ook met kei oog op de omstandigheid, dat bij was de oudste predikant in leeftijd. Dat de wensch van Hare Majesteit niet beter werd ontvangen, wordt te Nijmegen zeer afgekeurd. Op zeer eigenaardige wijze heeft dezer dagen een onderwijzer te 's-Gravenhage de aan zijne zorgen toevertrouwde leerlingen een bevattelijk beeld trach ten te geven van de parlementaire werkzaamheden. Hij ontwierp voor zijn klasse een reglement en zond dit zijnen leerlingen toe, geheel en al in den vorm van een ontwerp van wet. Eerst de bood schap (in casu meesterlijke) daarna het uit negen artikelen bestaande ontwerp en ten slotte de me morie van toelichting, een en ander in de gebrui kelijke parlementaire termen. En om het beeld te voltooien liet hij over dit ontwerp in zijn miniatuur parlement beiaadslagin- gen houden, na een »voorloopig verslag," dat saam- gesteld werd uit de schriftelijke beoordeeling der kinderen van de artikelen, een oordeel dat zij bij wijze van huiswerk moesten opstellen. Een der kna pen fungeerde als voorzitter, de meester als minis ter, terwijl de overige bevolking der klasse de ka merleden vormde. De kleine quasi-volksverfcegenwoordigers debat teerden er dapper op los. Ook de meisjes want de klasse bestaat uit jon gens en meisjes namen aan de werkzaamheden" deel. Rechtszaken. Voor het gerechtshof te 's-Gravenhage ver scheen Vrijdag een 15-jarige jongen uit Ierseke, die bjj een vechtpartjj met kameraden van zijn leeftijd zijn mes had getrokken en daarmede zijn tegenstander een vry ernstige snede over het gelaat had toege bracht. De rechtbank te Middelburg strafte hem daarvoor met 45 dagen gevangenis. Tegen dit vonnis was de veroordeelde in beroep gekomen, bewerende dat hij met een boksbeugel wag aangevallen en, angstig geworden, zich enkel verdedigd had. Hij vroeg vermindering van straf, daarbjj aanvoeronde dat hij, ofschoon nog jong, de broodverdiener van zijn ouders is. Zijn vader toeh, die hem naar hier heeft vergezeld, is zoo gebrekkig ter been dat hij zjja beroep van vrachtrijder moei lijk meer kan uitoefenen. Het Hof zal het verzoek overwegen en uitspraak doen over 14 dagen. Tegen K. H bakker, vroeger wonende te Zieriksee, laatst te 's-Gravenhage, is bij arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage dd. 17 April, ver leend rechtsingang met last tot instructie en bevel van gevangenneming en overbrenging naar het buis van bewaring te Zieriksee, wegens bedriegelijke bankbreuk. VEREENIGING van Burgemeesters en Secretarissen In Xuld* en JfToord-Beveland. Heden vergaderde in het »café Hartman" alhier de vereeniging van burgemeesters en secretarissen in Zaid- en Noord-Beveland, onder presidium van jbr. E. Lewo van Nijegtein, burgemeester van 's-Heer Ai endskerke. Na lezing en goedkeuring van de notulen der vorige vergadering, deed de voor zitter o. a. mededeeling, dat de heeren D. J. Bel- dermi.u, burgemeester van Wissekerke en L. M. van Campen, burgemeester van Kattendijke, tot de ver eeniging waren toegetreden. De laatste, ter verga dering tegenwoordig, werd door den voorzitter wel kom geheeten De heer J. Welleman, ontvanger der gemeente Krabbendijke, werd door de vergadering met algemeene stemmen als lid aangenomen. Ver volgens werden de aftredende bestuursleden, de heeren Z. D. v. d. Bilt La Motthe en J. N. Elenbaas, met nagenoeg algemeene stemmen herkozen, en werd de rekening over 1894 goedgekeurd en vastgesteld in ontvang op f205,45, in uitgaaf op f93,23 en der halve met een goed slot van f 112,22. Tot plaats voor de zomervergadering werd gekozen de Wouwsche plantage, terwijl bepaald werd, dat deze vergadering zal gehoudpn worden op 3 Juli. Aan deze verga dering zullen een rytoer en een gemeenschappelijke maaltjjd verbonden worden tegen vergoeding van f 1,25 per persoon Daarna verkreeg de heer H. J. Augustijn, secre taris der gemeente 's-Heer Arendskerke, het woord tot inleiding van het volgende vraagpunt »Moet bg de erkenning (by de huwelijksakte) van een natuurljjk kind, de geboorte-akte van dat kind worden overgelegd De inleidtr ging achtereenvolgens oenige uitspra ken omtrent deze quaestie na. In no. 1639 van De Gemeentestem, geeft de redactie als hare meening te kennen, dat het er alleen op aan komt, dat de A. v. d. B. S. wettelyke zekerheid habbe, dat de bruid de moeder is van het kind. Is het kind dus in de gemeente zelve geboren, dan kan hij die zekerheid putten uit de geboorteregisters en is overlegging der geboorte-akte overbodig. Heeft echter de geboorte elders plaats gehad, dan moet een geboorte-extract (aan zegelrecht onderworpen, behoudens in geval onvermogen) worden overgelegd. Ia no. 1716 van hetzelfde blad doet een inzender de vraag of in het door den inleider bedoelde geval een gezegeld geboorte-extract van het kind moet worden overgelegd, dan wel of een ongezegeld ge boortebewijs voldoende is? De inzender meende het laatste en ook v. d. Helm is van die opinie, doch in »Theori« ten dienste van den A, v. d. B. 8." van H. C. Wagenaar, komt onder no. 303 een mo del van eene erkenning bij de hawelyks-akte voor, waarby gezegd wordt blijkens hierby overgelegd geboorten xtract." De redactie van De Gemeentestem antwoordde, dat overlegging van eene op zegel gestelde geboorte-akte haar noodig toescheen op grónd van art. 8 al. 2 der zegelwet. Vermoedelijk heeft v. d. Helm be kendheid met dit artikel by den A. v. d. B. S. verondersteld. Ook Vaillant vordert in zyn model (2o ed. p. 399) overlegging van de geboorte-akte. »Voor onvermogenden moet dat stuk op ongezegeld papier worden afgegeven." Tegen deze motieven der redactie kwam v. d. Helm op. Hij achtte die overlegging noodeloos om dat de wet baar niet voorschrijft en zy nutteloos is. De A. v. d. B. S. heeftin de eikennings-akte alleen te constateeren, dat partijen een kind, uit hen ge boren, op zekeren datum, in zekere gemeente, onder zekeren naam in het geboorte-register ingeschreven, als het hunne erkennen. De waarheid der door par tyen vermelde feiten heeft hy niet te beoordeelen en hy kan dit ook niet. Voor hv4 richtig houden dor registers is het echter van belang, dat hij zich door het doen overleggen van een bewijs van inschrij ving der geboorte-akte of door officieuse informatie of door naslaan in zijn eigen register verge wisse, dat namen en datum juist door partijen worden opge geven, evenals dit gebruikelijk is bij do inschrijving van sterfgevallen. Daar hy echter alleen heeft te vermelden, »wat comparanten verklaren" en niet hoe hy tot de wetenschap is gekomen en dat hunne verklaring wat namen en data betreft, juist is, acht v. d. H. bedoeld bewijs van inschrijving en informatie geen stukken, krachtens welke hij de akte opmaakt", en dus ook niet te vallen onder art. 8 al. 2 der zegelwet, hetwelk z. i. alleen toepasselijk is op stukken, die in akten »als haar grondslag" worden aangehaald. De redactie van de Gemeentestem nam na deze uiteenzetting hare oorspronkelijke meening terug. De inleider is daarentegen van oordeel, dat de gronden van V. d. Helm's betoog zwak zyn. V. d. H. toch acht overlegging noodeloos en nutteloos, maar hy acht het toch ook weór voor het richtig houden der registers van belang, dat de A. v. d. B. S. door het doen overleggen van een bewijs van inschrgving der geboorte-akte of door officieuse informatie enz. zich vergewisse, dat de nameü en geboorte-datum van het kind juist zyn. Dat klopt niet. En aan den anderen kant als het voldoende is zich in dit geval op officieuse wijze gegevens te verschaffen, dan zou dit evenzeer gelden voor alle andere stukken, noodig voor de voltrekking van een huwelijk. Dit eehter kan niet en de jurisprudentie heeft dan ook menig maal uitgemaakt, dat alleen wettelijke akten worden bedoeld. Art. 136 B. W. schrijft niet voor, dat geene godsdienstige plechtigheden zullen mogen plaats hebben voordat een huwelyks-extract is overgelegd", maar vóór dat partyen aan den bedienaar van hun eeredienst zullen hebben doen blijken, dat het huwelijk ten overstaan van den A. v. d. B. S. is voltrokken. Wat onder deze woorden »doen blijken" is te ver staan valt af te leiden uit een arrest van den H. R. van 21 April 1840, alsmede uit de Gemeentestem no. 1687. Op al deze gronden is de inleider van oordeel, dat de door hem gestelde vraag beslist bevestigend moet worden beantwoord. De heer Dominions is het met den referent niet ©8ns. Het moge al niet >nutteloos" zijn, zooals V. d. Helm het uitdrukt, maar de vergelijking met andere stukken, gaat niet op. Die andere stukken moeten worden overgelegd, doch dit is met dit bewijs niet het geval. Eene officieuse mededeeling komt spr. daarom voldoende voor. Do heer Augustijn meent, dat met het oog op de verstrekkende gevolgen ten opzichte van erfopvolging, het wel alleszins noodig mag geacht worden officiëele bewijsstukken te eischen. Óp dien grond meende spr., dat officieuse mededeeling niet voldoende is. De heer Elenbaas ge'ooft, dat de inleider te veel het oog heeft op de erkenning door de moeder. Maar de erkenning door den vader wordt door de aanneming van den naam des vaders bevestigd, terwijl de naam van dien vader niet uit het geboorte-extract kan blijken. De geboorte-akte bewijst alleen de ge boorte. Onmiddellijk by de aangifte der erkenning moet de akte van die erkenning door den A. v. d. B. S. worden opgemaakt, en dus heeft deze geen tijd om oen officieel bewys te vragen. Trouwens ook erkenning van een ongeboren vrucht kan gevraagd worden en dan is van een geboorte-extract geen sprake. Spr. kan daarom niet toegeven dat overleg ging van een geboorte-extract noodzakelijk is. De heer Augustijn repliceert, dat hy het oog heeft gehad op erkenning bij huwelijk, en dan is er toch alleen sprake van een reads geboren kind en epr. meent daarom, dat er dan wel tijd is om allo noo- dige gegevens te verzamelen en hij geeft dan dc voorkeur aan ojjiciëele bewysstukken. De heer Elenbaas herneemt, dat als er tijd is, ook by wenschelyk acht zich de meest mogelijke zeker heid te verschaffen, maar noodig is het niet en uit het geboorte-extract blijkt niet, dat de man werke lijk de vader is. De heer v. Reigersberg Versluijs meent, dat de ambtenaar v. d. B. S. te beslissen heeft over do jaistheid der overgelegde stukken, en mocht hy be zwaar hebben op die stukken de erkenning te doen, dan heeft de Off. v. Justitie to beslissen. De heer Elenbaas meent, dat in het arrondisse ment Middelburg althans het officiëele stuk niet wordt geëischt, want de overlegging daarvan bij de registers is nog nooit gevraagd. De heer Augustijn antwoordt, dat deze opvatting van de justitie te Middelburg geen afdoend bewys is. De heer Dominicus is van oordeel, dat wanneer een man en vrouw een kind willen erkennen, het niet aan den A. v. d. B. S. staat te beoordeelen of zy werkelijk de vader en moeder zijn. Men mag bij huwelijk een kind erkennen, al is het van een ande ren man en vrouw. De heer Elenbaas wijst er nog op, dat de rechter de erkenning kan te niet doen en dat dit juist be wijst, dat niet aan de A. v. d. B. S. de beslissing staat. Dc heer Augustijn zegt ten slotte nog, dat dit alles niets afdoet tot zijne bewering, dat v. d. Helm onjuist heeft gezegd, dat de overlegging nutteloos en noodeloos is. De heer v. d. Bilt La Motthe zegt, wanneer ref. in zijne vraag had gezegd: »Is het wenschelijk enz. zeker ieder zijne vraag bevestigend zal beantwoorden. Hioroa worden de discussiën over dit onderwerp gesloten. Do heer J. M. Slegt, adjunct-commies tor secretarie van Goes, leidde d&arop het vraagpunt in: Plaat selijke verordeningen tot wering van vermomde bedelary". Spreker begon met een paar woorden te wijden aan den overlast, dien men, vooral te plattenlande, ondervindt van dien zoogenairaden handel" ia luci fers, garen en band, snuisterijen enz., die eigenlijk niets anders is dau een voorwendsel om een aalmoes te vragenom er dan verder op te wijzen, dat het niet gemakkelijk gaat tegen dergelijke personen pro- ces-verbaal op te maken op grond van de artt. 432 434 van ons strafwetboek, daar zy meestal voorzien zijn van een zoogenaamd bewijs" ingevolge de wet op de bedrijfsbelasting. Spreker zeide verder ongeveer bet volgende De gemeentewetgever heeft evenwel in art. 135 der wet den gemeentebesturen een wapen in do hand gegeven om dit euvel eenigszins te keeren, nu do patentwet is afgeschaft, die in haar art. 2 aan hou ders van een patent liet recht verzekerde, overal in hst land vrij hun bedrijf uit te oefenen. In het belang der openbare orde toch kan de raad verordeningen maken en Ged. Staten van Zuid-Hol land beslisten, dat eene verordening tot wering der vermomde bedelary hieronder thuis behoort, toen zij eene dergelijke verordening der gemeente Mid delbands goedkeurden. Dit voorbeeld is nagevolgd door den gemeenteraad van Wolfertsdijk en ook Ged. Staten van Zeeland hebben deze gesanction- neerd. Spreker gaat daarna in het kort de bepaliiagen dier verordening na en spreekt de verwachting uit, dat, wanneer dit voorbeeld door vele, ja door alle gemeonten wordt nagevolgd, dit kwaad een gevoe lige slag zal worden toegebracht. De redactie der Gemeente-Stem waarschuwt in haar no. 2260 evenwel den gemeentebesturen niet te ver te gaan, daar alsdan strijd zou kunnen ontstaan met een handelsbelang d. i. een ryksbelang en eene der gelijke verordening dus vatbaar zou kunnen worden voor vernietiging ingevolge art. 153 der gemeentewet. Ook de Utrechtsche vereeniging van burgem. en secret, heeft zich reeds met de zaak bemoeid en eene concept-verordening opgemaaktby het debat daarover werd geschrapt eene bepaling, dat bij het venten ot te koop aanbieden van gedrukte stukken het verboden is den inhoud met luider stemme be kend te maken. De aanleiding hiertoe is het arrest van den H. R. dd. 7 November 1892, waarin verklaard wordt, dat art. 7 der vigeerende Grondwet het recht der inge zetenen erkent om zonder voorafgaand verlof door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet en dat dus die openbaarmaking niet door preventieve maatregelen mag worden belet. Ia overeenstemming hiermee is een K. B. van 21 December 1894 (St.bl. no. 237) waarby vernietigd werd een besluit van den raad der gemeente Njj- mogen, waarby verboden werd gedurende zekere uren van den dag gedrukte stukken te venten of te ver spreiden. Dit K. B. berust op de overweging, dat deze be paling een rijksbelang betreft, waarin de gemeente besturen volgens art. 150 der gemeentewet niet mogen treden, daar zy in strijd is met art. 7 der Grondwet. Regeeririg en H. R. zyn dus van oordeel, dat eene dergelijke bepaling niet in eene verordening mag worden opgenomen, en het raadzaamste is dus hier over eenvoudig te zwijgen, zoodat het verspreiden enz. van gedrukte stukken dus onder het algemeen verbod van venten valt, want wordt toch eene der gelijke bepaling in eeno verordening gebracht, dan zal in hoogste instantie de H. R. een p-rsoon, waar tegen op grond van deze bepaling proces-verbaal is opgemaakt, wel vrijspreken. Wellicht verdient overweging, wat een inzender in no. 2271 der Gemeente-Stem sehryft, nl. om, nu de H. R. van oordeel is, dat tegen het luidkeels venten enz. van gedrukte stukken geene preventieve maatregelen mogen genomen worden, de repressieve niet verboden zyn en dus te bepalen, in eene ver ordening, dat het venten verboden is, in de kom der gemeente, na zonsondergang, wanneer door dit venten de openbare orde is verstoord geworden. Da heer Dominicus gelooft, dat de bewering van de Gemeente-Stem, dat een absoluut verbod tot ver koop van lucifers enz. mag gegeven worden, te ver gaat en het in strijd zou zijn met de wet. Overigens is hy van oordeel, dat het mofel der Utrechtsche veroenigiug zeer goed als voorbeeld kan aangenomen worden. De heer Elenbaas gelooft, dat het moeioiijk zal zjja eene juiste formule te vinden wat vermomde bedelarij is. Maar kan die formule gevonden worden, dan is er geen bezwaar een absoluut verbod uitte- vaard'gon. Men heeft vermoedelijk de vergunning van den burgemeester bij hot verbod aangenomen, juist omdat men de bedoelde formule nog niet heeft gevonden. Nu het afhangt van de toestemming van den burgemeester, geeft in werkelijkheid de burge meester de verordening en niet de gemeenteraad, zooals geëischt wordt. Voorts merkt spr. op, dat in een moer afgelegen gemeente zooals Wolfertsdijk gemakkelijker eeno dergelyke verordening kan wor den toegepast, dan in gemeenten, die aan den grooten weg liggen. Deze laatste gemeenten moeten samen werken. Hij hoopt, dat deze bespreking tot zulk eene samenwerking en overleg aanleiding moga geven. De beer Dominicus geeft den wensch te kennen, dat het bestuur een ontwerp-verordening make en die aan de gemeentebesturen toezende. De heer Slegt verheugt zich, dat zyn referaat zooveel sympathie ondervindt en wijst voorts nog op den last, dien de gemeenten in de nabijheid van Goes hebben van de bij deze bedoelde personen uit Goes, die 's morgens vroeg uittrekken en 's avonds wêer thuiskomen. De Voorzitter zegt nog, dat het bestuur bereid is aan het denkbeeld van den heer Dominicus gevolg te geven. Hij dankt voorts de b9ide referenten voor hunue bijdragen. By de gewone rondvraag brengt de heer Augustijn ter sprake bet voorschrift omtrent het houden van het registsr van verlofgangers enz. en meer bepaalde lijk den eisch, dat in de kolom aanmerkingen zal worden vermeld of de verlofganger door den burger lijken rechter gedurende zyn diensttyd is veroordeeld, met vermelding* van den rechter, het vonnis en de »traf. Hij vraagt boe het gemeentebestuur tot die wetenschaj} moet komen Wel krijgen de besturen bericht van straffen wegens dronkenschap aan ver lofgangers opgelegd, maar niet van andere straffen. De heer Elenbaas herinnert aan eene missive van den Min. v. Just., waarin den rijksveldwachters is op gedragen den burgemeester kennis te geven van alle processen-verbaal, die worden opgemaakt. Dit is een hulpmiddel, maar geen afdoend middel, om dat men niet verneemt of er eene veroordeeling ge volgd is. Het door den beer Augustijn bedoelde voorschrift is er weêr een, zooals de regeering er meer geeft, zonder de gemeentebesturen in de mo gelijkheid te stellen eraan te voldoen. I)e heer Augustijn zegt nog, dat hij aan de hand van de processen-verbaal zooveel mogelijk in de couranten de veroordeelingen bijhoudt, maar dit is geen afdoende maatstaf. Hij zou daarom wenschen, dat het bestuur namens de vereeniging deze opmer king onder de aandacht bracht van den Commissaris der Koningin. Hieraan zal worden voldaan. De heer Van Campen vraagt eene inlichting om trent de invulling van de formulieren van gegoed heid betreffende veroordeelden, zooals die worden toegezonden door den ontvanger van de registratie, in verband m6t de boete, waartoe de delinquent ver oordeeld is. Voor die formulieren bestaat geen be paalde vorm, en zoo vraagt de tegenwoordige ont vanger ook voor hoeveel de veroordeelde gegoed wordt geacht. Spr. vindt bet bezwaarlijk die vraag te beantwoorden. De vergadering kwam na eenige discusie tot het besluit, dat men vrij is een dergelyke vraag al of niet te beantwoorden, juist omdat er geen bepaald formu lier bestaat. Blijkbaar worden de formulieren ingevuld, niet door den ontvanger maar door een zijner kler ken, vandaar dat b. v. bij veroordeeling van een kind van 10 of 12 jaar ook gevraagd wordt, hoe veel kinderen de veroordeelde ten zijnen l*9te heeft. Op dergelyke vragen behoeft men niet te antwoorden. De heer Elenbaas vraagt nog of een der aan wezigen hem kan zeggen, volgens welk wettelijk voorschrift de ontvanger het reclit heeft die opgaven te vragen. De burgemeester is wel rijksambtenaar, maar niet de dienaar van andere rijksambtenaren. Bestaat dus zulk een voorschrift niet, dan zou de ontvanger eigenlijk zelf een onderzoek naar de go- goedheid van veroordeelden moeten instellen. De vergadering vermoedt wel, dat een dergelijk voorschrift zal bestaan; het bestuur zal dit onder zoeken en daaromtrent in eene volgende vergadering mededeeling doen. Daarna wordt de vergadering gesloten. Gemengde Berichten In het bericht uit Kolijosplaafc, voorkomende in ons blad van Zaterdag 11., betreffende het ongeluk schipper Abr. Karreman Az. overkomen, staat dat de tonnenlegger van Veere Van Beveren, het schip naar de Val van Zieriksee heeft gesleept. Dit moest zijn door sehipper A. Servaas van Kolijnsplaat. Rilland. Het muziekgezelschap alhier bracht Vrijdagavond een serenade aan een bewoner van het armhuis, die zijn 50sten geboortedag vierde. Nog altijd beschouwt die persoon zich, als te be- hooren tot de jongelingschap en vandaar die festivi teit, en tevens als cadeau van de muzikanten een nieuw pak kleereo. Met een muzikale wandeling door het dorp met den jubilaris liep de plechtigheid af. Als een atypisch geval" bij eene werkstaking onder do timmerlieden te Haarlem vermeldt het Haarl. D. het volgende Een vrouw kwam des middags tegen twee uur bij een timmermansbaas aldaar vernemen, of haar man te werk was gekomen of dat hy met de stakers aan het wandelen was. Het laatste was het geval. Het vrouwtje maakte rechtsomkeert en ging haar man zoeken. Een paar uur later kwam ze met liaar man, stevig bij den arm gehouden, bij den baas vragen of hij weer aan het werk mocht gaan. »Als hij wil kan bij weer beginnen", gaf de baas haar ten antwoord. Willen?" en meteen duwt ze haar man de werkplaats binnen en zegt met een welsprekend gebaar »Pas op hoor, dat je zoo iets niet weer uithaalt; den heelen winter zonder werk geloopen en gebrek geleden omdat er niet was, en zou je nu er werk is er uitloopen, pas op hoor!" en wat opgewonden ver liet het vrouwtje de werkplaats, den baas bedankende voor zyn goedheid. De echtgenoote van den heer M. v. Zte Assen, leed in den laatsten tijd aan vlagen van ver standsverbijstering. In een dergelijke vlaag heeft zij een hoeveelheid effecten en bankpapier tot een vrij aanzienlijk bedrag verbrand. Niettegenstaande men haar voortdurend in het oog hield, verliet zij dezer dagen de woning. Den volgendon ochtend werd haar lijk in de spoorsloot nabjj die woning gevonden. Dezer dagen vervoegde zich te Utrecht by een goud- en zilversmid eea persoon, die voorgaf dade lijk op reis te moeten, doch zonder geld zijnde, ten einde daarin te voorzien, zyn gouden horloge te koop aanbood. Da winkelier kocht het uurwerk ver be neden de waarde, doch gaf ook de politie ervan kennis. Deze stelde onmiddellijk een onderzoek in, de rechercheurs hielden denzelfden persoon aan, juSP toen hy by een horlogemaker in de Mariaplaats weder een horloge wilde verkoopen. By fouilleering bleek, dat hij in het bezit was van nog eenige gouden horloges en 72 gouden ringen, waaraan de prijzen nog bevestigd waren. De Duitscher gaf als herkomst hiervan op, dat hij ze in Amerika had ingekocht. Bij nader onderzoek is gebleken, dat hy 23 zilveren horloges hier en daar reeds heeft verkocht. Het vreemde is, dat nergens iets van diefstallen van horloges, enz. bekend is.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1895 | | pagina 2