde. Nu motiveeren B. en W. die verhooging door erop te wijzen, dat bode Visser f100 min der inkomsten heelt, wegens het vervallen van de patenten, maar spr. zi6t niet in, dat de gemeente geroepen is dat gemiste vergoeden. Spr. zou willen, dat, voor dergelijke gevallen het weduwenfonds kon veranderd worden in een pensioenfondsdaarmede zou een 74-jarig ambtenaar met 40 dienstjaren meer gebaat zijn. Al» bode Visser zijne vrouw door den dood mocht verliezen, zou hij 40 jaar lang aan het weduwenfonds hebben bggsdragen, zonder er eenig voordeel voor zijne weduwe uit te trekken De Voorzitter valt den spr. in de rede en wijst erop, dat het weduwenfonds thans niet in bespreking is. Overigens kan hij verzekeren dat bode Visser nog altijd zeer geschikt is voor zijn arbeid, die werkelijk nog al veel omvattend blijkt, als men alleen maar eens nagaat, dat de bevolkingsregisters door hem worden bjjgehouden. Dat de inkomsten van dezon bode met f 100 zijn verminderd is wel is waar niet de schuld van de gemeente, maar het is toch ook niet de schuld van Visser; en men mag niet over het hoofd zien, dat de gemeente door die bijzondere inkomsten van den bode 40 jaar lang indirect heeft geprofiteerd, daar anders zijne wedde al veel vroeger had moeten worden verhoogd. Maar tegen een ambtenaar van 74 jaar te zeggen, dat hij maar met wat minder inkomsten moet rondkomen, gaat niet aan. De post wordt goedgekeurd met 9 tegen 4 stem men. Tegen de heeren Janssen, V. d. Leeuw, V. d. Peijl en Temp er man. Bjj den postjaarwedden van de sluis- en brug wachters stellen B. en W. voor, dien alsnog met f 150 te verhoogen. Tot toelichting deelt de Voor zitter mede, dat de tegenwoordige sasknecht een man is van 75 jaar met 40 dienstjaren, en dat hij afentoe krukkerig begint te worden. Toen de vorige sas meester was overleden en de adsistent hem op volgde, hebben B. en W. geen nieuwen adsistent aangesteld, omdat de sasknecht toen volkomen ge zond en krachtig was. Maar nu wordt eenige hulp voor hem noodzakelijk, en het is B. en W. wen schelijk voorgekomen tot adsistent-sasmeester aan te- stellen den zoon van den sasmeester, een jongmensch van 18 a 19 jaar, die de Ambachtsschool alhier heeft afgeloopen, en die bsreid is met ingang van 1 Januari a. s. als zoodanig optetreden tegen eene jaarwedde van f200. Aangezien bjj den post echter reeds gerekend was op f50 voor mogelijke hulp, is slechts eene verhooging met f 150 noodig. Daartoe wordt met algemeene stemmen besloten. Bij het artikelhaven- en kanaalwerken vraagt de heer Tempermanwaarom de meerboei in bet ma gazijn is opgeborgen. De Voorzitter antwoordt, dat bij storm het ding altijd verdween. Het werd dan hier of daar op de Schelde of aan de Noordzee-kust drijvende gevonden, en de gemeente kon dan de kosten van oppikken, opbergen en terughalen betalen. Bovendien hebben B. en W. de ervaring opgedaan, dat de schipperij niet zoo bijzonder prijsstelt op de aanwezigheid van de boei aan bet Sas. De heer Temperman repliceert, dat hem juist door een paar schippers is verklaard, dat ze eventueel gaarne van de meerboei zouden gebruik maken. Hij zou daarom wel wenschen, dat zij weer werd De Voorzitter herneemt, dat B. en W. den moed hebben opgegeven, daar de meerboei altijd gaat varen in plaats van te big ven liggen en het ding verdwenen is als men 't noodig heeft. De heer Ochtman wenscht het denkbeeld van den heer Temperman te ondersteunen. Indertijd is be sloten een meerboei aan te brengen, en het is voor de schipperij bij sommige winden van groot belaag, dat ze een middel heeft om buiten het Sas te komen. Met eenige verwondering verneemt hij nu van den voorzitter, dat de schippers er minder balang in zouden stellen. Spr. heeft wel eens het tegendeel vernomen. Dat de boei gaat drijven is de schuld van slechte bevestiging. Andere boeien hebben wel heetere vuren te doorstaan, en bij ijsgang kan zg worden binnengehaald. De voorzitter zegt te verwachten, dat de heer Ocht man, die niet alleen technicus is, maar ook vertrouwd met hooge zeeën, dan ter gelegener tijd het college van B. en W. wel zal willen voorlichten, hoe de boei moet worden vastgelegd. Langs meer dan één weg is door B. en W. daaromtrent advies ingewon nen, maar geen enkel middel is afdoende gebleken. Bij den postriolen, waterleidingen enzgeeft de heer Coenen in overweging dan beer, zoowel vau openbare als particuliere gebouwen, op andere wijze te doen vervoeren. De karren, die de pachter der fgecaliën thans iu gebruik heeft, laten op de straat sporen na, die gewenscht ziju noch voor de reuk organen noch voor de hygiène. Bovendien worden de tonnen wel behoorlijk gesloten buitengezet, maar als ze geledigd ziju, blijven ze open staan. Wat aan de wanden achterblijft, bezwangert almede da at mosfeer, en als de tonnen den volgenden morgen.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1895 | | pagina 1