1894 N°. 27.
Zaterdag 3 Maart.
81ste jaargang.
Bij dit nommer behoort een bijvoegsel.
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond,
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, 1,75.
Afzonderlijke nommors 5 cent; met bijblad 10 cent.
Behalve aan ons Bureau worden Abonnementen on Advertentiën voor dit blad
aangenomen bjj de hoeren Nijgh Van Ditmak. te Botterdam en verder
bjj alle Boekverkoopers en Brievengaatders.
Inzending vAxi advertentiën voor 9 nreia op den dag; der uitgave
De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 ets.
Bg directe opgaaf yan driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prgs j
slechts tweemaal berekend.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen worden van 110 regels a f 1,berekend.
Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ct.
Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel.
Het Kiesrecht-debat.
nr.
Op artikel 4 is door den beer Vrolik een amen
dement voorgesteld, strekkende om aan de laatste
alinea van het artikel te laten voorafgaan eene
nieuwe bepaling, luidende
»niet den leeftijd van zeventig jaren overschreden
hebben".
De heeren Viruly Verbrugge en De Kanter hebben
thans hun amendement op art. 4 van het kiesrecht-
ontwerp in gewijzigden vorin voorgesteld.
De uitsluiting van het kiesrecht wegens ordever
storing en dronkenschap en wegens herhaalde ver
oordeeling tengevolge van dronkenschap, is nl. als
afzonderlijke bepaling achter de vierde alinea voor
gesteld, onafhankelijk van de uitsluiting ten gevolge
van veroordeeling wegens bedelarij, enz.
Het amendement, dat de vorige week in de lucht
zweefde en dat zonder zich te ontlasten in de Kamer
eene merkbare depressie deed ontstaan, is bljjkbaar
overgedreven zonder eenig spoor na te laten. Het
hierboven geciteerde amendement-Yrolik is zeker
niet het verwachte, en het zal vermoedeljjk wel
blijken ook niet het gewenschte te zijn, noch bij de
behandeling van art. 4, noch ook bij die van artikel 1,
waarbij het eventueel meer op zijne plaats zou zijn.
Evenmin kan als het te verwachten amendement,
zelfs maar bij benadering, worden beschouwd het bij
de meer conservatieve elementen der Kamerleden
weder op den voorgrond tredende denkbeeld om bet
kiesrecht te verbinden aan het betalen van belasting
en daarnaast aan het bezit van woning, eigendom
of zekere mate van geauthoriseerde kennis. Men
mocht het Woensdag voorstellen alsof een dergelijk
•telsel op eene meerderheid in de Kamer zou kun
nen rekenen, de geschiedenis der laatste maanden
heeft het eenigszins anders geleerd. De vroegere
amendementen, die bedoeld stelsel eenigszins voorop
stelden, zijn thans achterwege gebleven, juist omdat
ze geene groote sympathie konden wekken, en omdat
ze in het systeem der regeering niet pasten. De
heer Mees erkende het Dinsdag zelf, dat de onwel
willende houding tegenover die amendementen de
voorstellers ervan had doen afzien ze opnieuw in te
dienen, en zeker de heer Mees kan het weten. En
toch verklaarde de heer Van Kerkwjjk, bij een zjjner
gewone interrupties, aan den beer Hartogh, dat voor
een dergelijk stelsel een meerderheid te vinden zou
zgn.
Maar al is het verwachte amendement tot nu toe
niet gearriveerd, de behoefte er aan bleek toch deze
twee dagen bij velen te bestaan, niet het minst
bij den heer Micbiels van Verduijnen, die, nederig,
zich niet de aangewezen persoon achtende om het
voor te stellen, nochtans de juiste opmerking maakte,
dat, door een bepaald stelsel tegenover dat der re-
geering te plaatsen, de discussiën heel wat vrucht-
dragender zouden worden en spoediger blijken zou
welke richting de Kamer met de kiesrechtuitbrei-
ding wilde inslaan.
Voorzeker, uit dat oogpunt beschouwd, moeten
zelfs de grootste voorstanders van het regeerings-
ontwerp naar een wel geformuleerd tegenvoorstel
verlangen. Het zou de discussiën degelijker, prac-
tischer en korter maken, terwijl nu de meeste spre
kers vervallen in heen en weder praten, het oppe
ren van bezwaren tegen enkele onderdeelen van bet
in behandeling zijnde artikel, het verdedigen of
verwerpen van sommige amendementen, zonder dat
men met de behandeling van het ontwerp eene schrede
verder komt. Waar bovendien de voorstanders van
het regeeringsartikel zich uitermate beperken en
slechts enkelen hunner het woord voeren, wordt in
en buiten de Kamer de meening versterkt als of
metterdaad de oppositie grooter is dan vermoedelijk
zal blijken, terwjjl eindelijk ruimte wordt gelaten
voor de uiting van meeningen, die aan het belache
lijke grenzen, zooals die van den heer T. Mackay,
die het kiesrecht wilde verbinden aan een abonne
ment op de Handelingen der Staten-Generaal.
Men leide evenwel uit het bovenstaande niet af,
dat de debatten van jl. Dinsdag en Woensdag geen
enkel belangrijk moment zouden hebben opgeleverd.
Waar een tegenstander als de heer Mees aan het
woord is, kan men altjjd zeker zijn een kalm, waar
dig en degelijk woord van protest te hoorenen als
deze spreker er op wijst, dat het beginsel van art. 3
(voorzien in eigen onderhoud en dat van het gezin)
door artikel 4 wordt miskend, omdat tusschen beide
artikelen geen doorloopend verband bestaat, dan zal
zelfs de minister dit niet geheel kunnen ontkennen,
al deed de heer Goeman Borgesius Dinsdag zijn
uiterste best om die meening van den heer Mees
te weerleggen. Daarom ia het begrijpelijk, dat de
laatste in menig opzicht sympathiseert met het amen-
dement-Mackay, dat ook de heer Borgesius niet ge
heel verwerpelijk achtte.
Deze was overigens jl. Dinsdag woder bijzonder
gelukkig in zijne verdediging van het regeerings-
ontwerp. Hij bestreed daarbij in hoofdzaak den heer
Mees en betoogde, dat de vroegere meer conservatieve
amendementen thans niet moer kunnen dienen, om
dat ze niet passen in het stelsel van artikel 3. Na
de aanneming van dat artikel is de Kamer niet
meer vrijhet beginsel van art. 3 moet worden
vastgehouden bjj de uitwerking in art. 4. Alles
hangt af van wat men onder welstand verstaat. Dit
is bij art. 8 vastgesteld en nu mag men niet terug
treden door te eischen, dat nog een appeltje voor
den dorst overblijve. Iemand, die, zonder hulp van
anderen, het hoofd boven watör houdt, hoe moeilijk
misschien ook, is zelfstandiger dan bij, die zonder
zorgen leeft. En wanneer men beweert, dat niet het
regeeringsontwerp de alleruiterste grens is bereikt,
m. a. w. dat slechts bedeelden, en zij alleen, van
het kiesrecht blijven verstoken, dan wijst spr. erop,
dat Nederland ruim een millioen meerderjarige man
nelijke ingezetenen telt, en daarvan ongeveer 600,000
kiezer zullen worden. Zouden dan ruim 500,000
meerderjarige mannen in Nederlandj op eenigerlei
wjjze bedeeld worden Verder betoogde de heer
Borgesius, dat artikel 4 wel degelijk zich aansloot
bg artikel 3, mits men al de eischen in het artikel
met elkaar in verband beschouwt en niet in elk
onderdeel een bewijsgrond zoekt voor den vereischten
weistand. En nu over het hoofdbeginsel door de
aanneming van artikel 3 is beslist, moet gezocht
worden naar verdere overeenstemming. Daarom is hg,
voorstander van het regeeringsontwerp, bereid voor
verschillende amendementen te stemmen, o. a. voor
die van de heeren Tydeman en Viruly en voor de
alinea van het amendementMackay, waarbij de
veroordeeling van vrouw en kinderen wegens bede-
larjj geschrapt wordt als reden tot uitsluiting van
den man van het kiesreekt.
Men ziet hieruit, dat het ook aan degelijke, ernstige
redevoeringen, zoowel voor als tegen het ontwerp,
niet heeft ontbroken, en waar onze ruimte toch niet
gedoogt eiken spreker te behandelen, meenen we
voor het overige te kunnen volstaan met de mede-
deeling, dat verschillende onderdeelen van art. 4 en
van de amendementen meer of minder uitvoerig
werden behandeld. Zoo trad de heer E. Smidt, die
zeer kort, maar zeer goed het regeeringsartikel ver
dedigde, in eene beschouwing over de uitsluiting
van bedelaars en landloopers. Hij achtte het ameu-
dement-Mackay gelukkiger, omdat dit iemand, dis
in eene Rijkswerkinrichting is geplaatst geweest, nog
drie jaren na het verlaten daarvan van het kiesrecht
uitsluit, terwjjl d© regeering spreekt van drie jaren
na de veroordeeling. Maar bster nog zou hij vinden
eene uitbreiding van het amendement-Viruly in de
richting van het. bepaalde bij het amendement-Mackay.
Hiertegen kwam de heer Reekers in zekeren zin
op do termijn van drie jaren heeft voor hem geene
waarde en eigenlijk laat de gekeele alinea hem koud,
want de fout ligt daarin, dat men met het kiesrecht
zoo ver is afgedaald, dat er sprake kan zijn van
veroordeelde bedelaars. En waar nu het amendement-
Viruly z. i. in strijd is met de bepalingen der straf
wet, daar kan eene combinatie van die twee punten,
zooals de heer Smidt wil, hem allerminst bevredigen.
Een ander punt, dat tot beschouwingen aanleiding
gaf, was het amendement-Boëll c. s. betreffende het
genieten van gratis geneeskundige hulp. De heer
Kerdjjk achtte dit geene bedeeling en beriep zich
daarbij op artikel 25 der armenwet, terwijl hij
meende, dat bjj aanneming van het amendement-
Boëll ook het genieten van geheel of ten deele
kosteloos onderwijs tot uitsluiting van het kiesrecht
zou moeten leiden.
Een derde punt eindelijk, dat ter sprake kwam,
was de continuïteit der woning. Het was ook hierbij
dhr. Kerdjjk, die den heeren Mackay en Van Alphen
in overweging gaf hun amendement te wjjzigen in
dien zin, dat tweemaal verhuizen in één jaar geoor
loofd bleef, omdat dikwerf verhuisd wordt om redenen,
die met welstand of geschiktheid zelfs in geen ver
wijderd verband staan. Ook de onderscheiding in
dezen tusschen hen, die wel en die geene belasting
betalen, kwam hem in het amendemeat-Mackay on
gemotiveerd voor. Eerst wanneer het mogeljjk ware
te constateeren hoeveel verhuizingen het gevolg wa
ren van wanbetaling zou met volkomen juistheid
verband te treffen zjjn tusschen kiesrecht en conti
nuïteit van woning als kenmerk van welstand.
Eindelijk zij nog even gereleveerd, dat de heer
JE. Mackay het debat een oogenblik piquant maakte
door eene warme verdediging van het terugnemen
van zijn amendement op artikel 3.
Reeds van verschillende zijden was hjj daarover
hard gevallen en toen de heer Michiels van Verdujjnen
opnieuw daarop zinspeelde, kon de heer Mackay
het niet langer kroppen. Hij kwam met ongeveinsde
verontwaardiging er tegen op, dat de intrekking een
doorgestoken kaart zou zijn geweest. Geen der beide
voorstellers had daarover met den minister een woord
gewisseld. Maar toen men van zijn amendement
eene motie van orde wilde maken, wilde hij het
daartoe niet leenen. Het doel zou alleen geweest
zjjn om later den weg te banen voor het vroegere
amendement-Van Houten. Hjj zou dan een oogen
blik de gevierde man zjjn geweest bjj de meer con-
servatieve elementen, hjj zou de redder des vaderlands
hebben geheeten, maar dit alles zou slechts een
kortstondige roes zijn geweest en in het eind zou
men hem een politieke losbol hebben genoemd aan
wien de gevolgen van eene onberaden handeling
zouden zjjn geweten.
En hiermede nemen we afscheid van het twee-
daagsch debat van Dinsdag en Woensdag. Men ziet,
dat het tot eene beslissing nog weinig heeft bijge
dragen. Eerst nadat de minister gesproken heeft,
die gisteren (Donderdag) aan het woord was, is het
mogeljjk, dat er eenige orde komt in den chaos van
amendementen en meeningen. Dit zal derhalve de
stof zijn voor een volgend overzicht.
GOES, 2 Maart 1894.
Wederom wordt belangstellenden in het be
schouwen vau aquarellen de gelegenheid aan
geboden in de trouwzaal op het stadhuis een vjjftig-
tal te bezichtigen. Bljjkens achterstaande advertentie
is een verzameling van aquarellen benevens een paar
penteekeningen van levende meesters, zijnde de por
tefeuille van de Koninkljjke Maatsehappjj »Arti et
Amicitiae" te Amsterdam, welwillend ter beschik
king gesteld van de Vereeniging tot het regelen en
bevorderen van Volksvermaken alhier, met het doel
ze voor hare leden gratis en voor niet-leden tegen
entrée tön toon te stellen. Na het bezichtigen dier
verzameling kunnen we op grond daarvan een be
zoek aan deze tentoonstelling ten zeerste aanraden.
Al telt zij niet zoo vele nummers als die van »Pulchri
Studio", toch bevat zij ook veel schoons on beziens
waardigs.
Wij twijfelen dan ook niet of haar zal een even
druk bezoek ten deel vallen te meer daar de entrée
voor niet-leden ook ditmaal zeer billijk is gesteld.
Aan den heer P. Van der Me uien, leeraar
aan de H. B. S. alhier, is diploma B uitgereikt,
dat bevoegdheid verleent tot het geven van onder
wijs in de stenographie volgens het stelsel Stolze-
Wéry.
De zuivere opbrengst der uitvoe
ring, gegeven door de gymnastiek-vereeniging
V olharding", bedraagt f 36,32, welke som zal
afgedragen worden aan de (Economische Spjjsuit-
deeling.
Door mr. W. J. Van Weideren baron Rengers,
commissaris der Maatsehappjj van Weldadigheid te
Prederiksoord, is Woensdag, in tegenwoordigheid van
alle beambten, de nieuwbenoemde directeur, de heer
Job Van der Have, als zoodanig geïnstalleerd.
Na een harteljjk afscheidswoord aan den aftreden
den titularis, de heer H. A. H a n k e n werd aan
zijnen opvolger eene gelukkige directie toegewenscht.
Beiden beantwoordden de tot hen gerichte toe
spraken, terwijl de heer Hanken met aandoening
zjjnen dank betuigde voor den steun, dien hjj in zjjn
tweejarig bestuur van commissarissen en de ambte
naren genoten heeft, en de heer v. d. Have zich
voor dezelfde medewerking aanbeval.
Op 1 Maart is de heer H. A. Hanken door
het hoofdbestuur, in tegenwoordigheid van de hoofd
ambtenaren en opzieners, als directeur van den Wil-
helminapolder geïnstalleerd en is bet beheer van
dien polder door hem overgenomen.
Met het oog op het verslag, uitgebracht door
de commissie, welke verschillende zuivelfabrie
ken heeft bezocht, zal men alsnog trachten óene
fabriek voor het geheele eiland Tolen te krijgen,
in plaats van twee of drie. Het ophalen der melk
voor éene fabriek schjjnt niet van overwegend be
zwaar te zjjn.
Bjj Kon. besl. is aan dhr. B. Meylin k, op
zijn verzoek, eervol ontslag verleend uit zijn betrek
king van directeur van het postkantoor te Mid
delburg.
Bij Kon. besluit is de kolonel M. J. Sou-
t e n d a mkomm. van het le reg. vest.-artill., op
pensioen gesteld. Het pensioen is bepaald op f2100.
De heer A. De Boer te Nieuwer-Amstel hangt
in het Nieuw* van den Dig oen treurig tafereel op
van de toekomst, die naar Amerika emigree
renden landbouwers te wachten staat. Vooral
voor lieden met klein kapitaal is het een onbegonnen
werk, zooals uit eenige aangehaalde voorbeelden bljjkt.
Vele boerderjjen in de »New England"-Staten
kunnen thans gekocht worden voor minder geld,
dan de gebouwen, die er op staan, gekost hebben.
In het hartje van Massachusetts is uitmuntend land,
dat nagenoeg de helft in waarde verloren heeft. In
New-Hamphire zijn 1442 ledige of verlatene boeren
plaatsen. Te Reading een dorp in Vermont
waren kort geleden 4000 acres land te koop voor
een a twee doll, per acredit land was door de
boeren verlaten. In Waynn county Staat New-
York stonden onlangs 100 kuizen ledig.
In Michigan is in tien jaren tijds het aantal land
bouwers met 7419 verminderd. Boerenplaatsen in
Ohio zjjn in de jongste tien jaren van 20 pet. tot
50 pet. in prgs gedaald. De waarde der landerijen
in de tien katoen-Staten is gedurende tien jaren met
31 pet. verminderd. In het Westen" is onder land
bouwers de klacht algemeen, dat de inkomsten van
hun land opgegeten" worden door spoorweg-maat-
schappjjen, tusschenpersonen en hypotheekhouders.
In de rjjke Mississippi-valley zjjn de landbouwers
in treurige geldelijke omstandigheden, en velen daar
hebben alles verloren. Een officiëel onderzoek in tien
gemeenten van Kansas heeft aangetoond, dat nog
geen. 24 pCt. van de landbouwers aldaar hun plaat
sen onbezwaard in eigendom hadden. Niet weinige
boeren in Amerika hebben hun boerderijen verlaten,
zonder dat ze zelfs gelegenheid hadden om deze te
verkoopen of te verhuren.
In 1890 waren er in de Ver. Staten 25,354,714
acres land meer ontgonnen dan in 1880, en de op
brengst van granen was met 491,548,499 bushels
toegenomen. Maar voor deze grootere productie ont
vingen de landbouwers 41,242,306 minder dan
in 1880.
En het is niet waarschijnlijk, zegt de heer De B.,
dat deze gedrukte toestand op landbouwgebied van
voorbij gaan den aard zal zjjn. Integendeel wordt door
machines, door spoorwegvrachten, door het bezwaar
lik opnemen van kleine geldsommen, het bewerken
van land op kleine schaal steeds moeiljjker. De tijd
schijnt dan ook te naderen, waarin alleen groote
boerderijen Amerikaansch groot met ruim ka
pitaal en doeltreffende arbridsverdeeling werkend,
winsten kunnen opleveren.
In de Maart-aflevering van Heliostijdschrift
voor pbotografie, 6chrijft do heer Joh. Rugs naar
aanleiding van het gevaar, dat er bestaat voor het
vervalschen van bankbiljetten met
behulp der photografie.
Oude, gekreukte biljetten laten zich niet photo-
grapheeren zonder allerlei licht- en schaduwpartijen
de vervalschers zullen dus altijd nieuwe nemen.
Indien nu de Bank in elk nieuw biljet, vóór de
uitgifte, eene vouw laat leggen, dan zal men die
vouw noch door vochtig maken en strijken, noch
op andere wjjze, zóo goed er uit kunnen krijgen,
dat zij zich op het photogram niet door eene streep
verraadt. En wanneer de vouw in den bovenkant,
door de oogen der Nederlandsche maagd, gelegd
wordt, zal die streep niet kunnen worden weggere
toucheerd zonder de geljjkenis te doen verloren gaan.
De heer Rujjs deelde zjjne vinding mede aan de
directie der Nederlandsche Bank, met inzending van
photogrammen van oude en gevouwen biljetten, en
ontving een schrijven ten antwoord, waaruit bleek
dat het denkbeeld zeer hare aandacht had getrokken.
In eene beschouwing over kleptomania,
steoldwang, bespreekt de Tijd de klacht van den
heer William Whitely, den eigenaar eener bazar
in Londen, waarin men alles kan bekomen, van een
potje mosterd tot een rijtuig. Volgens deze grenst
het aan het ongeloofljjke zooveel als daar gestolen
wordt, maar deze diefstallen worden niet vervolgd,
dan wanneer een zelfde p9rsoon verscheidene malen
daarop betrapt is. Al die dieven nu zijn, volgens
hem, vrouwen tegenover éen man staan driehonderd
vrouwen uit alle rangen der maatschappij. Die uit
de lioogere en middenstanden beweren dat zij aan
kleptomanie lijden, die uit den geringen stand kennen
die ziekte niet eens en voeren ze dan ook niet als
verzachtende omstandigheid aan.
Ook in ons land doet zij zich voor, al is het niet
in zoo sterke mate en de Tijd ziet daarvan de oor
zaak in de opvoeding. De kinderen worden bedorven
in dien zin, dat de ouders te weinig aan hunne
kinderen weigeren, zelfs niet datgene wat bun soms
zware offers kost. Gewende men de kinderen meer
aan onthouding, ook van datgene wat zij gaarne
zouden bezitten of genieten, dan zou voor hen later
de verzoeking minder groot zijn en do kleptomanie,
die voortspruit uit de bevrediging van alle wenschen
in de jeugd, minder voorkomen.