ook met kei oog op de omstandigheid, dat bij was
de oudste predikant in leeftijd.
Dat de wensch van Hare Majesteit niet beter
werd ontvangen, wordt te Nijmegen zeer afgekeurd.
Op zeer eigenaardige wijze heeft dezer dagen
een onderwijzer te 's-Gravenhage de aan zijne zorgen
toevertrouwde leerlingen een bevattelijk beeld trach
ten te geven van de parlementaire werkzaamheden.
Hij ontwierp voor zijn klasse een reglement en
zond dit zijnen leerlingen toe, geheel en al in den
vorm van een ontwerp van wet. Eerst de bood
schap (in casu meesterlijke) daarna het uit negen
artikelen bestaande ontwerp en ten slotte de me
morie van toelichting, een en ander in de gebrui
kelijke parlementaire termen.
En om het beeld te voltooien liet hij over dit
ontwerp in zijn miniatuur parlement beiaadslagin-
gen houden, na een »voorloopig verslag," dat saam-
gesteld werd uit de schriftelijke beoordeeling der
kinderen van de artikelen, een oordeel dat zij bij
wijze van huiswerk moesten opstellen. Een der kna
pen fungeerde als voorzitter, de meester als minis
ter, terwijl de overige bevolking der klasse de ka
merleden vormde.
De kleine quasi-volksverfcegenwoordigers debat
teerden er dapper op los.
Ook de meisjes want de klasse bestaat uit jon
gens en meisjes namen aan de werkzaamheden"
deel.
Rechtszaken.
Voor het gerechtshof te 's-Gravenhage ver
scheen Vrijdag een 15-jarige jongen uit Ierseke, die
bjj een vechtpartjj met kameraden van zijn leeftijd
zijn mes had getrokken en daarmede zijn tegenstander
een vry ernstige snede over het gelaat had toege
bracht.
De rechtbank te Middelburg strafte hem daarvoor
met 45 dagen gevangenis.
Tegen dit vonnis was de veroordeelde in beroep
gekomen, bewerende dat hij met een boksbeugel
wag aangevallen en, angstig geworden, zich enkel
verdedigd had. Hij vroeg vermindering van straf,
daarbjj aanvoeronde dat hij, ofschoon nog jong, de
broodverdiener van zijn ouders is. Zijn vader toeh,
die hem naar hier heeft vergezeld, is zoo gebrekkig
ter been dat hij zjja beroep van vrachtrijder moei
lijk meer kan uitoefenen.
Het Hof zal het verzoek overwegen en uitspraak
doen over 14 dagen.
Tegen K. H bakker, vroeger wonende te
Zieriksee, laatst te 's-Gravenhage, is bij arrest van
het gerechtshof te 's-Gravenhage dd. 17 April, ver
leend rechtsingang met last tot instructie en bevel
van gevangenneming en overbrenging naar het buis
van bewaring te Zieriksee, wegens bedriegelijke
bankbreuk.
VEREENIGING
van Burgemeesters en Secretarissen
In Xuld* en JfToord-Beveland.
Heden vergaderde in het »café Hartman" alhier
de vereeniging van burgemeesters en secretarissen
in Zaid- en Noord-Beveland, onder presidium van
jbr. E. Lewo van Nijegtein, burgemeester van
's-Heer Ai endskerke. Na lezing en goedkeuring van
de notulen der vorige vergadering, deed de voor
zitter o. a. mededeeling, dat de heeren D. J. Bel-
dermi.u, burgemeester van Wissekerke en L. M. van
Campen, burgemeester van Kattendijke, tot de ver
eeniging waren toegetreden. De laatste, ter verga
dering tegenwoordig, werd door den voorzitter wel
kom geheeten De heer J. Welleman, ontvanger der
gemeente Krabbendijke, werd door de vergadering
met algemeene stemmen als lid aangenomen. Ver
volgens werden de aftredende bestuursleden, de heeren
Z. D. v. d. Bilt La Motthe en J. N. Elenbaas, met
nagenoeg algemeene stemmen herkozen, en werd de
rekening over 1894 goedgekeurd en vastgesteld in
ontvang op f205,45, in uitgaaf op f93,23 en der
halve met een goed slot van f 112,22. Tot plaats
voor de zomervergadering werd gekozen de Wouwsche
plantage, terwijl bepaald werd, dat deze vergadering
zal gehoudpn worden op 3 Juli. Aan deze verga
dering zullen een rytoer en een gemeenschappelijke
maaltjjd verbonden worden tegen vergoeding van
f 1,25 per persoon
Daarna verkreeg de heer H. J. Augustijn, secre
taris der gemeente 's-Heer Arendskerke, het woord
tot inleiding van het volgende vraagpunt
»Moet bg de erkenning (by de huwelijksakte)
van een natuurljjk kind, de geboorte-akte van
dat kind worden overgelegd
De inleidtr ging achtereenvolgens oenige uitspra
ken omtrent deze quaestie na. In no. 1639 van De
Gemeentestem, geeft de redactie als hare meening te
kennen, dat het er alleen op aan komt, dat de A.
v. d. B. S. wettelyke zekerheid habbe, dat de bruid
de moeder is van het kind. Is het kind dus in de
gemeente zelve geboren, dan kan hij die zekerheid
putten uit de geboorteregisters en is overlegging
der geboorte-akte overbodig. Heeft echter de geboorte
elders plaats gehad, dan moet een geboorte-extract
(aan zegelrecht onderworpen, behoudens in geval
onvermogen) worden overgelegd.
Ia no. 1716 van hetzelfde blad doet een inzender
de vraag of in het door den inleider bedoelde geval
een gezegeld geboorte-extract van het kind moet
worden overgelegd, dan wel of een ongezegeld ge
boortebewijs voldoende is? De inzender meende het
laatste en ook v. d. Helm is van die opinie, doch
in »Theori« ten dienste van den A, v. d. B. 8."
van H. C. Wagenaar, komt onder no. 303 een mo
del van eene erkenning bij de hawelyks-akte voor,
waarby gezegd wordt blijkens hierby overgelegd
geboorten xtract."
De redactie van De Gemeentestem antwoordde, dat
overlegging van eene op zegel gestelde geboorte-akte
haar noodig toescheen op grónd van art. 8 al. 2
der zegelwet. Vermoedelijk heeft v. d. Helm be
kendheid met dit artikel by den A. v. d. B. S.
verondersteld. Ook Vaillant vordert in zyn model
(2o ed. p. 399) overlegging van de geboorte-akte.
»Voor onvermogenden moet dat stuk op ongezegeld
papier worden afgegeven."
Tegen deze motieven der redactie kwam v. d.
Helm op. Hij achtte die overlegging noodeloos om
dat de wet baar niet voorschrijft en zy nutteloos is.
De A. v. d. B. S. heeftin de eikennings-akte alleen
te constateeren, dat partijen een kind, uit hen ge
boren, op zekeren datum, in zekere gemeente, onder
zekeren naam in het geboorte-register ingeschreven,
als het hunne erkennen. De waarheid der door par
tyen vermelde feiten heeft hy niet te beoordeelen
en hy kan dit ook niet. Voor hv4 richtig houden
dor registers is het echter van belang, dat hij zich
door het doen overleggen van een bewijs van inschrij
ving der geboorte-akte of door officieuse informatie
of door naslaan in zijn eigen register verge wisse, dat
namen en datum juist door partijen worden opge
geven, evenals dit gebruikelijk is bij do inschrijving
van sterfgevallen. Daar hy echter alleen heeft te
vermelden, »wat comparanten verklaren" en niet
hoe hy tot de wetenschap is gekomen en dat hunne
verklaring wat namen en data betreft, juist is, acht
v. d. H. bedoeld bewijs van inschrijving en informatie
geen stukken, krachtens welke hij de akte opmaakt",
en dus ook niet te vallen onder art. 8 al. 2 der
zegelwet, hetwelk z. i. alleen toepasselijk is op stukken,
die in akten »als haar grondslag" worden aangehaald.
De redactie van de Gemeentestem nam na deze
uiteenzetting hare oorspronkelijke meening terug.
De inleider is daarentegen van oordeel, dat de
gronden van V. d. Helm's betoog zwak zyn. V. d. H.
toch acht overlegging noodeloos en nutteloos, maar
hy acht het toch ook weór voor het richtig houden
der registers van belang, dat de A. v. d. B. S. door
het doen overleggen van een bewijs van inschrgving
der geboorte-akte of door officieuse informatie enz.
zich vergewisse, dat de nameü en geboorte-datum
van het kind juist zyn. Dat klopt niet. En aan den
anderen kant als het voldoende is zich in dit geval
op officieuse wijze gegevens te verschaffen, dan zou
dit evenzeer gelden voor alle andere stukken, noodig
voor de voltrekking van een huwelijk. Dit eehter
kan niet en de jurisprudentie heeft dan ook menig
maal uitgemaakt, dat alleen wettelijke akten worden
bedoeld. Art. 136 B. W. schrijft niet voor, dat
geene godsdienstige plechtigheden zullen mogen plaats
hebben voordat een huwelyks-extract is overgelegd",
maar vóór dat partyen aan den bedienaar van hun
eeredienst zullen hebben doen blijken, dat het huwelijk
ten overstaan van den A. v. d. B. S. is voltrokken.
Wat onder deze woorden »doen blijken" is te ver
staan valt af te leiden uit een arrest van den H.
R. van 21 April 1840, alsmede uit de Gemeentestem
no. 1687.
Op al deze gronden is de inleider van oordeel,
dat de door hem gestelde vraag beslist bevestigend
moet worden beantwoord.
De heer Dominions is het met den referent niet
©8ns. Het moge al niet >nutteloos" zijn, zooals
V. d. Helm het uitdrukt, maar de vergelijking met
andere stukken, gaat niet op. Die andere stukken
moeten worden overgelegd, doch dit is met dit bewijs
niet het geval. Eene officieuse mededeeling komt
spr. daarom voldoende voor.
Do heer Augustijn meent, dat met het oog op de
verstrekkende gevolgen ten opzichte van erfopvolging,
het wel alleszins noodig mag geacht worden officiëele
bewijsstukken te eischen. Óp dien grond meende
spr., dat officieuse mededeeling niet voldoende is.
De heer Elenbaas ge'ooft, dat de inleider te veel
het oog heeft op de erkenning door de moeder.
Maar de erkenning door den vader wordt door de
aanneming van den naam des vaders bevestigd, terwijl
de naam van dien vader niet uit het geboorte-extract
kan blijken. De geboorte-akte bewijst alleen de ge
boorte. Onmiddellijk by de aangifte der erkenning
moet de akte van die erkenning door den A. v. d.
B. S. worden opgemaakt, en dus heeft deze geen tijd
om oen officieel bewys te vragen. Trouwens ook
erkenning van een ongeboren vrucht kan gevraagd
worden en dan is van een geboorte-extract geen
sprake. Spr. kan daarom niet toegeven dat overleg
ging van een geboorte-extract noodzakelijk is.
De heer Augustijn repliceert, dat hy het oog heeft
gehad op erkenning bij huwelijk, en dan is er toch
alleen sprake van een reads geboren kind en epr.
meent daarom, dat er dan wel tijd is om allo noo-
dige gegevens te verzamelen en hij geeft dan dc
voorkeur aan ojjiciëele bewysstukken.
De heer Elenbaas herneemt, dat als er tijd is, ook
by wenschelyk acht zich de meest mogelijke zeker
heid te verschaffen, maar noodig is het niet en uit
het geboorte-extract blijkt niet, dat de man werke
lijk de vader is.
De heer v. Reigersberg Versluijs meent, dat de
ambtenaar v. d. B. S. te beslissen heeft over do
jaistheid der overgelegde stukken, en mocht hy be
zwaar hebben op die stukken de erkenning te doen,
dan heeft de Off. v. Justitie to beslissen.
De heer Elenbaas meent, dat in het arrondisse
ment Middelburg althans het officiëele stuk niet
wordt geëischt, want de overlegging daarvan bij de
registers is nog nooit gevraagd.
De heer Augustijn antwoordt, dat deze opvatting
van de justitie te Middelburg geen afdoend bewys is.
De heer Dominicus is van oordeel, dat wanneer
een man en vrouw een kind willen erkennen, het
niet aan den A. v. d. B. S. staat te beoordeelen of
zy werkelijk de vader en moeder zijn. Men mag bij
huwelijk een kind erkennen, al is het van een ande
ren man en vrouw.
De heer Elenbaas wijst er nog op, dat de rechter
de erkenning kan te niet doen en dat dit juist be
wijst, dat niet aan de A. v. d. B. S. de beslissing staat.
Dc heer Augustijn zegt ten slotte nog, dat dit
alles niets afdoet tot zijne bewering, dat v. d. Helm
onjuist heeft gezegd, dat de overlegging nutteloos
en noodeloos is.
De heer v. d. Bilt La Motthe zegt, wanneer ref.
in zijne vraag had gezegd: »Is het wenschelijk enz.
zeker ieder zijne vraag bevestigend zal beantwoorden.
Hioroa worden de discussiën over dit onderwerp
gesloten.
Do heer J. M. Slegt, adjunct-commies tor secretarie
van Goes, leidde d&arop het vraagpunt in: Plaat
selijke verordeningen tot wering van vermomde
bedelary".
Spreker begon met een paar woorden te wijden
aan den overlast, dien men, vooral te plattenlande,
ondervindt van dien zoogenairaden handel" ia luci
fers, garen en band, snuisterijen enz., die eigenlijk
niets anders is dau een voorwendsel om een aalmoes
te vragenom er dan verder op te wijzen, dat het
niet gemakkelijk gaat tegen dergelijke personen pro-
ces-verbaal op te maken op grond van de artt. 432
434 van ons strafwetboek, daar zy meestal voorzien
zijn van een zoogenaamd bewijs" ingevolge de wet
op de bedrijfsbelasting.
Spreker zeide verder ongeveer bet volgende
De gemeentewetgever heeft evenwel in art. 135
der wet den gemeentebesturen een wapen in do hand
gegeven om dit euvel eenigszins te keeren, nu do
patentwet is afgeschaft, die in haar art. 2 aan hou
ders van een patent liet recht verzekerde, overal in
hst land vrij hun bedrijf uit te oefenen.
In het belang der openbare orde toch kan de raad
verordeningen maken en Ged. Staten van Zuid-Hol
land beslisten, dat eene verordening tot wering der
vermomde bedelary hieronder thuis behoort, toen
zij eene dergelijke verordening der gemeente Mid
delbands goedkeurden. Dit voorbeeld is nagevolgd
door den gemeenteraad van Wolfertsdijk en ook
Ged. Staten van Zeeland hebben deze gesanction-
neerd. Spreker gaat daarna in het kort de bepaliiagen
dier verordening na en spreekt de verwachting uit,
dat, wanneer dit voorbeeld door vele, ja door alle
gemeonten wordt nagevolgd, dit kwaad een gevoe
lige slag zal worden toegebracht.
De redactie der Gemeente-Stem waarschuwt in haar
no. 2260 evenwel den gemeentebesturen niet te ver
te gaan, daar alsdan strijd zou kunnen ontstaan met
een handelsbelang d. i. een ryksbelang en eene der
gelijke verordening dus vatbaar zou kunnen worden
voor vernietiging ingevolge art. 153 der gemeentewet.
Ook de Utrechtsche vereeniging van burgem. en
secret, heeft zich reeds met de zaak bemoeid en
eene concept-verordening opgemaaktby het debat
daarover werd geschrapt eene bepaling, dat bij het
venten ot te koop aanbieden van gedrukte stukken
het verboden is den inhoud met luider stemme be
kend te maken.
De aanleiding hiertoe is het arrest van den H. R.
dd. 7 November 1892, waarin verklaard wordt, dat
art. 7 der vigeerende Grondwet het recht der inge
zetenen erkent om zonder voorafgaand verlof door
de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren
behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet
en dat dus die openbaarmaking niet door preventieve
maatregelen mag worden belet.
Ia overeenstemming hiermee is een K. B. van 21
December 1894 (St.bl. no. 237) waarby vernietigd
werd een besluit van den raad der gemeente Njj-
mogen, waarby verboden werd gedurende zekere uren
van den dag gedrukte stukken te venten of te ver
spreiden.
Dit K. B. berust op de overweging, dat deze be
paling een rijksbelang betreft, waarin de gemeente
besturen volgens art. 150 der gemeentewet niet mogen
treden, daar zy in strijd is met art. 7 der Grondwet.
Regeeririg en H. R. zyn dus van oordeel, dat eene
dergelijke bepaling niet in eene verordening mag
worden opgenomen, en het raadzaamste is dus hier
over eenvoudig te zwijgen, zoodat het verspreiden
enz. van gedrukte stukken dus onder het algemeen
verbod van venten valt, want wordt toch eene der
gelijke bepaling in eeno verordening gebracht, dan
zal in hoogste instantie de H. R. een p-rsoon, waar
tegen op grond van deze bepaling proces-verbaal is
opgemaakt, wel vrijspreken.
Wellicht verdient overweging, wat een inzender
in no. 2271 der Gemeente-Stem sehryft, nl. om, nu
de H. R. van oordeel is, dat tegen het luidkeels
venten enz. van gedrukte stukken geene preventieve
maatregelen mogen genomen worden, de repressieve
niet verboden zyn en dus te bepalen, in eene ver
ordening, dat het venten verboden is, in de kom der
gemeente, na zonsondergang, wanneer door dit venten
de openbare orde is verstoord geworden.
Da heer Dominicus gelooft, dat de bewering van
de Gemeente-Stem, dat een absoluut verbod tot ver
koop van lucifers enz. mag gegeven worden, te ver
gaat en het in strijd zou zijn met de wet. Overigens
is hy van oordeel, dat het mofel der Utrechtsche
veroenigiug zeer goed als voorbeeld kan aangenomen
worden.
De heer Elenbaas gelooft, dat het moeioiijk zal
zjja eene juiste formule te vinden wat vermomde
bedelarij is. Maar kan die formule gevonden worden,
dan is er geen bezwaar een absoluut verbod uitte-
vaard'gon. Men heeft vermoedelijk de vergunning
van den burgemeester bij hot verbod aangenomen,
juist omdat men de bedoelde formule nog niet heeft
gevonden. Nu het afhangt van de toestemming van
den burgemeester, geeft in werkelijkheid de burge
meester de verordening en niet de gemeenteraad,
zooals geëischt wordt. Voorts merkt spr. op, dat
in een moer afgelegen gemeente zooals Wolfertsdijk
gemakkelijker eeno dergelyke verordening kan wor
den toegepast, dan in gemeenten, die aan den grooten
weg liggen. Deze laatste gemeenten moeten samen
werken. Hij hoopt, dat deze bespreking tot zulk eene
samenwerking en overleg aanleiding moga geven.
De beer Dominicus geeft den wensch te kennen,
dat het bestuur een ontwerp-verordening make en
die aan de gemeentebesturen toezende.
De heer Slegt verheugt zich, dat zyn referaat
zooveel sympathie ondervindt en wijst voorts nog
op den last, dien de gemeenten in de nabijheid van
Goes hebben van de bij deze bedoelde personen uit
Goes, die 's morgens vroeg uittrekken en 's avonds
wêer thuiskomen.
De Voorzitter zegt nog, dat het bestuur bereid is
aan het denkbeeld van den heer Dominicus gevolg
te geven. Hij dankt voorts de b9ide referenten voor
hunue bijdragen.
By de gewone rondvraag brengt de heer Augustijn
ter sprake bet voorschrift omtrent het houden van
het registsr van verlofgangers enz. en meer bepaalde
lijk den eisch, dat in de kolom aanmerkingen zal
worden vermeld of de verlofganger door den burger
lijken rechter gedurende zyn diensttyd is veroordeeld,
met vermelding* van den rechter, het vonnis en de
»traf. Hij vraagt boe het gemeentebestuur tot die
wetenschaj} moet komen Wel krijgen de besturen
bericht van straffen wegens dronkenschap aan ver
lofgangers opgelegd, maar niet van andere straffen.
De heer Elenbaas herinnert aan eene missive van
den Min. v. Just., waarin den rijksveldwachters is op
gedragen den burgemeester kennis te geven van
alle processen-verbaal, die worden opgemaakt. Dit
is een hulpmiddel, maar geen afdoend middel, om
dat men niet verneemt of er eene veroordeeling ge
volgd is. Het door den beer Augustijn bedoelde
voorschrift is er weêr een, zooals de regeering er
meer geeft, zonder de gemeentebesturen in de mo
gelijkheid te stellen eraan te voldoen.
I)e heer Augustijn zegt nog, dat hij aan de hand
van de processen-verbaal zooveel mogelijk in de
couranten de veroordeelingen bijhoudt, maar dit is
geen afdoende maatstaf. Hij zou daarom wenschen,
dat het bestuur namens de vereeniging deze opmer
king onder de aandacht bracht van den Commissaris
der Koningin.
Hieraan zal worden voldaan.
De heer Van Campen vraagt eene inlichting om
trent de invulling van de formulieren van gegoed
heid betreffende veroordeelden, zooals die worden
toegezonden door den ontvanger van de registratie,
in verband m6t de boete, waartoe de delinquent ver
oordeeld is. Voor die formulieren bestaat geen be
paalde vorm, en zoo vraagt de tegenwoordige ont
vanger ook voor hoeveel de veroordeelde gegoed
wordt geacht. Spr. vindt bet bezwaarlijk die vraag
te beantwoorden.
De vergadering kwam na eenige discusie tot het
besluit, dat men vrij is een dergelyke vraag al of niet
te beantwoorden, juist omdat er geen bepaald formu
lier bestaat. Blijkbaar worden de formulieren ingevuld,
niet door den ontvanger maar door een zijner kler
ken, vandaar dat b. v. bij veroordeeling van een
kind van 10 of 12 jaar ook gevraagd wordt, hoe
veel kinderen de veroordeelde ten zijnen l*9te heeft.
Op dergelyke vragen behoeft men niet te antwoorden.
De heer Elenbaas vraagt nog of een der aan
wezigen hem kan zeggen, volgens welk wettelijk
voorschrift de ontvanger het reclit heeft die opgaven
te vragen. De burgemeester is wel rijksambtenaar,
maar niet de dienaar van andere rijksambtenaren.
Bestaat dus zulk een voorschrift niet, dan zou de
ontvanger eigenlijk zelf een onderzoek naar de go-
goedheid van veroordeelden moeten instellen.
De vergadering vermoedt wel, dat een dergelijk
voorschrift zal bestaan; het bestuur zal dit onder
zoeken en daaromtrent in eene volgende vergadering
mededeeling doen.
Daarna wordt de vergadering gesloten.
Gemengde Berichten
In het bericht uit Kolijosplaafc, voorkomende
in ons blad van Zaterdag 11., betreffende het ongeluk
schipper Abr. Karreman Az. overkomen, staat dat
de tonnenlegger van Veere Van Beveren, het schip
naar de Val van Zieriksee heeft gesleept. Dit moest
zijn door sehipper A. Servaas van Kolijnsplaat.
Rilland. Het muziekgezelschap alhier bracht
Vrijdagavond een serenade aan een bewoner van
het armhuis, die zijn 50sten geboortedag vierde.
Nog altijd beschouwt die persoon zich, als te be-
hooren tot de jongelingschap en vandaar die festivi
teit, en tevens als cadeau van de muzikanten een
nieuw pak kleereo.
Met een muzikale wandeling door het dorp met
den jubilaris liep de plechtigheid af.
Als een atypisch geval" bij eene werkstaking
onder do timmerlieden te Haarlem vermeldt het
Haarl. D. het volgende
Een vrouw kwam des middags tegen twee uur
bij een timmermansbaas aldaar vernemen, of haar
man te werk was gekomen of dat hy met de stakers
aan het wandelen was. Het laatste was het geval.
Het vrouwtje maakte rechtsomkeert en ging haar
man zoeken.
Een paar uur later kwam ze met liaar man, stevig
bij den arm gehouden, bij den baas vragen of hij weer
aan het werk mocht gaan. »Als hij wil kan bij weer
beginnen", gaf de baas haar ten antwoord. Willen?"
en meteen duwt ze haar man de werkplaats binnen
en zegt met een welsprekend gebaar
»Pas op hoor, dat je zoo iets niet weer uithaalt;
den heelen winter zonder werk geloopen en gebrek
geleden omdat er niet was, en zou je nu er werk is
er uitloopen, pas op hoor!" en wat opgewonden ver
liet het vrouwtje de werkplaats, den baas bedankende
voor zyn goedheid.
De echtgenoote van den heer M. v. Zte
Assen, leed in den laatsten tijd aan vlagen van ver
standsverbijstering. In een dergelijke vlaag heeft zij
een hoeveelheid effecten en bankpapier tot een vrij
aanzienlijk bedrag verbrand. Niettegenstaande men
haar voortdurend in het oog hield, verliet zij dezer
dagen de woning. Den volgendon ochtend werd haar
lijk in de spoorsloot nabjj die woning gevonden.
Dezer dagen vervoegde zich te Utrecht by een
goud- en zilversmid eea persoon, die voorgaf dade
lijk op reis te moeten, doch zonder geld zijnde, ten
einde daarin te voorzien, zyn gouden horloge te koop
aanbood. Da winkelier kocht het uurwerk ver be
neden de waarde, doch gaf ook de politie ervan
kennis. Deze stelde onmiddellijk een onderzoek in,
de rechercheurs hielden denzelfden persoon aan, juSP
toen hy by een horlogemaker in de Mariaplaats
weder een horloge wilde verkoopen. By fouilleering
bleek, dat hij in het bezit was van nog eenige
gouden horloges en 72 gouden ringen, waaraan de
prijzen nog bevestigd waren. De Duitscher gaf als
herkomst hiervan op, dat hij ze in Amerika had
ingekocht. Bij nader onderzoek is gebleken, dat hy
23 zilveren horloges hier en daar reeds heeft verkocht.
Het vreemde is, dat nergens iets van diefstallen
van horloges, enz. bekend is.