L894 N°. 53.
Zaterdag 5 Mei,
81s"' jaargang.
Het raadsel van Hildburghausen.
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrgdagavond,
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, j 1,75.
Afzonderlijke noinmers 5 cent; inet bijblad 10 cent.
Behalve aan ons Bureau worden Abonnementen en Advertentiën voor dit blad
aangenomen bg do heeren Nijgh Van Ditmab te Rotterdam en verder
bg alle Boekverkoopers en Brievengaaiders»
De prgs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 ets.
Bg directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs
slechts tweemaal berekend.
Geboorte-, huwelyks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen worden van 110 regels a f 1,berekend.
Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 et.
Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel.
Inzending van advertentien vóór 8 uren op «ten daar der wftcfave.
De Kiezsrsli] sten
van al cïo ONDERKIESDISTRICTEN zijn ingekomen ea ter
Secretarie gedeponeerd, alwaar zij dagelijks met uitzondering
'4 n Zon- en Peeatdtgea, van 's morgeus 9 tot 'a namiddags
1 uren, door iedere n kunnen worden geraadpleegd.
Goes, den 4 Mri 189-i.
De Voorzitter van het hoofdkieadistrict Goes,
J. G. d. W. IIAMER.
Nogmaals Kuyper-Lokman.
Vermoedelijk gedachtig aan het bekende»de
vrienden van mijne vrienden zijn mijne vrienden"
achtte de Midd. Ct. zich verleden week geroepen
dr. Kuyper in bescherming te nemen tegen onze
beschuldiging, dat deze ten opzichte van de verkie
zing voor het district Goes met twee maten gemeten
en aanzien des persoons betoond had door den heer
Lobman uit te zonderen van het vonnis dat dr. K.
over al de tegenstanders van de kieswet-Tak had
uitgesproken.
Wij hadden die bestrijding van ons beweren in
de M. Ct. wel opgemerkt, doch wij verwachtten, dat
dr. Kuyper zelf wel eene handiger weerlegging zou
leveren zoo hij zich tot weerlegging geroepen achtte.
Nu dr. K. zich nederig refereert aan wat de M.
Ct. voor hem geliefde te zeggen, moeten ook wij het
daarmede doen en dan mogen wij wel aannemen,
dat dr. K. deze quasi-verdediging aangrijpt omdat
zelfs hij geene kans ziet zich uit deze impasse" te
helpen.
De bedoelde, nu door dr. Kuyper geaccepteerde
wederlegging luidt als volgt
»Wij nemen de gelegenheid te baat om over
een enkel punt, dr. Kuyper rakende, iets in 't
midden te brengen. Het betreft zijne houding,
tegenover het district Goes aangenomen. Over zijn
zwijgen inzake de verkiezing en de herstemming
daar is hij hard gevallen.
Ons dunkt ten onrechte.
Wij gelooven dat hij door zijn zwijgen tegen
over een man als zijn vriend en geestverwant
Lohman, na al hetgeen er voorgevallen was, het
grootste bewijs gaf van zijn tact en zijne zelf
verloochening.
Daarom konden wij ons zeer goed voorstellen,
dat hg liever in 't geheel geen woord wijdde
aan het district Goes dan een onherstelbare breuk
teweeg te brengen tusschen hem en een man, die
altijd eene eereplaats zal big ven innemen in de
anti-revolutionaire partij.
Zoo zouden zeker alle leiders, van welke partij
ook, doen."
De houding van dr. K. in dezen moet dus tact
en zelfverloochening heeten hij mocht geene onher
stelbare breuk teweegbrengen tusschen hem en een
man, die altijd eene eereplaats in de antirevolutionaire
partij zal innemen
Dit laatste is onbetwistbaar waar, maar heeft dr.
Kuyper geschroomd die breuk te provoceeren tus
schen hem en andere sieraden der antirevolut. partij
Heeft dr. K. niet bij de eerste stemming aange
raden op Huvers te stemmen? Waarom raadde hij
dan niet bij de herstemming aan te stemmen op
Stigter Beiden stonden om het door dr. Kuyper
verdedigde beginsel tegenover Lohman en volgens dr.
FEUILLETOH.
Naar het Duitsch van A. E. Beaciivogel.
EERSTE HOOFDSTUK.
Het keurvorstendom Wurtemberg drong in het
begin dezer eeuw, en dus ook in het jaar 1803,
waarin ons verhaal aanvangt, met een scherpe punt
in het gebied van den opperdrost van Meckmühl,
dat noordwaarts van eerstgenoemd rijk gelegen was.
Achter het vriendelijke stadje Heilbronn vereenigde
zich de eindeloos kronkelende Neckar met de brui
sende Kocher en met de Jaxt, die westelijk daarvan
uit de stille dalen van het woudgebergte ontspringen.
Aan de Jaxt ligt Jaxthausen, een dorp met een
kasteel, dat reeds meer dan vijf eeuwen aan de
heeren van Berlichingen toebehoorde. Aan den oever
van de Kocher, aan de andere zijde van het bosch,
stond de ruïne Lichteneck op een bergtop, en niet
ver van daar lag het stadje Ingelfingen, de residentie
van den vors telg ken graaf van Hohenlohe.
Onder al de miniatuurstaatjes van het heilige
Roomsche Keizerrijk was Ingelfingen zeker een der
kleinste, en van eene hofhouding was er dan ook
niet veel meer te bespeuren. Zijne Hoogheid, de
regeerende vorst, was sedert 1760 in Pruisischen
dienst, zijne naaste familie woonde op landgoederen
Kuyper moest immers ditmaal niet gelet worden
op de gewone partij-verdeelingen?
Tact moge het zijn om een man als Lohman, die
zijn tegenstander staat en in dezen scherp tegen
dr. K. is opgetreden, niet geheel aftestooten, maar
mag zulk een soort tact aangewend worden wanneer
het beginselen betreft, welker toepassing men in het
waarachtig belang des lands acht?
Wat de zelfverloochening hierbij doöt vatten wij
niet juist.
Niet de persoon van dr. Kuyper toch, die zijne
eigene neigingen ten offer brengt, is hier in 't spel.
Wij hebben te doen met, den tot vóór deze verkie
zing erkenden leider eener partijdie zich op de
deputaten-vergadering verklaard had voor eene rich
ting, welke in dezen niet was die van dhr. Lobman.
In plaats van met zelfverloochening hebben wij dus
hier te doen met eene politieke verloochening van
wat de eigene partij wilde om zoodoende den per
soon van den tegenstander Ge sparen.
Ons dunkt dan ook, dat de beschuldiging van
aanzien des persoons" op merkwaardige wijze is
bevestigd geworden.
Al de onderteekenaars van het bekende manifest
tegen de Standaard zijn door dr. K. onderhanden
genomen, sommigen door zijn toedoen als Kamerlid
voor het oogenblik afgemaakt, alleen dhr. Lohman
bleef onbestreden, en zelfs op eene uitdaging door
bekende leiders in ons district om tegen de candi-
datuur-Lohman op te treden, bewaarde dr. K. het
stilzwijgen.
Het is mogelijk, dat dit alles »tact en zelfverlooche
ning" moet heeten, maar het heeft al den schijn of
den antirevolutionairen leider voortdurend het plaatje
voor oogen heeft gezweefd, dat onlangs Uilenspiegel
te zien gaf, waarop dhr. Lohman in eene bokspartij
dr. K. had ter aarde geworpen, terwijl een breedo
kring van Zuid-Bevelandsche kiezers met welgevallen
naar dien uitslag van den strijd stond te kijken.
En wat de M. Ct. betreftWaarom heeft zij, die
zooveel »tact en zelfverloochening" weet te waar-
deeren bij dr. K., dan ook niet eens een woord van
lof over gehad voor die bladen der eigen partij, die
de candidatuur handhaafden van mannen als Roëll,
De Beaufort, Gleichman e. a., die toch zeker ook
altijd eene eereplaats zullen blijven bekleeden" in
de liberale partij
GOES, 4 Mei 1894.
Gisteren hield de Vereeniging van bur
gemeesters en secretarissen in Zuid
en Noord -Beveland hare voorjaarsvergade
ring in het Cafó Hartman" alhier.
In die vergadering werd o. a. gelezen een rapport
omtrent de opgerichte Vereeniging tot het doen van
uitkeering op 65-jarigen leeftijd, waaruit bleek dat
die vereeniging thans 82 leden telt.
Nadat de rekening over het afgeloopen jaar was
goedgekeurd in ontvang op f 201,85 en in uitgaaf
op f 150,40, alzoo met een goed slot van f 51,45,
werd besloten aan do zomervergadering te verbinden
een tocht naar Antwerpen, waarvoor uit de kas der
vereeniging werd toegestaan een crediet van vijftig
gulden en aan eene commissie de voorbereiding voor
de uitvoering van dit besluit werd opgedragen.
Tot lid van het bestuur werd daarna herkozen
de heer J. J. Van Gorsel, burgemeester van Rilland-
in Silezië en zijne overige verwanten in Wurtemberg.
Ingelfingen werd niet meer geregeerd, alleen ge
administreerd.
Bij de verwarringdie er op politiek gebied
heersehte in Europa, waarbij oude rijken verdwenen
en nieuwe werden gesticht, gevoelde men in Ingel
fingen dan ook maar al te goed, dat het niet lang
meer duren zou of het miniatuurrijkje zou worden
opgeslokt, en het was meer de vraagwanneer en
hoe dan door wien Maar dit nam niet weg, dat
in den kring van ambtenaren en groot'waardigheids
bekleders de verwachte samensmelting of oplossing
met angst en schrik werd tegemoet gezien. Eene
vereenvoudiging in den staatsdienst zou allicht daar
van het gevolg kunnen zijn, eene menigte ambten
en betrekkingen zouden overbodig worden, die men
tot nutoe als eene oudheid had laten bestaan, of
die men onmisbaar achtte om de waardigheid van
het rijk Ingelfingen op te houden.
Maar als het kwaad dan toch niet meer te keeren
was, dan hoopte men ten minste, dat het zoo zacht
mogelijk zou optreden, en dat niemand anders dan
Wurtemberg de slokop zou zijn, die het Ingelfingen-
sche grondgebied zou verteren. Reeds sedert eeuwen
stonden de bewoners van het eene rijk in nauwe
betrekking tot die van het andere en het meeren-
deel van de familie Hohenlohe had te Stuttgart
grooten invloed. Bovendien was Wurtemberg een
van de weinige landen, die in de toenmalige oorlogen
overwinningen hadden behaald, hetzij dan door het
toeval, hetzij door de dapperheid zijner vorsten. In
Bath, en gekozen jhr. U. E. Lewe van Nijenstein,
burgemeester van 's-Heer Arendskerke, in plaats van
den heer J. Veieeke, die niot meer in aanmerking
wenschte te komen.
Na de pauze was aan de orde de behandeling der
opgegeven vraagpunten.
Door den heer J. N. Elenbaassecretaris van
Krabbendijke, werd de bespreking ingeleid van de j
bepalingen in het reglement van orde voor de ver
gaderingen van den raad, waarbij het tijdstip van
die vergaderingen meer of min nauwkeurig wordt
vastgesteld. Hij noemde die bepalingen uit een
practisch oogpunt ondoelmatig en, van een theore-
tisch standpunt beschouwd, in strijd met de wet.
Worden bepaalde maanden of dagen voorgeschreven
voor eene vergadering dan zal het dikwijls voor
komen, dat geene onderwerpen of althans geene
van belang aan de orde zijn, of dat de behandeling
van onderwerpen, die meer of min spoedeischend zijn,
wordt uitgesteld. En daarbij kan een reglement met
zoodanige bepaling weinig stabiliteit bezitten, want,
wat heden eene geschikte dag is, kan het morgen
wel eens niet meer wezen. Men heeft dat bezwaar
uit den weg willen ruimen, door te bepalen, dat
^gewoonlijk" of rin den regel" de vergaderingen op
het aangewezen tijdstip zullen gehouden worden
doch juist de opneming van die woorden wijst er op,
dat de bepaling practisch ondoelmatig is. Bovendien
is zij in strijd met art. 41 der Gem.wet, dat het
beleggen der raadsvergadering tot taak van den
Burgemeester maakt. Zoowel het spraakgebruik als
de etimologische vorming wijzen voor het woord
beleggen" op eene handeling, die meer is dan eene
bloote herinnering aan een te voren door eene andere
macht vastgesteld tijdstip.
Maar er is meer. Art. 41 bevat eene drieledige
taak voor den burgemeester, nam.het beleggen der
vergadering, het schriftelijk oproepen der leden en
het openbaar bekend maken van hst beleggen der
vergadering. Indien nu al aangenomen wordt
iets wat ref. niet toegeeft dat het schriftelijk op
roepen van de leden het beleggen van de vergade
ring is, wat moet dan ter openbare kennis gebracht
worden Natuurlijk de dag en het uur, waartegen
eene vergadering is belegdzoodat het woord abe
leggen" hier klaarblgkelgk de beteekenis heeft van
het bepalen van dag en uur, voor de vergadering
bestemd. De duidelijke zin van art. 41 is dat de
burgemeester den dag en het uur der vergadering
bepaalt, de leden ter vergadering oproept en dit ter
openbare kennis brengt. Met een beroep op de
redevoering van den Min. van Binn. Zaken bij de
behandeling der gemeentewet in de Tweede Kamer,
constateert ref. dat juist het beieggen in de bepa
ling van den tijd der vergadering gelegen is. En
op het alzoo aan den burgemeester toegekende recht
mag door het reglement van orde geen inbreuk ge
maakt worden.
Na eenige discussie tusschen den ref. en den heer
Hartman waarbjj de laatste, op grond van de woor
den door den M. v. B. Z. in de Mem. van beant
woording gebezigd, de stelling verdedigde, dat voor
de bepaling van den tijd der zes verplichte vergade
ringen in li6t reglement van orde, eenige reden kan
bestaan, werd den ref. dank gezegd voor zijn door
wrocht referaat.
De heer J. Q. C. WabeJcesecretaris van Rilland-
ieder geval had het al den schijn alsof het in de
toekomst zich zou uitbreiden, ook met het grond
gebied van Ingelfingen.
Naarmate de overtuiging wortel schoot, dat het
veiligheidshalve zaak was zich onder de hoede van
een machtigeren staat te stellen, begon men de eigen
vorstelijke familie reeds als afgezet te beschouwen,
en de bedreigde ambtenaarswereld was bereids ijverig
aan het zoeken naar middelen om hare toekomst te ver
zekeren en zich zoo mogelijk onontbeerlijk te maken
bij den vermoedelijken nieuwen heerscher. Terwijl
men uiterlijk zich voordeed als volbloed aanhanger
van de familie Hohenlohe en den mond vol had
over de noodzakelijke onafhankelijkheid van Ingel
fingen, was men in zijn binnenste reeds geheel
Wurtembergsch en lette men angstvallig op iederen
wenk uit Stuttgart. Deze gedragslijn der Ingelfingers
was niet alleen begrijpelijk, maar ook zeer verstandig.
Het Duitsche rijk lag nu eenmaal te zieltogen en de
machthebbers in Europa waren bereids bezig voor
eene eerlijke begrafenis zorg te dragen. Derhalve
was het voor de nagelaten betrekkingen het beste,
dat zij trachtten den afgestorvene op de kalmste
wijze te betreuren en hun leed zoo g08d mogelijk
te verzetten.
Maar met dat leed en alle zorgen der Ingelfingers
spotten de blauwe hemel en de gouden zonneschijn,
die op een Zondagmiddag aan het einde van de
maand September van het jaar 1803 stad en land
verhelderenden. Zulk een sckoone dag lokt jong en
oud, rijk en arm naar buiten en een der meest
Bath, besprak vervolgens de bedoeling, van art. 10
en 11, in verband met art. 23 al. 2 der arbeidswet.
Ref. was van gevoelen, dat als een huisvader mot
de iu laatstgenoemd art. bedoelde personen in eigen
woning (dat is naar zijn oordeel in het door hem
bewoond huis) werkt, geen arbeidskaart of arbeids
lijst vereischt wordt.
Dit gevoelen vond tegenspraak. Als men het be
grip woning zoover uitstrekte, zou iemand, die een
groot huis bewoont, en een gedeelte daarvan tot
werkplaats inricht of, juister nog, iemand die fabriek
en woning onder éen dak heeft gebouwd, werkende
met de personen in art. 23 al. 2 aangewezen, zich
aan de controle der wet kunnen onttrekken. Tegen
over de rechten der ouderlijke macht, welke ref.
aanvoerde, staat juist de bescherming der vrouwen
en personen beneden 16 jaren, door de Rogeering
in de wet aan zich voorbehouden bij de verwaar-
loozing van die vrouwen en kinderen, door don
huisvader. De zin der wet is, naar het uitgedrukt
gevoelen deze, dat als een persoon in oen vertrek,
dat tevens tot woning dient, arbeid verricht of doet
verrichten door de personen, in art. 23 al. 2 ver
meld, arbeidskaart en lijst onnoodig zijn.
De heer J. M. Slegt, adjunct-commies ter Secre
tarie van Goes, behandelde nu »het huwelijk bij
volmacht", en besprak de onderscheidene bepalingen
van het Burgerlijk Wetb. nopens dit onderwerp.
Zijn referaat vond algemeene instemmingalleen
werd opgemerkt, dat de volmacht voor het voltrekken
van een huwelijk door een derde reeds kan verleend
worden, voordat aan de Koningin-Regentes dis
pensatie wordt gevraagd van de persoonlijke ver
schijning voor den A. v. d. B. S. tot voltrekking
van het huwelijk.
De heer H. G. Hartman Jz. wijdde een referaat
aan gemeentebesturen in dienst van hooger autori
teiten". Hij vond het inconsequent, dat, terwijl de
regeering circulaire op circulaire uitvaardigt tegen
misbruiken van d8n vrijdom van briefport voor
dienstzaken, zij zelve do gemeentebesturen gebruikt
als briefbestellers, door stukken, voor particulieren
bestemd, aan die besturen te zenden, niet alleen ter
uitreiking vau die stukken, maar ook, zooals in den
laatsten tijd veel gebeurt, tot voorschot van de port,
waarmede de brief is bezwaard, en tot inning van
de port, verdeeld over meerdere belanghebbenden,
voor wie in dien brief stukken werden toegezonden.
Ook verhaalde hij, als een staaltje hoe weinig hoogere
autoriteiten zelve de door hen uitgevaardigde voor
schriften behartigen of toepassen en tevens bij do
diensten, die de gemeentebesturen moeten bewijzen,
nog offers van de gemeentekas vragen, wat onlangs
bij de verkiezing van een lid der Tweede Kamer
in een district voorgevallen is.
Aan den gekozene werd het proces-verbaal der ope
ning van de stembriefjes per gefrankeerden brief over
gemaakt en deze, nogwel een voormalig minister,
zond eerst het bericht van ontvang en daarna de
verklaring, dat hij de benoeming aanneemt, per on-
gefrankeerden brief aan het betrokken stembureau,
zonder eenige aanwijzing, zelfs niet, dat het was een
aan port onderworpen dienstbrief. De gemeente kan
dus dubbel port voor beide stukken betalen.
In de bus werden zeven vragen gevonden, die allen
dadelijk door het bestuur werden in behandeling
gebracht.
geliefde uitspanningsplaatsen was dan het slot Lichte
neck met zijne vriendelijke en gastvrije herberg en
zijn schoon uitzicht over het woud. Talrijke scharen
trokken ook nu weder door de Sinteringerpoort
daarheen, en ook e9n gezelschap van zes personen,
dat zoo juist het regeeringsgebouw op de markt
had verlaten. Voorop liepen twee heeren. De een was
de regent van het rijk, geheimraad Theobald Kannle,
wien het bewustzijn, dat hij de hoogste staats
macht vertegenwoordigde, op het gelaat te lezen
stond. Ofschoon hij eerst in het begin van de
vijftig was, hadden de staatszorgen en hot onzicht
bare spook der verantwoordelijkheid zijne lange
magere gestalte gekromd en zijn hoofd geboden. De
ander was zijn zwager Gustaaf Stepples, het hoofd
der Ingelfingensche politie, wiens opgetrokken wenk
brauwen en gladgeschoren lippen de vereischte go-
strengheid aan zijn gelaat gaven. Zijne glinsterende,
grijze en zeer bewegelijke oogen, hadden iets listigs
en schenen alles tegelijk te zien, terwijl zij in het
donker even goede diensten konden verrichten als
die der katten, en ze zeker in staat waren om door
zijne kleederen heen iemand tot in het diepst der
ziel te lezen. Natuurlijk was Stepples een zeer ge
vreesd man en als hij zoo naast Kannle liep, met
den wandelstok met zwaren knop in do rechterhand
op den rug, was hij een beeld van vastberadenheid.
Achter deze beide grootmachten kwamen hunne
echtgenooten, twee zusters, die sprekend op elkaar
geleken, terwijl de stoet gesloten werd door twee
jongere dames, Hulda, de dochter van dea. regent