1894 N°. 15.
Zaterdag 3 Februari.
81ste jaargang.
Bij dit Dommer behoort een bijvoegsel.
Inschrijven van Leerlingen
DREGGEN,
GRONDBELASTING
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrydagavond,
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, j 1,75.
Afzonderlijke nommers 5 centmet bijblad 10 cent.
Behalve aan ons Bureau worden Abonnementen en Advertentiën voor dit blad
aangenomen bij de heeren Nijgh Van Ditmar te Rotterdam en verder
bjj allo Boekverkoopers en Brievengaarders.
De prgs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 ets.
Bg directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prgs j
slechts tweemaal berekend.
Geboorte-, huwelgks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen worden van 110 regels a f 1,berekend.
Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ct.
Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel.
Inzending; van advertentiën vóór 9 uren op den dag; der uitgave.
Van- Maandag 5 tot en met Zaterdag 10 Februari a. a. zal
ter Secretarie gelegenheid gegeven worsen tot het doen
voor de bewaarklasse van school A en de bewaarschool voor
on- en minvermogenden.
Goes, den 20 Januari 1894.
Burgemeester en Wethouder» van Goes,
J. G. d. W. HAMER.
De Secretaris,
HARTMAN.
tot redding van drenkelingen zijn bij de onderstaande inge
zetenen gedeponeerd en bij voorkomende ongevallen verkrijg
baar, te weten bij
P. Schrijver, Raveliju, wijk D no. 222.
M. Mouhemius, aan de Johannes Antonides Van der Goes-
kade, wijk B no 167.
M. D. Ramondt, aan de Bierkade, wijk D. no. 2.
C. A. Maartense, aan de 'a-Heet Henèrikakinderenbarrière,
wijk D no. 72b.
A. Brand, aan den Oliemolen, wijk D no. 179.
J. De Rochefort, aan den West-Singel, wijk E no. 130
Wed J. Versee, aan deu West Singel, wijk E no. 133.
Wed. M. N. Areutz, in de Voorstad, wijk E no. 119.
M. Zandee, aan den Oost-Singel, wijk E no. 42
A. Meijler, aan den Oost-Singel, wijk E no. 36.
J. Cornelissen, Westhavendijk, wijk E no. 162a.
Goes, den 27 Januari 1894.
Burgemeester eu Wethouders van Goes,
J. G a. W. HAMER.
De Secretaris,
HARTMAN.
Ter secretarie van de gemeente zal gedurende dertig dagen ter
inzage van de belanghebbenden liggen eene opgave van de
uitkomsten der meting of schatting van perceelen voor de
in deze gemeente.
De verzoekschriften om hermeting, henchatting of vernieti
ging der gedane meting of schatting, alsmede de bezwaarschriften
kunnen binnen dertig dagen na heden op ongezegeld papier aan
heersn Gedeputeerde Staten dezer Provincie worden ingediend.
Goes, den 1 Februari 1894
De Burgemeester van Goes,
J. G. d. W. HAMER.
Het begrootingsdebat in de Eerste Kamer.
Het begrootingsdebat neemt in de Eerste Kamer
tegenwoordig belangrijker plaats in dan in vroegere
iaren, en men zou, den omvang daarvan opmerkende,
niet zeggen, dat daarbij gesproken wordt over of
althans naar aanleiding van eene begrooting, die
feitelijk reeds ongeveer eene maand in werking is.
Twee volle dagen hebben de algemeene beschou
wingen over de begrooting voor 1894 in onzen
Senaat ingenomen, en toch waren slechts vier leden
daarbij aan het woord, terwijl slechts een drietal
punten door hen behandeld werden.
De beer Godin de Beaufort begaf zich in eene
schermutseling met den minister van financiën over
diens financieel beleid de heeren Yan Zinnicq Berg
man en Pijnappel beschuldigden de regeering van
lauwheid tegen de opruiende taal en de woelige
houding van sommige volksleiders in ons landde
heer De Savornin Lohman betoogde, dat de verkeerde
geest, die onder een deel van het volk heerscht,
voor een groot deel moest worden toegeschreven
aan de verkeerde theorieën door openbare onder
wijzers, zoowel aan hoogere- als aan middelbare- en
lagere scholen, der jeugd ingeprent.
Dat de heer Godin de Beaufort het met minister
Pierson niet vinden kan op financiëel gebied, is niet
te verwonderen- Waar de eerste gedurende zijn mi
nisterschap schier niets gedaan heeft om ons belas
tingstelsel te verbeteren, terwijl de tegenwoordige
minister met onverdroten ijver voortarbeidt aan de
taak, die hij zich te dien opzichte heeft gesteld, daar
is het niet te verwonderen, dat deze beide financiers
het niet al te best met elkander kunnen vinden.
Bij het lezen van het Kamerverslag dringt zich echter
onwillekeurig de overtuiging op, dat de heer De
Beaufort verstandiger gedaan had den strijd met den
heer Pierson niet aan te binden, want elke beschul
diging door gene geuit, werd door deze schitterend
weérlegd, terwijl hij den heer De Beaufort ten slotte
niet zonder ironie aan de bekende woorden herin
nerde, dat de kritiek gemakkelijk, maar de kunst
moeielgk is..
De hoofdbeschuldiging van den Zeeuwsohen af
gevaardigde bestond daarin, dat minister Pierson te
■weinig oog had voor het opmerkelijk verschijnsel,
dat de laatste jaren onder het oude belastingstelsel
een batig saldo voor 's Rijks schatkist hadden opge
leverd, terwijl het jaar 1893 een te kort aanwees.
Volgens hem had de minister zich vergist in de
vermoedelijke opbrengst der vermogensbelasting, die
misschien wel eenigermate, maar toch niet voldoende
zal worden opgewogen door de bedrijfsbelasting, en
dat, terwijl andere belastingen waren afgeschaft en
verschillend© takken van dienst verhoogde uitgaven
eischten of minder baten afwierpen.
De minister Pierson stelde echter daartegenover,
dat in alle landen waar inkomsten- of vermogens
belastingen waren ingevoerd, de ondervinding geleerd
had, dat deze belastingen langzaam maar gestadig
in opbrengst stegen, en dat derhalve ook hiertelande
in de toekomst van de vermogensbelasting met ver
trouwen een dergelijk resultaat mag worden ver
wacht-, dat het allerminst raadzaam en in het be
lang van het volk zou geweest zijn de termijn van
inwerking treden van de verminderde of afgeschafte
belastingen voor onbepaalden tijd te verdagendat
het niet zijne schuld was, dat de Tweede Kamer
den accijns op het zout meer had verlaagd en dien
acejjns op het gedistilleerd minder had verhoogd dan
de regeering had voorgesteld; en eindelijk, dat som
mige takken van dienst hoogere uitgaven eischten,
tengevolge van wetten, door het vorige ministerie
gegeven, of van noodzakelijke maatregelen ten op
zichte van 's lands verdediging, die door het vorig
kabinet waren nagelaten, terwijl de verminderde
zuivere opbrengst der posterijen almede was te wyten
aan den gewyzigden toestand ten opzichte van dien
tak van dienst door het vorige ministerie in het
leven geroepen.
Een belangrijk debat ontspon zich tusachen de
heeren Van Zinnicq Bergman en Pijnappel over
maatregelen tegen opruiende taal en woelige samen
komsten van sociaal-democraten. De beide afgevaar
digden meenden, dat de regeering te veel het sys
teem van laisser faire huldigde, en met te weinig
kracht optrad tegen de steeds toenemende bruta
liteit van vele ontevredenen in zekere klassen der
maatschappij. De Noord-Brabantscbe afgevaardigde
meende o. a., dat het sociaal-democratisch congres
had moeten worden gesloten door de politie, omdat
dit erkend had te zijn revolutionair, en omdat daar
theoriën waren verkondigd, gevaarlijk voor het gezag,
voor de rust des lands en voor den troon. Ook het
optreden van Van Kol, O. I. ambtenaar en dus in
dienst van den Staat, werd door hem sterk gegispt,
omdat bij meende, dat een ambtenaar niet op dus
danige wijze mocht ageeren tegen en oordeelen over
de Koningin en de Regeering. De heer Bergman
vond het een treurig bewijs van zwakheid, dat in
geheel ons land geene autoriteit met kracht tegen
het steeds woeliger optreden der socialisten opkwam
en hg bracht rechtmatige hulde aan den burgemeester
van Amsterdam, die na de jongste ongeregeldheden
daar ter stede met mannenmoed had verklaard
»Ik zal de orde handhaven en neem daarvoor de
verantwoordelijkheid op mg."
De heer Pijnappel sloot zich bg dit betoog van
den heer Van Zinnicq Bergman aan en meende, dat
zoo de wet niet meer voldoende was om den eigen
dom en het leren en de veiligheid van personen te
beschermen en het gezag hoog te houden, het de
taak der regeering is door nieuwe, aan de eischen
des tgds voldoende, wetten zich tegen de veldwin
nende ondermijning van dat gezag te wapenen en
bedoelde veiligheid aan personen en bezittingen te
waarborgen.
Met kracht kwam de minister van Justitie op
tegen de beschuldiging als zou de regeering geen
open oog hebben voor wat er in ons land voorviel.
Hg verklaarde, dat integendeel telkens door het mi
nisterie nauwgezet werd overwogen welke de gevol
gen kunnen zijn van de woelingen, die zich bier en
daar openbaren, en dat ook werkelijk maatregelen
worden genomen, maar met kalmte en takt, zonder
dat die maatregelen zich kenmerken door ophef of
vertoon. Juist daarom acht de regeering ze goed
want niet deze zijn de beste maatregelen, die
zich kenmerken door activiteit, die zich naar bui
ten vertoont. Bovendien herinnerde de minister
eraan, dat reeds een ontwerp van wet tot aan
vulling van het strafwetboek bg den Raad van State
aanhangig is. Maar de vrij beid van critiek moet ge
handhaafd blijven ook voor hen, die over de maat
schappelijke orde van zaken andersdenkend zijn dan
wij. Daarom, zoolang die critiek zich openbaart in
woorden, zelfs waar die ontaarden in uitdruk
kingen alsklassenjustitie en dergelijke, woorden,
welke toch niet anders dan critiek, zij het dan ook
eene onjuiste, bedoelen, daar mag die critiek niet
belemmerd worden. En eindelijk, wanneer men zegt,
dat de verderfelijke beginselen der sociaal-democra
ten de grondslagen onzer maatschappij ondermijnen,
dan deed men beter met te zeggen, dat ze die trach
ten te ondermijnen. »Want vooralsnog", aldus ein
digde de minister Smidt, »houd ik de grondslagen
van onzen Staat en van de maatschappij nog wel
voor zoo hecht en stevig, dat ze wel een stootje
kunnen verdragen. En wat dan die gevaariyke be
ginselen zelve aangaat, waaromtrent ik niet achter
sta bij den geachten afgevaardigde in het oordeel
over hunne verkeerdheid, omdat ze indruischen tegen
de menschelijke natuur en het wezen der maat
schappij wat die beginselen betreft, kan en wil
ik niet voorbijzien, dat daarnevens dan ook nog
andere beginselen staan, die de onze zijn. En nu heb
ik nog vertrouwen genoeg in de juistheid onzer be
ginselen, om ze bestand te achten tegen die dwaal-
leeringen, waarover de geachte spreker zich nu blijk
baar zoo ongemeen bezorgd maakt. Maar ook terwijl
ik ouder geworden ben, en zelfs onder de slagen
des levens, heb ik mijn geloof in de kracht der waar
heid en der vrijheid nog niet verloren".
De heer De Savornin Lohman, die eerstdaags naar
de overzijde van het Binnenhof zal moeten verhui
zen, heeft nog de gelegenheid aangegrepen om het
openbaar onderwijs en vooral de openbare onder
wijzers in een kwaad en zeer verkeerd daglicht te
stellen. Aan dat onderwijs en aan die onderwijzers,
met inbegrip van leeraren en professoren, was het te
wijten, dat de maatschappg zoo revolutionair wordt.
Daarom moest alle onderwgs vrij zijn, gesubsidiëerd
door den Staatdan zouden de ouders meer invloed
hebben op de keuze van het onderwijzend personeel
en zouden zij er voor gevrijwaard zijn, dat hunne
kinderen kwamen onder de leiding van onderwijzers,
die hun verderfelijke sooiale en godsdienstige begrip
pen inprenten en hen zoo brengen tot ondermijning
van het gezag.
Met klem nam de Minister van Binnenlandsche
Zaken het voor de openbare onderwijzers op. Hij
erkende volmondig dat er onder hen elementen
waren, die theoriën huldigden, die in een welgeor-
denden staat niet gangbaar zgn. Maar tegenover
die stonden duizenden anderen, die, getrouw aan
hun plicht, den kinderen onderwijzen en voorgaan
in christelijke en maatschappelijke deugden, de hoek-
steenen van eene goedgeordende maatschappij, waarin
de eerbied voor het gezag wordt hooggehouden.
Daargelaten dat eene wijziging in het onderwijs als
de heer Lohman wil, niet kan geschieden zonder
verandering der Grondwet, was die wijziging ook
onnoodig, omdat het openbaar evenmin als het bij
zonder onderwijs oorzaak is van den tijdgeesten
de minister achtte het onverklaarbaar, dat de heer
Lohman, die zelf had medegewerkt aan de pacifi
catie" op onderwijsgebied, thans eene poging deed
om den strijd op dat punt opnieuw te doen ont
branden. Trouwens, de heer Lohman erkende zelf,
dat de door hem bedoelde slechte geest ook wordt
aangetroffen onder de bijzondere onderwijzers, en hij
uitte zelfs de vrees, dat die onder de bijzondere
onderwijzers zou kunnen toenemen. Wel een bewijs,
dat dus niet het openhaar onderwijs als zoodanig de
bron is van het kwaad.
Hiermede geraakten de algemaene beschouwingen
aan een einde. Zeer zeker kan getuigd worden, dat
de regeering op alle punten met glans uit den strijd
teruggekeerd is, en dat zij een keer temeer getoond
heeft met kracht de teugels van het bewind te
voeren, overtuigd van de deugdelijkheid barer be
ginselen en harer plannen.
GOES, 2 Februari 1894.
»Het standbeeld van Thorbecke begint"
schrijft de Stand. der wijs verweerd, verkleurd
en verroest uit te zien, dat hij als een verbronsde
havelooze op zgn voetstuk staat.
Dit nu mag niet. Al had men beter gedaan met
de oprichting van het standbeeld voor een erkend
partijhoofd te wachten, tot de waardeering van zgn
optreden meer algemeen, zoo mogelijk nationaal
ware geworden", nu hij er eenmaal in brons staat,
gaat het niet aan, zijn beeld tot een ergenis voor
het oog' te laten worden. En daarom wordt het hoog
tijd, dat da ro3st er af ga, en het brons zgn glans
herkrijge.
>Ook ai verkleurt en verweert de liberalistische
partij, daarom behoeft deze vervaling nog niet in
Thorbecke's standbeeld gesymboliseerd te worden".
Klaarblijkelijk is het dr. Kuyper met zijne belang
stelling in het standbeeld van Thorbecke te doen
om even de geestigheid" in de laatste drie
regels te kunnen debitearen. Gevraagd mag echter
worden of het van eerbied voor dezen grooten doode
getuigt, zijn standbeeld als aanleiding tot die geestig
heid te kiezen, en of er behalve dr. Kuyper wsl-
licht iemand is, die in waardeering van Thorbecke,
den, met het oog op zgn tijd, tot nu toe ongeëven
aarde, tekort schiet.
Gerust mag gezegd worden, dat die waardeering
algemeen was, zelfs bij hen, die niet tot zijne geest
verwanten behoorden. Wij betwijfelen zeer of dat
ooit van dr. Kuijper zal kunnen gezegd worden, die
wel handig journalist en partijleider is, maar die als
staatsman zeker nooit waardig zou geweest zgn aan
Thorbecke de schoenriemen te ontbinden.
Voor de rechtbank te 's-Gravenhage stond giste
ren terecht een Duitscher, wegens diefstal te Pijn-
acker. Deze bekl., die reeds gevangenisstraf onder
gaan had, wordt na expiratie zijner straf uitgeleverd
aan Duitschland, waar hij tot de doodstraf is ver
oordeeld wegens moord in het leger.
Het i6 te hopen, dat de rechtbank termen moge
vinden den man vrij te spreken. Want öf de hier
te lande te ondergane straf dient om hem te ver
beteren voor zijn volgend leven en dan mist zy haar
doelöf ze dient om hem te straffen, en dan is het
onmenschelijk hem die op te leggen met den dood
voor oogen öf om de maatschappg tijdelijk van hem
te verlossen en dan is de straf overbodig, waar bekl.
ook in Duitschland wel gevangen zal bly ven, tot de
maatschappg voor altijd van hem wordt bevrgd.
Door de gymnastiekvereniging Volhar
ding" alhier is in hare laatst gehouden vergade
ring besloten tot het geven van eene soiree, op 22
Februari a. s., ten voordeel© der (Economische Spjjs-
uitdeeling.
De lezing met dames, vanwege de Maat
schappg t. N. v. 't A., gisteren in de Schouw
burgzaal der sociëteit V. O. V. alhier gehouden,
werd slechts door een 23tal belangstellenden, waar
onder 11 dames, bezocht.
De voorzitter, de heer J. M. Kakebeeke, drukte
zgn spijt uit, dat zoo weinig sympathie betoond
werd voor de moeite, die de sprekers van dezen
avond zich hebben gegeven. Na afloop der lezing
bleek, deze spijt volkomen gegrond te zgn, daar de
voordrachten van beiden wedijverden in belangrijk
heid, waarom zjj ook met de meeste aandacht werden
aangehoord en luide toegejuicht. De heer L. P. J.
Vermeulen sprak over realisme en idealisme. Hij stelde
op den voorgrond, dat in alle tijden schrgvers van
beide richtingen hebben bestaan. De realist ontleent
zgn stof aan de werkelijkheid, beschrijft dus hande
lingen en toestanden zooals zij ziGh aan ons voor
doen de idealist daarentegen, zooals hij zich die
verbaeldt te zgn; hij fantaseert en geeft zgn denk
beelden in een verhaal, waarin het karakter van
den schrijver uitkomt.
Ook bespeurt men verschil in woordenkeuze bij
den realist en den idealist. De eerste schept door
zgn streng onderzoek en diepe overdenking nieuwa
denkbeelden, die hij ook door nieuwe woorden uit
drukt en verrijkt langs dien weg de taal. De rea
listische romans oefenen een grooten invloed uit
zij zgn waar, omdat zij berusten op grondig onderzoek
en hebben de verbetering van maatschappelijke toe
standen ten doel. Aan de hand van een aantal Fran-
sche schrijvers ontwikkelde de spreker op boeiende
wijze deze denkbeelden. Door den drang tot schep
pen vindt men onder de realistische schrgvers de
grootste, onder wie in de eerste plaats mag genoemd
worden Emile Zola, die alle andere verre achter
zich laat. In het bijzonder liet de spreker uitkomen
de groote werkkracht, den ruimen blik, de zeggings
kracht, de juiste voorstelling en de grondige en
uitgebreide kennis van maatschappelijke toestanden
van dezen bekenden schrijver van den tegen woor-
digen tijd.
De idealistische schrijver stelt zich de zaken voor
zooals ze volgens zijne meening zouden moeten zijn
en legt zijne denkbeelden neer in een geschrift, dat
in do studeerkamer geschreven wordt.
Vervolgens behandelde spreker de vraag: Mogen
realistische romans gelezen worden Het antwoord
daarop luidde bevestigendja zelfs zijn wij het ver
plicht, want om de maatschappij van hare kwalen te
genezen moet men hare wondeplekken kennen, en die
worden ons aangewezen in realistische geschriften.
Maar deze bevatten soms zooveel onzedelijks, zegt
men. Dit is slechts betrekkelijk waarde zedelijk
heid hangt af van tijd, plaats en omstandigheden,
maar ook in de voornaamste plaats van den lezer
zelf. Dezelfde roman zal op den eenen gunstig enjop
des. anderen ongunstig werken. Zedelijk is alles wat
ons beter maakt en daartoe kunnen de schoone
werken van Zola ongetwijfeld medewerken. Ten slotte
besprak de heer Vermeulen het voor en tegen van
het idealisme. Hij verklaarde dat het ons in dezen
tijd van beroering goed doet ons te verdiepen in
idealen en ons voor een oogenblik los te maken van
het alledaagsche en van de koude werkelijkheid, doch
hiertegenover staat, dat iemand, vol van idealen,
in het werkelijke leven vele teleurstellingen onder
vindt.
Na de pauze sprak de heer P. Huet Jr. over de
bewoners van Zoeloe-land. In keurigen stjjl gaf hg
een boeiende beschrijving van dat land; hij liet als
het wara voor het oog verschijnen dia oneindigs