1894 N°. 137. Dinsdag 20 November. 81s,e jaargang. De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Gloss, f 1,75. Afzonderlijke nommers 5 cent; met bgblad 10 cent. Eehalve aan ons Bureau worden Abonnementen en Advertentiën voor dit blad aangenomen bjj de heer en Nijgh Y an Dïtmllk, te Rotterdam en verder bjj alle Boekverkoopers en Brievengaarders. Inxendins: van advertent! ën vóór 8 ssifea ep den dag der uitsr&ve -in PTi.»L..^a^c.jg?yoMJ>i.;vsi>vKi5da»»t?33gpg''eaa(g^' j•'•*•-* De prjjs der gewone advertentiën is van 1-5 regels 50 cent, eiken regel meer 10 ets. Bjj directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt do prjjs slechts twe&maal berekend. Geboorte-, huweljjks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen worden van 110 regels a 1,berekend. Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ct. Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel. Bij het gemeentebestuur is door den heer J. F. VAN DER LEEUW ingediend eeu varsoek tot het iurichteu van eeiie BROODBAKKERIJ, in het perceel wijk B uo 47, gelegen aan de St. Jacobgtraat. Verioek en teekoaiug liggen ter visie op de Secretarie, gedurende eiken werkdag van des voormiddags 9 tot des n*' middags 2 uren, terwijl Zaterdag 1 December des namiddag» te éon uur ton Raudhuize gelegenheid zal worden gegeven tot het indienen en bespreken van bezwaren. Goes, den 17 November 1894. Burgemeester en Wethouder» van Gobb, J. G. d. W. HAMER. De Secretaris, VAN REIGERSBERG VERSLUIJS. De termijn voor afkoop van den dienst bij de BRANDWEER voor 1895 is op Zaterdag den 1 December aanstaande geëindigd en moet alsdan Je qui tan tie van den gemeente-ontvaBger voor de betaalde afkoopsom ter Secretarie bezorgd zijn, omdat daarna dadelijk wordt overgegaan tot het opmaken van het register der dien»tplichtigen. Goes, den 17 November 1894 Burgemeester eu Wethouders van Goes, J. G. d. W. HAMER. De Secretaris. VAN REIGERSBERG VERSLUIJS. Algemeen Overzicht. De ministriëele crisis in Pruisen is eindeljjk opgelost. Zooals we in ons vorig overzicht mede deelden is de heer Van Hammerstein-Loxten, landes- director van Hannover, benoemd tot minister van landbouw, zeer ten genoegen van de geheele con servatieve partij en speciaal van de agrariërs. Thans is ook na lang zoeken een opvolger gevonden voor den minister van justitie, den heer von Schelling, die almede ontslag heeft moeten nemen. In zijne plaats is thans benoemd de heer SchÖnstedt, presi dent van het gerechtshof te Celle, een zeer kundig jurist, die voor zjjn nieuw ambt volkomen berekend wordt geacht. Men is echter door deze benoeming nog niet veel wjjzer geworden ten opzichte van den koer?, die door de nieuwe bewindslieden zal worden ingeslagen. De heer SchÖnstedt toch is geen politieke figuur en alle partgen ziju dan ook nog al met zijne benoe ming ingenomen, omdat ieder hem zoo wat tot de zjjnen rekent. Kleur geefc hij derhalve niet aan het Kabinet en bet blijft dus onzeker of de Keizer in dezelfde richting wil blijven sturen als toen Capivri nog rijkskanselier was, dan wel of nu de conservatieven hunne beginselen zullen zien doorgevoerd. De be noeming van den heer von Hammerstein-Loxten tot hoofd van het ministerie van landbouw geeft wel aanleiding om het laatste te vermoeden, speciaal dat de vrijhandelspolitiek van den afgetreden kanselier niet zal worden voortgezet, en de agrariërs juichen dan ook over de benoeming van den heer von Ham- merstein. Maar toch hebben de vrij handels-vrienden nog altijd eeae kleine hoop, omdat zij zich niet kunnen voorstellen, dat de Keizer, die Caprivi altijd zoo krachtig gesteund heeft, opeens zonder bijzondere aanleiding tot geheel tegenovergestelde beginselen zou zjjn bekeerd. In EJngeland sehjjnt het ministerie nu werke lijk voornemens den strijd met het Hoogerhuis te zullen aanbinden. Men weet, dat verschillende be langrijke liberale hervormingen, inzonderheid het home-rule-ontwerp voor Ierland, op da onverzettelijk heid van het Huis der Lords zjjn gestrand en dien tengevolge is er tusschen de beide takken der volks vertegenwoordiging eene spanning ontstaan, die schade doet aan den gang van zaken. Reeds lang heeft dan ook de regeering te kennen gegeven, dat zij zich beraadde op middelen om daaraan een einde te maken, en nog kort vóór de zitting van het par lement dezen zomer werd gesloten, verklaarde zij, dat het zomerreces zou benut worden om de ver- eiscbfce maatregelen te overwegen. Nu heeft in de afgeloopen week de premier, Lord Rosebery, in een zjjner openbare redevoeringen te kennen gegeven, dat de regeering het geBchil tot eene oplossing wilde brengen. De wjjte, waarop dit geschieden zal, bleef natuurljjk onbesproken, maar men vermoedt, dat een beroep op de kiezers zal worden gedaan, nadat op nieuw het home-rule-ontwerp door het Lagerhuis zal zijn behandeld en aangenomen, wanneer althans de Lords het weder mochten verwerpen. Blijkt dan dat het volk zich tegen het Hoogerhuis uitspreekt, dan verwacht men, dat de leden wat makker zullen wor den. Ook is reeds de mogelijkheid besproken van eene handelwijze zooals ook voor het Huis der Mag naten in Hongarije is aan de hand gedaan, om na melijk zooveel liberale pairs te benoemen, dat men op eene meer volgzame meerderheid kan rekenen. In ieder geval kan het komende zittingjaar een der belangrijkste worden in de politieke annalen van Groot-Brittannië, en met belangstelling zal in binnen- en buitenland de loop der gebeurtenissen worden gevolgd. Het zou zeker een grootsch werk van Lord Rosebery zijn, als hij, zelf een der pairs, de almacht van het Hoogerhuis wist te breken. Het Fraitsche ministerie-Dupuy heeft nog voort durend het hoofd te bieden aan allerlei interpel laties. Tot nogtoe is het steeds zegevierend uit dsn strijd getreden, en is het aan de socialisten en radi calen niet gelukt het op eenigerlei wjjze afbreuk te doen. Het zal nu maar de vraag zijn of het bij de behandeling der begrooting even gelukkig zal zjjn. Vóór alles houdt echter thans de aanstaande expe ditie tegen Madagascar de gemoederen bezig. De regeeriug heeft eon crediet van 65.000000 fres. aan gevraagd, terwjjl 15.000 man zullen worden uitge zonden, en vermoedelijk zal dit crediet wel worden toegestaan, althans de commissie, door de Kamer benoemd om over het voorstel te rapporteeren, be staat uit 9 voor- en 2 tegenstanders. De heer Le Myre de Villers schijnt nog steeds te Tamatave te vertoeven zijne taak daar is echter afgedaan en vermoedelijk zal hij dan ook wel spoedig naar Frank rijk terugkeeren. Er komen berichten, dat de Hova's uitgebreide verdedigingsmaatregelen nemen, zoodat de strjjd vermoedelijk zeer ernstig zal zjjn. Een rijk, dat langen tijd onvermeld is gebleven, is Brazilië. Thans komt van daar het bericht, dat de nieuwe president De Moraes, die in Maart reeds werd gekozen, zjjn ambt heeft aanvaard, zoo dat dus Peixoto, die zich zoo krachtig heeft weten te handhaven tegenover de admiraals De Mello en Da Gama voorloopig van het tooneel is verdwenen. Het heet, dat de heer De Moraes door de bevolking met geestdrift is begroet, zoodat men, voorloopig althans, geene oproerige toongelen verwacht. Voor het overige aanvaardt de nieuwe president zjjn ambt niet onder de aangenaamste omstandigheden, want de begrooding wijst een vrjj aanzienlijk te kort aan, dat hoofdzakelijk door eene nieuwe leenïng zal moeten worden gedekt. De berichten uit China bljjven steeds even ver ward. Zooveel is intnsschen zeker dat Port Arthur nog niet door de Japanners is ingenomen en dat zjj evenmin reeds tot Moekden zjjn genaderd. Toch is het bezit dier beide plaatsen voor hen van het hoogste belang, niet het minst met het oog op de vredesonderhandelingen, waaromtrent de berichten bljjven aanhouden. Nu de Europeesche mogendheden zich ongeneigd hebben betoond tusschen beiden te komen, heeft China zich tot de Vereenigde Staten gewend en het schijnt, dat president Cleveland niet ongeneigd is, de taak van bemiddelaar te aanvaarden. Maar het spreekt wel vanzelf, dat wanneer er aan het sluiten van een vrede gedacht wordt, de positie van Japan heel wat gunstiger wordt, wanneer het de beide bovengenoemde belangrijke plaatsen vóór dien tijd in zjjne macht kan krjjgen. Voor stel-Lokman. Het door don heer do Savornin Lohman inge diende voorstel tot wijziging der lager onderwijs wet, bevat slechts éen artikel, luidende: >Tusschen het laatste en voorlaatste lid van artikel 54bis der wet van 8 December 1889 (Staatsblad no. 175) wordt ingevoegd de volgende bepaling Van de voorwaarde gesteld in het 2de lid snb c van dit artikel kan door Ons vrijstelling wor den verleend, indien Ons bljjkt dat bet bestuur ondanks het aanbieden van eene behoorljjke jaar wedde, niet bij machte is geweest de vacaturo binnen den gestelden termijn te doen vervullen." Big kens de memorie van toelichting, waarvan het voorstel vergezeld gaat, is de bedoeling de on billijkheid weg te nem8n voor vele bijzondere scho len, voortvloeiende uit het heerschend tekort aan onderwijskrachten. Ontbreekt op eene openbare lagere school een deel van het door de wet geëischte on derwijspersoneel dan ontvangt bij de bestaande re geling de gemeente toch de wetteljjke bijdrage, be rekend naar het aantal aanwezige onderwijzers. Maar de bjjzondere echool verliest in dat geval elke aan spraak op eene wettelijke bijdrage. De strekking dezer wettelijke regeling is natuurljjk om de bjjzon dere scholen, die niet zooals de openbare, onder de macht der overheid staan, toch voor zoover zij aanspraak maken op de bijdrage, te dwingen zich te houden aan de wetteljjke eischen. Tegen dat op zich zelf volkomen juist beginsel verlangt de voor steller geenszins in verzet te komen. Maar eene bijzondere school mag niet het slacht offer worden van omstandigheden, die het buiten hare macht is te veranderen. Toch kan dit plaats hebben, zooals de voorsteller door verschillende voor beelden aantoont. Daarom wil de heer Lohman door bovenstaande wjjziging van art. hibis der wet aan de bjjzondere scholen, die ondanks het aanbieden van eene be hoorlijke jaarwedde, niet bjj machte zjjn geweest een of meer vacatures binnen deu gestelden termijn te doen vervullen, toch eene subsidie naar het aan tal aanwezige onderwijzers verzekeren. De voorsteller verwacht, dat het aantal beschik bare onderwijskrachten in 1895 en 1897 nog on voldoende, ïnaar in 1899 volkomen voldoende zal zjjn om in het bestaande tekort te voorzien. Het valt niet te ontkennen, dat bet voorstel van den heer Lohman de billijkheid voor zich heeft, en waar toch ieder geval afzonderljjk door de Kroon zal moeten beoordeeld worden, is wellicht eene wet telijke bepaling als de voorgestelde te verkiezen boven een telkens wederkeerende verdaging van de gestelde termijnen. De vraag bljjft alleen of er genoegzaam contróle kan gehouden worden op de aanvragen naar perso neel, ook in zooverre, dat geen hoogere jaarwedde worde aangeboden dan in werkelijkheid wordt uit betaald, terwijl het altjjd moeielijk zal blijven uit te maken wat onder eene behoorlijke jaarwedde" is te verstaan. Maar als men de zaak ernstig wil, dan zullen de bezwaren, die kunnen rijzen, wel uit den weg kunnen worden geruimd. Iets dient in elk geval gedaan om te voorkomen, dat de bjjzondere scholen niet hare geheele subsidie verliezen, tenge volge van het heerschend gebrek aan onderwijs krachten. Inmiddels zal men wèl doen de opleiding van onderwijzers en onderwijzeressen ook van die zijde zoo krachtig en doeltreffend mogeljjk ter hand te nemen. GOES, 19 November 1894. Men schrijft ons In een te Oostwold (Gr.) genouden vergadering van de afdeeling Patrimonium" besprak de heer H. De Jager, hoofd eener bijzondere school aldaar, het onderwerpH e t beginsel derlandna tionalisatie in betrekking tot de H. S c h r if t." Na een verklaring van het woord en het beg ip, toonde spreker aan, dat het beginsel van landnatio nalisatie nl. het voordeel des aardrijks het deel van allen te doen zjjn in overeenstemming is met het beginsel, dat aan de agrarische regeling (regeling van het bezit" en het gebruik van den bodem) onder Israël ten grondslag lag, dat op dezen grond en nog andere het doel en streven van de voorstanders van landnationalisatie niet is in strjjd, maar in overeenstemming met de H. Schrift. Hoewel ik zegt spr. nog niet in allen omvang deze kwestie heb bestudeerd, meen ik, wat het beginsel betreft, dat de voorstanders van landnationalisatie het bij het rechte eind hebben. Dit beginsel moet worden overgenomen, want het privaat grondbezit is in strijd met Gods ordinantiën. Met een enkel woord werd ook gewezen op de toepassing en de gevolgen van landnationalisatie. Spreker raadde ten slotte aan tot een ernstig onderzoek van deze z. i. allerbelangrijkste kwestie en waarschuwde voor haastig oordeelen en veroordeelen. Van de gelegenheid, door den heer Jager aange boden, om mot hem over het onderwerp van gedachten te wisselen, werd gebruik gemaakt door den heer F. Toren. Hij maakte enkele opmerkingen en op perde eenige bezwaren. Z. i. was het streven naar landnationalisatie een utopie, al leek dö theorie mooi. Hij vond, dat de oorzaak van veel ellende meer zat in het privaatbezit in 't algemeen, dan wel in privaat- grondeigendom dat in Israël wel degelijk grondbezit was geweest en dat we ook bij de toepassing van landnationalisatie wel denzelfden toestand zouden houden of weer krijgen. Door den heer Jager werd hierop met nadruk het tegendeel betoogd. Een opmerking over een mogeljjk gemeentebankroet bjj doorvoering van landnationali satie werd beantwoord met een verwijzing naar de ge meenten Kampen en Deventer en er op gewezen, dat wanneer de grond onttrokken werd aan de macht van het kapitaal de kapitaalrente noodzakelijk moest dalen. Inleiding en discussie weiden met veel aandacht door de vergadering gevolgd. Wat zal de conservatieve anti-rev. pers nu zeggen van deze politieke propoganda door een hoofd van een bijzondere school De beer De Savornin Lohman die altjjd gereed staat om te beweren dat de geest van vele openbare onderwijzers gekant is tegen de tegenwoordige maatschappelijke orde en die als lid der Eerste Kamer onder de vorige regeering in scherpe verwijten op het gevaar van die zjjde wees, heeft nu gelegenheid te wjjzen op bijzondere onder wijzers, die de tegenwoordige maatschappelijke orde beoorlogen en voor wier scholen toch ook subsidie uit *8 lands kas wordt verstrekt. Er dit geval is werkelijk van groote beteekenis. De geiuovjgè onder wijzer toch vindt den grondslag voor zijne politieke overtuiging in Gods woord dat hij op school onder wijst en dat voor hem onfeilbaar is I Dat reeds in vele anti-rev. kringen de politieke meening van genoemden bijzonderen onderwijzer wordt gedeeld blijkt ook uit de vergadering den 16 dezer door de Chr. Jongel. Ver. te Groningen gehouden. Daar zeide dr. L. Wagenaar o. m.»Aan den grooten huidigen maatschappelijkon jammer moet een groot maatschappeljjk onrecht ten grondslag liggen en hij voor zich was innig overtuigd dat het privaat eigendom van den bodem eene overtreding was van de inzetting Gods. God had de vruchtbare aarde aan het gansche menschdom ter bearbeiding geschonken, maar door satanischen list was een toe stand geboren, dat de bodem het privaat eigendom is van enkelen." Wjj zijn verlangend te weton hoe nu de aanvoer der der conservatieve antirevolutionairen toch be wijzen zal dat Gods Woord een onfeilbare gids is voor de antirev. politiek. Maar 't is waar ook als we ons niet vergissen, heeft mr. de Sav. Lohman dat standpunt reeds verlaten. Toen immers, eenige weken geleden, het weekblad Patrimoniumwjjzende op de groote uitgestrektheid nog onbebouwd land, terwijl honderden gezinnon door werkloosheid kom mer en gebrek leden, uitriepis dat te verant woorden voor God toen wees de (antirev.) Neder lander erop, dat het niet aangaat bjj al dergelijke oeeonomische onderwerpen den naam van God er bij te halen. De regeling van zulke vraagstukken was niet van politieken aard Wat zou dan toch wel politiek zijn 1 Gelukkig luistert de linkerzijde der antirevolutionaiien niet veel meer naar de politieke politiek van die leiders die liefst wederom de sehool- kwpstie aan de orde zonden willen stellen als bliksemafleider. De wetsvoordracht tot regularisatie van het bedrag van veertien ton, dat sedert 1888 voor bleeding en uitrusting van onderofficieren en solda ten meer is uitgegeven dan bij de begrootingen is toegestaan en in de rekeningen verantwoord, heeft verschillenden bladen aanleiding gegeven tot be schouwingen. De grondtoon van al deze beschou wingen is dezelfde. Een verregaand gebrek aan deferentie voor het begrootingsrecht der vertegenwoordiging spreekt uit deze geheele zaak, zegt de Pr. Gron. Ct. »En zoo al niet de letter der grondwet is geschonden door het gebeurde, zeer zeker haar geest. Legaal mag het wezen wat is geschied, constitutioneel is het stellig zeker niet. En alle theorieën over de heiligheid en volledigheid van het budgetrecht der vertegenwoor diging bljjven mannetjes in de maan zoolang derge lijke praktijken mogelijk zijn. Regulariseert de Ka mer de uitgaaf voor deze maal en zij zal daartoe wel moeten komen zjj zorge dat herhaling niet denkbaar zjj. Dat anderhalf millioen wordt uitge geven zonder eenige voorafgaande raadpleging der vertegenwoordiging, en dat van het eene jaar tot het andere de verevening uitblijft, moet nooit weer kunnen voorkomen. Deze regeering zal zich verdien stelijk maken als zij daartoe de middelen overweegt en voordraagt. Dat zij den Augiasstal, dien zjj vond, onmiddellijk heeft gereinigd, is een goed begin. En dat zij door het feit, dat zjj zelve vele nieuwe mil- lioenen voor de weerbaarheid aanvraagt, niet zich heeft laten afschrikken de Kamer in kennis te stellen met de reeds uitgegeven honderdduizenden, die haar voorgangsters buiten de begrooting om voor de weerbaarheid hebben noodig geoordeeld, verhoogt de waarde van haar handelen en geeft een hoogen dunk van haar constitutioneel gevoel." De Amsterdammer zou 't voor de wetgevende macht onverantwoordelijk achten, het wetsontwerp, zooals het daar ligt, zoo maar klakkeloos aan te nemen. Een parlementaire enquête naar den toestand van ons legerbeheer is meer dan ooit noodig, zoowel in het belang van 's rijks financiën als in het waar achtig belang eener zuivere administratie bij het leger. Zoo ooit, dan nul »Niefc alleen om hetgeen men ziet, doch ook om hetgeen men misschien nog niet ziet." Het antwoord van den Minister van Financiën op de in de afdeelingen der Kamer gedane vraag, hoe de regeering kwam aan hot vermoeden, dat de nieuwe geweren, die zjj aanvraagt, 15 jaren zullen kunnen dienst doen, luidt aldus: »Op grond van de meening van deskundigen (waaronder de ondergeteekende zichzelf natuurljjk niet rekent). Hun oordeel rust op deze overweging: Alle pogingen, die sedert meer dan twintig jaren in alle landen met den meesten jjver en de grootste toewjjding en in onderlingen wedijver zijn gedaan, om een voortreffelijk geweer te krijgenhebben geleid tot de uitvinding van een geweer als hst nu voorgestelde. Dat geweer is dus het eind-resultaat van het rusteloos streven van zoovele deskundigen, als zich in de geheele wereld met het vraagstuk onverpoosd bezighielden. Het is niet te denken, dat er nu nog groote ingrijpende verbeteringen zijn uit te viodsn. Te ïneonen, dat er telk»as of bhnea

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1894 | | pagina 1