zinnig in haar werk is gegaan, dat zelfs de aftre
dende secretaris niet wist wie zgn opvolger zijn 2ou,
en dit eerst vernam toen het besluit van benoeming
geteekend was. De voordracht aan de Regentes was
op zeer ongebruikelijke wijze, buiten den secretaris
generaal om, opgemaakt, op specialen last van
minister R o 11 door een hoofd-ambtenaar bij
het departement. Ook de beide referendarissen, die
in aanmerking hadden kunnen komen voor de plaats
van mr. Zilcken, vernamen eerst na de benoeming,
dat de heer Pistorius die zou innemen. Een hunner,
de heer Siccama, heeit reeds zijn eervol ontslag ver
zocht, de andere kan om financiëele redenen geen
afstand van zijne betrekking doen, en zal dus moeten
dragen dat hij gepasseerd werd.
>De minister gaat wonderlijk met zijne hoofd
ambtenaren om, en men zegt, dat bij zelfs zijne
collega's nu en dan behandelt als stonden deze onder
zijne bevelen, behalve den minister Van Houten, die
zich dit niet laat welgevallen en zelf zich op een
hoog standpunt stelt. Zoo moet hij vermoedelijk
gesteund door referendaris De Stoers hebben
bewerkt, dat de restauratie van het Binnenhof, waar
aan sedert jaren werd gewerkt, nu onlangs plotse
ling is gestaakt, omdat zij niet geschiedde naar den
zin van Victor de Stuers. De minister van water-
Btaat, wien alleen die restauratie aangaat, heeft aan
het bevel van zijn ambtgenoot gehoorzaamd. Dat
intusschen de verstandhouding tusschen de verschil
lende ministers niet beter wordt door dit baasje
spelen van enkelen, laat zich begrijpen".
Dit verhaal, zoo teekenfc de Red. van het D.
hierop aan, klinkt zeer onwaarschijnlijk, in zoover
het aan den heer Roëll een gedragslijn toeschrijft,
die met zijne geheele persoonlijkheid in strijd is.
Hij is een veel te constitutioneel man om tegenover
zijne ambtgenooten andere rechten te doen gelden
dan die hem als premier toekomen. Er wordt trouwens
geen enkel feit ten bewijze daarvoor aangevoerd,
want zoo al de heer Van Houten den baas heeft
gespeeld over den heer v. d. Sleijden, kan de heer
Roëll dat toch niet helpen
En ook is de beer Roëll veel te veel man van
hoogbeschaafde en welwillende vormen, om met zgne
hoofdambtenaren wonderlijk" om te gaan.
Indien de minister bij de benoeming van een
secretaris-generaal van den gebruikelijken weg is
afgeweken, dan zal dat wel ziju omdat in dat geval
de gebruikelijke weg niet de beste leek.
Dat zij, die eene hooge betrekking begeeren of
meenen daarvoor in aanmerking te moeten komen,
over de vervulling daaraan anders denken dan zij,
die de benoeming of de voordrachten hebben te doen
is geen zeldzaamheid.
De Haagscbe correspondent van de Asser Ct.
zegt zeker te weten, dat de Minister van Oorlog de
uiterste toeschietelijkheid betoond beeft aan bet
syndicaat voor een Nederlaiidsche gewe-
renfabriek.
Eerst had ZExc. de voorwaarden gesteld, in de
Tweede Kamer meegedeeld, dat de leveringstijd zes
maanden later zou beginnen, indien Nederlandscbe
aanbiedingen inkwamen, tea einde de Nederlanders
in staat te stellen zich behoorlijk in te richten.
Maar het bleek, dat zelfs met het aanzienlijk kapi
taal, dat beschikbaar was gesteld, de nieuwe fabriek
geen voldoenden omvang zou kunnen krijgen om
het vereischte getal geweren binnen de gestelde
termijnen te leveren. Toen dus feitelijk de zaak
was afgesprongen, heeft de Minister nogmaals over
wogen een termijnsverlenging, doch toen ook deze
niet door het syndicaat kon worden geaccepteerd,
verviel de geheele zaak, en hot buitenland zal nu
gaan strjjken met de winsten.
James I van Trinidad. Onder dit opschrift
geeft liet Vad. het onderstaande verhaal naar aan
leiding van de oneenigbeid, die, zooals we reeds
vroeger hebben medegedeeld, bestaat tusseben Enge
land en Brazilië over het eigendomsrecht op Trinidad.
»Terwijl de onderhandelingen tusschen Engeland
en Brazilië gaande zijn, komt men op eens tot de
ontdekking, dat er een Koning van Trinidad is,
James I gebeefcen, die zijn eigendomsrecht op het
eiland handhaaft. Wie is James I In den Almanack
zou kunnen kosten. Iionderde gedachten doorkruis
ten mijn brein. Kon mijn afschuwelijke, smadelijk
voor zich uit starende tegenstander werkelijk een
spel geregeld afspelen En wanneer hij dat kon,
zou ik in staat zjjn, hem zoo lang het hoofd te bie
den, tot er iemand kwam om mg te redden? Maar
zelfs wanneer ik hem bij het spelen verslaan kon,
welken waarborg bad ik, dat ook dan mijn leven
niet in gevaar was En zelfs wanneer dat niet het
geval was, dan zou ik toch zedelijk verplicht zijn,
den man zijn zelfmoord te beletten
Ik sloeg hem van ter zijde eens gade. Zgne oogen
waren met een akelig wezenlooze uitdrukking op
het schaakbord gevestigd. Het scheen alsof er geen
hoop meer voor mij bestond, dit afschuwelijke wezen
te ontvluchten, dat mij dwong, mijn leven letter
lijk op het spel te zetten. Zonder mij iets te vragen,
koos hg wit en deed hij den eersten zet. Hij speelde
zooals men dat bij 't schaken noemt eene on
regelmatige openingin zijn spel zelf lag niets
bgzonders of buitensporigs. Ik deed mijn best om
koelbloedig te blijvendoch maar toen ik mijn eersten
zet deed, beefde mijne hand en kon ik mijne slapen
voelen kloppen. Weldra deed ik de ontdekking, dat
mjju tegenstander nauwkeurig wist wat bij deed
al was do aard zjjner krankzinnigheid ook nog zoo
vreemd, deze belemmerde hem niet in zjjne bereke
ningen. Hg dwong mij gezwind tot een paarden
sprong, die in mjjn nadeel uitliep. Intusschen was
mjjue positie nog altijd gemakkelijk te verdedigen
maar ik gevoelde mij zóó zenuwachtig en overspan
nen, dat ik bjjna niet in staat was om da eenvou
digste manier van spelen toe te passen.
Plotseling hoorde ik den uitroepSchaakmat in
B zetten I" Ik kromp ineen van schrik. Dat
dus de man, van wien mijn gastheer mg ver-
d hadEen koude rilling voerjmij door de leden.
de) Qotha vindt men zijn naam niet, maar hij was toch
al vroeger een vorst, een roi du botdevard 1 Te Parijs,
in de wereld waar men zich niet verveelt, waa baron
Harden-Hickay een goede bekende. Hij was aan
vankelijk rijk, zoon van rijke Iersche ouders, bezat
een villa te Montmorency, een coquet hotel te Parijs,
hg schreef en duelleerde. Meer kon waarlijk van
een bouievardier niet verlangd worden. Hij schreef
als St. Patrick Nos Ecrivains en stichtte het satyriek
blad Tribouletwaarvan bij hoofdredacteur was. Maar
het leven to Parijs kost geld, veel geld, vooral als
men goed leeft en Harden-Hickay merkte op een
goeden dag, dat het Parijsche plaveisel niet goed
meer was voor zijn gezondheid. Hij ging aan boord
van de Astoria, een Engelschen driemaster, die een
tocht om de wereld maakte. Op dat schip vond
hg een rijke vrouw, de dochter van den Ameri-
kaansehen petroleumkoning John H. Flagler, en
een koninkrijk. Want men passeerde Trinidad II,
een onbewoond eiland, en aanstonds rijpten in
Hickay's brein annexatie-plannen. Hij huwde en
in 1898 nam James I" bezit van Trinidad, wat
hij op gebruikelijke wijze aan de Mogendheden be
richtte.
Of men er in berustte, den nieuwen Vorst erkende
of negeerde, is niet bekend, maar zooveel is zeker,
dat James I ongestoord zou zijn blijven regeeren,
als het hem gelukt was van zijn Vorstendom een
Maatschappij op aandeelen te maken, tot exploitatie
van de guano, waaraan het eiland rijk is, wat echter
niet gelukte, al was ook aan elk aandeel bet recht
verbonden om hst Kruis van Trinidad te dragen,
aan een roodgeel lint. Voor 1000 frs. een koopje!
Daar het nu op Trinidad tegenliep, schijnt James I
naar Los Angeles verhuisd te zijn, op het eiland
achterlatende zijn Rijkskanselier, graaf Do la Boissiere,
die overigens, daar de Trinidadsehe begrooting be
perkt schijnt te zijn, alle functiè'n in zich vereenigt
als de Lord high executioner in de Mikado. Hg is
Minister van Buitenl. Zaken, maar vormt tegelijker
tijd >het Kabinet".
In deze eerste qualitöit nu is hij geïnterviewd
door een medewerker van de New-York Heralden
aan dezen heeft graaf De la Boissière medegedeeld,
dat Zijn Koninklijke Hoogheid James I op het oogen-
blik te Los Angeles in Californië vertoefde, om
Chineesche en Japansche koelies aan te werven voor
de werken, die hg in zijn Vorstendom denkt te
ondernemen, met name voor het bouwen van kaden
en entrepöts voor den uitvoer van de Trinidadsehe
guano.
De Vorst had op bet oogen blik nog slechts dertig
onderdanen, en zijn geheele leger bestond alleen uit
den graaf De la Boissière, die zich kapitein-generaal
noemde. James I zou, volgens zijn kanselier, gaarne
zijn recht met de wapenen verdedigenmaar hij
kan het helaas niet. Al zijn kracht ligt in de recht
vaardigheid van de zaak, die hij voorstaat. Hij hoopt,
dat Engeland en Brazilië elkander zullen vernietigen
en zijn vlag dan vrijelijk op Trinidad zal kunnen
wapperen. Niettemin wil hg wel met Engeland on
derhandelen en zijn goedkeuring hechten aan de
oprichting van een telegraafstation onder Britsche
controle.
De Grootkanselier weigerde, onder voorwendsel,
dat het. een staatsgeheim" gold, do namen der
Mogendheden te noemen, die den Vorst van Trinidad
voorwaardelijk zouden erkend hebben.
James I op zijn beurt te Los Angeles »gcïeter-
viewd", heeft de verklaringen van zijn Minister
bevestigd, maar toonde zich oorlogzuchtiger dan deze.
Indien de Amerikaansche Regeering mij niet officiëel
wil erkennen, zeide bij, zal ik toch niet ophouden
te strijden. Men ziet niet dikwijls ésn man alleen
aan alle volkeren ter wereld het hoofd bieden. Welnu,
ik zal het doen. Ik heb een moeielijke taak op mij
genomen, maar mijn zaak is rechtvaardig en ik zal
eindigen met te zegeupralen."
Ten einde nu van de Vereenigde Staten do go-
wenschte bescherming te verkrijgen, heeft hij door
zij a kanselier eun schrijven doon richten naar
Washington.
In dit stuk brengt hij in berinnering, dat baron
Harden-Hickay in September 1893, daarna ander
maal in Januari 1894, officiëel aan alle Mogendheden
Die vreeslijke woorden klonken mij als het luiden
van mijn eigen begrafenisklok in de ooren. »Wat
bedoelt hg eigenlijk?" vroeg ik mij af. Wild9 dit
gruwzame monster mij ondanks mgne werkelijk
goede verdediging inderdaad in zes zetten schaakra.it
maken, of zeide hij die onheilspellende worden
slechts uit gewoonte, en hadden ze geen betrekking
op ons spel? Ik poogde mij te beheerschon en
den stand der partgen te overzien. Onmogelijk, mij
in zes zetten schaakmat te maken, ook al kon
mijn tegenpartij een voordeeligen aanval in toepas
sing brengenja, onze positiëa kwamen mg nagenoeg
even goed voor.
Nadat mijn vijand zijne bedreiging: ^schaakmat
in zes_ zotten!" had uitgesproken, leunde hij achter
over in zijn stoel, en begon hij over zijn gansche
lichaam zoo geweldig te beven, dat ik bgna niet
durfde ademhalen van angst. Daarna spaudo hij
weder al zgne opmerkzaamheid in, deed langzaam
een zet met de koningin, en riep: >Eén I" waarbij
hij met zjjn gebalde vuist zulk een hevigen slag op de
tafel gaf, dat zij dreunde. Door den zooeven gedanen
zet had hg zich mijns inziens schromelijk bloot go-
geven, en van deze gelegenheid maakte ik gebruik
om hem een zijaor best geplaatste figuren te ont
nemen. Maar weldra moest ik alle gedachte aau eeu
verzuim zijnerzijds opgeven, toen ik zag, waar zijne
verdere bewegingen op gemunt waren.
>Twee!" zeide mijn tegenstander, zonder een oogen-
blik te aarzelon, toen hij een mjjner raadsbeeren
sloeg. Ik moest dezen raadsheer weer terugslaan, en
nam hem met een piondoch nu bemerkte ik, dat
hij mij een noodlottigen strik gespannen had, want
toen hij zeide: »drie!" zatte hij mgne koningin
vasten nu was het mij duidelijk, dat ik met de
drie volgende zetten werkelijk reddeloos mat zou zijn.
Het klamme zweet pavel Ie op mjjn voorhoofd.
heeft kennis gegeven van zijn inbezitneming van
het onbewoonde eiland Trinidad en baar heeft mede
gedeeld, dat dit gebied voortaan bekend zou zijn
onder den naam van het Vorstendom Trinidad, j
verder dat hij den titel aannam van Vorst van
Trinidad en onder don naam van James I zou re-
geeren. Ten gevolge van deze kennisgeving hebben j
verscheidene Mogendheden het nieuwe Vorstendom
en zijn Vorst erkend en, wat de andere Staten betreft,
geen hunner heeft verzet aangeteekend.
Thans handhaaft Z. K. Hoogheid zijn volkomen
geldige en onbetwistbare rechten" op Trinidad,
krachtens het recht, dat men heeft om zich een
onbewoond gebied toe te eigenen, tegenover de
Engelsche inbezitneming en Èrazilië's aanspraken.
James I verzoekt aan de Regeering der Vereenigde
Staten om Trinidad als onafhankelijken Staat te
erkennen en zich met de andere Amerikaansche
Staten te verstaan over de waarborgen voor zijn
onzjjdigbeid.
»Door dit te doen", besluit de Grootkanselier van
Trinidad, »zal de Regeoring der Vereenigde Staten
een keer te meer haar machtigen steun verleenen
aan de zaak van het recht en de gerechtigheid, door
Engeland en Brazilië miskend, een einde maken aan
een toestand, die den vrede dreigt te verstorende
goede verstandhouding herstellen tusschen tweagroote
Staten, gereed om handgemeen te worden, eu zich
bovendien, zoodoende, den getrouwen tolk toonen
van de beroemde leer van Monroe".
Intusschen de Engelsche vlag waait op Tri
nidad en de schoone Trinidadsehe, »eeu gele drie
hoek op een rood veld", is neergehaald.
James I zal dit wellicht blijvend moeten gedoogen.
Want er is veel guano op Trinidad te vinden en
guano is een goed handelsartikel.
Gelukkig, dat zijn schoonvader nog petroleum
verkoopt
Kerkelijke Zaken en Onderwijs.
Bedankt voor het beroep bij de Ned. Herv.
gemeente te Dreischor door ds. P. A. Steenbakker
Morilyon Loysen te Leksmond.
De heer D. Stigter alhier is benoemd tot leeraar
in de staatswetenschappen aan de H. B. school en
de middelbare meisjesschool te Dordrecht, op eene
jaaïwedde van f 900.
Gemengde Berichten.
De werkstaking der sigarenmakers duurt te
Amsterdam nog steeds voort. In eene vergadering
van fabrikanten is besloten aan de eischen van den
sigarenmakersbond niet te voldoen.
Met alle zekerheid kan worden teg°ngesproken
het bericht als zou zich te Delft een geval van
cholera asiatica hebben voorgedaan onder het per
soneel der artillerie-constructie-werkplaatsen.
Een sigarenmaker te Utrecht was Zondag
morgen met zjjn zoontje van 12 jaren b^zig te
bengelen, p. m. 20 meter van elkander staande. Op
eens hoort de vader een gil en zag z'ja zoontje te
water. Een nog al groote snoek bad den jongen er
in getrokken, die de vader, na zijn zoontje gered te
hebben, met veel moeite op het droge bracht.
Nadat do oppasser van een luitonant van het
8a regt. veld-artil., te Bergen-op-Zoom, een paard,
dat deelgenomen had aan de races te Nijmegen,
's avonds op stal had gezet, kreeg hij van het dier
een gednehten trap. Met moeite naar boven ge
klommen zijnde, viel bij, door da duisternis misleid,
door een geopend vt-nster op de straat. Eerst na
verloop van m°er dan een uur, werd hij, in be-
wusteloozea toestand aangetroffen. Naar het garn.
hospitaal vervoerd, bleek aldaar ztju toestand niet
zonder gevaar.
Zaterdagavond brandde eene kapitale boeren
plaats, gelegen aan de Groote Sloot in de Zijpa en
bewoond door den heer A. Kroon, tot den grond
af. Alleen eeniga landbouwwerktuigen werden gered.
Nog belangrijker was de brand, die Zondag de
weeshuisplaats met het daaraan belendende algemeen
weeshuis, mede gelegsn aan de Groote Sloot in de
Het spel was verlorenniemand daagde tot mijne
hulp op, en ik zag mijnen dood tegemoet. Daarom
gaf ik nu aan mijn tegenstander te kennen, dat hg
een weinig geduld met mg moest hebbenik wilde
de positie eens terdege bestudeeren, terwijl ik
mg in werkelijkheid vruchteloos het hoofd brak over
de vraag, hoe ik mij uit dezen afgrijselijken toestand
zou kunnen redden. Toen ik evenwel bemerkte, dat
de krankzinnige zich meer en meer opwond, zette
ik voorloopig mijnen koning op het éénig openge
bleven vak.
»Vier! Schaak!" siste hg, terwijl hij de koningin
wegnam. Mijne positie en mijn toestand waren
om wanhopig te worden. Ik kon het spel nog slechts
twee zetten volhouden; en terwijl ik mijne figuur
gedachteloos voorwaarts schoof, zag ik met ontzet
ting, dat mijn razende medespeler langzaam de hand
uitstrekte naar den revolver.
»VijfSchaak Het kasteel, dat mijnen koning
nog beschermd had, was mij ontnomen, en thans
schoot er voor mij nog slechts een enkele zet over
dan was ik reddeloos mat l Nooit zal ik ver
geten, wat er in deze oogonblikken in mg omging
ik gevoelde mij letterlijk niet in staat om een hand
of voet te b9wegen, en ook mgn hoofd schoen mg
zgn dienst te weigeren. En hg, die daar tegenover
mg zat, met satanisch verwrongen trekken, met een
grijnzend glimlachje en knarsende tanden,ik
dacht nog slechts aan ditóóne: Die ander was even
goed een mensch als ik. Onbeschrijflijke marteling 1
Werktuigelijk deed ik den laaisfcen zet.
»Zes! schaakmat!" klonk het met eene gillende
stem ia mgne ooren. Ik zag nog, dat de revolver
naar mgn voorhoofd werd opgeheven In de
zelfde seconde gleden mijne oogen dicht, er knalde
een schot, en ik viel bewusteloos op den grond
Het eerste wat ik weer hoorde, was de vraag
Zijpe, in asch legde. Slechts enkele voorwerpen van
historische waarde, benevens de monumentale poort
bleven gespaard.
De familie H. uit Rotterdam wilde zich per
stoomtram van Oosterbout naar Breda begeven. Een
der kinderen, een jongentje van ongeveer 12jarigen
leeftijd, stond met zgn sportwagen op het balkon.
Daar de sportkar niet vastgebonden was, gleed zij
er af, en de knaap, die niet gaarne zijn eigendom
miste, wilde de kar grijpen, met het noodlottig ge
volg, dat bij van den wagen viel, en met de been en
en eene hand onder de tram terecht kwam. Hij werd
vreeselijk gekwetst en za), als bij er het leven af
brengt, de genoemde lichaamsdeelen moeten missen.
Men meldt uit Bruinisse
Vóór eenige dagen werd op het Krammer in de
Oude-Tongsche vallei door een Bruinisser visscher
een kreeft gevangen, die, met mosselen gevoed, thars
nog in leven isen Maandag werd door een koe
wachter in den polder Bruinisse in eene weide van
den landbouwer L. eene jonge schildpad gevangen
ter lengte van omstreeks 20 c.M,, die, mot brood
gevoed, nog niet voornemens schijnt te willen sterven.
Mon meent dat ook de oude schildpad zich ter
plaatse in een waterput ophoudt.
Hoe die dieren komen ter plaatse waar zij be
machtigd werden, is tot heden een onopgelost raadsel.
Een inzender in het Hbl. schrijft
Zaterdag 10 Augustus werd in den trein tusschen
's Gravenbage en Amsterdam aan een heer een wissel
op de Indische Handelsbank ontstolen. Per telefoon
geef ik, te Amsterdam zijnde, van dezen diefstal bet
boofdcommissariaat van politie kennis. Een agent
staat mij te woord, zegt mij dat de telefoon zeer
slecht werkt en verzoekt mij zeer duidelgk te spreken.
Met wat goeden wil meld ik hem den diefstal en
verzoek een inspecteur te spreken. »Er is geen aan
wezig, meneer ('t was 's avonds goed zeven uur),
bovendien behooren diefstallen niet op 'fc hoofdbu
reau thuis maar op het bureau Gymnasium. »Is bet
bureau Gymnasium aangesloten?"" vraag ik. »Ja"
is 't antwoord. De juffrouw van de telefoon meldt
mij dat bet bureau Gymnasium niet is aangesloten.
Ik ga naar 't bureau Gymnasiuna, waar geen in
specteur te vinden was. Op mgn vraag wanneer er
een was, werd geantwoord, dat er vanavond geen
meer kwam en dat doze diefstal als spoorwrg'Hefstal
op 't hoofdbureau thuis boorde, waarop de dienst
doende agent mg verzo.ht daarheen to wiHon gaar.
Op 't hoofdbureau vond ik geen inspecteur ei: werd
ik verwezen naar de St. Pietershal, waar weer geen
inspecteur aanwezig was. De agent die mg te woord
stond waarschijnlijk een hoofdagent zei mij
dat, daar mij de wissel niet persoonlijk ontstolen was,
ik den bestolene zelf moest gaan balen. Toen ik hem
overtuigde dat dit niet ging daar deze een man van
72 jaar was, die 's avonds niet uitging, mopperde bij
»nou, waar woont u dan en waar gebeurde 't
»Nou meneer ik zal er zorg voor dragen."
Ziehier waar de zorg van onze politie in bestond
bij deze zaak waarin spoed vereischte was, wijl de
wissel bij 't een of ander bankierskantoor kon wor
den ingewisseld.
Woensdag was de politie nog niet op het kantoor
der Ind. Handelsbank geweest, evenmin bij do direc
tie van het Holl. Spoor, op wiens lijnen de diefstal
plaats greep.
Zij telegrafeerde alleen naar de politie-afdeelingen
te Amsterdam, en dit nog op mgn uitdrukkelijk
verlangen.
Dat de politie in Amsterdam haar prestige geheel
verloren heeft, is een provinciaal zelfs bekend, maar
dat ze daarenboven nog te laks is om spoedeischende
zaken inderdaad zóó te behandelen als een vakman
dit moet doen, is weer een nieuw bewijs van onver
mogen dat zs zich zelf met deze zaak heeft gegeven.
Een te Zutphen praktiseerond geneesheer heeft
aan de Zutph. Ct. verzocht, met ernst te wgzen op
het gevaarlgke van het dragon der thans in de
mode komende breode elastieke ceintuurs. Hij had
dezer dagen in zgne praktijk, bg eene overigens
volkomen gezonde jonge dame, belangrijke storingen
geconstateerd, alleen door bet dragen van bedoeld
toilet-artikel.
»Hoe gaat het u thans? Wat bet or, niet waar?"
Ik sloeg mijne oogen op, en zag Dr. Charley, die
zich tot iaij boog. »Zijt, gij het, dokter?" fluisterde
ik. »Ban ik werkelijk nog in leven Ik dacht, dat
ik dood was 1"
»Gij zijt niet alleen in leven, maar ook volkomen
ongedeerd", antwoordde hijen daarna vertelde
hij mg, dat op hetzelfde oogenblik toen de razende
den revolver ophief, bg zelf zacht en behoedzaam
was binnengetreden en dön arm van den krankzinnige
op zgde had geslagen. Daardoor was de kogel in
den muur gedrongen, terwijl ik van angst en over
spanning in onmacht viel. Mijn bedreiger was toen
door do oppassers gegrepen en in verzekerde bewaring
gebracht. Waarschijnlijk bad de dokter, tosn bij
mjj goedennacht gezegd had, de zijdeur opengelaten,
dio de kliniek van het overige gedeelte des huizes
scheidde. Op de een of andere wijze was het den
waanzinnige gelukt, er door te sluipen en zoo in de
studeerkamer van mijnen gastheer door te dringen.
Zijne afwezigheid was juist nog bgtgds ontdekt ge
worden, om mij van een plotselingen dood te redden.
Daar men aanvankelijk niet wist, welke richting
hij had ingeslagen, had men eerst het gansche gesticht
doorzocht, totdat men, door eenig gedruisch in de
Studeerkamer opmerkzaam geworden, ook hier onder
zoek ging doen, juist op het laatste, beslissende
oogenblik.
Des anderen daags nam ik afscheid van den dokter,
vast besloten om hem vooreerst niet meer te bezoeken.
Ja, tot op den buidigen dag bedenk ik mij telkens
eerst, vóór en aleer ik mij aan het schaakbord neder
zet, want nooit vergeet ik die parfcjj, waarbij een
gillende stem mg toeschreeuwde: >In zes zetten
schaakmatl"