1804 N°. 55.
Donderdag 10 Mei.
81ste jaargang.
FEUILLETON.
Het raadsel van Hildburghausen.
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond,
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Go9s, 1,75.
Afzonderlijke nommers 5 cent; met bijblad 10 cent.
Behalve aan ons Bureau worden Abonnementen en Advertentiën voor dit blad
aangenomen bjj de heeren Nijgh Van DiTMx.it te Rotterdam en verder
bjj alle Boekverkoopers en Brievengaarders,
Inzending van advertentiën voor uren op den dag der uitgave.
De prjjs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 ets.
Bg directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prjjs
slechts tweemaal berekend.
Geboorte-, huweljjks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen worden van 110 regels a f 1,berekend.
Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ct.
Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel.
Het nieuwe Kabinet.
De Staatscourant bevat thans de benoeming der
nieuwe ministers, waaruit blijkt, dat het Kabinet
samengesteld is als volgt: Roëll Buitenl. Zaken, Van
der Kaay Justitie, Van Houten Binnenl. Zaken, Van
der Wijck Marine, Sprenger van Eyk Financiën,
Schneider Oorlog, Van der Sleijden Waterstaat,
Bergsma, oud-lid Raad van Indië, Koloniën.
Zoo is dan het nieuwe ministerie gereed. De eerste
indruk, dien de samenstelling ervan teweeg brengt,
moet, dunkt ons, zijn, dat we inderdaad met een
»kieswet"-ministerie te doen hebben. Gelijk in het
vorige Kabinet de heer Tak als het ware cachet
daaraan gaf, zoo is het thans ongetwijfeld de keer
Van Houten, die zijn stempel op het ininisterie-Roëll
drukt. Behalve het hoofd van het ministerie, zonder
vooi behoud een sieraad daarvan te noemen, heeft
geen der andere bewindslieden, zoover wij weten,
op het gebied van den tak van staatszorg, die thans
aan zijne bijzondere hoede wordt toevertrouwd, ge
noeg gepresteerd, om hem daar eene krachtige figuur
te doen zijn of daar groote hervormingen van hem
te mogen verwachten.
Misschien zou men hiervan moeten uitzonderen
den heer Sprenger van Eyk, die, althans in de laatste
jaren, op financiëel gebied meermalen als autoriteit
is opgetreden. Maar als men daarbij bedenkt, dat
hij dan steeds optrad als »der Geist der stets ver-
neint", met zijne volle kracht stond tegenover den
heer Pierson, en dat hij soms de meest scherpe
critiek over diens wetten uitsprak, dan kan het bij
de velen, die den arbeid van minister Pierson hebben
toegejuicht, slechts een pijnlijk gevoel wekken, dat
juist de heer Sprenger van Eyk geroepen is ge
worden Pierson's opvolger te zijn, diens wetten
grootendeels uit te voeren en ons te begiftigen met
een herziening van het personeel. In elk geval zal
nu moeten blijken of de heer Sprenger van Eyk
even goed wetten maken kan als haar critiseeren
of vernemen".
Of van minister Schneider eene wet op den per
soonlijken dienstplicht mag worden verwacht We
betwijfelen het, afgaande op de verklaring der ka
tholieke bladen, dat hij bovenal een »goed" katho
liek is. Hoe de heer V. d. Sleijden staat tegenover
het Zuiderzee-vraagstuk tis ons onbekend, evenmin
als we weten of de heer Bergsma werkelijk als
minister den Koloniën tea zegen zal zijn.
We gelooven om al deze redenen, dat we recht
hebben om te beweren, dat ook ditmaal de minis
ter van Binnenlandsche Zaken de man is, die het
meest actief zal moeten optreden, en dat de »kieswet-
Yan Houten" de hoofdschotel zal zijn, die door dit
Kabinet zal worden opgedischt.
Met belangstelling zal zeker de natie die kieswet
verbeiden. De eigenaardige positie, die de heer Van
Houten bij het jongste kiesrechtdebat heeft inge
nomen, de critiek, die hij in zijne staatkundige
brieven voortdurend heeft geleverd, hebben onge
twijfeld bij velen de sympathie voor zijn persoon
niet verhoogd Maar toch is het voor de niet on-
verzoenlgke finale kiesrechtuitbreiders, waaronder
wij wenschen geacht te worden te behooren, een
troost, dat de heer Van Houten in zijne geschriften
meermalen getoond heeft werkelijk te willen gaan
tot aan de uit eiste grens, die zjjne opvatting ge
doogt, en dat, waar we niet konden krijgen eene
finale uitbreiding in éenen, we toch vermoedelijk
zullen begiftigd worden met eene uitbreiding met
slechts éene étappe, eene uitbreiding, die ons dus
een kiezerscorps zal geven, dat ongetwijfeld eene
Naar het Duitsch van A. E. Brachvogel.
3) Vervolg.
Zoodra ons gezelschap bij de herberg aangekomen
was, kwam Schnipfert naar buiten en zeide zachtjes
tot zijn chef: »Zij gingen beiden zooeven zijwaarts
het bosch in. Zierl liet een briefje bij den waard
achter, waarin hij meldt, dat hij hen gevolgd is en
volgens uwe orders handelen zal."
t> Dan hebben wij geen tijd te verliezen 1 Is hun
bediende bij hen
»Die zit binnen bij een glas bier, na eerst de
paarden te hebben uitgespannen."
»Dan blijf jij hier om te zorgen, dat zonder mijne
toestemming het rijtuig niet wegrijdt. Neem den
waard in den arm en zeg hem dat hij zijne ver
gunning verliest als hij mijne orders niet opvolgt.
Maar wek geen opzien, tenzij de knecht zich mocht
willen verzetten."
»Er zal niets aan mankeeren, mijnheer. Hier zullen
we ze eindelijk wel te pakken krijgen."
vertegenwoordiging zal kiezen, die ons in eens tot
eene finale uitbreiding zal brengen.
Hoewel dit ministerie ons minder krachtig toe
schijnt dan het vorige is het in de gegeven omstan
digheden het beste wat we W9nscben kunnen. Daarom
begroeten we het niet zonder sympathie en drukken
we de hoop uit, dat het er in moge slagen Neder
land binnen den kortst mogelijken tijd te geven,
waarvoor het is in het leven geroepen eene kieswet
tot aan de uiterste grensterwijl we voorts ver
trouwen, dat de Takkianen in de Kamer in het be
lang van land en volk met de overige liberalen
zullen willen medewerken om middelerwijl op elk
ander gebied van wetgeving het ministerie krachtig
te steunen en door samenwerking de aanstaande
periode op wetgevend gebied vruchtdragend te doen
zijn.
Omtrent de loopbaan der nieuwe Mi
nisters kan het volgend beknopt overzicht wor
den gegeven
Jhr. mr. J. R e 1150 jaar oud, samensteller en
hoofd van het Kabinet, Minister van Buitenl. Zaken,
was eerst commies ter provinciale griffie te Utrecht,
daarna griffier der Staten van Zuid-Holland. In
Utrecht werd hij tot lid van de Tweede Kamer ge
kozen en herhaaldelijk herkozen.
De heer Röell was korten tijd lid van de Eerste
Kamer en lid der Staatscommissie voor de Grond
wetsherziening van 1887 en is secretaris van Hr.
Ms. voogdijraad.
Mr. W. Van der Kaag, 63 jaar, Minister
van Justitie, was achtereenvolgens rechter in de
Rechtbank te Alkmaar, daarna Kantonrechter te
Leiden. Van daar werd hij laatstelijk naar 's-Graven-
hage verplaatst als raadsheer in het Gerechtshof.
Alkmaar vaardigde hem steeds naar de Tweede Kamer
af, waar hij tot verleden jaar de leider was van de
liberale Kamerclub. In zijn voormalige woonplaats
Alkmaar gaf hg ook leiding aan het politieke leven
en schreef hij geruimen tijd de leiding-artikelen in
de Alkmaarsche Ct.
Mr. S. Van Houten, 57 jaar, Minister van
Binnenlandsche Zaken. Zijn 25jarige parlementaire
loopbaan, gedurende welke hij tot aan de jongste
ontbinding voor Groningen, zijn geboortestad, zitting
had, is voldoende bekend.
Jhr. H. M. Van der Wijck, oud circa 51
jaar, Minister van Marine, secretaris-generaal van
dat Departement sedert 1 Oct. 1883, nadat hij als
officier bij de zeemacht gediend had.
Mr. J. P. Sprenger van E ij k, 52 jaar, Mi
nister van Financiën, is zijn loopbaan begonnen als
ambtenaar aan dat Departement en werd toen uit
gezonden naar Oost-Indië, alwaar hij optrad ter
organisatie van het belastingwezen. In Indië be
kleedde hij de betrekkingen van inspecteur en direc
teur van financiën, werd lid van den Raad van Indië
en in deze waardigheid in 1884 naar het moeder
land geroepen, om als Minister van Koloniën plaats
te nemen in het derde Ministerie-Heemskerk.
Luitenant-generaal C. D. H. Schneider, 61
jaar, Minister van Oorlog, adjudant der Koningin in
buitengewonen dienst, is eerst eenige maanden ge
leden gepensioneerd in zijn rang en als inspecteur
van het wapen der artillerie.
Ph. W. Van der Sleijden, Minister van
Waterstaat, Handel en Nijverheid, behoort tot het
korps ingenieurs van 's Rijks Waterstaat en was
laatstelijk hoofdingenieur 2e kl. te Maastricht. Toen
hij ingenieur was bij het rivierbeheer te Arnhem
Stepples knikte en voegde zich bij zijn gezelschap.
«Komt, laten we eerst eene wandeling in het bosch
gaan makenlater op den dag is het niet meer
zulk eene aangename temperatuur."
Terwijl hg dit zeide, dwaalden zijne oogen langs
den grond alsof hij het niet met zichzelf eens was
welken kant zij zouden gaan. Een oogenblik later
liet hij een zachthmhooren, bood de gravin von
Berlichiugen den arm en ging zonder aarzelen linksaf,
langs de schutting van den tuin en sloeg een be
schaduwd pad in, dat om den voet der ruïne naar
het bosch afdaalde.
»Zijt gij zoo zeker van den weg, dien het onbe
kende paar genomen heeft, directeur?"
Volkomen zeker. Wanneer we verder zijn, zult
u hun spoor zien."
Zelfs hier zoeken ze de eenzaamheid" merkte
Hulda op, want geen sterveling schijnt aüders dezen
weg te nemen."
»Natuurlgk, kind! Wanneer ze zich zelfs niet op
straat durven vertoonen, zullen ze zich allerminst
aan de blikken van het Zondagspubliek blootstellen."
>Kijk, hier is het wéér, gravin!" riep Stepples.
»Ziet u die snippers papier? Die zijn van verjaarde
akten afgescheurd door den agent Zierl, die ze,
terwijl hij onze vreemdelingen nasloop, voor mg
heeft gestrooid. Zoo kan een verjaard processtuk nog
werd hij voor die stad gekozen tot lid van de Tweede
Kamer. Hg was lid van de eerste enquöte-commissie.
Mr. J. H. Bergsma, 56 jaar, Minister van
Koloniën, oud-lid van den Raad van Indië, was, na
in 1862 te zijn uitgezonden als ambtenaar le kl.
bij den burgerlijken dienst, werkzaam bij de rech
terlijke macht in Indië o. a. als auditeur-militair;
officier van justitie; substituut-officier bij den Raad
van Justitie te Samarang; lid van dit rechtscollege; 1
omgaand rechtervoorzitter van de landraden in
Batavia; secretaris van het departement van justitie J
en korten tijd daarna waarnemend directeur van dat
Departement, raadsheer in het Hooggerechtshof, al
gemeen secretaris van bet Gouvernement en lid van
den Raad van Indië, uit welke betrekking hij op
zijn verzoek in Juni 1893 eervol werd ontslagen.
Sedert dien tijd was hij lid der centrale commissie
voor de statistiek.
Alle leden van het Kabinet, behalve de Minister
van Waterstaat, zijn ridder der orde van den Neder-
landschen Leeuw.
GOES, 9 Mei 1894.
Naar men ons mededeelt is de uitvoering der
kinder-cantate »Michiel Adriaansz. de Ruyter"
alhier bepaald op Dinsdag 5 Juni a. s.
llorsele. In de Maandag alhier gehouden ver
gadering van den Dijkraad kwam in de
eerste plaats ter tafel een schrijven van heeren Ge
deputeerde Staten betreffende art. 5 der onlangs
vastgestelde voorwaarden van verpachting der Inlaag-
kade c. a. te Ellewoudsdijk. In overeenstemming
met de opmerking besloot de Dijkraad verbod te
stellen op het beweiden van den dijk en zijne bermen
met paarden.
Vervolgens werd aan de orde gesteld eene om
schrijving van werken tot verdediging van den oever
tusschen de peilraaien 48fos en 50 te Borsele, waar
van de kosten waren geraamd op ruim f 31000.
De Dijkraad kon zich met het voorstel niet ver
eenigen omdat de werken naar zijn oordeel te ver
uit den wal zouden worden uitgevoerd.
Door het bestuur werd aan de vergadering mede
gedeeld dat machtiging is verleend om de aanbe
steding van de vergrooting der directiekeet te Bor
sele voortebereiden.
Daar het nieuwe dienstjaar reeds is ingetreden en
nog geen vooruitzicht bestaat op aanbesteding der
onderhoudswerken stelde een lid voor, na vernomen
te hebben dat het bestek nog niet is goedgekeurd,
het Bestuur op te dragen eene spoedige aanbesteding
zooveel mogelijk te bevorderen.
Bij Kon. besl. zijn benoemd in het bestuur
van het waterschap Nieuw-Bommenede, tot dijkgraaf
J. Van der B ij 1tot gezworenen W. Mol en
J. A. B o 11 e.
Door de departementen der Maatschappij tot
Nut van 't Algemeen zijn tot leden van het hoofd
bestuur benoemd en hebben die benoeming aange
nomen de heeren P. H. H ug en h o 11 z Jr. te
Amsterdam, mr. E. Fokker te Middelburg en
J. A. B h r i n g e r te Maastricht, respectievelijk
met 621, 609 en 612 stemmen.
Naar het Vaderland meldt, is mr. C. P ij n-
acker Hordijk door den heer Röell, terstond
nadat deze met de Kabinetsformatie was belast, aan
gezocht om als Minister van Binnenlandsche Zaken
op te treden. De oud-Gouverneur-Generaal heeft
goede diensten bewijzen voor een nieuw onderzoek
»Dat is goed bedacht, mijn vriend. Ik maak u
mijn compliment", lachte de gravin, terwijl ook zij
nu aandachtig het spoor der witte papiersnippers
volgde, dat langs het eenzame pad voerde, tot het
eensklaps links omhoog liep en tusschen de struiken
verloren ging.
»Ik zal met de gravin vooruitgaan, zwager" zeide
Stepples. »Volg gij langzaam met de anderen, het
klimmen zal de oudere dames niet meer zoo gemak
kelijk vallen."
»Voor de rust van den staat moeten ze anders
maar een paar zweetdroppels kunnen offeren" ant
woordde Kannle. »Als ge de vreemdelingen ontdekt,
laat me dan door Zierl waarschuwen."
De directeur van politie besteeg met de gravin
het bergpad, ijverig het spoor der papiersnippers
volgende. De weg was steil en het gaan door de
struiken niet bijzonder aangenaam. Toen zij den top
naderden, stonden de parels op hun voorhoofd."
»Pas op, dat u geen kou vat, gravin 1 Het zal
daarboven tochtig zijn en ge zijfc voor dit seizoen
wel wat licht gekleed
Gravin Von Berlichingen trok haar lange shawl
vaster om de schouders en sloeg haar nog eens om
den hals. Stepples streek galant de beide einden
over haar schouders en borst glad, waarbij hij nog
echter, zoowel om politieke als particuliere redenen,
geweigerd eenige portefeuille te aanvaarden.
In eeno beschouwing over den po-
ïitieken toestand in het Vaderland komt de
hoogleeraar J. De Louter o. a. ook op tegen de
ondoordachte woorden van den heer Van Houten,
dat de wetenschap zich moet houden buiten de po
litiek en schade lijdt als haar vertegenwoordiging
voortdurend een oog op het staatsbedrijf gevestigd
houdt.
De waardigheid van mijn ambt verbiedt mij, zegt
de hoogleeraar, stilzwijgend te berusten in de stel
ling van den heer Van Houten.
»Is er iemand met gezond verstand te vinden, die
in koelen bloede durft beweren, dat een hoogleeraar
in het Nederlandsch Staatsrecht zijn ambtsplicht
verzaakt, indien hij openlijk zijn meening zegt over
de interpretatie van een artikel der Ned. Grondwet,
die het gansche land in beweging brengt dat
de wetenschap te Leiden schade heeft geleden, door
dien de onvergeteljjke prof. Buys jarenlang twee
oogen op het staatsbedrijf gevestigd hield en daar
van de treffendste bewijzen leverde dat Neder
land er wel bij zou varen, indien, evenals in Frank
rijk en de Vereenigde Staten, mannen van weten
schap zich aan het staatkundig leven onttrokken en
dit overlieten aan de politiciens politiciansvan be
roep Mij dunkt, in de vragen ligt het antwoord
opgesloten. De waarheid vordert een niet minder
krachtig protest tegen de voorstelling van den brief
schrijver, alsof deze hoogleeraren zich uitsluitend
door politieke meeningen hadden laten meevoeren.
Na die bewering ontzenuwd te hebben gaat de
heer De Louter voort
»Niets vervult mij in dezen ongelukkigen strijd
met meer smart en weerzin, dan dat de wetenschap,
welker blazoen ik onbesmet uit den strijd poogde
te redden en met warmte heb verdedigd, op deze
wijze door het slijk is gesleurd. Doch thans geen
woord meer hierover. Ik koester de vaste overtui
ging, dat de tijd niet verre is, dat niemand meer
het ontwerp der Regeering van Grondwetschennis
in den waren zin des woord zal beschuldigen, even
min als de 80 voorstemmers van art. 3."
Hij acht het oogenblik gekomen om elkander over
de gevallenen heen de broederhand te reiken, en
zulk eeno verzoening is niet onmogelijk.
Waar, zegt bij, de heer Röell zijn best doet zijn
kiezers te beduiden, dat hg met zijn medestanders
een uitbreiding van het aantal kiezers van 300,000
tot 650,000 in plaats van, zooals de Regeering
wil, tot ruim 800,000 beoogt, daar kan het voor
de voorstanders eener ruimere uitbreiding niet on
mogelijk zijn, hem de hand te reiken tot tenuitvoer
legging van zijn denkbeelden. Waar 80 leden zich
verklaarden vóór het beginsel, om onderhoud voor
zich en zijn gezin als het grondwettig kenteeken van
geschiktheid en welstand te beschouwen, kan het
niet uitblijven, of eenig aannemelijk bewijs daarvan
moet door hen gevonden worden."
Hij zelf geeft het volgende denkbeeld aan. »Kan
niet een schriftelijke en onderteekende verklaring
van iederen kiezer worden gevorderd, dat hij uit
eigen middelen of door eigen arbeid in het onder
houd van zich en zijn gezin voorziet? Burgemeester
en wethouders beoordeelen de verklaringen, voor
zoover de te hunner beschikking staande gegevens
dit toelaten, en maken dienovereenkomstig de kie
zerslijsten voorloopig op. Ieder is bevoegd daartegen
bezwaren in te brengen, een eenvoudige procedure
beslist de geschillen."
rooder werd en toen knoopte zij ze vlug van achter
vast, gaf hem een tik tegen de wang, ontnam hem
haar parasol en klom snel naar boven. Stepples
volgde haar.
Nauwelijks hadden zij den top bereikt of ze zagen
Zierl op een boomstam zitten, recht voor zich uit
naar beneden kijkende. Bg hunne nadering draaide
hij het hoofd om, hief de hand op ten teeken, dat ze
stil moesten zijn en naderde iu gebukte houding.
»Daar beneden wandelen ze" fluisterde hij. »Ze
heeft haar sluier omhoog gedaanAls we voorzichtig
naderen, kunt u ze juist zien 1"
»Goed, de hoofdzaak is, dat ze ons niet ontsnappen.
Volg het spoor terug naar mijn zwager, den geheim
raad, en geleid hem en de dames rechts om den
heuvel in de laagte, zoodat wij ze aan twee zijden
insluiten
»Dat zal gauw genoeg gebeurd zijn. Ik ken hier
iederen struik, want ik ben jaren lang jachtopzichter
Zierl snelde weg. Stepples en zijne dame slopen
langzaam en in elkaar gedoken naar den heuvelrand
en keken over de boomtoppen der helling naar om
laag. Het dal vernauwde zich naar rechts, maar in
het midden vormde het een tamelijk ruime bosch-
weide zonder boomen, waardoor een kabbelend beekje
stroomde, dat mot roode en blauwe herfstbloemen