1895 N°. 53. Zaterdag 4 Mei. 82ste jaargang. Bij dil Dommer behoort een bijvoegsel. De Goudsmid van Antwerpen. De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrjjdagavond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, f 1,75. Afzonderlijke nommers 5 cent; mot bijblad 10 cent. Behalve aan ons Bureau worden Abonnementen en Advertentiön voor dit blad .p aangenomen bjj de heeren Nijgh Vin Ditma.& te Rotterdam ea V6rder bjj allo Boekvorkooper* en Brievengaarders. InKendIng van advertentiön voor uren op den dag De prjjs der gewone advertentiön is van 1-5 regels 50 cent, eiken regel meer 10 ets. directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prjjs slechts tweemaal berekend. Geboorte-, huweljjka- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen worden van 110 regels a 1,berekend. Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ct Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel, der uitgave. over den zoon des grooten dichters Ter Haar, doch vergeten er bij te voegen, dat die dichter het Evan gelie naar de H. Schriften beleed en predikte, als een vast Bijbelgeloovige, doch dat de zoon van dien vader belijdt en predikt, wat men daar den Godsdienst van Jezus noemt. Doch daar is meer, dat ons in dat gevoelen sterkt. Nauwelijks toch was de secretaris Har er Majesteit, jonkheer de Ranitz, hier geweest om plaats to be reiden, of iedereen wist te vertellen N.B. nog wel 3 4 weken vóór het ontvangen van den offi- cieelen brief, dat er een brief zou komen, waarin Hare Majesteit haar verlangen zou t© kennen geven, om op 19 Mei hier den oudsten predikant te hooren Dit nu met sommigen te verklaren uit eene toevallige onderstelling, die iedereen licht maken kan, dat is toch waarlijk eene Conjectura audax, wel tot de simplicitas, doch niet tot de sancta sim- plicitas behoorende. Toen dit gerucht ging, schreef een mijner ambtgenooten daarover aan een predikant, die nog al eens met de Koningin-Regentes in aan raking komt. En 't antwoord was Dat is radicaal onmogelijkDat zal H. M. nooit doen, daartoe is Zij een veel te verstandige vrouw en eene veel te vrome Christin In elk geval, zoo werd er bijgevoegd, moet ds. Smits zijn beurt niet afstaan Nu, dat laatste behoefde men mij niet met vele woorden duidelijk te maken. Ik ben het nooit van plan geweest, en heb al de gevolgen voor mjjne rekening genomen, gelijk ik nog doe. Ware Hare Majesteit van de moderne richting, ik had dan, hoe aangaarne ook, krachtens mjjn ethisch-irenisch standpunt, de beurt overgegeven, denkendede toestand in onze kerk is nu eenmaal zoo en niet anders, beter dat dan huichelen. Nu echter heb ik mij verplicht gezien, met de orthodoxe leden des kerkeraads aan Hare Majesteit te schrijven, dat ik onder het Alziend oog der Oppermajesteit in de hemelen mij gedrongen gevoelde, nit eerbied ook voor Hare Majesteit, de beurt niet af te staan, in de vaste overtuiging, dat Hare Majesteit onkundig was gelaten van de richting des mans, dien Zij als redenaar verkoos waar bij al de andere onderteekenaars mijn gevoelen steunden. Onwaar is het ten slotte, dat H. M. nu niet komt, omdat aan haar verlangen niet voldaan wordt, doch eenig en alleen, omdat daarover twist en twist geschrijf is ontstaan, en de Regentes dit in geen geval verder wil aanwakkeren. Onwaar ook, dat men zou geschreven hebben, dat ik de oudste was in leeftijdwant beide, in leeftjjd en diensttijd, is do minee Ter Haar de oudste. Doeh waarheid is het, dat, hoe eervol mg ook de zaak geweest ware, het mg in dezen allereerst en allermeest te doen was om de eer van mijn Heer en mijn God, mjjn Heiland en Verlosser en om het prestige van ons Vorstenhuis, dat ik zeer liefheb en hoogacht." Vermoedeljjk zal ds. Ter Haar of iemand anders zich wel geroepen gevoelen ds. Smits te beantwoor den, en daarom is het wellicht het best over het bovenstaande geen oordeel te velleD. Alleen veroor loven we ons de opmerking, dat, wanneer H. M. niet te Nijmegen ter kerke komt, omdat over deze zaak twist en twistgeschrijf is ontstaan, ds. S. dit had kannen voorkomen door zich bereid te verklaren zijne predikbeurt af te 6taan. H. M. had nu eenmaal den wenseb te kennen gegeven te verschijnen onder het gehoor van »den oudsten predikant" en aan dien wenech had kunnen worden voldaan, indien ds. S. had toegegeven. Dan ware alle twist en twistgeschrijf vermedenen wanneer hg beweert, dat het hem te doen is om het prestige van ons Vorstenhuis, dan verhoogt hjj dat prestige zeker niet door zijnerzijds te verklaren, dat H. M. onder de pressie van ande ren handelt. Op de lijst van hoogstaangeslage nen in 'sRijks directe belastingen in de pro- vincie Zeeland, bevattende 132 namen, komen o. a. voor Mr. J. C. R. v. d. Bilt te Heinkenszand, J. Blok Jz. te Krabbendijke, J. Bruijnzeel te RillandBath, M. Burger te Kloetinge, Ph. R. Claus te Kloetinge, A. C. Danckaerts te Kortgene, P. Dekker Jz. te Wemeldinge, J. J. v. Eijkeren Sr. te 's-Heerenhoek, J. A. Bevier de Fouw te Goes, Mr. J. G. de Witt Hamer te Goes, J. E. Mulock Houwer te Goes, A. M. Peman Kakebeeke te Kloetinge, G. H. Ka- kebeeke te Goes, J. M. Kakebeeke te Goes, J. Ka kebeeke te Krabbendijke, Mr. P. Lenshoek van Kerkwijk te Goes, W. F. K. Lenshoek te Goes, Mr. J. L. H. Liebert te Goes, L. Lucasse te's-Heer Arendskerke, L. A. Paardekooper Overman te 's-Gra- venpolder, J. M. Pilaar te Goes, H. K. Persant Snoep te Kapelle, H. J. Stieger te Goes, N. Taze- laar te Kolgnsplaat, W. J. Vader van 's-Graven- polder te Wissekerke, J. Vereeke te Kruiningen, Jhr. S. M. van Reigersberg Versluijs te Goes, A. Witkam te Goes. De liberale kissvereeniging te Wissekerke (N.B.) verkoos tot vierden candidaat voor de Prov. Staten den heer J. G. P. T i m a n s, burgemeester van 's-Heerenhoek. Ook door de kiesvereeniging Burgerplicht" te Ierseke is als vierde candidaat met algemeen© stem men geproclameerd, de heer J. G. P. Titnane. Oudelaitde. De verkiezing voor een lid van den gemeenteraad, vacature den heer Johanues van Wingen, is bepaald op Donderdag 23 Mei a. s. Kolijngplaat. Door dr. J. L. Ha ge, sedert vijf jaar gemeente-geneesheer alhier, is wegens zijn aanstaand vertrek naar Zevenbergen zijn eervol ont slag aan den gemeenteraad aangevraagd. De bij de brand in de Zijlstraat to Haarlem zoo deerlijk verwonde wethouder M. O. De Kant er, woonde Woensdagmiddag voor de eerste maal na zijn herstel de Raadszitting weder bij en werd door den voorzitter, onder luid applaus der leden, hartelijk geluk gewenseht met zjjn herstel. De heer De K. dankte daarvoor en prees de ver pleging in het St. Elisabeths gasthuis. De Haagsche correspondent der Zutph. Ct. wijst er zijn lezers op, dat na de aanneming van de gewerenwet nog geenszins de grens der militaire uitgaven is bereikt. Nog veel aanzienlijker offers zullen in de eerste jaren in het belang van '8 lands defensie worden gevraagd. Reeds nu werd door den minister aangekondigd, dat hij, zoo zijn ministeriöel leven tot dien tijd gespaard blijft, in 1897 met een aanvrage voor nieuwe geweron ten behoeve van de schutterij zal komen. Wel hebben verscheidene leden der Tweede Kamer verklaard, dat zij, hoewel met dit wetsont werp meegaande, groot bezwaar zouden h-bben ook de schutters van de nieuwe bewapening te voorzien, maar de Min. vleit zich, dat het hem, als die tijd gekomen is, ook wel zal gelukken de bezwaarde gemoederen voor dat plan te winnen. En verder heeft de Min. te kennen gegeven, dat hg de vol tooiing van de stelling-Amsterdam met kracht zal voortzetten. Het zoogenaamde kleine plan van den Min. Seyf- fardt zal dit jaar bijna gereed komen, en dan zal aan de Kamers een verder plan worden voorgelegd, dat vroeger geschat is ongeveer 25 millioen gulden te zullen kosten, maar dat deze Min. meent wel voor een paar millioen minder te kunnen volvoeren. Naar alle waarschijnlijkheid zal de min. voor een dergelijke kolossale uitgave niet zoo gemakkelijk een groote meerderheid vinden als voor de geweren- wet, want mannen als Mees en de Beaufort Ka merleden van grooten invloed en volbloed ministe riöel hebben nu reeds te kennen gegeven, dat voor voorstallen om nog tientallen van millioenen meer voor de stelling-Amsterdam te besteden, op hnnne stem niet valt te rekenenmaar de Minister zal de meerderheid wel weten te beduiden, dat de Kamers na a gezegd te hebben, ook b moeten zeg gen en dat het toch niet aangaat om straks de be doelde stelling in een toestand te laten, dat zij, zooals de Min. zich het vorige jaar uitdrukte, nau welijks bestand zal zjjn tegen een coap do main, tegen een eersten aanval. En, zoo zucht de correspondent na die modc- deelingen, hadden wij nu nog maar de zekerheid, dat ons leger door al die millioenen in voldoenden staat zal komen. Maar dat wordt door schier nie mand beweerd. Vrjj algemeen is de overtuiging, dat zonder reorganisatie der levende strijdkrachten al het andere nog weinig zal baten. Daarom be treurt de briefschrgver 't zoozeer, dat men voor oorlogsminister iemand heeft gezocht, die altijd als een voorstander van plaatsvervanging heeft bekend gestaan. Als men dien Minister thans vraagt, hoe hij over persoonlijken dienstplicht denkt, stuurt hij de lastige vragers met een kluitje in 't riet door te zeggen, dat hij zich daarover vooralsnog niet kan uitlaten, want dat de een onder persoonlijke dienstvervulling iets geheel anders verstaat dan een an-ier! Geduld, voegt hij er bjj; als ik een wetsontwerp tot rege ling van de levende strijdkrachten indien, dan zult gij wel zien hoe ik over dat vraagstuk denk. Over den mogelijken inhoud van later in te dienen ont werpen kan ik mij nog niet uitlaten De minister van koloniën beeft aan generaal Vetter bij zijne aankomst te Genua een telegram van begroeting en verwelkoming gezonden. Eenige oud-militairen, ridders der Militaire Wil lemsorde, hebben het voornemen hunne mede-ge decoreerden met dat kruis uit te noodigen den ge wezen opperbevelhebber op Lombok bij zijne aan komst te 's-Gravenhage, eene ovatie te brengen. De generaal heeft zjjne reis door Italië en Zwitserland aangevangen. GOES, 3 Mei 1895. Ds. F. W. Smits Pzn., Ned. Herv. predikant te Nijmegen, schrijft het volgende aan de Tel. •Het woidt inderdaad meer dan tijd, dat over de quaestie van het Vorstelijk kerkbezoek te Nijmegen op 19 Mei a. s., eerst aangezegd en later weder afgezegd, voor het Nederlandsche volk, dat zijn Vorstenhuis liefheeft, het volle licht, zooveel mogelijk opga, en alle romannetjes rechts en links een einde nemen. Nu is zeker niemand meer aangewezen om er over te spreken of te schrij ven dan de ondergeteekende, die er het meest bij geïnteresseerd is. Ik zal daarom trachten, de zaak voor een ieder zoo duidelijk mogelijk te maken. Waarheid is het, dat ik geweigerd heb om de pre dikbeurt op 19 Mei a. s. af te staan aan mijn mo dernen collega Ter Haar. Waarom? Niet om eenige veete tegenover zijn persoon. Ik ben hier reeds 21 jaar nevens hem werkzaam en kan in oprechtheid des harten getuigen, wat hij ook gaarne zal toe stemmen, dat wij elkander in al dien tjjd nog nooit een onaangenaam woord hebben gezegd, of zelfs een stuursch gelaat getoond. Wij weten en gevoelen zeer goed op theologisch gebied, wat afstand of afgrond ons van elkander scheidt. Wij hebben dien bij menig nuttig en aangenaam gesprek nog nooit op kunst- matig-onnatuurlijke wijze zoeken te overbruggen. En dat zullen we, hoop en geloof ik, weder zijn, als ook deze storm voorbij is. Ieder, die mij meer van nabij kent (zooals nu bijna gansch Nijmegen) weet dan ook, dat ik zulk een gezworen vijand ben van alle vijandschappen tegen wien of wat ook, dat ik al zeer spoedig uit den weg ga en de eer aan een ander laat, liever dan oorzaak te zijn van on aangenaamheden of beleedigingen tegenover anderen. Hier echter kon en mocht ik niet wijken, of ik zou de heiligste zaak verloochend hebben en ver keerds praktjjken hebben bevorderd. Het is nameljjk mjjne heilige overtuiging, die niet alleen mjjne or thodoxe ambtgenooten en overige orthodoxe leden van den kerkeraad (de minderheid), doch ook tal van eerlijk denkende modernen en anderen hier met mg deelen, dat de Koningin-Regentes in haar ver zoek om den oudsten predikant te doen optreden, niet heeft gehandeld naar eigen initiatief, doch dat van hier pressie, ja groote pressie is uitgegaan, om de zaak in het leven te roepen, en men met opzet de richting van mijn collega voor Hare Ma jesteit heeft verborgen gehouden. Algemeen toch is het bekend, dat Hare Majesteit nog nimmer een modernen predikant heeft uitgenoodigd, om voor Haar en de jeugdige Koningin op te treden, noch ook een kerk bezocht, waar een modern leeraar op den kansel zou komen. En dan zou een weldenkend mensch uit één stuk dan zou eene Vorstin als onze geëerbiedigde Regentes, nu in eens zoo onge- ljjk aan zich zelve worden, om zulks nu eens te verzoeken in Nijmegen tegen 19 Mei a. s.? Zij, die hare beminde dochter, onze aanstaande Koningin, onderricht doet geven door een beslist orthodox predikant Het is immers al te duideljjk, dat het onmogelijk is. Het is althans voor mij klaar en ze ker men heeft Hare Majesteit wel gesproken (Naar het Fransch van H. Delavtgne). Het was in den aanvang der zestiende eeuw. De pas aangebroken Zondagochtend kenmerkte zich door buitengewoon mooi winterweerde heldere, koude zonneschjjn strooide een weelderigen rjjkdom van tintelend gouden vonken over de met sneeuw bedekte daken van Antwerpen. De zonnestralen klommen en gleden vrooljjk langs de huizen, en ver guldden hier en daar de beschilderde vensterruiten. En daarna huppelden zij speelsch en dartel over de spiegelgladde ijsvelden, waarmede de vaarten en slooten in den naasten omtrek der stad bevloerd waren. Buiten een van Antwerpens noordelijkste uithoe ken had zich een klein, maar goed bevroren meer gevormd door de uitloozingen der smallere kanalen. De kerken waren zooeven uitgegaande laatste tonen van het klokgelui trilden nog een oogenblik door de fijne, scherpe winterlucht, waarna zjj lang zaam wegstierven. Een big moedig gestemde menigte verdrong zich op het meer, en de toeschouwers kregen daar een verrukkeljjk tafreel vol jeugdige opgeruimdheid te zien. De slanke gestalten der jon gelingen en meisjes, met hunne glinsterende schaat sen, schenen óf een voor een, óf in groepjes voor bjj te zweven, alsof zij voortgestuwd werden door den wind. Paarsgewijze reden de ouderen naast elkaar voort, gevolgd door de kleinere jongens en meisjes, die elkaar by de hand vasthielden en op die wjjze soms vrjj lange ketenen vormden. Nu en dan zwierde er een bekoorljjk meisje langs al de andere schaatsenrijders heen, die een eerbie dige buiging voor haar maakten en haar met be wondering nakeken. Maar als een fiere zwaan gleed zjj al verder en verder. Hare kostbare en smaakvolle kleeding verried de rijke burgerdochtor. Een blauw fluweelen overkleed, dat in rijke plooien neerhing en met prachtig bontwerk was omzoomd, omsloot hare fraaie vormenen onder de bonten muts, die zjj droeg en die met golvende roode veeren was ver sierd, schitterde een massa goudblond haar, dat in twee zware vlechten langs den bovenrand van haar overkleed hing. De verwonderlijk schoone, droome- rige oogen in haar fraai beljjnd en aristocratisch gevormd gtlaat keken vaak zoekend en uitvorschend rond onder de jonge burgers van goeden huize, maar om zich slechts met een blik van teleurstel ling en van nog vuriger verlangen weer af te wenden. Eindeljjk zag men de zwaargebouwde gestalte van een jonkman, die van den tegenovergestelden kant van het meer kwam, ia de richting der schoone schaatsenrjjdster voortgljjden. Hare oogen fonkelden van blijdschap en voldoening. Hjj groette haar met eene eerbiedige buiging, doch daarna vatte hjj vertrouwelijk de kleine handjes, die zij naar hem uitstrekte. Zoo bleven zjj samen gedurende eenigen tjjd zwjjgend voortrijden. •Waarom zjjt gjj zoo geheel alleen gebleven, Ly- dia?" vroeg hij eindelijk eensklaps; »de jonge bur gers zullen denken, dat er hoogmoed bjj u in het spel is 1" Lydia krulde toornig hare rooskleurige lipjes. Zoo moet ik het juist hebben, neef Adriaan 1" riep zij lachend. »Ik wilde liever ongestoord op u blijven wachten 1" •O, Lydia, maar dat moet ge niet doen 1 Hoe dankbaar uw neef n ook voor uwe vriendschap is, moet gij toch nooit vergeten, welk een diepe en onpeilbare afgrond eene onoverkomelijke scheiding vormt tusscben de schatrijke Lydia Solst en den doodarmen Adriaan Benschoten 1" De knappe jonk man zeide dit alles op een ernstigen, maar zacht- moedigen toon. >0", riep Lydia pruilend, »maar verondersteld nu eens, dat ik van niemand anders zooveel hield als van mjjn armen neef Adriaan En met een trot- schen, liefdevollen blik liet zjj hare oogen gaan over zjjne edele, rijzige gestalte in de eenvoudige bruine overjas. Adriaanweet gjj wel, waaraan gij mjj doet denken, als ik n vergelijk met die opgesierde saletjonkers? Gjj zjjt als de Talk te midden der bloedvinken Lief kind, het is gelukkig, dat gjj nog kunt schert sen ik heb een gevoel alsof ik wel zou willen ster- ven, want ik ben vandaag voor 't laatst tot u gekomen, om afscheid van u te nemen en u vaarwel te zeggen, ik ben van plan, naar Enge land te gaan." Ga dan sprak zjj op jjskouden toon. Zjj stiet hem van zich af, maar alleen om zich bjj vernieu wing, nog dichter en nog vertrouwelijker, tegen hem aan te vljjen. Het scheen alsof zjj opzettelijk voor elkander geschapen waren, want zij vormden samen het knapste en bevalligste paartje onder heel d8 talrijke menigte jongelieden. Ziet ge, Lydia, ik moet heengaan, hoe hard het mjj ook moge vallenMjjne eer eischt en ge biedt het. Het is mijn plicht. Mag ik het nog lan ger aanzien, Lydia, hoe de genegenheid mijner kleine nicht van dag tot dag steeds dieper en krachtiger wordt En dan te weten, dat wjj elkander nooit of nimmer zullen toebehooren 1 Het is beter, dat ik heenga terwijl mgne Lydia nog jong is, zoodat zij den armen goudsmid gemakkelijker zal kunnen ver geten. Gjj zult een beteren man leeren kennen en lief hebben, maar ik zal trouw bljjven aan mgne eerste liefde." Neen, Adriaan! ik zal nooit iemand anders lief hebben en beminnen dan u •Arme Lydia 1 het is alles tevergeefs. Uw va der, de rijke en trotsche bierbrouwer Solst, zal nooit zijn éénig kind aan een goudsmidsknecht ten huwelijk geven •Gjj zjjt een kunstenaar, Adriaan 1" antwoordde Lydia met levendigen nadruk. Dezen eigen dag nog zal ik een voetval voor mjjn vader doen en j hem trachten te vermurwen 1" Adriaan >schudde het hoofd. »Neen, kindlief, gij kunt u geen denkbeeld vormen van uws vaders Lmii-

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1895 | | pagina 1