1895 N°. 10. Dinsdag 22 Januari. 82s"' jaargang. De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, f 1,75. Afzonderlijke nommers 5 centmot bjjblad 10 cent. Behalve aan ons Bureau worden Abonnementen en Advertentiën voor dit blad aangenomen bjj de heeren Nijgh Van Dxtmar te Rotterdam en verder bij alle Boekverkoopers en Brievengaarders. van De prjjs der gewone adverlrxtiën is van 1-5 regels 50 cent, eiken regel meer 10 ets. Bjf directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts twe*maal berekend. Geboorte-, huweljjks- en doodberichten en de daarop betrekking hsbbende dankbetuigingen worden van 110 regels a f 1,berekend. Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ct. Aanvragen cm en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel. advertentie» voor 8 uren op den de? uitgave. Algemeen Overzicht. Het is uit de feiten gebleken, dat we niet ten onrechte er de vorige week nadruk op legden, dat het. ministerie Dupuy in Frankrijk nog iu leven was. Daags daarna was h9t vergaderd bij de vele Kabinetten, die de republiek reeds heeft zien vallen. Iedereen gevoelde trouwens, dat het slechts eene quaestie van tijd was, en dat, al mocht het minis terie bij de tallooze interpellaties, die het had te doorataan, zegevierend uit den strijd koeren, het dan toch zeker bij de behandeling der staatsbe- grooting zou sneven. Het heeft het echter zoo lang niet kunnen uithouden de interpellatie over het ontslag van den minister Barthou, eene zeer on dergeschikt» zaak betrekkelijk, was het strootje waarover het struikelde. Deze crisis, op zichzelf reeds ernstig genoeg voor Frankrijk, had echter vérstrekkende gevolgen. Zij gaf den president dor republiek, den heer Casimir Périer, aanleiding om a!s zoodanig eveneens zijn ontslag te npmsn. De crisis was als beweegreden voor een dergelijk besluit zeker uiterst zwak, pn niet ten onrechte wordt door alle partijen in en buiten Fi ank rijk verklaard, dat de heer Périer ge toond heeft niet dien mood te bezitten, dien men hem toedacht, nu hij bij de eerste moeielykheid, die er zich tijdens zijn presidentschap voordoet, de wa pens nederlegt en het slagveld verlaat, den vijand den rug toekeerende. Maar de heer Périer zelf heeft dit zeer wel gevoeld, en in zijne nota aan het mi nisterie, waarin hij verklaarde ontslag te nemen als president, heeft hij dan ook gezegd, dat de ka- binetsquaestie en de daaraan voorafgegane discus sion in de Kamer slechts ondergeschikte incidenten zjjn. Niet daarom gaat hij heen, maar omdat hij gehoopt en verwacht had, dat de president der republiek, die boven de partijen staat, ook gevrij waard zou zijn tegen persoonlijke aanvallen van welke partij ook, en dat, zoo iemand zich daaraan mocht schuldig maken, allen, die het wel meenen met de handhaving van het gezag, zich rond den presi dent zouden scharen om hem te verdedigen, nu zij hem geplaatst hebben op een post waar zelfverdedi ging niet past, en waarop men hem zyns ondanks heeft gebracht. We gelooven, dat de beweegredenen, in deze nota aangeduid, bij de beoordeeling van Périer's terug treden te veel uit het oog worden verloren, en toch mag dit allerminst geschieden, omdat wat hij daarin aanstipt waarheid bevat. Toen bij de Kamerver kiezingen na de periode van het Panama-schandaal de gematigde republikeinen eene voldoende meerder heid behaalden om eene krachtige politiek te voeren, verwachtten alle weidenkenden, voorstanders van orde en rust, dat er voor Frankrijk een tijdperk van bezadigden vooruitgang en van beleidvolle her vorming zou intreden. Alras bleek helaasdat. men uit de gebeurtenissen, die voo afgegaan waren niets had geleerd. Evenwel, zoolang de hee-s Carnot op het Elysée zetelde, hield de oppositie zich in be dwang; hij was te weinig politieke figuur daa dat de partijen veel vat op hem hadden. Maar toch bleek ook tijdens zijn presidentschap nog meer dan eens, dat de meerderheid in de Kamer zich maar al te weinig bewust was van den ernst der tijden en dat men niet begreep of niet begrijpen wilde, dat de revolutionaire partijen beter in bedwang zouden worden gehouden door eene krachtige politiek dan door de strengste uitzonderingswetten. De moord door den Italiaan Caserio op Carnot gepleegd, bracht een algemeene ontzetting te weeg. Men gevoelde, dat er iets gedaan moest worden tegen de bandelooze groep, die door bommen eene nieuwe maatschappij wilde grondvesten. Maar in stede van heil te zoeken in eensgezindheid en krachtige aaneensluiting, verscherpte men het toezicht op de anarchisten en zette men het oude gekrakeel voort. Vooraf echter moest een nieuwe president gekozen worden en de gematigde partij, die eenige maanden later Diet eens bij machte was uit haar eigen mid den een president voor de Kamer te verkiezen, had over weinig geschikte personen te beschikken. Men aarzelde een oogenblik tusschen den heer Périer, die zich altijd een waardig vertegenwoordiger had getoond en den heer Dupuy, die door zijn kalm woord»de vergadering duurt voort", onmiddellijk nadat de bom van Vaillant getracht had in de Kamer dood en verderf te verspreiden, een oogenblik eerbied had afgedwongen. De keuze viel ten slotte op eerstgenoemde, die allerminst het weinig benij denswaardige ambt van hoofd der Fransche repu bliek begeerde, maar die het aannam onder den drang van het oogenblik, en in de hoop, dat de moord te Lyon gepleegd, zijne partijgenooten einde- ip zou doen beseffen, dat eendracht en samenwer king dringend geboden waren voor allen, die de constitutioneele republiek, die bijna een kwart 09uw heeft bestaan, wenschten te handhaven. In die verwachting is do heor Périer bitter teleur gesteld. Nauwelijks was de eerste indruk van den moord op Sadi Carnot weggawischt, of het geharre war in de Kamer begon opnieuw. De oppositie «tak driester dan to voren het hoofd op, bemoeielijkte het ministerie op alle manieren, vertraagde door een® eindelooze reeks van interpellation den parle mentairen arbeid, en spaarde in hare aanvallen zelfs niet hot hoofd van den Staat, dat in haar oog niet onpartijdig Icon 7-ijn, maar dat uithoofde zijner be trekking 2ich niet verdedigen kon. Zij deed daardoor afbreuk niet slechts aan d© waardigheid van het gezag tegenover de bevolking van Frankrijk zelf, maar ook tegenover het buitenland, dat in den her haaldelijk verguisden president den vertegenwoordiger had te zien der Fransche republiek. En tegenover die oppositi» stond eene meerderheid, waarop de president had moeten kunnen steunen als op een rots, maar die al spoedig bleek allo innerlijke kracht te missen en niet eens in staat te zijn de regeering te verdedigen en haar to steunen, waar zij dien steun behoefde. Al dezo treurige ervaringen, die de heer Périer in de enkele maanden van zijn presidentschap heeft moeten beleven, zijn bekroond met den val van het ministerie Dupuy over een tamelijk ondergeschikt punt, waarbij eigenlijk een vroegere minister van openbare werken, de heer Raynal, een vriend van den heer Périer, het meest was betrokken. Is het nu te verwonderen, dat de president zich afkeert van eene partij, die zulke treurige bewijzen van zwakheid en verdeeldheid geeft, die telkenmale toont, ook uit de meest ernstige gebeurtenissen niets te hebben geleerd, en die door hare innerlijke verdeeld heid en haar totaal gemis aan ernst sneller arbeidt aan den val der ordelijke republiek dan hare hef tigste tegenstanders Men verwijt den heer Périer op grond van zijn aftreden gebrek aan moed; ons dunkt, dat zijne handelwijze getuigt van een hoog gevoel van eigenwaarde. Hij heeft zijn land willen dienen, maar het land heeft getoond niet van hem gediend te willen zijn. Hy heeft getoond den moed te be zitten den door bommen bedreigden presidentszotel in te nemen, diei hij niet begeerde en die hem niets dan last en gevaar kon brengen, maar dien hij bereid was te verdedigen tegen de revolutionaire party. Nu Frankrijk getoond heeft hem bij di© ver dediging alleen te laten staan, gaat hij he«n, den rug toekeerende aan het politieke slagveld, waarop hij vermoedelijk nooit weör zal terugkeeren, maar dat hij verlaat zonder vrees en alleen met de over tuiging, dat daarop voor wat hij nuttig oordeelt voor zijn land, geen overwinning meer is te behalen. Dit is geen bewijs van gebrek aan moed, maar veeleer de daad van een man van karakter. Al plaatsten we boven deze beschouwing het ge wone opschrift: Algemeen overzicht" zoo gelooven we toch over de geschiedenis van andere landen ditmaal te kunnen zwijgen. In geen dor overige rijken viel in de afgeloopen week eenig feit voor van genoeg gewicht om er onze lezers mede bezig te houden. GOES, 21 Januari 1895. Bij Kon. besluit is G. H. Ver boon benoemd tot burgemeester der gemeente Zevenbergen, met toekenning van eervol ontslag als burgemeester van Ierseke. Mrobbendijke. Bij een zeer ernstig geval van diphterie, door den alhier gevest.igden arts, den heer G. F. W. Goill, met het veelbesproken serum behandeld, heeft de/e geneeswijze ton volle beant woord aan den hoogen roep, die bijna allerwege van haar uitgaat. 17 uur na de inspuiting van het bloed- vocht was alle gevaar geweken van hot patientje, dat anders hoogst waarschijnlijk do immer gevaar lijke operatie der tracheotomie of luchtpijpdoorsnij ding had moeten ondergaan. Na een ziekte van zes maanden heeft dr. A. K uy p e r »zij het ook nog met gebroken kracht," de redactie van De Standaard weer opgevat. Het nummer van dat blad van heden bevat, een persoon lijk woord vooraf. Daarin betuigt de sckryver zijn erkentelijkheid aan de leden der redactie van zyn blad, die de rubriek der hoofdartikelen overnamen; daarin zegt hij dank aan de Nederlandsche pers in het algemeen, die hem door haar ongedwongen be langstelling in zijn krankheid verraste. Maar bovenal wil hy zicü kwijten van d© schuld aan zjjn lezers, om, nu hij, zij het ook in de achterhoede, zich toch weer op hot politieke slagveld wagen gaat, van meetaf' duidelijk te doen uitkomen, in welke ge voelens hy thans staat." Niettegenstaande onwrikbare trouw aan beleden waarheid en aanvaard beginsel, leeft in dr. Kuyper op dit oogenblik >de ernstige begeerte, om, bij den stryd met de mannen van tegenovergesteld beginsel, mij te ern stiger te spenen aan wat bitterheid kon kweeken, en den band, dio ons als burgers van eenzelfde laud vereenigt, ook al micht de strijd weer hoog gaan, nimm°r geheel uit het oog t© verliezen. »Dit gridt in nog sterkere mate ten opzichte van hen, die, in hoofdbeginsel hetzelfde belijdend, slochts in de afgeleide beginselen en hun tactische toe passing andere paden behandelen en bij den stem busstrijd van '94 tegenover hun broederen positie namen. »Of in de toekomst alle Protestantscho Antirevo lutionairen weer als één corps zullen kunnen op treden is thans nog niet te beslissen." De schrijver maant echter tot voorzichtigheid aan >Blijve het bittere woord, dat naar buiten wil, achter de lippen terug, en druppele het woord van onderlinge waardeering niet al te karig." »Het beslissend antwoord op de pijnlijke vraag, of we één kunnen blijven, dan wel als vroede mannen ter linker- en ter rechterhand uiteen zullen gaan, krijgt ge toch niet van het kiesivchtvraagstuk. »I3ij dit vraagstuk staan we niet Daast, maar tegenover elkander, ea zoolang dit vraagstuk niet van de baan is, slaapt onze eenheid. »Maar omdat ze slaapt, ontsliep ze nog niet. Want vergeet niet, de electorale quaestie maakt altoos exceptie. Daarbij laat alle oude partij-indeeling u in den steek, en daarop is geen nieuws partij- indeeling te bouwen. En op afdoende wijze zal de partyschikking der toekomst dan eerst geregeld worden, als, na de opruiming van het electorale struikelblok, de eiscb van den dan geboren toestand aan de orde koint." »Dan moeten, of men wil of niet, de gedachten uit veler hart openbaar wordenen al blijft het myn bede, of in dat beslissend oogenblik die stroom >der gedachten bij heel ouze groep eenzelfde bedding mocht kiezen, toch zal ook ik gehoorzaam volgen, indien de uitkomst toonen mocht, hoe verkrachting van oprechtheid en scheiding van beginsel de van God gevloekte prijs zou zijn, waarvoor die eenheid alleen te koop was. Juist daarom echter loop ik op de beslissing, die dan vallen zal, niet voornit, en betreur het ten ernstigste, dat enkele diseentieerende broederen in de Residentie en in de Maasstad zich nu reeds, te overijld, onder den Christelijk-historischen naam, tegenover onze partij organiseerden. Wat komt is niet de Democratie" als regee- ringsvorm want onzer blijft de constitutioneele Mo narchie, in Oranje's naam bezegeldmaar wel de democratische ontwikkeling van ons vertegenwoordi gend stelsel, en door die democratiseerin?, niet van den regeeringsverm, maar van het parlement, de eisch, dat de overheidsmacht, meer dan dusver aan alle dealen van ons volksgeheel, ten zegen gedijd, met name aan het dusver meest achter gestelde deel der natie, dat, als het qualitatief zwakste, in naam van Hem, Wiens dienaresse do Overheid is, bij voorkeur op bescherming aanspraak kon doen geldr-n. »Het gewijzigd stempel, dat hierdoor op de actie der Regeering staat gedrukt te worden, zal een reeks van eigenaardige gevaren met zich brengen, waar onder ik nu alD en deze twee aanwyshet dieper inkankeren van het leugenachtig begrip van Volks sou vereiniteit, en het doen opgaan van de O verheids actie in louter stoffelijke zorgen Eerst op de Deputatenvergadering kan op ernstige wijze uitgemaakt worde», of 't zal zijn eenerlei streven of te wel een niet te verzoenen tegenstelling des geestes. Intusschen wijde men zich aan de studio dei- machtige problemen, die als wolken, die elkaar ver dringen, aan den horizon opdoemen. »Noch over formeele noch over raoreele bevoegd heid der Staten-Gen^raal behoeft in dit tussehen- tjjdperk geredekaveld te worden. Niet over de bo- voegheid, maar over de bekwaamheid loopt, het ge ding en immers de thans beersckende onmacht van Kabinet en Kamer beiden is sinds lang voor heel het land openbaar. x>Niets hoop ik daarom vuriger, dan dat het Ka- binet-Röell geen dag langer dan stipt noodig is met de indiening van zyn electoraal ontwerp talrne;dat het ingediende ontwerp door geen principieel© hin dernis de mogelijkheid afsnijde, om bet door alle partijen te doen aannemen; en dat de Kamer van het beperkte kiesrecht" in haar sterven zichzelve eere, door het zijden koord, dat haar gereikt wordt, met iets van dien heroieken moed aan te grijpen, die om het kloeke slotbedrijf met veel schuldigs in het verspeelde leven verzoent. >En vraagt men mij ten slotte, of het stil en ernstig nadenken in deze lange maanden van afzonde ring, mijn politieke overtuiging bevestigd, dan wel gewijzigd hoeft, zoo meen ik niet te intiem te worden, door drieërlei te ZRggen: »Er vestigde zich dieper dan ooit bij mij de nu onverwrikbaar geworden overtuiging, dat het blijven moet bij wat ons Program iu artikel Eén belijdt, I d. i. bij »den grondtoon van ons volkskarakter, gelyk dit, door Oranje geleid, onder invloed der Her vorming, omstreeks 1572, zijn stempel ontving", en immers dit stempel was, omnium consensu, beslist Calvinistisch. Slechts in één punt verweet ik mijzei ven verzuim. »Tn mijn ijveren voor het democratisch karakter, dat van het Calvinisme onafscheidelijk is, ontsloot ik mijn oog te weinig voor het gevaarlijk element, dat door vermenging van de ware met de valsche democratie ook in onzen kring kon insluipenen hiertegen krachtiger dan dusver te getuigen, zal my voortaan een zaak der consciëntie zijn. »Door een bij dag noch nacht aflatende koorts van lange weken, aan ontstentenis van alle voeding gepaard, is het zenuwgestel nog te uitgeput, en verbiedt de stellige raad mijner artsen mij, aanvanke lijk meer dan half stoom te varen". De heer mr. M. Mees van Rotterdam plaatst in het Januari-oooimor van de Economist een kort artikel, waarin hij berekent wat graan- en meelrechten ©enerzijds zouden moeten kosten aan de consumenten, en welke baten zij anderzijds zouden afwerpen voor pacht- en eigengeërfde boeren en voor den Staat. Bij deze becijfering gaat de heer Mees ^ofschoon de protectionisten er zich nu waarschijnlijk niet meer mee tevreden zouden stellen" uit van het heffiogsbedrag in '89 door mr. Bahlman voorgesteld, nl. van f 1,20 op 100 kilo's tarwe; f 0,60 op rogge en gerst en f2,40 op meel. En dan komt hij in hoofdzaak tot de volgende slotsom: De stijging van de prijzen der granen zou aan de boeren, die tarwe verbouwden, eene gratificatie ga ven vau f24 per hectare, aan boeren die rogge verbouwden eene van f8,40, voor wintergerst eene van f 16,80 en voor zomergorsfc eene van f 12,60 per hectare. In het geheel zou genoten worden door de eigengeërfde boeren ongev. f 2,600,000door de 1 huurboeren (dus op den langen duur door de land eigenaars) ongeveer f 1,700,000, te zara«n ongeveer f 4,300,000. Hiervan zou afgaan voor meerdere kos ten van zaaigraan ongeveer f400,000 en dus als voordeel voor de landbouwers on eigenaars ongev. f3,900,000 overblijven. De staat zou aan inkomend j recht ongev. f6,000,000 genieten. Daar tegenover nu zou staan, dat de veeboeren voor duurder ven- veedor zouden gaan betalen ongeveer f 800,000, dat de branderijen en brouweryen ongev. f 900,000 meer zouden hebben uit te geven voor hare grond- stoffen, en dat de consumenten van brood ongeveer f8,200,000 meer zouden hebben te betalen. Te zamen dus ongeveer f 9,900,000. »Voor de consumenten van brood in ons land zou dit", zegt de schrijver, »op eene bevolking van 4*/2 millioen zieleD, uitkomen op 's jaars f 1,80 per hoofd. Dus voor een huishouden, bestaande uit 6 personen f 10,80 's jaa^s. Stelt men het inkomen van zulk i een huishouden op f14 's weeks of ca. f700 's jaars, j dan zou zulk een matig inkomend recht op graan I gelijk staan met eene inkomstenbelasting, die voor j de minst vermogenden zou uitkomen op ruim 1 */2 pet. van het inkomen, of op ca. 6 weken huur. Invoerrecht op meel zou op de //racmrechten on vermijdelijk moeten volgen, en, volgens den heer Mees, met dit resultaat: Bij een inkomend recht van f 1,20 op tarwe en van f 0,60 op rogge, zou het inkomend recht per 100 kilo meel moeten zijn voor tarwemeel f 1.60 en j voor roggemeel f 0.67. Worden beiden belast by j invoer met f 2.40, dan ligt daarin bovendien eene bescherming van f 0.80 per 100 kilo voor tarwemeel i en van f 1.73 voor roggemeel, en dit zou alleen aan de consumenten van brood etc. kosten f 9,190,000. Bovendien zou zulk een invoerrecht den ondergang I van de meel-industrie veroorzaken. Op al deze gronden blijft de heer Mees hopen, dat het nog lang zal duren, alvorens in ons land een ministerie gevonden worde, dat zich voor de heffiog van graanrechten zal laten vinden. Thans is, op initiatief der Vereoniging voor handel en nijverheid" te 's-Gravenkage een gemengdo commissie voor het Scheveningsch haven- belang geconstitueerd, verdpeld in een technische, een financieele cn een oeconomische sectie. Drie technici zullen baar toegevoegd worden uit de ver- eeniging van burgerlijke ingenieurs en het instituut van ingenieurs. Men zal trachten een weinig kostbaar plan voor havenbouw, in verband met kustdefensie, te ont werpen, en een concessie-aanvraag te verkrijgen. Aan Regiering, Gedeputeerde Staten van Zuid- Holland en het Gemeentebestuur van den Haag zal officieel van de samenstelling der commissie kennis worden gegeven, onder inroeping van den st°uu dez'-r autoriteiten.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1895 | | pagina 1