1894 N°. 120.
Donderdag 11 October.
81ste jaargang.
NA-LOTING
COURANT.
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrydagavond,
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, j 1,75.
Afzonderlijke nommers 5 cent; met bijblad 10 cent.
Behalve aan ons Bureau worden Abonnementen en Advertentiën voor dit blad
aangenomen by de heeren Nijgh Van Ditmar te Rotterdam en verder
bjj alle Boekverkoopers en Brievengaardere.
Inieudliif van
advertentlen vóór I aren op den
De prjjs der gewone advertentiën is van 1-5 regels 50 cent, eiken regel meer 10 ets.
Bjj directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prjjs
slechts tweemaal berekend.
Geboorte-, kuweljjks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen worden van 110 regels a f 1,berekend.
Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ct.
Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel,
dag der uitgave.
Voor de eerste maal wordt bekcad gemaakt dat de
voor de NATIONALE MILITIE voor deze gemeente door
den heer Commissaris der Koningin is bepaald op Maandag
den 22 October 1894, des voormiddags onmiddellijk na
afloop der gewone lotiug dezer gemeente te ongeveer 10.45
uren (Arasterdamschen tijd) en dat die zal plaats hebben in
de zaal bet-en de Koopmansbeurs.
De militie-plichtigen worden opgeroepen ten gestelden dage,
uie en plaatse daarbij tegenwoordig te zijn.
Goes, 9 October 1894.
Burgemeester en Wethouders van Goes,
J. G. d. W. HAMER.
De Secretaris,
VAN REIGERSBERG VERSLUIJS.
Lombok.
We hebben in ons vorig nommer uit den over
vloed van berichten, die de Indische bladen thans
geven omtrent de gebeurtenissen op Lombok, enkele
grepen gedaan, teneinde onze lezers daardoor in de
gelegenheid te stellen zich een denkbeeld te vormen
van den omvang van de ramp, die het Indische leger
heeft getroffen, van het verloop der gebeurtenissen
op 25 Augustus en volgende dagen en van enkele
sterk sprekende daden van moed, beleid en trouw
in die dagen door hoog- en laaggeplaatsten in de
ure des ge vaars verricht.
We hadden, wilden we een volledig overzicht ge
ven van wat de Indische bladen bevatten, nog heel
wat uitvoeriger moeten worden, en we geven ter
anderer plaatse in dit nommer nog enkele meer op
zichzelf staande berichten. Maar met voordacht heb
ben we nog niet gewaagd van het oordeel der
pers daarginds omtrent li6t voorgevallene, meer in
het bjjzonder omtrent het beleid der aanvoerders.
Trouwens, de meeste bladen zijn nog zeer gereser
veerd in hun oordeel en zeggen terecht, dat het thans
vóór alles zaak is de Indische regeering krachtig te
steunen in haar pogen om de geleden nederlaag door
eene glansrijke overwinning te wreken; eerst later,
wanneer de gebeurtenissen meer kalm kunnen wor
den overzien en de betrokken personen kunnen
worden gehoord, zal het mogelijk zijn een juist oor
deel uit te &preken over de maatregelen, die geno
men werden, en het beleid, dat getoond is.
Toch gaat ook in dezen blijkbaar de natuur boven
de leer, want sommige bladen bevatten nu reeds
een min of meer uitgebreide beschouwing over de
leiders der expeditie, de door hen genomen maat
regelen en hun optreden tegenover de bevolking van
het eiland Lombok.
We kunnen begrijpen, dat het, vooral in Indië
zelf welks belangen zoo ten nauwste samenhangen
met het al of niet slagen van deze expeditie, terwijl
ieder op Lombok familie en vrienden heeft of had,
moeielyk is zichzelf zoozeer te beheerschen, dat men
volledig zwijgt over de oorzaken, die zulke droevige
gevolgen hadden, en het komt ons zelfs voor, dat
ook in het moederland niet geheel daarover mag
gezwegen worden, al zal natuurlijk hier het oordeel,
wegens minder volledige inlichting, nog heel wat
omzichtiger moeten worden neérgeschreven, dan daar
ginds.
Waar we aldus meenen, dat eene korte beschou
wing alleszins gewettigd is, daar willen we begin
nen met in herinnering te brengen, dat de expeditie
naar Lombok een bijzonder karakter droeg. Het was
hier minder de quaestie een oproerig volk tot ge
hoorzaamheid of onderwerping te brengen dan wel
de oorspronkelijke bewoners van het eiland te be
veiligen tegen de afpersing en onderdrukking van
een vreemden stam, die zich onder zjjn eigen vorst
van de heerschappij over Lombok had meester ge
maakt. De expeditionaire macht kwam dus niet zoo
zeer als oorlogvoerende partij, maar veeleer als vrede
stichtster, en het was dus allerminst zaak om met
wapengeweld het doel van den tocht te willen be
reiken, te minder omdat de Balische overheerschers
alras zich bereid toonden de door Nederland gestelde
éischen in te willigen.
In hoeverre het nu goed gezien was om, waar
men dan toch gekomen was om de Sasaksche be
volking in bescherming te nemen, dadelijk nadat de
Baliërs de onzerzijds gestelde voorwaarden hadden
aangenomen, dezen als volkomen vrienden te behan
delen, moeten we in hst midden laten. We zijn te
onbekend met den aard der bevolking, met hare
zeden en gewoonten, om daaromtrent een oordeel
te kunnen vellen. Maar wel komt het óns uiterst
gewaagd voor om aan de overheerschers, wien men
oorspronkelijk de wet kwam stellen, dadelijk nadat
ze zich bereid verklaarden aan de gestelde eischen
te voldoen, zoo volkomen vertrouwen te schenken,
als nu blijkens de ontvangen berichten is geschied.
Het is toch te algemeen bekend, en onze Indische
geschiedenis heeft er zoo menig treurig bewjjs van
op te teekenen, dat de 'inlandsche bevolking van onze
overzeesche bezittingen nooit volkomen te vertrou
wen is en dat tegenover haar altijd de grootste
waakzaamheid een eerste eisch is, dat het ons on
begrijpelijk voorkomt, dat de leiders dezer expeditie,
die het grootste deel huns levens te midden van
die bevolking hebben doorgebracht, zoo goed ver
trouwen hebben kunnen stellen in de verzekeringen,
hun door de Baliërs gedaan. Reeds het feit, dat na
langdurig verzet de vorst van Lombok bij de komst
onzer troepen zich opeens zoo willig toonde op onze
voorwaarden in te gaan, had, zoo al geen argwaan
moeten wekken, toch op zijn minst genomen tot
voorzichtigheid moeten aansporenmaar hoeveel te
meer nog nu men stond tegenover een volk, dat
men betrekkelijk weinig kende, terwijl wat men er
van wist allerminst vertrouwenwekkend mag heeten.
Het is wel diep te betreuren, dat de generaals
Vetter en Van Ham, want het schijnt dat opper
en onderbevelhebber in dezen volkomen eensgezind
waren, twee opperofficieren met zulk een kranig en
eervol militair verleden achter zich, zoozeer tekort
geschoten zijn in hun beleid, dat zij zoo weinig reke
ning hebben gehouden met den aard der bevolking en
zoo goed vertrouwen hadden, dat dit tot zorgeloos
heid heeft verlokt. Bjj al den lof, die de Indische
regeering wordt gebracht en naar we gelooven
terecht over de snelheid, waarmede de expeditie
was uitgerust en het machtsvertoon, waarmede werd
opgetreden, rijst toch de vraag of zij niet is tekort
geschoten in de keuze van de personen, die met de
leiding der expeditie tegen en der onderhandelingen
met den vorst van Lombok waren belast.
Die vraag klemt te meer als men acht slaat op
de berichten in de Indische bladen, waaruit moet
afgeleid worden, dat men van verschillende zijden
waarschuwingen had ontvangen, dat de Baliërs met
plannen van verraad omgingen, en dat de over
valling als het ware vooraf aan de onzen bekend
was. Want weliswaar schijnt generaal Vetter te
ontkennen, dat drie Baliërs in het hoofdkwartier
zijn gebracht, die in het bezit werden bevonden van
schriftelijke bewijzen van de plannen des vijands,
maar de Indische bladen bevatten nog zoovele andere
berichten, dat men vooraf verwittigd was, dat het
den indruk maakt, alsof ieder wist wat er komen zou
behalve juist zij, die dienovereenkomstig maatregelen
hadden te nemen. Was het goed vertrouwen op den
verrader Djelantiek dan zoo gewettigd, dat alle arg
waan mocht verdwijnen, alle voorzorg onnoodig
mocht worden geacht Ons dunkt, wanneer we
b. v. lezen, dat hij, door generaal Vetter ter ver
antwoording opgeroepen, zich wegens ziekte laat
verontschuldigen, terwijl bij onderzoek blijkt, dat
hjj was heengegaan, dat er dan alleszins reden was
om aan zijne woorden maar een zeer betrekkeljjk
geloof te hechten.
Maar niet alleen ten opzichte van de politieke
maatregelen, maar ook in militair beleid is de opper
bevelhebber der expeditie tekortgeschoten. Zelfs de
zeer bezadigde particuliere correspondent der N. R.
Ct. komt tot die conclusie, waar hjj schrijft
»Deze (de politieke) fout schjjnt nog niet de grootste.
Dat is de militaire font, dat niet gezorgd is voor de
veiligheid der troepen. Niet alleen dat van Lombok
weinig anders is gemaakt dan een gewoon vredes-
garnizoen, maar bovendien was de opstelling, de
kampeering en de bivakeering van dien aard, dat
bij geheel gemis aan offensieve en defensieve kracht,
zelfs de uitvoering der meest eenvoudige veiligheids
middelen onmogelijk was. Ten einde niet in de nood-
zakeljjkheid te zijn iets aan de lustverblijven of eigen
dommen van de Balische vorsten te veranderen, heeft
men die laten dienen als versterkingen, die onze
troepen bedreigden. Ik kan mjj voorstellen, dat er
bezwaren bestonden om die lustverblijven te raseeren
maar waarom dan niet op het open veld gelegerd?
Onze Indische oorlogen hebben nu al zoo dikwjjls
de noodzakelijkheid daarvan aangetoond.
Eene militaire fout van minder gewicht, doch ook
gansch niet zonder beteekenis, schijnt mjj het plaatsen
van het hoofdkwartier diep het land in, zoodat de
gemeenschap met de zee kon worden verbroken. En
eene andere, die wel groot doch verschoonbaar is, is
het versnipperen der strijdkrachten. Ook hier zijn
de Sassaks de aanleiding geweest. Hunne weinige
gezindheid om zich te onderwerpen, hun lust om
aan het vechten te blijven, hebben er den opperbe
velhebber toe gebracht om door eenig machtsvertoon
in het binnenland de rust te doen verzekeren. Hoogst-
waarschjjnljjk is dit gebeurd op aanraden, althans in
overleg met de Balische overheerschers, en is dit
inderdaad zoo, dan hebben dezen hunne rol meester
lijk gespeeld. Eerst ons in slaap gewiegd, dan onze
macht verdeeld en versnipperd, vervolgens de gemeen
schap met de zee afgesneden en ons daarna gedurende
den nacht overrompeld. Het is een feit, en hierin
schuilt misschien de grootste fout van alles, dat de
vijand alles wist van ons en wij niets van hem".
We gelooven, dat in deze weinige woorden een
zeer juist oordeel wordt uitgesproken, waaraan weinig
meer toe te voegen valt. Het baat niet het te ver
bloemen er zijn op Lombok zeer ernstige misslagen
begaan en de ramp, die daar ons dapper Indisch
leger heeft getroffeo, zal steeds een droeve en weinig
eervolle bladzijde vullen in het geschiedboek van
onze koloniën.
GOES, 10 October 1894.
In de gisteravond gehouden vergadering van
de vereeniging »de Ambachtsschool", die
door slechts 10 personen, waaronder 6 bestuursleden,
werd bijgewoond, deelde de voorzitter, dhr. C. L. M.
Lambrechtsen, na voorlezing en goedkeuring der
notulen, mede, dat de school thans door 31 leerlingen
wordt bezocht, waaronder drie, die voorwaardelijk
waren toegelaten. Yan dezen hadden twee geen vol
doend toelatings-examen tot de H. B. S. afgelegd,
terwjjl de derde wegens ziekte nog steeds verhinderd
was dat examen te doen. Voortaan zou echter streng
de hand gehouden worden aan de bepaling van het
reglement, dat eerst het toelatings-examen tot de
H. B. S. met goed gevolg moet zijn afgelegd vóór
de ambachtsschool mag worden bezocht. Voorts deelde
de voorzitter de bekroning uit het Thieme-fonds
mede, ten deel gevallen aan twee leerlingen der
school, waarvan wij reeds vroeger hebben melding
gemaakt, terwijl eindelijk nog ter kennis van de ver
gadering werd gebracht, dat de heer A. De Beste
ontslag had genomen als penningmeester en dat,
met ingang van 1 Januari a. s., in diens plaats door
het bestuur was benoemd de heer Z. D. Van der
Bilt La Motthe.
De begrooting voor het dienstjaar 1895 werd ver
volgens vastgesteld in ontvang en uitgaaf op f 4685,
met een sluitpost van f 79,50. Op die begrooting is
voor elk der onderwijzers een verhooging van salaris
uitgetrokken van f 50, terwijl de concierge voortaan
f 86 'sjaars zal genieten.
Aangezien de heer J. v. d. Berge, ten vorigen
jare tot bestuurslid benoemd, die benoeming niet
had aangenomen, moest eene nieuwe keuze plaats
hebben. Bij eerste stemming verkregen de heer I. D.
Fransen v. d. Putte 5 stemmen, de heer Ochtman 3
en de heeren J. Adriaanse en M. Harinck ieder een
stem. Bij tweede vrije stemming werd de heer I. D.
Fransen v. d. Putte benoemd met 6 stemmen tegen
4 op den heer Ochtman.
Nadat nog de heer A. De Beste, die aan de beurt
van aftreding was, met algemeene stemmen was
herkozen, werd de vergadering gesloten.
Weineldinge. Voor een niet zeer talrijk pu
bliek trad alhier Maandagavond op de heer Marlet
uit Delft.
Spreker begon met de opmerking, dat hij zich in
eene vrij moeielijke positie gevoelde, daar hij wilde
spreken over de voortbrengselen der verschillende
fabrieken van den heer van Marken c. s. te Delft,
waar hjj sedert 6 jaar werkzaam was, zoodat hjj al
dadelijk den schjjn op zich laadde van reclame-makerjj.
Toch vond hjj die voortbrengselen te mooi en te
veel beteekenend voor den land- en veeman, om er
over te zwijgen en hij gevoelde te meer vrijmoe
digheid door het aanbod, dat hjj kon doen, om
I, 2 of 3 landbouwers tot gratis-proefneming in de
gelegenheid te stellen.
Eerst sprak hjj over gedroogde spoelingtoen over
grondnotenkoek, en eindelijk (na eene pauze) over
beenderenmeql.
Op zeer duidelijke wijze zette hg de gist-fabricatie
uiteen, toonde aan op welke manier men èn op
andere èn op zijne fabriek de gedroogde spoeling ver
kreeg, hoeveel voederwaarde er in aanwezig was, hoe
ze het gemakkelijkst door de dieren werd verteerd
en hoeveel voordeel een oordeelkundig gebruik ma
ken er van den veehouder bezorgen kon.
Bij het aanprijzen der grondnotenkoek besprak de
heer Marlet achtereenvolgens de herkomst en de be
werking der grondnoottoonde met cijfers het groot
eiwitgehalte der koeken aan en trad in eene verge
lijking met de burgerrecht bezittende lijnkoeken, die
niet ten voordeele van deze uitviel. Volgens spreker
werden deze tegenwoordig zeer vervalscht en hij be
treurde het, dat zoo weinig gebruik gemaakt werd
van de proefstations.
Voor wat hij aanprees, verzocht hjj dat onderzoek
dringend en gedurigdan zou ongetwjjfeld de deug
delijkheid zijner waar blijken.
In de daarop volgende pauze bezorgde de heer
Marlet ons een kjjkje in de Gist-, de Olie- en de
Lijmfabriek zijner patroons; noemde cijfers om van
te duizelen, en besprak de orde, de regelmaat, als
mede den kameraadschappelijken geest, die daar
heerschten.
Na de pauze behandelde spreker het beenderen-
meel als meststof. Als hjj zich herinnerde, hoe hij
een 13-tal jaren geleden hartelijk werd uitgelachen,
toen hg het gebruik van kunstmeststoffen aanprees
en nu in de couranten las het groot aantal kilo's,
dat jaar op jaar, ook uit Zeeland, werd ontboden,
kon hij zeker gevoel van voldaanheid moeielijk on
derdrukken.
Voorop stellende, dat stalmest den grondslag moest
uitmaken, gaf hij achtereenvolgens een overzicht van
de werking der verschillende thans gebruikt wor
dende kunstmeststoffenen deed vooral uitkomen,
dat het door hem aangeprezene beenderenmeel was
eene langzaam werkende meststof, waarvan men
nooit in het eerste, vaker in het tweede, somtijds
ook pa3 in het derde jaar de resultaten zag. Ook
moest het nimmer in het voor-maar alt jjd in
't najaar op 't land gebracht worden.
Met de proefvelden, zooals die hier behandeld
worden, had spreker niet veel opmeer met de
Belgische.
Overigens raadde hjj den landbouwers aan op
eigen gronden proeven te nemen, en zelfstandig te
oordeelen. Wanneer zij, alle conservatisme in deze
latende varen, zjjne wenken opvolgden, twijfelde
spreker geen oogenblik of de uitkomst zou ver
rassend zijn.
Hiermee eindigde dhr Marlet zijne boeiende in-
provisatie die hem den dank van ailen bezorgde.
ProvBlad no. 101 bevat een besluit van Ge
deputeerde Staten van Zeeland om, overwegende,
dat het mond - en klauwzeer zich in de pro
vincie blijft uitbreiden, en dat alzoo op grond van
art. 24 van het provinciaal reglement betreffende
den veeartsenijkundigen dienst en politie, nadere wij
ziging moet worden gebracht in het besluit van 2
Maart 1894, no. 97, voor de geheele provincie in te
trekken de ontheffing van de verplichting tot keu
ring, alvorens vergunning wordt verleend tot het
vervoeren van rundvee uit een der in art. 20 van
het reglement genoemde onderdeelen der provincie
naar een ander.
Teneinde de oude muntbiljetten van
f 10 aan den omloop te onttrekken, is aan 's Rijks
kantoren van ontvang een uitnoodiging gericht, om
deze na ontvangst niet meer uit te geven, doch ze
te storten bjj de betaalmeesters.
De ring Edam heeft, op zjjn verzoek om in
lichting omtrent de vraag, of het inkomen
van ringpredikanten ter zake van de waar
neming van den dienst in eene vacature al dan niet
behoort tot de inkomsten wegens tijdelijke werk
zaamheden, bedoeld bij art. 4 2 der wet van 2
October 1893 Staatsblad 149), van den minister van
financiën bericht ontvangen, dat bedoelde werkzaam
heden volgens de reglementen van het Nederlandsch
Hervormde kerkgenootschap behooren tot de ambts
verrichtingen van een predikant, en dat derhalve de
daaruit verkregen inkomsten niet zjjn te beschouwen
als inkomsten wegens tijdelijke werkzaamheden.
Werkstaking; van Typografen.
Nadat op de Zuid-Hollandsche boek- en handels
drukkerij te 's-Gravenhage het werk reeds gedeeltelijk
hervat was, daartoe in staat gesteld door van elders
gekomen en reeds aangenomen personeel, hebben de
werkstakers zich en club bereid verklaard den arbeid
te hervatten, mits eene vorhooging van loon in uit
zicht gesteld worde, terwijl de eisch van bepaling
van het loon naar leeftijd door hen is losgelaten.
De directeur wenscht echter in geen onderhande
lingen te treden en het personeel in zjjn geheel,
zooals het vertrok, niet meer in dienst te nemen.
Zjj die het initiatief tot de plotselinge werkstaking
en daarna de leiding ervan in handen namen, zoo
wel als zjj die kort vóór hun vertrek van het por
tret van eene hooggeplaatste persoonlijkheid eene
spotprent maakten en dit in het drukkerij lokaal
tegen den wand plakten, worden door hem geacht
onherroepelijk te zijn onslagen.
De werkstakende gezellen ter drukkerjj van de
heeren Gebr. Van Langenhuijzen, te 's-Gravenhago,
hebben gistermiddag allen het werk hervat, in het
vertrouwen dat de commissie uit patroons, die een
onderzoek naar eene mogelijke loonsverhooging zon
instellen, zooveel mogelijk op de belangen der ge
zellen zal acht geven.
De Nederlandsche Financier, dagelijksche beurs-
courant, wordt nu geheel gezet met de zetmachine
Linotype". Dit is het eerste blad op het vasteland
dat gebruik maakt van zulk eene machine.
Maandag staakten te Groningen de gezellen op
de drukkerijen van de heeren de Waal, Schut en
de firma Erven B. v. d. Kamp het werk.
Kerkelijke Zaken en Onderwijs.
A. s. Zondag 14 October des avonds te half
zes uren hoopt ds. C. R. Van Lelyveld alhier zijn
intrede te doen, na des voormiddags bevestigd te
zijn door ds. C. Van Koetsveld alhier.