d. die tengevolge van buitengewone omstandigheden, ter beoordeeling van Burgemeester en Wethouders, buiten de mogelijkheid zijn de school verder te bezoeken. Ten opzichte van deze kan worden volstaan met de betaling van het schoolgeld over het driemaandelijksche tijdvak, waarin de verwijdering, het overlijden, of de ver andering van woonplaats voorvalt, of het beletsel om de school te bezoeken ontstaat. Art. 5. Aan hen, die naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders, onvermogend zijn, kan vrijstelling van het schoolgeld worden verleend. Bij het verleenen der vrijstelling gaan Burgemeester en Wethouders te rade met de beschikbare plaatsruimte in de school en met de aanwezige leerkrachten. Wanneer een der leerlingen, aan wien vrijstelling van schoolgeld is verleend, bij het overgangs-examen niet be vorderd wordt, houdt de vrijstelling op. Art. 6. De bepalingen dezer verordening worden geacht in te gaan met den aanvang van den cursus 1895/96. Zijnde op deze verordening de Koninklijke goedkeuring verleend bij besluit van 18 Februari 1895 no. 14, terwijl daarbij is aangehaald de volgende, in de raadsvergadering van 6 December 1894 vastgestelde

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1895 | | pagina bijlage 9