1893 N#. 89. Zaterdag 29 Juli. 80ste jaargang. 13 IJ "V OEGSE I_j. GOESCHE C0ER4NT. De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, j 1,75. Afzonderlijke nommers 5 centmet bijblad 10 cent. Behalve aan ons Bureau worden Abonnementen en Advertentiën voor dit blad aangenomen bij de heeren Nijgh Van Ditmar te Rotterdam en verder bjj alle Boekverkoopers en Brievengaaiders. Inzending van De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 ets. Bjj directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Geboorte-, huwelgks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen worden van 18 regels a 1,berekend. Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ct. Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel, advertentiën voor I uren op den dag der uitgave* GOES, 29 Juli 1893. We gelooven, dat nu de verkiezingsstrijd in onze kolommen genoegzaam is voorbereid. Daarom zullen we in ons blad van Maandagavond geene in gezonden stukken, de verkiezingen betreffende, meer opnemen, vooral ook omdat daarop geene weder legging meer zou kunnen volgen. Beide partijen hebben nu hun gemoed gelucht; aan de kiezers thans de beslissing. Een vijftigtal kiezers hadden gisteravond ge hoor gegeven aan de oproeping tot het bijwonen van eene meeting ter bespreking van de candidatuur van den heer J. F. v. d. Leeuw. De heer L. B. Mudde opende de bijeenkomst en zeide, dat de vergadering was belegd op uitnoodi- ging van vele Katholieke en liberale kiezers en dankte voor de talrijke opkomst. De bedoeling was om de aanwezigen de gelegenheid te geven vragen aan den candidaat te stellen. Spr. vroeg voorts den steun der liberale kiezers om de candidatuur-V. d. Leeuw te doen zegevieren en hij hoopte, dat de aanwezige liberalen hunne vrienden daartoe zouden opwekken. Na deze korte toelichting opende hij de gelegenheid tot het stellen van vragen. Hiervan werd in de eerste plaats gebruik gemaakt door den heer J. Fransen Van de Putte. Deze begon met den heeren aan de bestuurstafel zijn dank te betuigen voor het in dezen genomen initiatief. Na het besluit der meeting op 10 Juli jl. om naast de drie liberale aftredende leden geen vierden candidaat tegenover den heer Quist te stellen, vond het co mité, dat gewoon is die meetings te beleggen, geene vrijheid eene nieuwe bijeenkomst te organiseeren. Toch willen de liberalen ook a. s. Dinsdag gaarne hun burgerplicht vervullen. Zij zullen zeer zeker wel niet op den heer Quist stemmen, maar om te kunnen besluiten om op den heer Van der Leeuw hunne stem uit te brengen, is het noodig de denk beelden van dien candidaat behoorlijk te kennen. Spr. wensehte daarom gaarne een paar vragen te stellen le. Indien een voorstel in den gemeenteraad werd gebracht om de H. B. S. voor jongens op te heffen, hoe zal de heer v. d. Leeuw, raadslid zjjnde, zich tegenover dat voorstel gedragen2e. indien een voorstel den raad bereikte om de meisjesschool (school E) op te heffen, zou de heer v. d. Leeuw daar voor of tegen stemmen De heer v. d. Leeuw antwoordde, dat een voorstel om de H. B. S. op te heffen bij hem geen steun zou verwerven en dat hij alleen voor de opheffing van school E zou zijn, wanneer onbeperkte toe lating van meisjes op de H. B. S. voor jongens werd aangenomen. In het algemeen acht hij veel meisjes op de H. B. S. minder bezwarend dan slechts enkele. Aan de laatste vraag van den heer v. d. Putte en het daarop gegeven antwoord, knoopte de heer vd. Mandere de vraag vastof de heer v. d. Leeuw derhalve zou steunen iedere aanvrage tot toelating van meisjes op de H. B. S., onverschillig voor welke klasse die aanvrage zou geschieden? De heer v. d. Leeuw beantwoordde die vraag be vestigend. Zijns inziens heeft een meisje, wier ouders dit verlangen, recht op dezelfde mate van ontwik keling als een jongen, en belasting betalende ouders, die eene dochter bezittenmoeten daarvoor hetzelfde recht hebben als een ander ouderpaar, dat zich in het bezit van een jongen verheugt. De heer Fransen van de Putte verklaarde na de antwoorden, die hij van den heer v. d. Leeuw heeft ontvangen, dezen volgaarne zijne stem te zullen ge ven, nu de keuze staat tusschen hem en den heer Quist, die altijd getoond heeft tegen het openbaar onderwijs gekant te zijn. De heer Z. D. Van der Bilt La Motthe zeide ver heugd te zijn, dat de heer Fransen v. d. Putte, die gewooD is de meetings te leiden, de eerste is, die zich voor den heer v. d. Leeuw verklaart. Spr. sluit zich gaarne bij die verklaring aan om ver schillende redenen. In de eerste plaats omdat van liberale zijde meermalen een katholiek candidaat is gesteld, doch steeds zonder succes, behalve eenmaal toen de heer De Meulemeester was gesteld, voor wien een opengevallen zetel van een liberaal werd ingeruimd. Dit was goed, want de katholieken heb ben recht op een vertegenwoordiger in den Raad. Daarom moeten nu ook de liberalen hunne stem op den heer V. d. Leeuw uitbrengen. Bovendien kent spr. den heer Y. d. Leeuw reeds lange jaren, en hij durft verzekeren, dat deze geen slecht figuur in den gemeenteraad zal maken. Hij is een ont wikkeld man en bovenal zeer eerljjk. I De heer A. E. Janssen verklaarde den heer V. d. Leeuw veel in zaken te hebben leeren kennen, en achtte hem een man, die volkomen den steun der liberalen verdient, te meer nog omdat ook de libe- raien meermalen den steun der Katholieken hebben ontvangen. Daarop vroeg de Voorzitter of er bezwaar zou bestaan te verklaren, dat de heer V. d. Leeuw bij acclamatie door de katholieken en liberalen tot candidaat werd geproclameerd De heer Fransen V. d. Putte zeide, dat dit moeie- lijk gaat. De aanwezige liberalen zijn ter vergade ring als belangstellende kiezers, niet als vertegen woordigers der liberale partij. Zij kunnen dus in dividueel verklaren met de candidatuur Y. d. Leeuw mede te gaan, doch zij kunnen niet spreken namens hunne partij. De heer V. d. Bilt La Motthe wilde een anderen weg aangeven. Hij stelde voor melding te maken van het ter vergadering gesprokene en van de ver klaringen door den heer Y. d. Leeuw afgelegd. Ze zullen voor vele liberalen voldoende zijn om hem te stemmen, vooral als ze vernemen, dat de hier aan wezige liberalen voornemens zijn dit te doen. Spr. zou echter van de aanwezige katholieken ook eens willen vernemen hoe zjj over hun candidaat denken. De heer P. J. v. d. Ven, vice-voorzitter der katho lieke kiesvereeniging, zeide zeker te gelooven, dat alle leden der kiesvereeniging met de candidatuur- Y. d. Leeuw zullen instemmen. De heer V. d. Leeuw zelf gaf eenige toelichting omtrent zijne candidaatstelling. Nadat een paar hee ren voor eene candidatuur hadden bedankt, werd hem gevraagd die te willen aanvaarden. Hij meende echter, dat hij te openhartig was om raadslid te zijn. Hem werd echter geantwoord, dat men juist zoo iemand verlangde en nadat hij daarna met op éen na algemeene stemmen was gekozen, had hij geene vrijheid gevonden de candidatuur afte wijzen. Hij gelooft overigens, dat de Katholieken hem ge noegzaam kennen. Hij woont 18 jaar in hun mid den, ze hebben dus gelegenheid te over gehad hem te leeren kennen. De Voorzitter merkte nog op, dat het gerucht verspreid was, dat de heer Y. d. Leeuw niet zou kunnen lezen en schrijven. Dit was onwaar en de candidaat was desnoods bereid daarvan het bewijs te leveren (Gelach). De heer V. d. Leeuw zeide zelf aanleiding tot bedoelde bewering te hebben gegeven. Meermalen werd hem gevraagd op crediet te leveren, doch dit heeft hij altijd geweigerd, met de woorden: »Ik kan wel rekenen, maar niet schrijven" (Gelach en applaus). Daar verder niemand meer het woord verlangde sloot de Voorzitter de bijeenkomst onder dankbe tuiging aan de aanwezigen voor hunne opkomst en beval den candidaat V. d. Leeuw in den steun van alle Katholieken en liberalen ten dringendste aan. Eij Kon. besluit is P. S. B u t e u x benoemd tot burgemeester der gemeente Oost- en West-Sou burg, met gelijktijdige toekenning van eervol ontslag als burg. der gem. Zoutelande. Tot onderwijzeres aan school B te Zieriksee is benoemd mejuffr. J. Ridder, thans te Kruiningen. Ondanks alle berichten, die in de laatste dagen door verschillende bladen in Frankrijk zijn gegeven, als zoude het verblijf van president Carnot te Marly- le-Roi een goeden invloed op diens ziekte hebben en er voortdurende beterschap zijn waar te nemen, bevestigt nu de Libre Parole de mededeeling van onlangs, dat de toestand van den hoogen lijder zeer ongunstig is. Er heerscht zelfs in de omgeving van den president der Fransche Republiek groote onge rustheid, en men spreekt er van, dat een spoedige zeer pijnlijke operatie noodig zal zijn. Uitspraak doende in de zaak der aanvaring van de Victoria door de Camperdown, heeft de krijgs raad erkend, dat het verongelukken der Victoria uitsluitend de schuld was van admiraal Tryon. Kapitein Bourke en de andere officieren van het schip werden vrij van blaam verklaard. De krijgs raad betreurt het, dat Markham niet zijn plan uit gevoerd en om eene opheldering van het signaal verzocht heeft. Het zou echter niet ten goede van de marine strekken, Markham te berispen, omdat hij het bevel van zijnen aanwezigen opperbevelheb ber uitgevoerd heeft. Een twee-en-twintigjarig jongmensch uit Thion- ville (Lotharingen) waagde het op een reis door het Berner Oberland, Dinsdag den Hirschsprung bjj het Hüllenthal te beklimmen. Hij bekocht dien na genoeg onmogelijken tocht met den dood, daar hij van de reusachtige steile rotsen is naar beneden gestort en geheel verpletterd werd opgenomen. Politiek Overzicht. (25—26 Juli.) Waar over het algemeen de opmerking juist is, dat er bij" ons volk weinig belangstelling bestaat voor den politieken arbeid onzer volksvertegenwoor diging en dat de groote massa zich weinig laat ge legen liggen aan wat in de Kamers wordt gesproken en weinig kennis draagt van den inhoud onzer voor naamste wetten daar mag toch verondersteld worden, dat de tegenwoordige arbeid der Tweede Kamer eenige meerdere belangstelling wekt bij het algemeen. Niet alleen toch, dat de nieuwe kieBrecht- ontwerpen meer direct de belangen van allen gelden en dus daarom reeds van zelf meer de aan dacht trekken, maar het kiesrecht is nu eenmaal een onderwerp, waarmede reeds velen onzer lezers te maken hebbenverkiezingen in het algemeen wekken telkenmale belangstelling, ook zelfs bij hen, die daaraan geen werkzaam deel mogen nemenen eindelijk is de behandeling der ontwerpen eene zaak van zoo beschouwenden aard, vreemd aan ingewik kelde berekeningen of diepgaande redeneeringen, dat die ontwerpen eene eigenaardige aantrekkelijkheid hebben voor velen, en zij meer dan andere politieke onderwerpen binnen het bereik der groote menigte vallen. Ongetwijfeld is dan ook de 25ste Juli, de dag, waarop het kiesrecht-debat in de Kamer een aanvang zou nemen, door velen met belang stelling tegemoet gezien. Maar even zeker zal men zich over het algemeen vrij onvoldaan gevoelen over de tot dusver gehouden algemeene beraadslagingen. Yeel nieuws hebben de debatten nog niet opge leverd en hoewel dit betrekkelijk geene verwondering mag baren, waar over het onderwerp in behandeling door alle bladen en door vele leden der Kamer in vergaderingen schier alles is gezegd, wat ervan te zeggen valt, zoo zal toch spoedig de belangstelling verminderen, wanneer er niet wat meer pit in de dis- cussiën komt. Het ware inderdaad te wenschen, dat die leden, die geene nieuwe gezichtspunten te openen hebben, of althans de oude argumenten niet in een aantrekkelijk kleed weten te hullen, gedurende het verder debat het stilzwijgen bewaarden. Waar zoo herhaaldelijk hetzelfde gezegd wordt, achten we ons vanzelf ontslagen van de taak van elke rede ook zelfs maar een kort résumé te geven. Belangrijker zal het zijn uit de debatten af te leiden hoe de groepeering in de Kamer ten opzichte der kieswetten langzamerhand worden zal. Die groepee ring toch zal eene zeer bijzondere moeten zijn, waarbij van partijverband weinig meer sprake is, en die aan de eene zijde zich zal doen vormen eene ultra-conservatieve massa, die de voorstellen met hand en tand zal bestrijden tot den einde toe, aan de andere zijde eene groep van vooruitstrevenden met de regeering, die ze zullen verdedigen en daar- tusschen de bemiddelaars, die zullen trachten beide partijen met elkander, maar bovenal zichzelf met de regeering, te verzoenen. Eerst tijdens de nu aangevangen debatten zal kun nen blijken aan welke zijde de verschillende sprekers zich scharen, en welke partij in aantal wint of ver liest. Tot nutoe kan b. v. reeds gezegd worden, dat de Katholieke afgevaardigde van Druten, de heer Travaglino, tot de eerste groep zal behooren. Al de bezwaren van de verstokte conservatieven zijn door hem te berde gebracht, daarbij tal van autoriteiten aanhalende, die het allen natuurlijk met hem eens waren. De kieswetten zullen volgens hem ons lieve vaderland in de armen der sociaal-democratie voeren, alsof nog nimmer duidelijk was gemaakt, dat zij juist voldoening moeten sdhenken aan een talrijke massa, die anders uit ontevredenheid de gelederen der socialisten zal gaan versterken. Ook meent de heer Travaglino, dat eene uitbreiding van het kie zerscorps daarom niet noodig, omdat de huidige vertegenwoordiging door de belastinghervorming getoond heeft een open oog voor de belangen des volks te hebben, eene bewering, die zeker zon derling klinkt uit den mond van iemand, die met zijne vrienden, die hervorming op het vinnigst heeft bestreden. Een derde argument eindeljjk was, dat ridderlijkheid en hoffelijkheid jegens de Regentes het behandelen eener kiesrechthervorming, die agitatie in den lande kan verwekken, verbieden. Terecht merkte de heer Roëll tegen dit laatste argument op, dat juist nu de tijd tot kieswetwjjzi- ging beter gekozen is dan later wanneer onze jeugdige Koningin zelf de teugels van het bewind in handen zal nemen. Voor het overige was de rede van den Utrechtschen afgevaardigde, als altijd uitmuntend door helderheid van betoog en logischen gedachten- gang, zeker de belangwekkendste, die tot nutoe is gehouden. De heer Roëll toonde zich in de eerste plaats wat wellicht vele conservatieven zal ver baasd en gespeten hebben een voorstander van ruime kiesrechtuitbreiding; maar de weg, dien de Regeering daartoe aanwees, was niet de zijne. Het aantal nieuwe kiezers laat hem tamelijk onverschillig, aan eenig cijfer hecht hij niet. Maar hetkenteeken van maatschappelijken welstand ondervond bij hem ernstig bezwaar. En daarbij kwam zoo duidelijk uit, dat de heer Roëll gaarne verschillende categoriëen van nieuwe kiezers zou uitsluiten, dat er inderdaad sprake kwam van een geheel nieuw stelsel van kies bevoegdheid, wat zeker niet bevorderlijk kan zijn aan het gemeen overleg, waar toe de spreker zich bereid verklaarde en dat hij van de Regeering ver wacht. Is het alzoo nog niet uit te maken tot welke groep de heer Roëll zal zijn te brengen, omdat hjj te sympathiek was voor de Regeering om hem als tegenstander, maar toch te veel afwijkend op de hoofdgedachte der wet om hem zelfs maar als bemid delaar te kunnen aanmerken, duidelijker was gisteren het standpunt van twee andere liberale sprekers de heeren Tydeman en Levy. Met groote openhartigheid Vertolkte de eerste, hoe langzamerhand en geleidelijk het besef levendig bij hem geworden is, dat de democratische beweging onzer dagen recht van bestaan heeft, een gedachten- gang, die zeker bij talloos velen zijner partjjgenooten in en buiten de Kamer zou zijn op te merken, wan neer ze even rond voor hunne meening wilden uit komen, als de Tielsehe afgevaardigde. Nog deed hij de vraag of pensioneering en zorg voor de veiligheid van de werklieden, leerplicht en regeling van het arbeidscontract niet meer in het belang der politiek- onmondigen van het heden zouden zijn dan kiesrecht uitbreiding. Maar hij aanvaardde de gedane voor stellen als eene tegemoetkoming aan den drang daartoe in deze dagen van politieke en sociale ont wikkeling, en toonde zich met ernst bereid de regeering te steunen, vooral ook omdat de voor ge- gestelde uitbreiding eene langdurige periode van rust waarborgt, die vruchtdragend aan anderen so cialen arbeid kan worden besteed. De heer Levy schaarde zich mede aan de zijde der regeering. Deze Amsterdamsche afgevaardigde hekelde op scherpe en op de hem eigene professorale wijze het bekende Haagsche adres tegen de wet, en zag in deze kiesrechtuitbreiding drie voordeelen le. dat door de toelating tot de stembus van hen, die door de Grondwet niet onbevoegd verklaard zijn, de regeering recht wil uitoefenen2e. dat de kleine burger tot de stembus wordt toegelaten en daardoor wordt verheven in eigen oog, wat gunstig werkt op de volksontwikkeling, omdat de burger zal worden onttrokken aan zijn eigen beperkten kring en oog krijgen voor zaken van meer algemeenen aard 3e. dat door uitbreiding van het kiesrecht aan de wet zelve grootere zedelijke kracht, dus tevens grootere krachtigheid zal worden verleend, vooral omdat voortaan aan eiken klager zal kunnen gewe zen worden op de uitspraak van den Romeinschen con sul: >gehoorzaam de wet, die ge zelf gemaakt hebt." Dit laatste is zeker slechts ten deele waar, want hoever de voorstellen der regeering met de uitbrei ding ook gaan willen, er zal altijd nog een aan zienlijk deel der bevolking overblijven, dat aan het maken der wetten zelfs indirect niet heeft medege werkt. Er zijn toch altijd nog kenmerken van geschiktheid en maatschappelijken welstand, die eene beperking van het aantal kiesbevoegden tengevolge hebben en waardoor meerderen worden uitgesloten, en dit is allerminst den heer Levy onbekend, die in eene afzonderlijke nota uitvoerig grondwettige bezwaren heeft aangevoerd tegen die kenteekenen. Die grondwettige bezwaren werden trouwens door meerdere sprekers geopperd, en zeker werden ze het scherpst geformuleerd door den heer Roëll, die op kwam tegen het onderscheid, dat de Minister maakt tusschen een kenteeken en het bewijs voor dat ken- teeken. Volgens den Utrechtschen afgevaardigde moet het kenteeken zelf een bewijs zijn, anders is het geen teeken om iets te kennen, en het kan geen bewijs van zijne aanwezigheid noodig hebben. Hieruit trok echter de heer Roëll ten onrechte de conclusie, dat de kenteekenen, die de nieuwe kieswet bevat, niet aan de Grondwet beantwoorden. Hij verwierp het

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1893 | | pagina bijlage 1