1893 N°. 134.
Zaterdag 11 November.
80stc jaargang.
Bij dit nommer behoort een bijvoegsel.
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrydagavond,
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, j 1,75.
Afzonderlijke nommers 5 cent; met bijblad 10 cent.
Behalve aan ons Bureau worden Abonnementen en Advertentiën voor dit blad
aangenomen bij de heeren Nijgh Van Ditmar te Rotterdam en verder
bjj alle Boekverkoopers en Brievengaarders.
Inzending van advertentiën vóór 9 uren op den dag der uitgave.
De prjjs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 ets.
Bjj directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prjjs
slechts tweemaal berekend.
Geboorte-, huweljjks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen worden van 110 regels a f 1,berekend.
Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ct.
Aanvragen om eu vermelding van liefdegaven 5 cent per regel.
Een moeielijke quaestie
Met rasse schreden nadert de dag van 1 Januari
1894, waarop ingevolge de voorschriften van art. 2
van het Kon. Besl. van 18 April 1890 (St.bl.no. 64)
vermeerdering van onderwjjzend personeel zal moeten
plaats hebben aan de bijzondere scholen. Volgens dat
artikel zullen op dien datum (behalve de hoofden)
aan de bijzondere scholen moeten geplaatst zijnaan
scholen met meer dan 40 doch minder dan 145 leer
lingen één onderwijzer, aan die met meer dan 144
doch minder dan 255 leerlingen twee onderwijzers,
aan die met meer dan 254 doch minder dan 365
leerlingen drie onderwijzers enz. Terwijl algeheels
voldoening aan art. 24 der onderwijswet eerst in
1899 wordt geëiseht.
Deze bepalingen zijn zeer zeker uiterst mild ge
nomen en niemand zal ontkennen, dat de uiterste
grens bereikt, zoo niet overschreden is, die in dezen,
in verband met de geldende paedagogische eischen,
kan worden gesteld. Zij zijn trouwens gemaakt onder
het ministerie-Lohman, dat zeer zeker niet onder
verdenking ligt de bijzondere scholen te hebben
bemoeielijkfc.
Be Standaarddie aan het onderwerp dezer dagen
een artikel wijdde, erkent dan ook, »dat de gestelde
eischen niet te overdreven zijn. Bij volledige uit
voering der wet tien onderwijzers op 529 kinderen,
is stellig niet te hoog geraamd.
En evenmin kan geklaagd, dat de geleidelijke
klimming van onwelwillendheid zou getuigen.
Vijf jaren gaf de wet tijd, om voor een school
van 529 kinderen op zeven onderwijzende personen
te komen; eerst in 1895 eischt ze er acht; dan pas
in '97 vraagt ze er negen; en niet voor 1899 eischt
ze de volle tien. Nu geeft zeven onderwijzende per
sonen op een school van 529 kinderen bijna 75
kinderen per hoofd, ook als men den hoofdonder
wijzer voor een eigen klasse meerekent. Anders
zelfs 85.
Alle lof komt dan ook aan de Overheid toe voor
de soepelheid en inschikkelijkheid, waarmee ze de
geleidelijke invoering wilde doorzetten. Van zekere
nijdige poging om de Vrjje school te bemoeielijken,
was geen sprake. Men gaf zoo veel toe, als men, met
het oog op het paedagogisch belang, toegeven kon".
Evenwel, er is één groote maarHet aantal bij-
zondere onderwijzers is uiterst schaarsch, zoodat er
voorloopig geen kijk op is, dat door alle bjjzondere
scholen op 1 Januari a. s. aan de voor dien datum
gestelde voorwaarden zal kunnen worden voldaan.
Dag aan dag leest men advertentiën in verschillende
bladen, waarin onderwijzers voor bijzondere scholen
worden opgeroepen, niet zelden tegen salarissen, die
een openbaar onderwijzer zouden doen watertanden,
maar tevergeefsze zijn er niet. Het gebrek aan
onderwijzend personeel bij het bijzonder onderwijs
overtreft dat bij het openbare nog verre en het is diens
volgens eenvoudig onmogelijk, dat aan de gestelde
eischen zal worden voldaan. Dientengevolge zal aan
alle scholen, die in gebreke big ven, de Rijkssubsidie
worden onthouden, wat wellicht voor meerdere slui
ting tengevolge zal hebben.
Zoowel de schoolraad" als het bestuur der »Unie"
hebben bij de regeering op deze moeielijkheid ge
wezen, doch tot nu is niet gebleken of, en zoo ja
op welke wijze, zij voornemens is aan het genoemde
bezwaar tegemoet te komen.
De Standaard zou willen, >dat uitstel van executie
worde verleend aan elk schoolbestuur, dat bewjjzen
kan, gedaan te hebben wat het doen kon, maar
te zijn afgestuit op gemis aan sollicitanten.
»Dit uitstel zou dan telkens voor één jaar kunnen
verlengd worden. En de mogelijkheid tot het ver-
leenen van zulk uitstel moest dan niet alken voor
1 Jan. 1894, maar ook voor de volgende termijnen
van 1895, 1897 en 1899 worden geopend.
»Of het daarbij noodig zal zijn een minimum
salaris te bepalen, dat in elke oproeping, zal ze
meetellen, moet worden aangeboden, laten we in
het midden. Op zich zelf zouden we dit toejuichen,
mits de schaal van dit minimum-salaris genoegzaam
rekening hield met den geld- en levensstandaard
in de onderscheidene deelen des lands.
»Maar overigens zou de regeering zich o. i. vol
daan moeten verklaren, indien bleek, dat de oproe
ping van sollicitanten in eenig openbaar blad min-
Btens driemaal had plaats gehad.
»Wie dan nog geen sollicitanten zag opdagen,
mag door de letter van het Kon. Besluit van 18
April 1890 niet financiëel vermoord worden".
Het denkbeeld van de Standaardzooals het daar
is geformuleerd, schjjnt ons niet boven bedenking.
We erkennen gaarne, dat vele besturen van bijzon
dere scholen toonen de belangen van het onderwijs
naar hun beste weten en hunne beste financiëele
krachten te behartigen, maar dit mag er niet toe
leiden geene rekening te houden met de mogelijk
heid, dat er ook kunnen zijn, die minder oog hebben
voor het groote belang der volksontwikkeling. Voor
deze zou eene verlenging telkens met één jaar een J
geschikt middel kunnen zijn om zich aan eene trouwe
behartiging van de belangen van het onderwijs op
hunne scholen te onttrekken, vooral wanneer op
roeping van sollicitanten »in eenig openbaar blad"
voldoende werd geacht oai in het bezit van het sub
sidie te geraken. Eene advertentie in het eerste het
beste plaatselijk blaadje, dat slechts een beperkten
kring van lezers heeft, zou die voorwaarde in ver
vulling brengen.
Men zie bovendien niet voorbij, dat men sedert
April 1890 wist aan welke voorwaarden men op 1
Januari 1894 zou moeten voldoen en dat art. 12
der wet 3e lid sub 2, zooals daaraan uitvoering is
gegeven bij Kon. Besl. van 3 April 1890 (St.bl. no. 34),
de gelegenheid biedt om te zorgen voor eene ge
schikte opleiding van bijzondere onderwijzers. Het
komt ons voor, dat speciaal de hoofden van scholen
veel te weinig werk maken van die opleiding. Op
iedere school zijn toch allicht één of meer leerlingen,
die blijken geschiktheid te bezitten om later een
degelijk onderwijzer te worden, terwijl juist de groote
behoefte aan bijzondere onderwijskrachten in de
eerstvolgende jaren een waarborg oplevert, dat voor
hen spoedig eene betrekking zou zijn gevonden. Had
men daarom van den aanvang af zich meer toege
legd op de aankweeking van jeugdige onderwijzers
dan zou, althans te beginnen na de vooijaars-
examens in 1894, reeds voor een goed deel in het
tekort aan bijzondere onderwijzers hebben kunnen
worden voorzien. Eene verlenging met éen jaar van
den »fatalen termijn" was dan wellicht voldoende
geweest om aan deze netelige quaestie een einde te
maken.
Evenwel, de besturen der bijzondere scholen kun
nen moeielijk geheel voor deze nalatigheid aan
sprakelijk worden gesteld, en hen daarom daarvoor
te laten boeten zou niet billijk zijn.
Het is daarom inderdaad te hopen, dat de regee
ring een uitweg vinde en bepalingen in het leven
roepe, die, zonder de mogelijkheid te openen tot
ongeoorloofde ontduiking, het bijzonder onderwijs
voorloopig de nog zoo kort geleden toegekende sub
sidie doe behouden. Maar veel mag de regeering in
dezen niet toegeven. De subsidie van het Rijk wordt
verleend voor goed bijzonder onderwijs en daarom
mag met de voorwaarden, waarop zij verleend is,
niet de hand gelicht worden.
En al wordt op dit oogenblik er iets op gevonden,
het gebrek aan personeel wordt er niet door weg
genomen de moeielijkheid tegenover de wettelijke
voorschriften wordt slechts eenigszins verdaagd. Het
is in het belang van het ouderwijs noodig, dat éen
onderwijzer niet sta voor klassen van 70 a 80 leer
lingen. Dat onderwijs kan niet goed zijn. Het belang
van zoovelen, die van de bijzondere scholen gebruik
maken, is hierbij betrokken, en willen dus de voor
standers van bijzonder onderwijs voorkomen, dat het
aantal leerlingen afneemt of verminderd moet worden,
dan hebben zij te zorgen voor afdoende maatregelen
om in deze moeielijke zaak te voorzien en te trachten
een voldoend aantal onderwijzers te verkrijgen.
G0E8, 10 November 1893.
De directeur van het proefstation ver
zoekt ons te berichten, dat wel, volgens de beschrij
ving van het station in ons vorig nummer gegeven,
drie verschillende grootten van suiker
bieten tot onderzoek worden vereischt, doch dat
van elke soort meerdere stuks verlangd worden.
De wijze van bemonstering geschiedt als volgt
Van de suikerpeeën of voederpeeën van elk perceel
worden een paar manden gevuld, haar inhoud door
elkander op éen hoop geworpen en hiervan éen
enkele mand gevuld, die een 60tal bieten kan be
vatten. De bieten worden gesorteerd in groote, mid
delsoort en kleine bieten, en wordt van elke soort
de som genomen.
Stel er zijn 60 bieten, waaronder 10 groote, 20
middelsoort en 30 kleinemen neemt daarvan 2
groote, 4 middelsoort en 6 kleine, te zamen 12 stuks,
of wel 3 groote, 6 middelsoort en 9 kleine bieten,
te zamen 18 stuks.
De monsters, elk bestaande uit minstens 12 peeën,
moeten behoorlijk gereinigd en gewaarmerkt aan
het Rijkslandbouwproefstation franco worden toe-
De Boodschapper verneemt, dat in den toestand
van mr. Keuchenius, niet de geringste ver
betering is waar te nemen. De pjjn verergert veeleer
met den dag.
Bij het examen van apothekers-bediende te
Kampen is geslaagd de heer J. L e u n i s van
Ter-Neuzen.
's-SIeer Abtskerke. Bij de verkiezing
van een lid van den gemeenteraad (vaca
ture M. Stevense) werden uitgebracht 24 geldige
stemmen. Hiervan verkregen dhrn. C. Meijaard 11,
I. Willemsen 10, L. De Jonge 2 stemmen, en D.
Korstanje 1 stem, zoodat eene herstemming moet
plaatshebben tusschen de heeren C. Meijaard en I.
Willemsen.
Deze herstemming is bepaald op Dinsdag 21
November a. s.
Men schrijft ons uit Ierseke:
>Het jaar 1893 onderscheidt zich voor deze ge
meente door buitengewoon veel ziekte.
Gedurende de eerste acht maanden heerschte hier
de rubeola, waarvan ruim 1200 gevallen werden
waargenomen, daarnevens deden zich verscheiden ge
vallen van roodvonk en diphteritis voor.
In het begin van September vertoonden zich de
eerste gevallen van mazelen, spoedig tot eene epi
demie zich uitbreidende. Ternauwernood neemt het
aantal mazelenlijders af dagelijks komen hoogstens
nog tien nieuwe gevallen er bij of de influenza
gaat het hoofd wöer opsteken. Bijna 50 gevallen
van influenza kwamen in drie dagen tijds in be
handeling.
Baarland. De heer A. Bruggeman, burge
meester dezer gemeente en dijkgraaf van den polder
Baarland c. a., heeft onder vete blijken van belang
stelling zijn vijftigsten jaardag gevierd. Door den
gemeenteraad en de ambtenaren der gemeente werd
hem een spiegel, door het polderbestuur eene schrijf-
cassette
De heer mr. W. A. Van Hoek te Middel
burg heeft zijn benoeming tot raadslid aangenomen,
omdat hij meent tegenover de kiezers die hem op
zoo eervolle wijze dit mandaat opdroegen (hij was
nl. geen candidaat van eene enkele vereeniging) dit
verplicht te zijn.
Bij Kon. besluit is op verzoek, eervol ontslag
verleend aan M. Moerland, als plaatsvervan
gend dijkgraaf van den Anna Jacoba- en van den
Willempolder, en zijn benoemd tot voorzitter van
het dagelijksch bestuur voor het waterschap Schou
wen, mr. A. J. F. Fokker; tot raad voor den
polder Walcheren, N. 0. Lambrechtsen van
R i 11 h e m tot lid van het bestuur der water-
keering van het calamiteuse waterschap Ellewouds-
dijk en den ealamiteusen polder Borssele, J. Brug
geman; tot plaatsvervangend dijkgraaf voor den
polder Henrietta te St. Philipsland, W. C. van
N i e u w e n h u i z e n.
De heer M i e 1 i n g te Breda, inspecteur der
Maatschappij tot exploitatie van Staatsspoorwegen,
is door den Keizer van Duitschland benoemd tot
ridder 3e klasse der Pruisische Kroonorde.
Men leest in de Arnh. Ct. .-
Als vreemde souvereinen aan Ne-
derlandsche onderdanen eene ridder
orde wenschen toe te kennen, brengt de gewoonte
mede daarvan, door bemiddeling van den gezant bij
ons Hof, vooraf aan onze regeering mededeeling te
doen. Heeft de aanstaande ridder niets strafwaar
digs te zijnen laste, geniet hg eene goede reputatie
en heeft hij het brevet der orde niet langs slinksche
wegen verkregen, of althans is het tegendeel niet
duidelijk te bewijzen, dan volgt althans een hofFeljjk
antwoord van onze regeering.
Thans doet het volgende schier ongeloofelgke ver
haal de rondte. Een bekwaam ambtenaar vierde
eenigen tijd geleden een ambtsfeest, en een machtig
vorst van een aangrenzenden machtigen staat wenschte
bij die gelegenheid hem eene onderscheiding toe te
kennen voor de diensten, in zijne betrekking aan
onderdanen van dien vorst bewezen.
De ambtenaar, die jarenlang met eere zijne be
trekking vervult en te goeder naam en faam bekend
staat, heeft dat ordeteeken echter niet gekregen,
omdat een ander ambtenaar, die omtrent de mede
deeling van den vreemden souverein werd gehoord,
uit persoonlijken tegenzin tegenover den te decoree
ren persoon, ongunstig beeft geadviseerd, welk ad
vies onbegrijpelijkerwijs door den betrokken minister
is overgebracht aan den gezant, zoodat de ambte
naar niet alleen is verongelijkt, maar ook verdacht
gemaakt. Door een toeval is de zaak uitgelekt. In
vloedrijke personen hebben zich den verongelijkte
aangetrokken en zullen niet aarzelen het goed recht
van dezen aan te toonen door de hoogste macht in
den lande.
Er worden pogingen aangewend tot oprichting
van eenen Nationalen Bond van Com
miezen der Posterijen, ter behartiging van
gemeenschappelijke belangen, en ter bevordering en
instandhouding der collegialiteit.
In den loop van December zal te Utrecht eene
samenkomst van allen, die tot dit doel willen mede
werken, worden gehouden, teneinde bij voldoende
deelneming den Bond tot stand te brengen.
De Handelsminister Yon Lukacs in Hongarije
ia de uitvinder van Spoorweg-zegels.
Geen enkel reiziger op de Hongaarsche Spoorwe
gen behoeft nu voortaan meer genoodzaakt te zijn,
zich onder het gedrang vóór het loket voor plaats-
kaarten te wagen en daar dan te wachten tot het
eindelijk zjjn beurt eens wordt. Integendeel, bij in
voering der hier bedoelde Spoorwegzegels" kunnen
de reizigers zich als 't ware zelf »expedieeren"
d. w. z. zjj worden in staat gesteld, eigenhandig
hunne benoodigde plaatsbewijzen in te vullen, Op
een blanco-formulier schrijft men de namen van het
station van vertrek en dat van bestemming en op
de openblijvende ruimte worden nu Spoorwegzegels
geplakt, tot een bedrag als de prijs eener gewone
plaatskaart voor het te bereizen traject.
Nu gaat hij doodbedaard in den trein zitten, be
hoeft niet te wachten in het gedrang voor het loket,
blijft ook verschoond van den zenuwachtigen haast,
die steeds bij het nemen van plaatskaarten heerscht,
behoeft niet te zoeken naar afgepast geld en kan
dus nog op 't laatste oogenblik voor vertrek den
trein halen, zonder gevaar te loopen te laat te ko
men of wegens het gemis van geldig plaatsbewijs
te worden beboet.
Ook de quaestie van contróle is bij het gebruik
van spoorwegzegels opgelost.
Daar de zegels geperforeerd en voor de helft ge
gomd zijn, heeft de conducteur op het station van
vertrek slechts het niet gegomde deel af te scheuren
en behoudt de reiziger het formulier met de opge
plakte gedeelten der zegels, als contramerk voor
het station van bestemming.
Reeds met 1 Januari 1894 worden deze spoor
wegzegels in Hongarije in gebruik genomen en men
twjjfelt in dat Rijk geenszins aan de beantwoording
van het beoogde doelgerief voor den reiziger.
Kerkelijke Zaken en Onderwijs.
Doopsgezinde kerk. Zondag 12 November, 's voor
middags 10 uur, ds. A. A. Van Meurs, van Breda.
Beroepen bij de Ned. Herv. gemeente te Mid
delburg ds. N. C. J. De Minjer te Sexbierum.
Ierseke. Maandag a. s. zal het onderwijs aan
school 2 en ook in de gesloten lokalen aan school 1
hervat worden. Geheel het personeel zal dan weder
aanwezig zijn en ook vele kinderen zullen hersteld
kunnen terugkomen.
Bij het examen in vrjje- en orde-oefeningen
der gymnastiek te Dordrecht is geslaagd mej. D. De
Groot, van Ovezand.
Rechtszaken.
Arrondissements-Rechtbank te Middelburg.
Zitting van 10 November 1893.
Heden zijn veroordeeldJ. K. 16 j. te Riiland-
Bath, wegens mishandeling tot 3 maanden gevan
genisstraf; J. W. 39 j. te Krabbendijke, wegens
huisvredebreuk en wederspannigheid tot 7 dagen
gevangenisstraf; P. Z. 12 j. te Ierseke, wegens
strooperjj tot ƒ1 of 1 dagC. v. 't Z. 20 j. te
Ierseke, wegens strooperjj tot 3 of 3 dagen.
Vrijgesproken werden: A. K. 41 j. teKruiningen,
beklaagd van diefstalA. S. 18 j., te Ierseke, beklaagd
van stroopergP. J. M. 18 j. te 's-Heer Arends-
kerke, beklaagd van mishandeling.
In zake den bekenden moord op den machinist
Burghardt te Middelburg zijn door de arr. rechtbank
aldaar veroordeeld: A. d. B. 21 j. te Middelburg,
gedetineerd aldaar, wegenB mishandeling die den
dood ten gevolge heeft, tot eene gevangenisstraf van
5 jaren, met in mindering brenging der doorgebrachte
hechtenisen C. J. B. 18 j. te Middelburg, wegens
mishandeling tot 9 maanden.
Dinsdagavond is aan het station te '&-Hertogen-
bosch in hechtenis genomen Marinus Van Berkum,
vau Osch, komende van Antwerpen via Breda. Ge
noemde persoon was gesignaleerd in het Politieblad
en is betrokken bjj de Ossche moordgeschiedenis.
De rechtbank te 's-Hertogenbosch zal in de
zaak van de vier verdachten in zake den moord op
26 Maart jl. te Osch op den wachtmeester Hoekmaa
gepleegd, uitspraak doen op Dinsdag 21 dezer.
Het Openbaar Ministerie bij de rechtbank in
Den Haag heeft 8 jaar gevangenisstraf geëiseht tegen
den predikant T., op grond van verzwarende oax-